1886. N°. 133.
Donderdag 11 November.
73sle jaargang.
Indische begrooting.
GOESM
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen alz buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 et.
In ons land vervoege men zich- voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
-ro.D-C/
n&Z^TL
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen werden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regeL
OPENBARE VERGADERING
van den]
Baad der gemeente Goes,
op VRIJDAG den 12 NOVEMBER 1886,
des namiddags te 2 uren.
Goes, den 10 November 1886.
De Secretaris,
HARTMAN.
Punten van behanoelinq:
I. Notulen.
II. Mededeelingen.
III. Ingekomen stukken.
IV. Benoeming van een directeur-boekhouder der
gasfabriek.
V. Idem van een lid der Commissie van toezicht
op de gemeente-apotheek.
VI. Rekening van het Burgerlijk Armbestuur over
1885.
Zelden stonden de Staten-Generaal voor zulk eene
ernstige zaak als ditmaal de Indische begrooting blijkt
te zijn. Dit is een natuurlijk gevolg van den loop der
gebeurtenissen. Terwijl sinds 1873 het grootste deel
van het Indische leger op oorlogsvoet met Atjeh is
en geteisterd wordt door ziekten zoowel als door het
vijandelijk zwaard, is dat leger eindelijk geworden eene
schaduw van hetgeen het moet zijn. Eene ernstige
handelscrisis, die ook in Indië zich geweldig deed ge
voelen, en eindelijk de crisis, waaronder de suiker
cultuur dreigt te bezwijken, deze zijn de ernstige om
standigheden van het oogenblik.
Groot is de verantwoordelijkheid welke op de Volks
vertegenwoordiging drukt, nu zij weder heeft te be
slissen of het beleid van dezen Minister van Koloniën
kan en mag goedgekeurd worden.
De Atjeh-zaak vooral vraagt de hoogste aandacht. De
zoogenaamde geconcentreerde stelling op Atjeh eischt
nog altijd een 6000 man vaste bezetting. Zeer wei
nigen zullen er zeker gevonden worden, die het dezer
dagen door een oud-Indisch hoofdambtenaar gegeven
advies zullen willen opgevolgd zien ook uit deze stel
ling terugtrekken en alleen een fort op de kust van
Atjeh of het eilandje Poeloe-Bras bezet houden.
Zulk een terugtrekken Zou de noodlottigste gevolgen
kunnen hebben. Het zou aan de geheele Inlandsche
bevolking luide verkondigen, dat wij niet meer in staat
zijn ons gezag in Indië te handhaven. Wie weet of
niet eene algemeene vijandige beweging in Indië er
het gevolg van zou wezen.
Er is evenwel nog eene andere overweging. De eer
van de nationale vlag staat op het spel met een terug
trekken uit Atjeh. Dit achteruitgaan zou ons aanzien
in Europa geheel wegnemen, en juist een kleine staat
als Nederland, die tevens groote koloniale mogendheid
is, moet dubbel naijverig zijn op zijne eer.
Wij kunnen dus aannemen dat eene bezetting van
het thans door onze troepen ingenomen Atjeh-gebied
nog lange, lange jaren noodig zal zijn. Minstens 6000
man zal men daarvoor voortdurend behoeven.
Was nu het Indische leger op de organieke sterkte,
niet op het papier, maar in de werkelijkheidbestond
het uit geoefende, valide manschappen, er zou wellicht
minder bezwaar bestaan. Maar het is met dat leger
allertreurigst gesteld.
Een groot deel van de manschappen is voortdurend
op transport om de Atjeh-bezetting aan te vullen of
af te lossen. Men behoeft niet te vragen wat er van
oefening en krijgstucht terechtkomt in zulke om
standigheden.
Het allerergst is evenwel dat de beri-beri het leger
in Indië ondermijnt, daar bij honderden de manschap
pen sterven of moeten afgekeurd worden.
Hoevelen van de 8000 Europeesche soldaten, welke
in het Indisch leger gevonden worden, zouden op dit
oogenblik werkelijk flinke krijgslieden genoemd kunnen
worden
Dat bij dezen stand van zaken ernstige maatregelen
dienen genomen te worden, is vrij duidelijk. Uit de
Indische begrooting blijkt daarvan evenwel niets. De
Minister trekt een zeker bedrag uit voor handgeld
en premie voor vrijwilligers, als naar gewoonte. Dat
er evenwel heel iets anders noodig is, kan men
nagaan als men zich herinnert dat het handgeld voor
den man, die zich voor den Indischen militairen dienst
verbindt, nog veel lager is dan wat hier door een
remplafant wordt verdiend, die zoo wat een jaar onder
de wapens blijft.
Een verhoogd handgeld, met vooruitzicht na een
niet al te langen diensttijd eene zekere som in handen
te krijgen, zou waarschijnlijk velen bewegen zich aan
den militairen dienst te verbinden. Verder dient het
lot van den Indischen soldaat verbeterd te worden.
Hij moet niet als uitvaagsel, maar als de feitelijke
waarborg voor ons koloniaal bezit beschouwd worden.
De regeering heeft herhaaldelijk beweerd dat de
voeding en de verpleging van den Indischen soldaat niets
te wenschen overlaten. Maar vreemd is het dan dat
volgens het oordeel van meest alle geneesheeren in
Indië onvoldoende voeding beri beri veroorzaakt, terwijl
krachtige voeding haar voorkomt. In 1883 kwamen
reeds beri-beri-gevallen in grooten getale voor in de
gevangenis op het fort Nieuw-Amsterdam in de ko
lonie Suriname. De commissie van geneesheeren, door
de regeering belast met een onderzoek, kwam eenparig
tot het besluit, dat de beri-beri-gevallen het gevolg
waren van slecht, ondoelmatig of onvoldoend voedsel.
Daar het nu bekend is dat de tegenwoordige Mi
nister van Koloniën alles op haren en snaren heeft
gezet om de uitgaven te besnoeien, en tevens dat er
in het vorige jaar vereenvoudigde «voedingstarieven"
werden ingevoerd voor leger en vloot, vreezen wij
dat de onvoldoende verzorging van den soldaat in
Indië de vreeselijke ziekte krachtig in de hand heeft
gewerkt.
De Minister moet dan ook in de stukken bij zijne
begrooting erkennen dat men in Atjeh tot de oorspron
kelijke voedingswijze is moeten terugkeeren eene
erkentenis dat men er van was afgeweken.
Aldus werving op krachtige schaal en onder betere
voorwaarden, betere verzorging van den soldaat in
Indië. Hoe eer de plaatsvervanger uit het leger hier
te lande verdwijnt, des te beter om de werving voor
Indië in de hand te werken.
Wij hebben evenwel luttel hoop dat deze minister
van koloniën, die vóór alles de fiscale man is, met
onbekrompen blik de middelen zal weten te vinden
om het verval van het Indisch leger tegen te gaan.
Op het tweede hoofdpunt in de huidige Indische
toestanden, de suikercultuur, leeren wij opnieuw den
minister kennen als een fiscaal man.
De suikercultuur, die na de wet van 1870 van den
minister De Waal is geworden eene voorname bron
van bestaan voor den inlander, wordt met ondergang
bedreigd door de ontzaglijke daling van den markt
prijs en de mededinging van de beetwortelsuiker.
De suikerindustrie vereischt ontzaglijke kapitalen.
Eene goed ingerichte fabriek kost 4 ton, terwijl een
bedrijfskapitaal van 3 ton al spoedig noodig is. Het
is dus te begrijpen, dat de meeste fabrikanten voor
een groot deel door hypotheken of leeningen bij geld-
instituten de zaken moeten gaande houden. Zij, die
voor meer dan de helft millionair zijn, zullen toch
wel niet al hun vermogen in eene suikerfabriek steken.
Het gevolg is dat zoodra, zooals thans, de markt
prijs daalt beneden den productieprijs, onfeilbaar de
fabrikanten moeten ophouden te werken en de geld
schieters, de banken dus, eveneens schromelijke ver
liezen moeten ondergaan.
De gewichtigste belangen van den Staat staan dus
op het spel: eene groote industrie, het kredietwezen
hier zoowel als in Indië, de welvaart van den inlander,
handel en scheepvaart.
De Begeering zal dus nu krachtig optredenen
zij biedt aan de suikerfabrikanten de gelegenheid om
bij den Staat, onder alle mogelijke voorzorgen, geld
op te nemen tegen 6 pet. Misschien zou zulk een op
treden van den Staat als allerhoogste kredietbank te
verdedigen zijn als men met zekerheid kon verwach
ten, dat over een jaar de suikerprijs van nu verdub
beld was.
Daarop bestaat echter niet het minste uitzicht. De
eenige weg om de industrie te helpen is baar te bevrijden
van de belemmeringen, welke de staat zelf haar in
den weg heeft gelegd. De uitvoerrechten op de suiker
in Indië moeten vervallen of verminderen, de spoorweg
vrachten verlaagd worden, dan zal de industrie den
strijd kunnen volhouden.
Gaat de suiker-industrie op Java te niet, dan zouden
de uitvoerrechten van zelf vervallen. Beter dus dat de
staat in dit opzicht eene opoffering doe teneinde eene
industrie te behouden, die op Java veel geld onder de
bevolking brengt en welker verdwijnen vooral in de
tegenwoordige tijden een bijzonder grooten invloed
kan hebben op de stemming der inlanders. Bovendien
treedt dan de staat niet op als bankier voor eene
bepaalde soort industrie, maar toont hij slechts een
open oog te hebben voor datgene, wat de vrije bewe
ging van een nuttigen tak van nijverheid kan bevorderen.
Maar ook hiertegen komt weer het fiscale gemoed
van den Minister in verzet. Dat nooit! Geen vermin
dering van inkomsten, dan liever eene bankiersoperatie 1
Nu spreken wij nog niet eens van de afschaffing van
den accijns op de suiker in ons land, omdat deze bui
ten bereik van den Minister van koloniën is.
Het schijnt ons toe dat, wanneer de Minister om
trent de opheffing van het Indische leger en de instand
houding van de suikernijverheid niets meer wil doen
dan tot heden blijkt, de Staten-Generaal zich behoo-
ren te bedenken, of zij hun vertrouwen langer aan
dezen Minister kannen schenken.
GOES, 10 November 1886.
Aan de M. Ct. wordt uit Goes gemeld, dat een
kind, nagenoeg van mazelen hersteld, door te
vroeg buitenkomen ingestort en overleden zou zijn.
De bedoeling der waarschuwing prijzende, welke in
ieder geval haar nut kan hebben, zoo kunnen wij
echter verzekeren, dat gedurende November nog slechts
2 kinderen overleden waren en beiden, volgens de offi-
ciëele geneeskundige verklaring, aan darm-catarrh.
Eerst gisteravond te 6 uren is een kind aan ma
zelen, die, zooals men dat noemt, «niet wilden uit
komen", overleden.
Gisteren zijn 28, heden 34 nieuwe gevallen aange
geven. De ziekte blijft goedaardig.
Als een bewijs dat er ten platte lande op de
hulppostkantoren soms heel wat meer omgaat
dan men oogenschijnlijk wel zou denken, plaatsen wij
bij uitzondering het onderstaande bericht, ons toege
zonden uit Kolijnsplaat
Er werden in de maand October aan het hulpkan
toor aldaar verzonden998 binnenlandsche gefrankeerde
en 6 ongefrankeerde brieven230 dienstbrieven, 317
briefkaarten en 218 drukwerken, le, 2e en 3s klasse;
samen 1769 stuks. Ontvangen werden 1126 brieven,
247 briefkaarten, 2232 drukwerken, 245 dienstbrie
ven en 2 monsterssamen 3852 stuks. Zoowel ver
zonden als ontvangen samen 5621 stuks, of gemiddeld
181 stuks per dag.
Daarenboven werden nog behandeld62 aangetee-
kende brieven, 120 postwissels, 26 quitantiën, 6 in
lagen en terugbetalingen postspaarbank en 182 post
pakketten.
Er werden 1598 postzegels uitgegeven of gebruikt
en 366 brietkaarten, 34 briefomslagen van 5 54 ets.,
3 postbewijzen, 92 postwissel-formulieren, 45 formu
lieren voor adreskaarten en 354 plakzegels afgegeven.
Door het telephoonkantoor werden in de maand
October verzonden70 berichten, ontvangen 52sa
men 122 berichten.
Bij Zr. Ms. besluit is, met ingang van 1 Januari
1887, benoemd tot commissaris der loodsen te Vlis-
singen H. J. Karei, eerste stuurman in het vaste
korps dek- en onderofficieren der marine.
Het telegram, Maandag bij de Tweede Kamer
ingekomen, (zie laatste berichten in ons vorig nom-
mer) en geteekend door de heeren W. Suermond en
N. D. Van den Berg te Soerabaija, luidt als volgt
«Daartoe aangezocht en gemachtigd door alle ver-
eeniging6nvansuikerfabrikanten, geven
de ondergeteekenden eerbiedig te kennen het volgende
in strijd met koninklijke toezegging in troonrede wor
den algemeene belangen geenszins gebaat door inge
diende suikerwetvoortbestaan der suikerindustrie
alleen mogelijk door ontheffing van alle fiscale en
andere lasten, niet door maatregelen als thans voor
gesteld. Verzoeken daarom eerbiedig behandeling ont
werp op te schorten, tot dezerzijds bezwaren ter kennis
uwer Kamer kunnen gebracht zijn."
Dit adres is door de Kamer voor kennisgeving aan
genomen.
De wetsontwerpen zijn reeds in de afdeelingen
onderzocht, maar, naar het Vad. verneemt, algemeen
ongunstig ontvangen.
Bij koninklijk besluit is benoemd tot ontvanger
der directe bplastingen en accijnzen te Nieuwer-Amstel
c. a. G. W. F. d. C a 11 e n f e 1 s, thans te Woerden
c. a.
Bepalingen voor het examen van hen, die tot
surnumerair voordendienstvan'sR ij ks
schatkist wenschen benoemd te worden, zijn bij
Koninklijk besluit van 30 October vastgesteld, dat
opgenomen is in de Staats-Courant no. 263. Io
het volgend jaar kan één zoodanig surnumerair worden
aangesteld. In Maart zal het vergelijkend examen
plaatshebben. Zij, die daartoe wenschen te worden
toegelaten, moeten zich uiterlijk op 1 Febr. 1887 bij
het Depart, van Financiën aanmelden met de in het
straks bedoeld besluit genoemde stukken.
Het graphische overzicht, dat bij de m i 11 i -
oenenspeech van den Minister van Financiën
gevoegd was, wordt door het Handelsblad ontleed.
De «millioenen iu ruitjes" noemt het blad 't. Het wijst
op het groote verschil tusschen vroeger en thans en
zegt o. a.
«Zooals men weet, hebben de Indische overschotten
niet enkel in staat gesteld, de talrijke millioenen aan
te vullen, welke aan den gewonen dienst ontbraken,
maar bovendien de Staatsschuld aanmerkelijk te ver
minderen. In 1877 had het rentebedrag het laagste
cijfer bereikt: het was met de verplichte amortisatie
tot even boven 26 millioen gedaald, terwijl de gewone
ontvangsten tot bijna 100 millioen waren gestegen.
De verhouding was dus in bijna 30 jaar van 61 tot
iets boven 26 pCt. verbeterd. Bleef in 1850 slechts
23 millioen voor de andere uitgaven beschikbaar, in
1877 hield men daartoe ruim het drievoud, nl. 74
millioen over.
«Sedert is de rentelast weder gestegen. Het jaar
1877 was namelijk tevens het laatste, waarin een
Indische bijdrage ter beschikking kwam. Voor spoor
wegen, havenwerken, kanalen, vestingen, oorlogsschepen
bleven groote bedragen noodig, waarmede de schuld
werd vergroot. Zoodoende is in de laatste 10 jaren
het bedrag, dat aan rente en schulddelging te betalen
was, van 26 millioen weder gestegen tot over de 33
millioen".
Veder leert het Handelsblad uit 's Ministers rede
voering, dat onze inkomsten, na aftrek van opgenomen
geld en verhoogde belastingen, sinds 1861 op één
hoogte gebleven, ja thans zelfs aan het verminderen
zijn. Dit stemt tot groote voorzichtigheid en ernstig
streven naar zuinigheid in het Staatsbestuur en naar
een betere inrichting van het belastingstelsel.
Aan de Tweede Kamer is een adres gericht door
het Alg. Ned. Vredebond, de Kamer eerbiedig
verzoekende, bij de aanstaande Grondwetsherziening
art. 56 zoodanig te wijzigen, dat als beginsel worde
uitgemaakt, dat geen oorlogvoeren door eene Neder-
landsche Regeering zal zijn toegelaten zonder de voor
afgaande toestemming der Staten-Generaal.
De commissie voor de arbeids-enquète
uit de Tweede Kamer heeft zich ook gewend tot de
Maatschappij ter bevordering van geneeskunst, met
verzoek om zakelijke mededeeling van wat door de
leden der Maatschappij omtrent den toestand der arbei
dende klassen is waargenomen.
Van de geschriften over sociale vragen, verspreid
wordende vanwege de Liberale Unie, zal nog
dit jaar eene serie van zes nummers het licht zien
Daar de aanvoer van beetwortels steeds
voortduurt zoo wordt aan het Dagbl. geschreven
kan men nog niet met zekerheid bepalen, wanneer de sui
ker fabrieken te Zevenbergen zullen ophouden te werken.
Algemeen verwacht men echter, dat ongeveer half
December de campagne zal geëindigd zijn.
De hoofdcommissie voor de in het volgende jaar te
Amsterdam te houden tentoonstelling van voedings
middelen enz. heeft het goede plan opgevat, de
terreinen achter het tentoonstellingsgebouw niet te
maken zooals tot heden maar al te dikwerf gebeurde,
tot een staalkaart van alle soorten van kiosken, ge
timmerten, enz., maar een groot deel er van te be
stemmen tot een bebouwing, die een groote aantrek
kelijkheid te meer voor de tentoonstelling zal zijn.
Op dat terrein zal men zich als verplaatst zien op het
marktplein eener oud-Holl. stad omstreeks het midden
der 17de eeuw, tot het aanleggen waarvan de kunst
schilder de heer C. Springer zijn medewerking heeft
toegezegd.
Volgens telegram uit Aden zou het officiëele
onderzoek omtrent de aanvaring van de «Hubbock"
met de «Prins Hendrik", in het voordeel van eerst
genoemde zijn afgeloopen. Het certificaat is aan de
«Hubbock" uitgereikt en het stoomschip 5 November
naar Londen vertrokken.
In De Wekker wordt de aandacht gevestigd
op het slordig gebruik, dat gemaakt wordt van het
woord «terechtkomen."
Zoo spreekt men vaa een kind, dat, van een trap
vallende, met bet hoofd (de schrijver in De W. zegt,
waarschijnlijk om alle onzekerheid weg te nemen, zijn
hoofd) terecht kwam op een steenen vloer en stierf;
dat iemand, op een boot willende springen, in het
water terecht kwam en verdronk; dat een schot
hagel, door een jager op een koppel patrijzen afge
zonden, terecht kwam in het hoofi van zijn vriend,
die dood nederstorttedat een geheele familie met
een wagen van den dijk stortte en terecht kwam in
een kanaal, waar de eene helft verdronk, enz.
De schrijver heeft gelijk, dat het in dergelijke zinnen
zeer oneigenlijk, ja averechts verkeerd is, van terecht
komen te spreken. Minder juist is hij, ais hij die
zonde uitsluitend stelt op rekening van berichtgevers
aan dagbladen. Maar dit neemt niet weg, dat het
toch ook geen kwaad kan, er de aandacht van die
berichtgevers en van de correctoren der dagbladen
eens op te vestigen. (D.)
Dierlijk voedsel schijnt voor varkens een voor
behoedmiddel te wezen tegen de varkensziekte.
Visch, bij voorbeeld, wordt in zeeplaatsen in tamelijke
hoeveelheid aan de varkens verstrekt, en ook waar
men afval van slachterijen, vleesch, ingewanden enz.
aan de varkens g-ieft, blijven de dieren doorgaans van
de ziekte verschoond. Nu de ziekte alom weder heerscht,
zou eene proef aanbevelenswaardig kunnen zijn.
(N. R. Ct.)
Gisteravond hield de vereeniging «de Am
bachtsschool" alhier eene algemeene vergade
ring, waarin de rekening over het dienstjaar 1885/86
werd goedgekeurd en vastgesteld io ontvangst op
ƒ5804,62, in uitgaaf op ƒ5046,18 en alzoo met een