1886. N°. 147. Dinsdag 14 December. 73slê jaargang. GOESCHE Da uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrsjdaöavono uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen al» buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 et In ons land vervoege men zich- voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. Do prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slecht» tweemaal berekend Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen werden van 18 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel In de week van 5 tot 11 December 1886 ia in deze gemeente EEN LIJDER aan mazelen overleden. Goes, den 13 December 1886. De Burgemeester van Goes, J. G. DE WITT HAMER. Dank zij den bekwamen spoed, waarmede de Tweede Kamer ditmaal de Staatsbegrooting behandelt, zal wellicht reeds heden het middelbaar onderwijs en daarmede ook de quaestie van de subsidiën aan mid delbare meisjesscholen aan de orde komen. Want, al heeft de Regeerintr, zich houdende aan de beslissing der Kamer van 11 Maart 1885, zulke subsidiën niet op de begrootiog geplaatst, het is, na al wat er in den laatsten tijd over geschreven is, wel niet twijfel achtig of er zal een punt van debat van worden ge maakt. Maar al komt er uit den boezem der Volksvertegen woordiging ook een voorstel tot herstel dier subsidiën en al valt daarover reeds heden eene beslissing, toch mag niet onbesproken blijveD het ingezonden artikel over «de metamorphose der middelbare meisjesscholen" in de N. R. Ct. van jl. Zaterdag, 2de blad. De inzender komt daarin hoofdzakelijk op stegen de meermalen geuite meening, als zou de hervorming, welke middelbare meisjesscholen als die te Goes en Middelburg ondergingen, van geen nadeeligen invloed zijn op het gehalte van het onderwijs." Hij gaat daartoe na de regeling der tegenwoordige meisjesschool en die der vroegere ten opzichte van onderwijzers en onder wijzeressen en de door hen te doceeren vakken; hij wijst op het vervallen van scheikunde en boekhouden als leervakken en het ontslaan van den leeraar in wis- en natuurkunde, om die vakken behoudens de wiskunde in de hoogere klassen op te dragen aan de onderwijzeressen met hoofdaktevroeger alleen leeraressen in de talen, geschiedenis en aardrijkskunde. Hij herinnert eraan hoe het toelatingsexamen is ver vallen en doet eindelijk de vraag«zal het onderwijs in de hoogste klasse zóó ontwikkelend kunnen zijn, op zóó breeden grondslag rusten als het middelbaar onderwijs veronderstelt Er zal wel niemand zijn, die deze vraag in ernst bevestigend zal beantwoorden. Maar zij geeft o. i. aanleiding tot de wedervraag is dit noodzakelijk 1 Wij gelooven het niet. Met den schrijver aannemende, dat de meisjes op 9 a 1 Ojarigen leeftijd op de meisjesschool komen en dat zij die dus op 14 a 15jarigen leeftijd verlaten, komt ons dit juist de geschikte tijd voor om zijne kinderen nog voor korteren of langeren tijd naar de kostschool te zenden, een maatregel, die te genwoordig maar al te veel wordt verzuimd. Natuur lijk kan dit alleen gelden voor de meergegoeden, doch voor den minderbevoorrechte, die niét juist van zijne dochters zeer ontwikkelde meisjes wil vormen, maar tevreden is, wanneer zij genoegzaam onder wijs hebben genoten, vooral in talen, om in eenige zaak te worden geplaatst of om met vrucht voor de eene of andere betrekking, waarvoor tegenwoordig vrouwen in aanmerking komen, verder te studeeren, is dan ook de tegenwoordige inrichting onzer meisjes school voldoende. Zijn er onder de meergegoeden dan die zoozeer tegen het systeem van kostscholen zijn, dat zij er hunne meisjes niet willen heenzenden, dan staat voor hen nog altijd de gelegenheid open om van eene meisjes-burgerschool in eene andere plaats gebruik te maken, wat vanzelf dan aan die gemeente ten goede komt. Blijven wij het alzoo voor Goes wenschelijk achten, dat de tegenwoordige regeling blijft bestaan en er zullen wel niet velen gevonden worden, die, al werd der gemeente subsidie aangeboden, tot eene reorgani satie op den vroegeren voet zouden willen medewerken voor steden grooter dan Goes kan eene middelbare meisjesschool eene werkelijke behoefte zijn. Maar aan nemende, dat die steden hare scholen niet zonder subsidie kunnen handhaven dan behoort toch weder de vraag gedaan te worden of het leven dier inrichtingen voldoende gewaarborgd wordt door het toekennen van rijkssubsidiën, die bij de eerstvolgende begrootiBg weder kunnen vervallen, omdat zij op geen enkelen wette- lijken grond kunnen worden verdedigd? Wij meenen die vraag ontkennend te moeten beantwoorden en wij gaan dan ook niet mede met de laatste zinsnede van het stuk in de N. R. Ct., waar de inzender zegt Wanneer dan het oogenblik nog niet gekomen is voor de reeds zoolang aangekondigde reorganisatie van de wet op het middelbaar onderwijs, waarbij naar wij hopen niet weder het onderwijs voor meisjes smadelijk over het hoofd gezien wordt, laat dan ten minste onze Tweede Kamer haren misslag herstellen en de regeering de macht verstrekken om de gemeenten'onder den arm te pakken, opdat ons verdere metamorpliosen onzer middelbare meisjesscholen gespaard blijven, opdat meer dere scholen naast de bestaande middelbare scholen voor meisje» verrijzen." Meer instemming koesteren wij voor zijne woorden «Het wordt meer dan tijd, dat de Nederlandsche staat zijn zorgen uitstrekt tot de meer wetenschap pelijke ontwikkeling der vrouw, de toekomstige moe der zijner zonen". Want de tijd daartoe ts gekomen. De tegenwoordige meerderheid der Kamer geeft gelegenheid om door wette lijke regeling dat onderwijs een vaste basis te verschaffen. Het is waar: eene eenvoudige regeling bij de wet blijft evenzeer afhankelijk van eene toevallige kamermeer derheid als eene subsidie, maar deze laatste moet ieder jaar weder opnieuw aan de orde komen, terwijl wetsverandering slechts kan geschieden door de aan neming van een bepaald daartoe strekkend voorstel. Wij zien daarom, juist in het belang van het mid delbaar onderwijs voor meisjes, liever uit de kamer een verzoek tot wettelijke regeling van dat onderwijs komen dan een voorstel om de subsidiën te herstellen. GOES, 18 December 1886. De commissie voor de Oeconomische Spijsuitdeeling te Goes zal dit jaar, in afwij king van den steeds gevolgden regel, reeds aanstaan den Maandag met hare bedeelingen aanvangen. Zij wordt daartoe dit jaar bij uitzondering geleid door de overweging, dat, al is de mazelen-epidemie zeer afgenomen en al bestaat er alle kans dat zij tegelijk met het wegstervend jaar afscheid van onze gemeente nemen zal, er inzonderheid tengevolge dier ziekte meer en vroeger dan in andere jaren behoefte is ontstaan. Immers reeds nu worden in menig gezin de gevolgen der epidemie gevoeld in naziekten, uitputting of gebrek. Het is te verwachten, dat in den ganschen nu aan- brekenden winter die gevolgen zich zullen doen ge voelen, en hoe spoediger in dezen hulp wordt geboden, hoe beter wellicht die gevolgen te voorkomen of al thans dragelijker te maken zijn. Dat daartoe het tijdig voorzien in versterkend voedsel kan medewerken zal wel geen betoog behoeven en zoo blijkt ook nu weder, dat naast de bonds en vereenigingen, waarmeê ons land ter bestrijding van maatschappelijke kwalen of tot verbetering der maatschappelijke toestanden over laden wordt, deze 70jarige Goesche instelling eene waardige plaats inneemt en krachtdadig optreedt waar te handelen valt en nooden gelenigd moeten worden. Wij houden ons overtuigd, dat de Goesche burgerij den maatregel met ingenomenheid begroeten zal. nWat een goede vrouw vermag!" was het on derwerp der lezing, gisteravond door den heer H. G. Hartman Jz., secretaris dezer gemeente, in een der zalen van het koffiehuis «De Prins van Oranje" voor de leden der werklieden-vereenigiDg «Eigen hulp" gehouden. In den aanvang der lezing werd het verschil in karakter, neiging, levensopvatting en wereldbeschouwing tusschen de twee deelen van het menschelijk geslacht aangetoond en tevens een blik in het verledene geworpen, toen de man, van zijn over wicht gebruik makende, de vrouw naar den huiselijken kring verwees, en haar meer als slavin dan als levens gezellin beschouwde. Ofschoon niet onverdeeld dwee- pende met de emancipatie der vrouw, zooals die in de tweede helft der 19e eeuw wordt gepredikt en door velen voorgestaan, meende de spreker toch, dat de vrouw nog iets meer kon doen, dan zich uitsluitend met het huis houden bemoeien, en bewees hij met onderscheidene voorbeelden, hoe vrouwen in verschillende takken van nijverheid, kunst en wetenschap hadden uitgemunt, hoe haar onderscheidene betrekkingen met goeden uitslag waren opgedragen en hoe door haar meerdere beroepen en bedrijven met goed gevolg waren uitgeoefend. Zoo doende erlangden de hoorders een juist inzicht in »u>at eene goede vrouw vermagzoowel in huis als in gezel schap, in de maatschappij en in den staat. Maar om haar daartoe in staat te stellen en hieraan was het laatste gedeelte der lezing gewijd behoefde de vrouw eene goede ontwikkeling overeenkomstig haren stand en haren aanleg. De spreker drong er dan ook op aan, dat degelijk onderwijs aan de meisjes gegeven worde en hield de aanwezigen voor oogen, dat het hunne dure verplichting was, om voor hunne dochters van de gelegenheden tot het erlangen van goed on derwijs gebruik te maken. De toespraak werd met onverdeelde aandacht gevolgd. Na de pauze gaf de heer H. nog eene kleine novelle ten beste over de Bentheimsche gravin Geertruida Van Zeist, welke van den vorst-bisschop Christoph Bernard Van Galen zooveel te verduren had, omdat zij, bij onwrikbare huwelijkstrouw, onversaagde moederliefde en gehechtheid aan hare gevoelens op staatkundig en godsdienstig gebied, zich niet met zijne inzichten ver eenigen kon. Was de lezing een bewijs, dat de spreker geen vreemdeling is op socialistisch gebied, de bijdrage toonde, dat hij zich ook op het veld der inkleeding van de geschiedenis in het luchtig gewaad der novelle weet te bewegen. Jammer, dat de bijeenkomst zoo schaarsch bezocht waszelfs ondanks de oproeping per advertentie en afzonderlijk biljet aan ieder der leden waren slechts een veertig leden en slechts ééne vrouw aanwezig. Vóór de spreker zijne taak begon, richtte hij, naar aanleiding der benoeming van den president L. Sampon tot eene voordeeligere maatschappelijke betrekking te Groningen, een woord tot de leden der vereeniging en tot den president, waarin hij wees op het verlies dat de eerste zal lijden door het vertrek van den tweede, dien hij gelukwenschte met de hem te beurt gevallen lotsverbetering. Ierseke. De heer L. L a b a n heeft onverwacht ontslag genomen als lid van den gemeenteraad en als lid van het Algem. Armbestuur. Nisse. De heer L. Nieuwenhuijse heeft zijn ontslag genomen als lid van den Gemeenteraad. De heer W. Wondergem is herbenoemd als lid van het Burgerlijk Armbestuur. Bij kon. besluit is aan dr. S. D o b b e 1 a e r D e W i n d tte Middelburg, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als plaatsvervangend lid van den geneeskundigen raad voor Zeeland. Bij ministeriëele beschikking van 29 Nov. no. 5 is bepaald, dat voortaan geen postpakketten meer ter verzending mogen worden aangenomen, welker gewicht 5 kilo te boven gaat. Het goedkeuringsmerk voor de maten, gewichten en gasmeters gednrende 1887 te bezigen, zal zijn bij den ijk en herijk der maten en gewichten de letter X in den gewonen drukvorm, schuin gesteld, en bij den ijk van gasmeters de Koninklijke kroon het merk, waar de eerste stempeling heeft plaats ge had, zal voor het kantoor Middelburg zijn het cijfer 12. Het Vrijdag bij de Tweede Kamer ingekomen en terstond in de afdeelingen onderzochte wetsont werp strekt om gedurende twee jaren, te rekenen van 1 Juni 1887, de heffing van uitvoerrecht op suiker in Indië te schorsen. Gedurende dien tijd zal verwacht de Regeering wel eene nieuwe regeling der landrente tot stand worden gebracht, waarmede de beslissing over het alsdan niet voortbe staan van alle Indische uitvoerrechten op landbouw producten verband houdt. In tegenstelling met Standaard en Tijd wordt het optreden van dr. Schaepman gunstig en zijn voorstel zelf vrij gunstig beoordeeld, door de Prot. Noordbr. en de Boodschapper. Dit is van eenige be- teekenis, daar men weet dat de Prot. Roordbr. geïn spireerd wordt door den heer Lohman en de Boodschap per, al heeft zij tegenover ons eenmaal ontkend dat de heer Keuchenius haar inspireert, toch doorgaans in haar inzichten met die van den heer Keuchenins overeenstemt. Opmerkelijk is in het entrefilet van Loh- man's orgaan deze zinsnedeAls de pers voortdurend onmogelijke eischen steit en zelfs datgene afbreekt wat bijkans eenstemming de leiders in het Parlement voorstellen, dan verbaze men zich niet over de terug houding der partij als zoodanig". Ook is leerzaam de erkentenis «dat men aan gezamenlijk overleg der rechter zijde niet te veel waarde moet hechten, want dat, althans naar den schijn te oordeelen, sommige leden der rechterzijde om de grondwetsherziening te beletten, desnoods de kans op oplossing der schoolquaestie zouden laten voorbijgaan. Vaderl.) De Werkmansbode (Red. B. H. Heldt), het voorstel-Schaepman besprekende, acht het ver langen, uitgesproken in de zinsnede krachtens welke zoowel het bijzonder als het openbaar onderwijs geldelijk zou gesteund worden, voor zoover het de schoolgelden en kosten van bedeelden en onvermogenden betreft, zeker niet overdreven, indien daaruit mag afgeleid worden, dat de voorsteller de wet op het lager onderwijs gehandhaafd wenscht te zien en dat hij voor het bij zonder onderwijs geen verderen onderstand verlangt dan die gelden, waarin de ouders of voogden der school gaande jeugd niet kunnen voorzien. Na hierop de verklaring te hebben laten volgen, dat de schrijver met de hezwaren der voorstanders van het bijzonder onderwijs niet instemt, maar dat hij wel rekening wil houden met het feit, dat het onmogelijk gebleken is, zich hieromtrent te verstaan, concludeert hij aldus «Intusschen vinden wij het initiatief van den voor steller een kloeke daadzelfs zien we er een streven in om tot overeenstemming te geraken zonder veel- eischend te zijn, in betrekkelijken zin altijd. Het is geen voorstel dat vijandig mag bejegend worden, maar hoeveel liever zouden we hebben gezien dat de voor steller, de man die zijn groote geestesgaven ook aan deugdelijk onderwijs te danken heeft, had mede gewerkt tot zoodanige verbetering van het openbaar lager onderwijs, als waardoor dit het waarachtig volks onderwijs kon worden, toegankelijk voor allen. Wij weten echter dat het hier de quaestie geldtde Kerk of de Staat oppervoogd of oppertoezichthouder". In zake het Juli-oproer geeft de Werkmansbode het volgende te lezen Daar aanleiding van het gevoerd proces tegen de steenwerpers «Wij ontdekten geen zweem van invloeden, waardoor rechters zich konden laten beheerschenveeleer trof ons zoowel het onbevooroordeelde als het humane bij verhoor en requisitoir, en dit wenschen we te doen uitkomen als verblijdend teeken des tijds. Dat er nog vrij wat duisters in die zaak niet aan 't licht is ge komen, hoofdzakelijk met betrekking tot de herhaling der woeste tooneelen op Maandag, dat is wel gebleken. Een der verdedigers van de beschuldigden heeft o. a. gezegd, dat er zeer rijkelijk jenever is uitgedeeld door »Maandags-heeren" en zelfs «jufvrouwen", en dit als juist aannemende, dan rijst dadelijk de vraagwie waren die lui, waarom deden zij dat? Maar dan is ook niet minder waar dat de hoofdschuldigen hier wederom buiteD schot blijven. Zal de aardsche gerech tigheid ooit deze leemte in de straftoedeeling kunnen aanvullen? Het ware te wenschen". De groote meerderheid der Eerste Kamer heeft zich, in de afdeelingen, bereid verklaard de definitieve verhooging van den a c e ij n s op het gedistil leerd toe te staan in de tegenwoordige omstandig heid. Enkele leden beschouwden den maatregel, die ook voor handel en industrie nadeelig werd geacht, als een bewijs, dat een belasting op het vermogen in portefeuille niet van deze Regeering kan worden ver wacht, daar toch verhooging indertijd alleen werd vast gesteld om in de behoeften der schatkist te voorzien na verwerping der toen aanhangige belasting-voorstellen. De opbrengst van 's-Rijks middelen be droeg in Nov. jl. 10,345,858.88, tegen ƒ9,970,612.33 in Nov. 1885 en tegen een raming van ƒ8,846,017.83 voor een maand. Sinds 1 Jan. jl. bedroeg de opbrengst 100,114,032.32%, tegen 97,126,636 in dat tijd vak van 1885. Zooals zich verwachten liet hebben de discussies in de le Kamer over de gemeentelijke belastingwetjes nogal oponthoud veroorzaakt. Bij de bezwaren, in de Tweede Kamer tegen deze wetjes geopperd, voegde zich hier het staatsrechtelijke bezwaar, dat de Kamer door wijzi gingen daarin te brengen, het recht van amendement had misbruikt in strijd met de door de grondwet ge waarborgde autonomie der gemeenten. Het bezwaar is niet zeer begrijpelijk, daar de autonomie der gemeenten niet wegneemt, dat de gemeentewet regelen stelt voor het plaatselijk belastingwezen, en dan ook wel de wet gever regelen mag stellen wanneer aan sommige ge meenten vrijheid wordt gegeven van die algemeene regelen af te wijken. Een andere vraag is, of de wijzi gingen niet wel eens onbedacht worden aangebracht. De MiD. van Binnenl. Zaken erkende Zaterdag zelf schuld, daar hij zonder goed op de hoogte te zijn Vvere met een hooger accijns op gedistilleerd had begiftigd om het te verlossen van een rogge-accijns, die op bracht1,85%(Fad) In de N- R. Ct. komt onder de ingezonden stukken het volgende voor «Eene vraag. Sinds eenigen tijd verschijnt bij den uitgever J. A. Wormser te Amsterdam een anti-revo lutionair weekblad. Het draagt den naam Patrimonium Het is het orgaan van het Verbond Patrimonium, dat gezegd wordt circa 6000 leden te tellen en «het grootste Werkliedenverbond in Nederland" te zijn. Het tracht mede te werken tot de oplossing der sociale quaestie. Behoef ik op te merken, dat de inhoud van dit blad belangrijk is voor allen Daarom vestig ik de aandacht op eenige zinsneden in het nommer van heden (10 December) in het hoofdartikel «Onze Volks toestand". Zij luiden: «Wat toch baat hun (nl. aan de slaven en slavinnen der onbeperkte vrije concur rentie) het liberalistisch gebazel, dat allen gelijke vrijheid bezitten, en zij zien de doodtrekkers van palingen veroordeeld, en hen die paarden martelen, ja menschen aan hun winzucht opofferen, bewierookt en geprezen. Wat zien zij van gelijkheid voor de wet, als de arme misdadiger, terecht van zijne vrijheid beroofd, aan heimwee achter het kerkerslot wegkwijnt en sterft, en de rijkere, die even schuldig is, óf gratie verkrijgt en om oorzaak van verkwijning wordt vrijgelaten óf van alles wordt verzorgd, ja door den «handhaver der wet" vergoelijkend en vertroostend wordt toegesproken. Wat heeft het volk aan de Broe derschap der Revolutie door liberalen toegepast, waar zij door den strijd om het bestaan genoodzaakt, hun vrouwen en kinderen aan de machine zien gekluisterd, en hun gelukkige natuurgenooten zich zien baden in weelde." De geest waarin dit blad geschreven wordt, kan uit deze woorden eenigszins worden gekend. Indien ik nog aanstip, dat jhr. mr. T. A. J. Van Asch Van Wijck, mr. L. W. C Keuchenius, led»n der Tw ede Kamer, jhr. mr. M. A. De Savornin Lohman, advo caat-generaal bij den Hoogen Raad der Nederlanden, W. Hovy, lid van den gemeenteraad van Amsterdam

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1886 | | pagina 1