1886. N°. 132.
Dinsdag 9 November.
73sle jaargang.
Obligatiën
VERHUIZING
Haagsche Brieven,
GOESCHE
D« pit ;ave dezer Courant geschiedt ItxiNDta, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75,
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 et.
In ons land vervoege men zich* voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen werden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingenniet meer dan A regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vergelding van liefdegaven 5 cents per regel
Op beden zijn ten raadhuize uitgeloot de volgende
van de gevestigde schuld dezer gemeente.
No. 257 groot ƒ2400, 3 pet. restant van 't vorige jaar.
i 241 600, gedeeltelijk.
160 600,
«164 1200,
i 165 1200,
238 i 600,
258 1800,
x. 292 1*200, 5>
347 1200.
welke uitgelote obligatiën in de maand Januari ten
kantore van den gemeente-ontvanger, tegen overgifte
der stukken, kunnen worden afgelost.
Goes, den 6 November 1886.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. J. RAMONDT 1. b.
De Secretaris,
HARTMAN.
Den ingezetenen wordt herinnerd, dat zij verplicht
zijn, bij
daarvan aangifte te doen ter Secretarie der gemeente,
alsmede dat het hoofd van een gezin tot gelijke aan
gifte verplicht is bij elke verandering, die er in het
gezin, met betrekking totde bevolkingsregisters,voorvalt.
Goes, den 6 November 1886.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. J. RAMONDT 1. b.
De Secretaris,
HARTMAN.
IV.
Ars longa, vita brevis (de knnst is lang, het le
ven is kort) was de spreuk der oudheid en dit was
goel gezien, want overleefde de kunst den mensch
niet, lag er in de kunst niet de tegenstelling van het
onvergankelijke en vergankelijke, ik zou waarlijk vree
zen, M. d. R., dat we in de residentie er slecht aan
toe waren en de kunst zou ondergaan in onverkwik
kelijke kleingeestigheden en onbehaaglijke persoonlijke
zaken. Ik heb indertijd in de Geschichte der Deut
schen Dichtung van Gervinus gelezen: «Die Kunst
hat es eigen, dasz sie den Menschen stille, ruhig and
friedlich macht". Het tegendeel aanschouwde sinds
geruimen tijd reeds de residentie. Het Diligentia-con-
cert, de maatschappij welke in het winterseizoen de
élite van den Haag op de dei majores van de kunst
wereld vergast, welke door het bekende Haagsche
orkest de beste toonscheppingen der classici doet uit
voeren, die maatschappij was reeds een paar jaren 't
middelpunt van een tweedracht, welke, naar men mag
hopen, thans voor goed een einde zal hebben genomen.
Toch was de strijd opmerkelijk genoeg om ook buiten
onze stadspalen aan de vergetelheid te worden ontrukt,
te meer wijl een persoonlijkheid van zeer nabij er in
betrokken was, wien een plaats onder onze beroemde
mannen verzekerd blijft.
Onze geniale Verhulst zwaaide bijna een kwart
eeuw onbeperkt den schepter op het concert-Dili-
gentia. Hij was de alleenheerscher, wiens troon met
den meesten eerbied werd genaderd en wiens woord
een onveranderlijke wet was voor zijne onderdanige
omgeving, tot op eenmaal de tijdgeest in zóóvele
hoofden krachtig genoeg post had gevat, dat een
kruistocht kon begonnen worden tegen de eenzijdige
richting van den meester, die stelselmatig de werken
van Hector Berlioz, St. Saens en Wagner buiten
Diligentia ik bezig den ouden naam, schoon de
concerten thans in 't gebouw voor K. en W. worden
gegeven sloot.
't Staat mij nog voor den geest alsof 't op den
huidigen dag gebeurde, welken storm deze revolutie
tegen den aan tegenspraak geheel ontwenden meester
in de muzikale wereld teweegbracht. Gelukkig werd
een modus vivendi gevonden, welke den vrienden van de
toekomst-muziek evenals die welke zwoeren bij Mendel
sohn, Haydn, Beethoven, Glück, Bach om den door
beide partijen hooggedragen leider schaarden tot tijd
en wijle deze vorst in de muzikale wereld vrijwillig
afstand zou doen van den troon, dien hij toen bijna
een kwart eeuw met glans en luister had omgeven.
Een der laatste concerten in elk seizoen zou gewijd
worden aan de muziek, welke een groot deel der leden
zoo niet tot vurige aanbidders heeft, dan toch door
dezen zóo naar waards wordt geschat dat haar eene
plaats onder de toonwerken van de meesters van den
eersten rang niet langer kan worden onthouden.
Aan Nicolai, den vereerder en beoefenaar dier muziek
bij uitnemendheid, alsmede aan Richard Hol, wien
Verhulst steeds als zijn opvolger had aangewezen, werd
da leiding van die concerten opgedragen, die zich
mochten verheugen in een succes, toenemend naar de
mate ons dilletantisme op vertrouwder voet met de
Wagneriaansche scheppingen kwam.
Zoo kon men alsof er geen wolkje aan de lucht was
voortschrijden. Van weerskanten had men wat water
in den wijn gedaan en op dien voet van gewapenden
vrede kon men, de geschillen voor het oogenblik ter
zijde stellende, zich bezig houden met de voorbereiding
van de schitterende ovatien en hartelijke blijken van
genegenheid, vereering en waardeering, welke den ge-
vierden musicus ten deel vielen op het zilveren feest
als dirigent van de Diligentia-concerten.
In afwachting van den heuglijken dag, waarop aan
Verhulst in 's Rijks hoofdstad een nationale hulde zou
worden gebracht, bij gelegenheid van de herdenking
van diens zeventigsten verjaardag, welke kort op het
jubileum te 's-Gravenhage zou volgen, werd de kunst
matige eendracht niet verbroken. Met hart en ziel
droeg de Haagsche kunst- en dilettantenwereld bij tot
het kapitaal van 50,000 en het jaarlijksch inkomen
van 1000, dat Nederland den grijzen componist op
dien dag schonk.
Na deze welverdiende verzekering van een onbe-
zorgden ouden dag verwachtte het bestuur van het
Diligentia-concert, dat Verhulst den dirigeerstaf aan
andere handen verlangde toe te vertrouwen. Deze ver
wachting bleef onbewaarheid. Het bestuur overlegde
wat onder die omstandigheden te doen viel, nadat de
meening vrij algemeen werd gedeeld, dat de tijd van
ruste voor den grooten toondichter niet te vroeg was
aangebroken en het Concert-Diligentia behoefte had
aan jeugdiger vuur, aan frisscher krachten. Men vond
dezen vormden heer Verhulst zou men verzoeken
een eervol ontslag aan te vragen, 't Bestuur zou aan
vankelijk bezwaar maken daaraan gehoor te verleenen,
maar op den herhaalden aandrang daartoe er in be
willigen, onder aanbieding van het eere-voorzitterschap.
Twee leden van 't bestuur werden naar den heer
Verhulst afgevaardigd om een en ander met hem te
bespreken. De beide aanzienlijke ingezetenen, die hier
mede waren belast, werden door den heer V. niet te
best ontvangen. Hij wilde van zijn ontslag niets weten
en verlangde niemand hierover te woord te staan.
Na deze mislukte poging knoopte 't bestuur onder
handelingen aan met den heer Richard Hol, die, nadat
de heer Verhulst eervol ontslag had bekomen, tot diens
opvolger werd gekozen.
Toen barstte een zware storm los. De vrienden van
den meester, versterkt door tal van lieden die derge
lijke gelegenheden met graagte aangrijpen om persoon
lijke gevoeligheden bot te vieren, kwamen in openlijk
verzet. De pers had een groot aandeel in de vertol
king dezer stemming, zoo onder de rubriek ingezonden
stukken als in de kolommen waarvan de redactiën de
verantwoordelijkheid voor den inhoud op zich plegen
te nemen.
Eene talrijk bezochte leden-vergadering, belegd in
het Geb. van Kunsten en Wetenschappen, waarop het
bestuur met veel moeite voor een motie van wantrou
wen werd bewaard, slaagde er niet in de gemoederen
te doen bedaren.
Mijns bedunkens was het bestuur volkomen gedekt,
maar bad het aan de hoogachting welke men den
genialen man toedroeg allerminst geschaad, wanneer
de nieuwe titularis, de heer Richard Hol, zijn ouderen
voorganger en meester had geraadpleegd over 't hem
gedaan aanbod, terwijl hij toch de wetenschap bezat
dat Verhulst zijn ontslag niet had gevraagd. De hou
ding van het bestuur was echter zeer correct.
Dit bestuur bleef evenwel het mikpunt der malcon
tenten, die 't aan tegenwerking niet lieten ontbreken,
getuige ook hun evenzeer mislukte poging om een zeker
verdienstelijk toonkunstenaar, den heer Sam. De Lange,
tot onder-directeur bij het Diligentia-concert te doen
optreden, terwijl het bestuur den bekwamen Dordrecht-
schen musicus, den heer Kes, daarvoor den aangewezen
man heeft geacht. Diens benoeming tot concertmees
ter, een eigenlijk adjunct-directeur bestaat niet, was
zeker voor de bedoelde fractie eene groote teleurstel
ling, te meer waar zij voor een groot deel bestaat uit
leden en bestuurderen van de Haagsche afdeeling van
de Maatschappij van Toonkunst, waarvan de heer S.
De Lange de directeur is.
Een laatste poging om de Verhnlst-periode noch te
vergeven, noch te doen vergeten, werd in den loop
van deze maand aangewend, toen de oppositie het hoofd
wederom opstak om twee leden van 't Bestuur, die
aan de beurt van aftreding waren, de heeren Emants
en Revius, niet te doen herkiezen en te vervangen
door twee leden welke niet aan de zijde van 't bestuur
hadden gestaan.
In weerwil dat persoonlijke invloeden krachtig wer
den aangewend, dat aan publiciteit veel ten koste was
gelegd, maakte de ontevredenheid van enkele wel is
waar aanzienlijke en hooggeplaatste ingezetenen weinig
indruk op de overgroote meerderheid der leden van
't Concert-Diligentia, die met eerbiedwekkende meer
derheid de beide aftredende bestuursleden herkozen.
Het is zeer te hopen, ook in het belang der kunst,
dat hiermede het laatste bedrijf van dit drama is
vertoond.
VIVO.
GOES, 8 November 1886.
Het mag in Goes in het algemeen en voor de
werklieden-vereeniging «Eigen hulp" in het bijzonder
bijna een waagstuk heeten om openbare lezingen te
doen houden. Over het algemeen toch worden derge
lijke bijeenkomsten zeer schaars bezocht. Pleit dit
misschien niet direct voor de zucht onzer stadgenooten
om op gemakkelijke en aangename wijze kennis te
vergaren, zeer zeker mag geconstateerd worden, dat
wanneer het spreekgestoelte ons den rechten man op
de rechte plaats te aanschouwen geeft, de liefhebberij
voor lezingen nog wel eens aan den dag treedt. Wij
gelooven althans het daaraan te mogen toeschrijven,
dat de lezing van den heerHeldt gister
avond zoo overtalrijk was bazocht. Ongetwijfeld was
wel een enkele gekomen uit louter nieuwsgierigheid
om dien «held" van het vreedzaam oorlogstooneel der
arbeidersbeweging eens van aangezicht tot aangezicht
te ontmoeten, maar de onverdeelde aandacht die aan
de rede van den spreker ten deel viel en het constante
getal toehoorders gedurende den ganschen avond gaven,
blijk, dat meer dan nieuwsgierigheid, dat sympathie
en belangstelling in zijn onderwerp de groote drijf-
veeren waren, die de hoorders «van allerlei slag" naar
het slot Oslende hadden geleid.
De heer Heldt had tot onderwerp zijner rede ge
kozen de beantwoording der vraagWat moeten de
arbeiders in de eerste plaats zelf doen om hun toe
stand te verbeteren en te verzekeren 1 Voor de pauze
trad de spreker in eene historische beschouwing om
aan te toonen dat door alle tijden heen een strijd van
belangen is geweest tusschen kapitaal en arbeid, een
strijd, die in zoover niets onbillijks in zich heeft, dat
ieder van zijn standpunt het eigenbelang niet uit het
oog verliest en juist die belangen vaak met elkander
in strijd komen. Teneinde de arbeidende klasse tegen
het toen heerschende kapitaal, den adel en de geeste
lijkheid, te beschermen, werden in vroegere eeuwen
de gilden opgerichtdoch ook in die gilden duurde
de strijd voort, omdat bij de behartiging der belangen
van de werklieden al ras die van de meesters met
die der leerlingen in strijd kwamen. Intusschen bracht
de vorige eeuw, allereerst in Frankrijk, een gansche
ommekeer in dezen toestand, door omverwerping niet
alleen van de gilden, maar door de bepaling, dat geene
vereenigingen van werklieden meer mochten worden
geduld. De opheffing der gilden geschiedde door Lo-
dewijk XVI in 1769, de veel strengere bepalingen tegen
vereeniging van vakgenooten waren besluiten der na
tionale vergadering van 1789 en 1791, waaruit dus
blijkt dat niet alleen het kapitaal, maar ook wel de
gelijk de derde stand zich vijandig tegenover die ver
eenigingen heeft gesteld.
Komende tot de revolutie en hare gevolgen, toonde
spr. aan, dat van de drie leuzen «vrijheid, gelijkheid
en broederschap" geen enkele ten voordeeie der arbei
dende klasse is gekomen. Wel had men nu volkomen
vrijheid om eenig vak nitteoefenen, mits men een pa
tent nam, maar behalve, dat de eisch van bekwaam
heid dus werd uitgesloten, deed die vrijheid groot
nadeel aan de broederschap, doordien de werklieden
elkanders concurrent werden. Ook de gelijkheid ver
dween. In plaats van kunde kwam dikwerf kapitaal
en tegenover dat kapitaal kwam het proletariaat. Het
kapitaal, gedreven door de zucht om zich te vermeer
deren, verbruikte dikwerf den arbeider en deze kon op
zijn benrt zonder kapitaal niet gemakkelijk opklimmen,
zoodat dan ook slechts *1 pet. der werklieden hunne
positie langzamerhand kunnen verbeteren. Bovendien
traden af en toe tijden van werkloosheid in en hieruit
sproot voort eene toenemende mate van ontevreden
heid. De voornaamste oorzaak van dit alles was dat
men om het kwaad, dat den gilden aankleefde, te
niet te doen, ze had opgeheven. Men had ze moeten
hervormen, dan was de toestand zuiverder geworden
en nu bij de Grondwet van 1848 het recht van ver
eeniging en vergadering weder was bepaald, was het
beste middel om het kwaad te herstellen gelegen in
de vereeniging van alle werklieden, ter behartiging van
de gezamenlijke belangen.
Na eene korte pauze ontwikkelde de heer Heldt
zijne meening over het doel en de werking van die
vereeniging van werklieden, die bij ons te lande reeds
bestaat in het algemeen Nederlandsch werkliedenver
bond. Niet langer mogen de werklieden elkander als
natuurlijke vijanden, als elkanders concurrenten be
schouwen. Ze moeten samenwerken en hunne belangen
voor het publiek brengen en trachten te voorkomen,
dat niet langer over den werkman buiten den werk
man om worde beslist. De arbeider moet zijne be
langen, ook op staatkundig gebied, in zijne vereeni
ging bespreken en in die vereeniging worde geen
werkman van welken godsdienst ook uitgesloten. De
vereeniging eische van hare leden toewijding, gehoor
zaamheid en zedelijkheid.
Toewijding aan het gemeenschappelijk belang, gehoor
zaamheid aan het door hem zelf gekozen bestuur en
niet het minst aan de wet, en zedelijkheid tot ver
meerdering van de innerlijke kracht der vereeniging.
Zoo toegerust trachte zij hervoiming der wetgeving
te verkrijgen langs vreedzamen weg, niet door revo
lutie maar door evolutie. Zij stelle zich niet tegenover
de andere klassen der maatschappij, maar daarnaast,
trachte daarmede samen te werken en den arbeider
toegang te verschaffen in tal van kringen, waaruit hij
tot nutoe door hooge contributie of om andere redenen
nog is buiten gesloten. De vereeniging moet zijn demo
cratisch (wel te onderscheiden vansociaal-democratisch),
d. w. z. zij beseffe, dat alle menschen gelijk zijn, niet
gelijk in bezit, maar gelijk in het recht om tot eiken
trap van de maatschappelijke ladder op te klimmen.
Daarom trachte zij ook de wer klieden van het hoogere
(daarom niet juist hooger) onderwijs te doen profitee-
ren. Voorts wijde zij haar kracht aan het vraagstuk
van de regeling van den arbeid, van den kinderarbeid
en die van vrouwen en trachte den laatste te beperken
tot werk binnenshuis, omdat den man d6. natuurlijke
zorg voor het materieel belang van het huisgezin, der
vrouw die voor de opvoeding is opgelegd. Nog schrijve
zij in haar programeene betere regeling der levende
strijdkrachten (ongeveer op de wijze als in Zwitser
land), vermindering van het budget van oorlog, sa
menwerking der werklieden voor de zorg in geval
van ziekte en overlijden en verkrijging van algemeen
stemrecht, omdat allen burgers zijn van denzelfden
Staat en tegenover dien Staat dezelfde plichten maar
daarom ook dezelfde rechten hebben.
Men begrijpe echter goed, dat de stoot van de
werklieden zelf moet uitgaan. Ook al wilden alle
andere klassen der maatschappij het sociale vraag
stuk tot een goed einde brengen, wanneer niet de
werklieden zelf medewerken, dan zal die oplossing
nimmer komen. Door samenwerking van alle standen
zal zij langzamerhand gevonden worden en de werk
lieden moeten daartoe den eersten stoot geven. Eerst
wanneer de anderen weigerachtig blijven, zou er vrees
voor revolutie kunnen bestaan. Met een krachtig woord
tot opwekking om in het algemeen belang samen te
werken en om ook hier eene afdeeling van het Ned.
Werkliedenverbond opterichten, sloot spr. zijne belang
rijke rede.
Aangezien van de gelegenheid tot debat geen ge
bruik werd gemaakt, sloot de voorzitter der vereeni
ging «Eigen Hulp" de heer L. Sampon, die den heer
Heldt ook had ingeleid, de bijeenkomst onder dank
zegging aan den Bpreker voor het gesprokene en
onder mededeeling, dat er in de zaal gelegenheid zou
gegeven worden om te teekenen op een lijst om te
trachten hier eene afdeeling van het Alg. Ned. Werkl -
verbond opterichten.
Namens de aanwezigen bracht de heer Z. D. Van
der Bilt La Motthe nog een woord van dank aan den
spreker en uitte den wensch, dat hij ter behartiging
van het algemeen belang en ter verwezenlijking
van het schoone doel, dat hij voor oogen had«de
oplossing van het sociale vraagstuk langs vreedzamen
weg" nog lange jaren als volksvertegenwoordiger in
's lands vergaderzaal mocht zitting hebben, een wensch
waarmede het publiek onder daverend applaus instemde.
Op de aanbeveling voor de betrekking van d i-
recteur der gasfabriek alhier zijn geplaatst
de heeren G. J. Wolters, adj. dir. der gasfabriek te
ZwolleR. G. Zijlstra, adj. opzichter bij de gasfabriek
te Utrecht, en H. De Liefde, directeur der gasfabriek
te Goes.
De mazelen-epidemie breidt zich in
deze gemeente steeds uit. Het aantal aangetasten be
droeg heden morgen *129 waarvan 6 hersteld zijn.
Sterfgevallen zijn gelukkig niet voorgekomen zoodat
het karakter goedaardig schijnt te blijven. Opmerking
verdient, dat, terwijl de schoolbevolking tengevolge der
epidemie op de verschillende scholen zeer gedund is,
onder de leerlingen van school A nog geen enkel, onder
die der R. Katholieke school slechts 1 kind is, dat
in verband met de ziekte niet ter school mag komen.
Kloetinge. Gisteren had de heer J. K. Fehr het
voorrecht zijn zestigjarigen dienst als organist bij de
Herv. Gemeente alhier te vieren. Op verlangen van den
geachten jubilaris ging deze zoo hoogst zeldzaam voor
komende dag voor de gemeente onopgemerkt voorbij.
Kvabbendijkc. Door den gemeenteraad is tot wet
houder benoemd de heer G. Z u ij d w e g.
Wenicldinge. Tengevolge der oproeping in uwe
courant van den heer dr. Leo De Leeuw c. a. alhier
waren Vrijdagavond 19 personen (waaronder 4 niet-
kiezers) bijeen. Nadat door den heer De Leeuw het
doel der bijeenkomst duidelijk was uiteengezet, stelde
de heer P. Liadenbergh als voorwaarde der candidaten,
onafhankelijkheid, bekwaamheid en geschiktheid om
zich op behoorlijke wijze in de vergadering te verde
digen. Op de vraag wie personen wist voor te stellen,
noemde de heer P. Lindenbergh den heer Jan K o 1 e
C h r z. en de heer Joh. Lindenbergh den heer dr. Leo
De L e e u w, die echter verzocht buiten aanmerking te
blijven. Bij stemming^verkreeg de heer J. Kole Chrz. 11,