Kerkelijke Zaken en Onderwijs. Boekaankondiging. schutterij alhier, een verzoek tot den gemeenteraad gericht tot oprichting van eene schietbaan. Met overlegging van plan en teekening geeft Z.H.E.G. den raad in overweging deze baan interichten op het zoo genaamde «Genadewerk" (gedempte Brakke Vest) en raamt hij de kosten van een en ander op 800. Aan den schutter G. M. Klemkerk is op zijn verzoek eervol ontslag verleend als lid van den schuttersraad te Goes en in zijne plaats is benoemd de schutter J. A. Visser. De timmerman A. De B. alhier verzoekt ons te melden dat het volgende bericht in de M. Ct. »Van een partij afbraak oude planken door «den timmerman A. De B. te Goes op de Oude «Vischmarkt neergelegd, werd Donderdagavond «door 12 onbekenden een wagen geladen, waarna «zij er mede weg reden." geheel uit de lucht is gegrepen. Waarde. De uitslag der verkiezing voor lid van den gemeenteraad alhier, in plaats van den heer M. Pieper, overleden, isdat er herstemming moet plaats hebben tusschen de heeren M. Wabeke en P. Zuidweg. Slechts 19 kiezers hadden zich van hun plicht gekweten. Krabbendijke. De verkiezing voor een lid van den gemeenteraad ter voorziening in de vacature, ontstaan door het overlijden van den heer Zandee, is bepaald op Dinsdag 5 October a. s. De raad der gemeente 's-Heer Abtskerke heeft den heer M. Stevense in zijne jongste zitting her benoemd als wethouder. In de Zaterdag te 's-Heer Arendskerke gehouden vergadering van kiezers is besloten, de k i e s- vereeniging den naam te doen dragen van «Ge meentebelang" en zijn voorloopig tot bestuursleden gekozen de heerenM. Boogerd, Schilham, Snoodijk en Bedet, terwijl tot leden der commissie tot samen stelling van een reglement zijn aangewezen de heeren Boogerd, Schilham en De Ruijter, die over 14 dagen het ontwerp van een reglement aan de goedkeuring der vergadering zullen onderwerpen. Kapelle. Omtrent het heerschen der schaaps pokken bij de kudde van B. De Jager alhier kan gemeld worden, dat reeds 14 schapen aan die ziekte zijn gestorven, terwijl nog 19 daaraan lijdende zijn en 80 tot de verdachte behooren. Enkele schapen zijn hersteld, doch voor andere bestaat veel vrees. Tuch wordt de toestand in zooverre beter geacht, dat er in de laatste vijf dagen geene nieuwe gevallen zich hebben voorgedaan, zoodat men de hoop koestert, dat de ziekte tot staan is gekomen. Daarentegen heeft zich de ziekte geopenbaard in de kudde van den schapenhouder J. Mol alhier, zoodat ook diens kudde verdacht is verklaard, terwijl ook op Biezelinge een geval is geconstateerd bij J. Kloos terman. Ten slotte zijn ook drie schapen van P. Vervaet alhier aan pokken lijdende verklaard en is reeds een daarvan gestorven. Aangezien de hulp van den veearts in dit geval niet was ingeroepen, heeft de districts veearts op verzoek van den burgemeester de ziekte geconstateerd. Overal zijn de bij de wet voorgeschreven maatre gelen toegepast. Zaterdag 25 Sept. a. s. zal het veertig jaren geleden zijn, dat de heer P. Van Wingen, dijk graaf van den polder Baarland, deel heeft uitgemaakt van het bestuur van dien polder. Bij K. B. vau 25 Sept. 1846 no. 58 toch werd hij benoemd tot ge zworen, welke betrekking hij bleef bekleeden tot het Z. M. behaagde hem bij K. B. van 6 Aug. 1872 no. 35 tot dijkgraaf van dien polder aan te stellen, welke benoeming laatstelijk 13 Juli 1880 door eene herbe noeming werd gevolgd. Steeds is de waardige grijsaard krachtig werkzaam geweest in het belang van den polder en ongetwijfeld zal dan ook deze voor hem zoo gewichtige dag met dankbaarheid door zijne vrienden en door allen, die hem kennen en hoogachten, worden herdacht. Zieriksee. De heer Van Lier, die na de kermis alhier nog twee voorstellingen gaf, is zeer voldaan en met een «tot weerziens" ten afscheid vertrokken. Geen wonder, voorwaarKlaagt men op de meeste plaatsen over halfvolle zalen, hier is dit anders. Bij de eerste twee voorstellingen moge de opkomst niet groot zijn, de volgende avonden vergoeden dit ruimschoots. Vroe ger, toen het gezelschap van Boas en Judels ons be zocht, was het zoo ongeveer als overal elders, zoodat de vraag gewettigd schijnt, waaraan die verandering is toeteschrijven. Ik geloof, dat daarvoor twee geldige redenen zijn aantewijzen. Vooreerst is het peil van beschaving hier en vooral ook bij de landbouwende bevolking in den omtrek over het algemeen booger dan in vele andere strekenen ten tweede schijnt de begeerte naar geestelijk genot grooter te worden, naar mate onze goede stad de qualificatie van «ville morte" gaat verdienen. Hier zou misschien nog bijgevoegd kunnen worden, dat het in onze buurt velen welgaat of is welgegaan. Toch was de achteruitgang in de zaken ook hier op de kermis duidelijk waarneembaar. Er was weinig kooplust; bier nam bij velen de plaats in van wijn, en dergelijke meer. Men meldt uit Goes aan de Z. N. het volgende «De directie der Goesche boot «Admiraal de Ruyter" is voornemens, althans gedeeltelijk te voorzien in den dienst Zieriksee Ter-Neuzen. Eenige wei nige reizen zullen evenwel niet voldoende zijn om de levensvatbaarheid van dezen dienst te bewijzen." 't Is a. s. Maandag (heden) Ter-Neuzensche kermis en dit jaar zooals gewoonlijk komt de Goesche boot de tenten, kramen enz. van Zieriksee aanbrengen. Eene advertentie in de Qoesche Crt., deze afvaart meldende, bracht den berichtgever der Z. N. waarschijnlijk op 't idéé het bovenstaande nieuws de wereld in te sturen. Wij kunnen verzekeren dat hiervan niet een woord waar is. N. Ct.) Spiritistisch. Ds. Schoon, predikant te Ladismith, in Natal, schrijft in den Kaapschen Kerkbode aan ds. Theron, pred. te Bethlehem, Oranje Vrijstaat, dat de heer Abraham Spies, die volgens een mededeeling van ds. Huet, predikant te Goes, in het tijdschrift Het Eeuwige Leven, aan dezen «uit de oorden der zalig heid" zou zijn verschenen en hem (ds. Huet) gezegd had, vernomen te hebben dat hij (ds. H.) thans zacht moedig was geworden, ééne week voor het afzenden van zijn schrijven nog gesproken had, en hij sedert niets van diens afsterven had vernomen." Ds. Schoon schrijft dit niet om tegen ds. Huet, dien hij hoogacht, te velde te trekken, maar om te toonen, dat er met het spiritisme heel wat zelfbedrog moet gepaard gaan. De bedoelde heer Abraham Spies, een der oude «voortrekkers", was reeds ouderling in de gemeente Ladismith, toen ds. Huet daar predikant werd en vervult nog steeds den dienst. Hij is een vroom, ijverig man en heeft veel omgang gehad met ds. Huet. Dat hij in «de oorden der zaligheid" zou vernomen hebben dat ds. Huet «zachtmoedig" was geworden is karak teristiek. Jammer echter voor het crediet van het spiritisme, dat ouderling Spies zich, op het oogenblik der «manifestatie", niet «in de oorden der zaligheid," maar in Natal bevond, waarschijnlijk op zijn plaats Rietkuil, nabij Ladismith. (if. Al.) De vereeniging «het Witte Kruis" zal in de volgende maand weder het examen afnemen tot het verkrijgen van het diploma van ziekenverpleegster. Voor de eerste maal roept zij dit jaar ook verplegers op, eene belangrijke en nuttige uitbreiding van haren werkkring. Uit den aard der zaak zal het gehalte der verplegers minder zijn dan dat der verpleegstersmaar zonder twijfel zal de maatregel, door de vereeniging genomen, winnen. (V.) Aan het einde der feestviering ter herdenking van het tienjarig bestaan der Rijkslandbouwschool is op initiatief van een der tegenwoordige leerlingen eene «Vereeniging van oud-leerlingen der R. L. B. School" gesticht. Haar doel is een band te vormen tusschen de oud-leerlingen onderling en tusschen deze en de school met hare leerlingen. Het getal cadets aan de K. M. academie te Breda bedraagt thans 339, van welke 186 voor het leger hier te lande en 158 voor dat in Oost-Indië. Thans zijn definitief voor de expeditie betreffende het onderzoek der berri-berri in Indië aangewezen dr. C. A. Pekelharing, hoogleeraar, en dr. C. Winkler, lector aan de Utrechtsche universiteit, aan wie bij hunne komst in Indië twee militaire ge neeskundigen zullen worden toegevoegd. Dr. Pekelharing zal het hoofd der expeditie zijn, en heeft zich reeds naar Berlijn begeven, o. a. om zich daar met de nieuwste hulpmiddelen uit te rusten. Gisterochtend is de Schorpioen gelicht en in het droogdok geplaatst. Bij H. A. M. Roelants te Schiedam is versche nen: «Atjeb, parlementaire redevoeringen van I. D. Fransen van de Putte. Dit boekdeel bevat al de redevoeringen van den heer Van de Putte, als Mi nister en Kamerlid in de jaren 1873 toten met 1885, over Atjeh-zaken gehouden, met uitzondering van éen enkele, in comité-generaal op 11 Juli 1884 gehouden rede, waaromtrent het geheim nog niet is opgeheven. Ook is hieraan toegevoegd het Gids-artikel van 1876, het eenige wat over deze zaak door den heer Van de Putte is geschreven. In een voorwoord betoogt de heer Van de Putte, dat hij steeds getracht heeft den omvang van den oorlog zooveel mogelijk te beperken, dat allerlei tegen hem ingebrachte beschuldigingen onbillijk of onjuist zijn, en handhaaft hij zoo krachtig mogelijk zijn bij voortduring ingenomen standpunt en zijn gunstig oor deel over de tegenwoordige centralisatie, die op den langen duur zal blijken de doelmatigste en minst kostbare weg te zijn tot pacificatie en onderwerping van deze landstreken. Hij hoopt nog altijd, dat de her stelling van het sultanaat onder onze souvereiniteit zal kunnen tot stand komen en verwacht daarvan de beste oplossing van het Atjeh-vraagstuk. Den uitslag van het proces-Belderok vermeldende, zegt De Werkmansbode «Het moet ons van 't hart te erkennen, dat de veroordeelde, binnen de grenzen door de wet gesteld, humaan is behandeld." Daarnevens de afwijzing van het verzoek om kwijt schelding van straf voor mevrouw Bulkley vermeldende, zegt hetzelfde blad«Andere toestanden hier dan in BulgarijeRechtvaardigheid gaat met vrijheid hand aan hand." De volgende niet malsche woorden leest men in het Nwsbl. v. Ned. Armzaliger figuur, dan de held der socialisten Don derdag voor de Haagsche rechtbank maakte is nauwe lijks denkbaar. Na in twee instantiën erkend te hebben de schrijver te zijn van het stuk tegen den Koning, dat hem eene vervolging op den hals haalde, heeft hij thans nu hij ziet, dat het ernst wordt een stroopop opge zocht, die voor hem in de kast wil. Eerst zegt Domela Nieuwenhuis, dat men hem toch niets maken kan. Thans krabbelt hij terug en laat zekeren Boelens uit Amsterdam een onbekende grootheid voor hem opdraaien. Men kan hieruit opmaken van welk flauwhartig karakter de groote leider der sociaal-democraten is. Onze vroegere stadgenoot, de heer P. E. Huet, thans te Pretoria, schrijft in het Utrechtsch Dagblad, naar aanleiding van de toestanden in Transvaal, zooals die door den heer De Rot geschetst zijn, o. a. het volgende«Ik ben een dergenen, die zich door de lezingen en gezegden van den heer De Rot over de Transvaal heb laten verleiden, dezen te volgen naar Zuid-Afrika. Ik ben een dergenen, die gedurende eene lange zeereis en eene reis in den ossenwagen van 30 dagen den heer De Rot heb leeren kennen, en dus eenigszins kan oordeelen over de lezingen, door hem in Holland ge houden, en over de lezing, zooals die mij in Afrika werd gegeven. Ik ben een dergenen, ervaren in de gemeente-admini stratie, waarvan gezegd werd in uw blad, dat die wel goede plaatsing in dit land zouden kunnen verkrijgen en eindelijk ben ik een dergenen, die bedrogen zijn uitgekomen in het land, dat de heer De Rot zoo zeer verheerlijkt. Laat mij u eerst attent maken op zeker gezegde in genoemd stuk, waarin o. a. gesproken is over den heer De Rot, als zijnde sub-editeur van de Volksstem, en als ware het voor dien heer slechts eene geringe moeite, eene andere, beter gesalariëerde betrekking te verkrijgen. Ik weet, dat de heer De Rot nooit was, noch is sub-editeur van de Volksstem, en dat, mocht ook deze betrekking vacant komen, hij dit nooit zal worden. Ook heeft de heer De Rot meermalen eene betrek king gevraagd bij het gouvernement, doch steeds is, om verschillende en voor den heer De Rot minder aangename redenen, daarop afwijzend beschikt. Ook is de kostbare reis van 1400 niet zoo geheel en al belangloos, daar genoemde reis niet alleen was om het Nederlandsche volk een denkbeeld van de Trans vaal te geven, maar meer om zoodoende, zoo spoedig mogelijk, het door den heer De Rot zoo geliefde land te verlaten, daar zijn toestand in Pretoria onhoudbaar werd geacht. Ook thans is dat heer wel zoo slim, om zijn domicilie niet hier te vestigen. Verder moet ik zeggen, dat al is de Transvaal een fraai land, dit geenszins is, zooals de heer De Rot mij dat had beschreven, en het scboone niet is, zooals wat wij schoon noemen. En al ben ik nu wat scherp geweest in dit schrijven, zoo geloof niet, mijnheer de redacteurdat dit was om den heer De Rot zoogenaamd troef te geven, neen. Maar ik gevoel mij gedrongen mijn landgenooten te waarschuwen voor lezers als bovengenoemd heer, en om niet zonder veel geld het geluk in Afrika te komen beproeven, om niet bedrogen uit te komen, zooals het geval is met uw dienstw. dien. en belangstellenden lezer. Het was feest voor de Chr. Ger. gemeente van Goes op gisteren. Den 14 September 1836 werd tot hare vestiging besloten en den 18 September daarna werden de eerste kerkeraadsleden in de schuur van Stoffel Mol te Oudelande bevestigd. Het waren bange dagen, die de gemeente in de eerste tijden van haar bestaan moest doorleven. Niet alleen smaad, maar ook verdrukking was het deel van hen, die zich bij de jeugdige gemeente aansloten. Bestempeld met den naam van knikkers, stonden zij bloot aan den spotlust van velen, en door de overheid aangezien voor opstan delingen, werden zij vervolgd en hunne bijeenkomsten menigmaal met ruw geweld verhinderd of uiteen ge jaagd. Thans is dit geheel anders er is volkomen vrijheid in de belijdenis van godsdienstige overtuigin gen, en het gouden feest van het bestaan der gemeente kon, naar goeddunken van het bestuur, worden gevierd. Vroolijk klonk dan ook het gezang der aanwezigen, toen gistermorgen de eerste godsdienstoefening een aan vang nam. Het «Juich aarde, juich alom den Heer!" (Ps. 100 1, 2, 3) wekte op tot feestvreugde, en de toespraak van den leeraar, de heer D. De Pree, was uitnemend geschikt, om de gemeente in die feest vreugde te bevestigen. Naar aanleiding van het dich terlijke woord (Ps. 48 10) «O Godwij gedenken uwer weldadigheid in het midden uws tempels" deelde de spreker menige bijzonderheid uit de geschiedenis mede, en werden vele mannen uit de dagen van strijd in welgekozen woorden geschetst. De bekende predi kanten Kaas van Goes uit de vorige eeuw, Kamermans van Wemeldinge en Buddingh van Biggekerke Hit het begin dezer eeuw werden met dankbaarheid herdacht, al moest men het betreuren, dat de laatste zich weder afgescheiden had en eigen weg was gevolgd. Het beeld van Van der Meulen, die, uit Middelharnis gekomen, jarenlang bij 16 gemeenten in Zeeland als voorganger werkzaam was; dat van Steketee, die met hart en ziel de zaak was toegedaan en haar voorstond, alsmede dat van Gardenier, die ook «pal stond voor zijn arbeid in den wijngaard des Heeren" werden met krachtige trekken gepenseeld. De leeraars, die de ge meente bediend hadden, wijlen A. De Bruine en J. Van den Broeke werden in hunne werkzaamheid herdacht en •veneens werd in alle nederigheid gewag gemaakt van den arbeid van spreker, die sedert 1870 aan haar hoofd staat. Maar ook andere leden der gemeente werden niet vergeten, zooals de ouderlingen Louwerse, Geense, J. De Jonge Gz., B. Remijnse, Zwieter, Hoogesteger en L. Glerum. Een eigenaardige bijzonderheid was het, dat de ge meente in 1841 de zeepziederij «De Wereld" had aangekocht voor kerkgebouw, en de ouderling J. De Jonge Gz. de plaats der samenkomst inwijdde met het voorlezen van eene leerrede uit Erskine's werken, over Amos 9 vers 11 terwijl de heer D. De Pree, wien dit onbekend was, toen hij na lang zoeken een tekst gekozen had tot inwijding van het tegenwoordig kerkgebouw, dezelfde woorden tot grondslag zijner rede verkoos. Het bestek gedoogt niet meerdere bij zonderheden uit de rede van ds. De Pree aan te halen, ofschoon zij ruimschoots te vinden zijn. Eéne opmer king moet ons uit de pen. Toen het gouden feest van het kerkgenootschap gevierd werd, toonde ds. De Pree aan zijne hoorders een bundel papieren, bevattende dagvaardingen en quitantiën voor betaalde boeten thans deden die papieren weder denzelfden dienst. Het vertoonen daarvan komt ons voor minder in overeenstemming te zijn met de plechtigheid der feest viering. Des namiddags trad prof. A. Brummelkamp van Kampen voor de gemeente op. Hij, de man, die den strijd van vdor 50 jaren mede gestreden en pal gestaan had voor zijne overtuiging, schetste in ge- kuischte taal, naar aanleiding van Haggai 2: 10: «De heerlijkheid van dit laatste huis zal grooter worden dan van het eerste, zegt de Heer der heirscharen en in deze plaats zal ik vrede geven", den toestand van het heden in vergelijking met het verleden. Met jeugdig vuur sprak de eerbiedwaardige grijsaard over de dagen van voorheen, waarbij hij niet vergat de vele voorrechten, die het tegenwoordig geslacht geniet, tegenover de verdrukking en vervolging, die de vaderen hadden moeten verduren. Des avonds was het de beurt van den heer J. H. Donner, zendings-director te Leiden, om de gemeente bij hare feestviering te leiden. Waren de aanwezigen des morgens teruggevoerd naar de dagen van wording en worsteling, had de spreker van des middags stilgestaan hij den toestand van rust en geluk, zooals die zich nu voordoet, des avonds werd de gemeente op hare toekomst gewezen en de eerste Jerusalemsche gemeente, zooals die door Lucas (Hand. 242) werd geschetst, ten voorbeeld gesteld. De dure verplichtin gen, welke de gemeente van Goes heeft, werden haar voorgehouden en een opwekkend woord, om niet stil te staan, maar te «volharden in de leer der waarheid en in de gemeenschap en in de breking des broods en in de gebeden" besloot de toespraak. De drie godsdienstoeningen werden door eene zeer talrijke schare (zoodat het kerkgebouw de opgekomenen niet kon bevatten) bijgewoond, en de stemming mocht in waarheid eene geheiligde feestelijke stemming heeten. Jammer, onzes bedunkens, dat de Chr. Ger. gemeente in hare samenkomsten nog geene andere liederen zingen dan de psalmen. Bij eene feestviering als gisteren hadden wij uit den mond van Christenen zoo gaarne een christelijk dank- en vreugdelied gehoord, in plaats van zich te vergenoegen met de lofzangen en herinneringsverzen van Oud-Israël, die bovendien voor velen onbegrijpelijk zijn. Met veel van het oude is door het kerkgenoot schap reeds gebroken, bijv. het ambtsgewaad des voorgangers enz., waai om ook niet een feestvierende christenschare een christelijken feestzang in den mond gelegd Gisteravond bij het verlaten van het kerk gebouw hield ons die gedachte bezig en kwam het ons voor, dat in aansluiting aan de opwekking van den heer Donner, om Jeruzalems gemeente natevolgen, een belijdenis der aanwezigen veel schooner zou ge klonken hebben dan «Uw God, o Isrelheeft de kracht", (Ps. 68 vs. 14) toen het orgel de melodie van het Duitsche kerklied«O süsser Stand, o felges Leben" deed hooren. De woorden van het Ev. gezang 127: 5, dat dezelfde melodie heeft, kwamen ons voor den geest en wij volgden de muziek-accoorden, met «Wij willen nedrig Gode leven, U volgen waar gij •ns geleidtOns u geheel ten offer geven, met nooit volbrachte dankbaarheid". Het was alsof de organist dezelfde gedachten had, want in zachte en gevoelvolle accoorden ruischte het verder, als om de bede «Getrouwe Heiland enz", te begeleiden. Hedenavond is er eene uitvoering door een zang koor onder leiding van den heer H. Poolmeijer en afgewisseld door toespraken. Daarmede zal het feest besloten worden, maar de gemeente heeft eene duur zame gedachtenis bekomen. Uit de giften, door de leden bijeengebracht, is eene zilveren doopvont op perenhouten voetstuk aangekocht, welk geschenk gis teren reeds in het kerkgebouw prijkte en hedenmiddag voor een ieder ter bezichtiging gesteld was. Het bekken is vervaardigd door den heer C. E. Held te Amsterdam; het voetstuk of de piëdestal is het werk van onzen stadgenoot H. Clement, die zich op nieuw daardoor als een bekwaam ambachtsman heeft doen kennen. Op een der zijden van den piëdestal is een zilveren plaat aangebracht, waarop gegrift staat: Opgedragen aan de Christ. Ger. Gem. te Goes bij gelegenheid van Haar 50jarig bestaan, door HO gevers. De Commissie: J. De Jonge Jz. H. G. De Jonge. P. Fabery De Jonge Jz. J. De Jonge Wz. P. Den Boer. G. Verheule. KapeUe. Jl. Zondagvoormiddag werd de heer Van der Kampberoepen predikant bij de vrije Evan gelische gemeente alhier, als zoodanig bevestigd door zijn ambtsbroeder A. Mooij van Wemeldinge, naar aanleiding van 2 Timoth. 4, vers 2. Des namiddags hield Zijn Eerwaarde zijn intree naar aanleiding van Psalm 122 vers 8. Bij beide plechtigheden was een talrijke schare toehoorders opgekomen. Naar de Standaard meldt, is het Grootboek door de heeren Van Limmik c. s. gedagvaard, om aan hen, als kerkvoogdij, de rente uit te betalen. Daar voor het Grootboek de staat der Nederlanden wordt aangespro ken, komt hiermee de zaak der kerkvoogdij dus aan stonds voor den Hoogen Raad. De Stand, geeft een uitvoerig verslag van dr. Kuypers verschijning voor de Synode. Daarin wordt meegedeeld dat de secretaris Overman, en andere leden, gedurig pogingen aanwenden, om den zoo betreurens- waardigen afloop der ontmoeting te voorkomenmaar de voorzitter, ds. Ten Harmsen v. d. Beek, had slechts éen pijl op zijn boog, en die pijl: «terstond de vragen beantwoorden of marsch!" was al wat hij afschoot. In de Heraut van deze week is de uitvoerige missive opgenomen, die dr. A. Kuyper, onder dagteeke- ning van 17 September, ter toelichting van zijn beden kingen tegen het verhoor aan de Synode opzond. Aan het slot daarvan zegt dr. K. dat «zijn recht is en blijft te eischen, dat de rechter, 't zij dan ter eerste, 't zij ter tweede instantie, bij wien de voordracht tot zijn ontzetting inkomt, hem vooraf in zijn recht her- stelle, om noch provisioneel geschorst, noch tot ont zetting voorgedragen te worden, ongekeurd en onver hoord. Is daaraan eenmaal voldaan, en komt alsdan de zaak van rechtswege bij de Synode ter afdoening voor, zoo zal hij volgaarne bereid worden gevonden, om in dat stadium van het aanhangige proces zich ten tweeden male, en alsdan bij de Synode, te laten hooren en zijn mondeliDge verdediging voor te dragen. Thans echter is hij aan dit stadium nog niet toe, en wil hij dus de Synode met allen schuldigen eerbied verzocht hebben, dat ze hem houde voor verontschuldigd.", Eenige gemeentebesturen in Drente zien nu in, dat het wenschelijk is, juist thans het aantal onder wijzers in overeenstemming te brengen met de nieuwe wet. Te Emmen wenscht men nog 12, te Odoorn nog 6 nieuwe onderwijzers te benoemen. Tijdschrift ter beoefening van het Administra tief Recht, hoofdredacteurH. G. Hartman Jz., se cretaris der gemeente Goes, 3e jaargang, 9e all. Goes,

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1886 | | pagina 2