Kerkelijke Zaken en Onderwijs.
Boekaankondiging.
schutterij alhier, een verzoek tot den gemeenteraad
gericht tot oprichting van eene schietbaan. Met
overlegging van plan en teekening geeft Z.H.E.G. den
raad in overweging deze baan interichten op het zoo
genaamde «Genadewerk" (gedempte Brakke Vest) en
raamt hij de kosten van een en ander op 800.
Aan den schutter G. M. Klemkerk is op zijn
verzoek eervol ontslag verleend als lid van den
schuttersraad te Goes en in zijne plaats is
benoemd de schutter J. A. Visser.
De timmerman A. De B. alhier verzoekt ons te
melden dat het volgende bericht in de M. Ct.
»Van een partij afbraak oude planken door
«den timmerman A. De B. te Goes op de Oude
«Vischmarkt neergelegd, werd Donderdagavond
«door 12 onbekenden een wagen geladen, waarna
«zij er mede weg reden."
geheel uit de lucht is gegrepen.
Waarde. De uitslag der verkiezing voor lid
van den gemeenteraad alhier, in plaats van den heer M.
Pieper, overleden, isdat er herstemming moet plaats
hebben tusschen de heeren M. Wabeke en P. Zuidweg.
Slechts 19 kiezers hadden zich van hun plicht gekweten.
Krabbendijke. De verkiezing voor een lid van den
gemeenteraad ter voorziening in de vacature, ontstaan
door het overlijden van den heer Zandee, is bepaald
op Dinsdag 5 October a. s.
De raad der gemeente 's-Heer Abtskerke heeft
den heer M. Stevense in zijne jongste zitting her
benoemd als wethouder.
In de Zaterdag te 's-Heer Arendskerke
gehouden vergadering van kiezers is besloten, de k i e s-
vereeniging den naam te doen dragen van «Ge
meentebelang" en zijn voorloopig tot bestuursleden
gekozen de heerenM. Boogerd, Schilham, Snoodijk
en Bedet, terwijl tot leden der commissie tot samen
stelling van een reglement zijn aangewezen de heeren
Boogerd, Schilham en De Ruijter, die over 14 dagen
het ontwerp van een reglement aan de goedkeuring
der vergadering zullen onderwerpen.
Kapelle. Omtrent het heerschen der schaaps
pokken bij de kudde van B. De Jager alhier kan
gemeld worden, dat reeds 14 schapen aan die ziekte
zijn gestorven, terwijl nog 19 daaraan lijdende zijn en
80 tot de verdachte behooren. Enkele schapen zijn
hersteld, doch voor andere bestaat veel vrees. Tuch
wordt de toestand in zooverre beter geacht, dat er
in de laatste vijf dagen geene nieuwe gevallen zich
hebben voorgedaan, zoodat men de hoop koestert, dat
de ziekte tot staan is gekomen.
Daarentegen heeft zich de ziekte geopenbaard in de
kudde van den schapenhouder J. Mol alhier, zoodat
ook diens kudde verdacht is verklaard, terwijl ook
op Biezelinge een geval is geconstateerd bij J. Kloos
terman.
Ten slotte zijn ook drie schapen van P. Vervaet
alhier aan pokken lijdende verklaard en is reeds een
daarvan gestorven. Aangezien de hulp van den veearts
in dit geval niet was ingeroepen, heeft de districts
veearts op verzoek van den burgemeester de ziekte
geconstateerd.
Overal zijn de bij de wet voorgeschreven maatre
gelen toegepast.
Zaterdag 25 Sept. a. s. zal het veertig jaren
geleden zijn, dat de heer P. Van Wingen, dijk
graaf van den polder Baarland, deel heeft uitgemaakt
van het bestuur van dien polder. Bij K. B. vau 25
Sept. 1846 no. 58 toch werd hij benoemd tot ge
zworen, welke betrekking hij bleef bekleeden tot het
Z. M. behaagde hem bij K. B. van 6 Aug. 1872 no.
35 tot dijkgraaf van dien polder aan te stellen, welke
benoeming laatstelijk 13 Juli 1880 door eene herbe
noeming werd gevolgd.
Steeds is de waardige grijsaard krachtig werkzaam
geweest in het belang van den polder en ongetwijfeld
zal dan ook deze voor hem zoo gewichtige dag met
dankbaarheid door zijne vrienden en door allen, die
hem kennen en hoogachten, worden herdacht.
Zieriksee. De heer Van Lier, die na de kermis
alhier nog twee voorstellingen gaf, is zeer voldaan en
met een «tot weerziens" ten afscheid vertrokken. Geen
wonder, voorwaarKlaagt men op de meeste plaatsen
over halfvolle zalen, hier is dit anders. Bij de eerste
twee voorstellingen moge de opkomst niet groot zijn,
de volgende avonden vergoeden dit ruimschoots. Vroe
ger, toen het gezelschap van Boas en Judels ons be
zocht, was het zoo ongeveer als overal elders, zoodat
de vraag gewettigd schijnt, waaraan die verandering
is toeteschrijven. Ik geloof, dat daarvoor twee geldige
redenen zijn aantewijzen. Vooreerst is het peil van
beschaving hier en vooral ook bij de landbouwende
bevolking in den omtrek over het algemeen booger
dan in vele andere strekenen ten tweede schijnt de
begeerte naar geestelijk genot grooter te worden, naar
mate onze goede stad de qualificatie van «ville morte"
gaat verdienen. Hier zou misschien nog bijgevoegd
kunnen worden, dat het in onze buurt velen welgaat
of is welgegaan. Toch was de achteruitgang in de
zaken ook hier op de kermis duidelijk waarneembaar.
Er was weinig kooplust; bier nam bij velen de plaats
in van wijn, en dergelijke meer.
Men meldt uit Goes aan de Z. N. het volgende
«De directie der Goesche boot «Admiraal de Ruyter"
is voornemens, althans gedeeltelijk te voorzien in den
dienst Zieriksee Ter-Neuzen. Eenige wei
nige reizen zullen evenwel niet voldoende zijn om de
levensvatbaarheid van dezen dienst te bewijzen."
't Is a. s. Maandag (heden) Ter-Neuzensche kermis
en dit jaar zooals gewoonlijk komt de Goesche boot
de tenten, kramen enz. van Zieriksee aanbrengen. Eene
advertentie in de Qoesche Crt., deze afvaart meldende,
bracht den berichtgever der Z. N. waarschijnlijk op
't idéé het bovenstaande nieuws de wereld in te sturen.
Wij kunnen verzekeren dat hiervan niet een woord
waar is. N. Ct.)
Spiritistisch. Ds. Schoon, predikant te Ladismith,
in Natal, schrijft in den Kaapschen Kerkbode aan ds.
Theron, pred. te Bethlehem, Oranje Vrijstaat, dat de
heer Abraham Spies, die volgens een mededeeling van
ds. Huet, predikant te Goes, in het tijdschrift Het
Eeuwige Leven, aan dezen «uit de oorden der zalig
heid" zou zijn verschenen en hem (ds. Huet) gezegd
had, vernomen te hebben dat hij (ds. H.) thans zacht
moedig was geworden, ééne week voor het afzenden
van zijn schrijven nog gesproken had, en hij sedert
niets van diens afsterven had vernomen." Ds. Schoon
schrijft dit niet om tegen ds. Huet, dien hij hoogacht,
te velde te trekken, maar om te toonen, dat er met
het spiritisme heel wat zelfbedrog moet gepaard gaan.
De bedoelde heer Abraham Spies, een der oude
«voortrekkers", was reeds ouderling in de gemeente
Ladismith, toen ds. Huet daar predikant werd en vervult
nog steeds den dienst. Hij is een vroom, ijverig man
en heeft veel omgang gehad met ds. Huet. Dat hij
in «de oorden der zaligheid" zou vernomen hebben
dat ds. Huet «zachtmoedig" was geworden is karak
teristiek. Jammer echter voor het crediet van het
spiritisme, dat ouderling Spies zich, op het oogenblik
der «manifestatie", niet «in de oorden der zaligheid,"
maar in Natal bevond, waarschijnlijk op zijn plaats
Rietkuil, nabij Ladismith. (if. Al.)
De vereeniging «het Witte Kruis" zal in
de volgende maand weder het examen afnemen tot
het verkrijgen van het diploma van ziekenverpleegster.
Voor de eerste maal roept zij dit jaar ook verplegers
op, eene belangrijke en nuttige uitbreiding van haren
werkkring. Uit den aard der zaak zal het gehalte der
verplegers minder zijn dan dat der verpleegstersmaar
zonder twijfel zal de maatregel, door de vereeniging
genomen, winnen. (V.)
Aan het einde der feestviering ter herdenking
van het tienjarig bestaan der Rijkslandbouwschool is
op initiatief van een der tegenwoordige leerlingen eene
«Vereeniging van oud-leerlingen der R.
L. B. School" gesticht. Haar doel is een band te
vormen tusschen de oud-leerlingen onderling en tusschen
deze en de school met hare leerlingen.
Het getal cadets aan de K. M. academie te
Breda bedraagt thans 339, van welke 186 voor het
leger hier te lande en 158 voor dat in Oost-Indië.
Thans zijn definitief voor de expeditie betreffende
het onderzoek der berri-berri in Indië aangewezen
dr. C. A. Pekelharing, hoogleeraar, en dr. C.
Winkler, lector aan de Utrechtsche universiteit,
aan wie bij hunne komst in Indië twee militaire ge
neeskundigen zullen worden toegevoegd.
Dr. Pekelharing zal het hoofd der expeditie zijn, en
heeft zich reeds naar Berlijn begeven, o. a. om zich
daar met de nieuwste hulpmiddelen uit te rusten.
Gisterochtend is de Schorpioen gelicht en
in het droogdok geplaatst.
Bij H. A. M. Roelants te Schiedam is versche
nen: «Atjeb, parlementaire redevoeringen van I. D.
Fransen van de Putte. Dit boekdeel bevat al
de redevoeringen van den heer Van de Putte, als Mi
nister en Kamerlid in de jaren 1873 toten met 1885,
over Atjeh-zaken gehouden, met uitzondering van éen
enkele, in comité-generaal op 11 Juli 1884 gehouden
rede, waaromtrent het geheim nog niet is opgeheven.
Ook is hieraan toegevoegd het Gids-artikel van
1876, het eenige wat over deze zaak door den heer
Van de Putte is geschreven.
In een voorwoord betoogt de heer Van de Putte,
dat hij steeds getracht heeft den omvang van den
oorlog zooveel mogelijk te beperken, dat allerlei tegen
hem ingebrachte beschuldigingen onbillijk of onjuist
zijn, en handhaaft hij zoo krachtig mogelijk zijn bij
voortduring ingenomen standpunt en zijn gunstig oor
deel over de tegenwoordige centralisatie, die op den
langen duur zal blijken de doelmatigste en minst
kostbare weg te zijn tot pacificatie en onderwerping
van deze landstreken. Hij hoopt nog altijd, dat de her
stelling van het sultanaat onder onze souvereiniteit
zal kunnen tot stand komen en verwacht daarvan de
beste oplossing van het Atjeh-vraagstuk.
Den uitslag van het proces-Belderok
vermeldende, zegt De Werkmansbode «Het moet ons
van 't hart te erkennen, dat de veroordeelde, binnen
de grenzen door de wet gesteld, humaan is behandeld."
Daarnevens de afwijzing van het verzoek om kwijt
schelding van straf voor mevrouw Bulkley vermeldende,
zegt hetzelfde blad«Andere toestanden hier dan in
BulgarijeRechtvaardigheid gaat met vrijheid hand
aan hand."
De volgende niet malsche woorden leest men in
het Nwsbl. v. Ned.
Armzaliger figuur, dan de held der socialisten Don
derdag voor de Haagsche rechtbank maakte is nauwe
lijks denkbaar.
Na in twee instantiën erkend te hebben de schrijver
te zijn van het stuk tegen den Koning, dat hem eene
vervolging op den hals haalde, heeft hij thans nu
hij ziet, dat het ernst wordt een stroopop opge
zocht, die voor hem in de kast wil.
Eerst zegt Domela Nieuwenhuis, dat men hem toch
niets maken kan. Thans krabbelt hij terug en laat
zekeren Boelens uit Amsterdam een onbekende
grootheid voor hem opdraaien.
Men kan hieruit opmaken van welk flauwhartig
karakter de groote leider der sociaal-democraten is.
Onze vroegere stadgenoot, de heer P. E. Huet,
thans te Pretoria, schrijft in het Utrechtsch Dagblad,
naar aanleiding van de toestanden in Transvaal, zooals
die door den heer De Rot geschetst zijn, o. a. het
volgende«Ik ben een dergenen, die zich door de
lezingen en gezegden van den heer De Rot over de
Transvaal heb laten verleiden, dezen te volgen naar
Zuid-Afrika.
Ik ben een dergenen, die gedurende eene lange zeereis
en eene reis in den ossenwagen van 30 dagen den
heer De Rot heb leeren kennen, en dus eenigszins kan
oordeelen over de lezingen, door hem in Holland ge
houden, en over de lezing, zooals die mij in Afrika
werd gegeven.
Ik ben een dergenen, ervaren in de gemeente-admini
stratie, waarvan gezegd werd in uw blad, dat die wel
goede plaatsing in dit land zouden kunnen verkrijgen
en eindelijk ben ik een dergenen, die bedrogen zijn
uitgekomen in het land, dat de heer De Rot zoo zeer
verheerlijkt.
Laat mij u eerst attent maken op zeker gezegde
in genoemd stuk, waarin o. a. gesproken is over den
heer De Rot, als zijnde sub-editeur van de Volksstem,
en als ware het voor dien heer slechts eene geringe
moeite, eene andere, beter gesalariëerde betrekking
te verkrijgen.
Ik weet, dat de heer De Rot nooit was, noch is
sub-editeur van de Volksstem, en dat, mocht ook deze
betrekking vacant komen, hij dit nooit zal worden.
Ook heeft de heer De Rot meermalen eene betrek
king gevraagd bij het gouvernement, doch steeds is,
om verschillende en voor den heer De Rot minder
aangename redenen, daarop afwijzend beschikt.
Ook is de kostbare reis van 1400 niet zoo geheel
en al belangloos, daar genoemde reis niet alleen was
om het Nederlandsche volk een denkbeeld van de Trans
vaal te geven, maar meer om zoodoende, zoo spoedig
mogelijk, het door den heer De Rot zoo geliefde land
te verlaten, daar zijn toestand in Pretoria onhoudbaar
werd geacht.
Ook thans is dat heer wel zoo slim, om zijn domicilie
niet hier te vestigen. Verder moet ik zeggen, dat al
is de Transvaal een fraai land, dit geenszins is, zooals
de heer De Rot mij dat had beschreven, en het scboone
niet is, zooals wat wij schoon noemen.
En al ben ik nu wat scherp geweest in dit schrijven,
zoo geloof niet, mijnheer de redacteurdat dit was
om den heer De Rot zoogenaamd troef te geven, neen.
Maar ik gevoel mij gedrongen mijn landgenooten te
waarschuwen voor lezers als bovengenoemd heer, en
om niet zonder veel geld het geluk in Afrika te komen
beproeven, om niet bedrogen uit te komen, zooals het
geval is met uw dienstw. dien. en belangstellenden lezer.
Het was feest voor de Chr. Ger. gemeente van
Goes op gisteren. Den 14 September 1836 werd tot
hare vestiging besloten en den 18 September daarna
werden de eerste kerkeraadsleden in de schuur van
Stoffel Mol te Oudelande bevestigd. Het waren bange
dagen, die de gemeente in de eerste tijden van haar
bestaan moest doorleven. Niet alleen smaad, maar
ook verdrukking was het deel van hen, die zich bij
de jeugdige gemeente aansloten. Bestempeld met den
naam van knikkers, stonden zij bloot aan den spotlust
van velen, en door de overheid aangezien voor opstan
delingen, werden zij vervolgd en hunne bijeenkomsten
menigmaal met ruw geweld verhinderd of uiteen ge
jaagd. Thans is dit geheel anders er is volkomen
vrijheid in de belijdenis van godsdienstige overtuigin
gen, en het gouden feest van het bestaan der gemeente
kon, naar goeddunken van het bestuur, worden gevierd.
Vroolijk klonk dan ook het gezang der aanwezigen,
toen gistermorgen de eerste godsdienstoefening een aan
vang nam. Het «Juich aarde, juich alom den Heer!"
(Ps. 100 1, 2, 3) wekte op tot feestvreugde, en de
toespraak van den leeraar, de heer D. De Pree, was
uitnemend geschikt, om de gemeente in die feest
vreugde te bevestigen. Naar aanleiding van het dich
terlijke woord (Ps. 48 10) «O Godwij gedenken
uwer weldadigheid in het midden uws tempels" deelde
de spreker menige bijzonderheid uit de geschiedenis
mede, en werden vele mannen uit de dagen van strijd
in welgekozen woorden geschetst. De bekende predi
kanten Kaas van Goes uit de vorige eeuw, Kamermans
van Wemeldinge en Buddingh van Biggekerke Hit het
begin dezer eeuw werden met dankbaarheid herdacht,
al moest men het betreuren, dat de laatste zich weder
afgescheiden had en eigen weg was gevolgd. Het beeld
van Van der Meulen, die, uit Middelharnis gekomen,
jarenlang bij 16 gemeenten in Zeeland als voorganger
werkzaam was; dat van Steketee, die met hart
en ziel de zaak was toegedaan en haar voorstond,
alsmede dat van Gardenier, die ook «pal stond voor
zijn arbeid in den wijngaard des Heeren" werden met
krachtige trekken gepenseeld. De leeraars, die de ge
meente bediend hadden, wijlen A. De Bruine en J. Van
den Broeke werden in hunne werkzaamheid herdacht en
•veneens werd in alle nederigheid gewag gemaakt van den
arbeid van spreker, die sedert 1870 aan haar hoofd
staat. Maar ook andere leden der gemeente werden
niet vergeten, zooals de ouderlingen Louwerse, Geense,
J. De Jonge Gz., B. Remijnse, Zwieter, Hoogesteger
en L. Glerum.
Een eigenaardige bijzonderheid was het, dat de ge
meente in 1841 de zeepziederij «De Wereld" had
aangekocht voor kerkgebouw, en de ouderling J. De
Jonge Gz. de plaats der samenkomst inwijdde met
het voorlezen van eene leerrede uit Erskine's werken,
over Amos 9 vers 11 terwijl de heer D. De Pree,
wien dit onbekend was, toen hij na lang zoeken een
tekst gekozen had tot inwijding van het tegenwoordig
kerkgebouw, dezelfde woorden tot grondslag zijner
rede verkoos. Het bestek gedoogt niet meerdere bij
zonderheden uit de rede van ds. De Pree aan te halen,
ofschoon zij ruimschoots te vinden zijn. Eéne opmer
king moet ons uit de pen. Toen het gouden feest van
het kerkgenootschap gevierd werd, toonde ds. De Pree
aan zijne hoorders een bundel papieren, bevattende
dagvaardingen en quitantiën voor betaalde boeten
thans deden die papieren weder denzelfden dienst.
Het vertoonen daarvan komt ons voor minder in
overeenstemming te zijn met de plechtigheid der feest
viering.
Des namiddags trad prof. A. Brummelkamp van
Kampen voor de gemeente op. Hij, de man, die den
strijd van vdor 50 jaren mede gestreden en pal
gestaan had voor zijne overtuiging, schetste in ge-
kuischte taal, naar aanleiding van Haggai 2: 10: «De
heerlijkheid van dit laatste huis zal grooter worden
dan van het eerste, zegt de Heer der heirscharen
en in deze plaats zal ik vrede geven", den toestand van
het heden in vergelijking met het verleden. Met jeugdig
vuur sprak de eerbiedwaardige grijsaard over de dagen
van voorheen, waarbij hij niet vergat de vele voorrechten,
die het tegenwoordig geslacht geniet, tegenover de
verdrukking en vervolging, die de vaderen hadden
moeten verduren.
Des avonds was het de beurt van den heer J. H.
Donner, zendings-director te Leiden, om de gemeente
bij hare feestviering te leiden. Waren de aanwezigen
des morgens teruggevoerd naar de dagen van wording
en worsteling, had de spreker van des middags
stilgestaan hij den toestand van rust en geluk, zooals
die zich nu voordoet, des avonds werd de gemeente
op hare toekomst gewezen en de eerste Jerusalemsche
gemeente, zooals die door Lucas (Hand. 242) werd
geschetst, ten voorbeeld gesteld. De dure verplichtin
gen, welke de gemeente van Goes heeft, werden haar
voorgehouden en een opwekkend woord, om niet stil
te staan, maar te «volharden in de leer der waarheid
en in de gemeenschap en in de breking des broods
en in de gebeden" besloot de toespraak.
De drie godsdienstoeningen werden door eene zeer
talrijke schare (zoodat het kerkgebouw de opgekomenen
niet kon bevatten) bijgewoond, en de stemming mocht
in waarheid eene geheiligde feestelijke stemming heeten.
Jammer, onzes bedunkens, dat de Chr. Ger. gemeente
in hare samenkomsten nog geene andere liederen zingen
dan de psalmen.
Bij eene feestviering als gisteren hadden wij uit
den mond van Christenen zoo gaarne een christelijk
dank- en vreugdelied gehoord, in plaats van zich te
vergenoegen met de lofzangen en herinneringsverzen
van Oud-Israël, die bovendien voor velen onbegrijpelijk
zijn. Met veel van het oude is door het kerkgenoot
schap reeds gebroken, bijv. het ambtsgewaad des
voorgangers enz., waai om ook niet een feestvierende
christenschare een christelijken feestzang in den mond
gelegd Gisteravond bij het verlaten van het kerk
gebouw hield ons die gedachte bezig en kwam het
ons voor, dat in aansluiting aan de opwekking van
den heer Donner, om Jeruzalems gemeente natevolgen,
een belijdenis der aanwezigen veel schooner zou ge
klonken hebben dan «Uw God, o Isrelheeft de
kracht", (Ps. 68 vs. 14) toen het orgel de melodie
van het Duitsche kerklied«O süsser Stand, o felges
Leben" deed hooren. De woorden van het Ev. gezang
127: 5, dat dezelfde melodie heeft, kwamen ons voor
den geest en wij volgden de muziek-accoorden, met
«Wij willen nedrig Gode leven, U volgen waar gij
•ns geleidtOns u geheel ten offer geven, met nooit
volbrachte dankbaarheid". Het was alsof de organist
dezelfde gedachten had, want in zachte en gevoelvolle
accoorden ruischte het verder, als om de bede
«Getrouwe Heiland enz", te begeleiden.
Hedenavond is er eene uitvoering door een zang
koor onder leiding van den heer H. Poolmeijer en
afgewisseld door toespraken. Daarmede zal het feest
besloten worden, maar de gemeente heeft eene duur
zame gedachtenis bekomen. Uit de giften, door de
leden bijeengebracht, is eene zilveren doopvont op
perenhouten voetstuk aangekocht, welk geschenk gis
teren reeds in het kerkgebouw prijkte en hedenmiddag
voor een ieder ter bezichtiging gesteld was.
Het bekken is vervaardigd door den heer C. E. Held
te Amsterdam; het voetstuk of de piëdestal is het
werk van onzen stadgenoot H. Clement, die zich op
nieuw daardoor als een bekwaam ambachtsman heeft
doen kennen.
Op een der zijden van den piëdestal is een zilveren
plaat aangebracht, waarop gegrift staat:
Opgedragen aan de Christ. Ger. Gem.
te Goes bij gelegenheid van
Haar 50jarig bestaan, door HO gevers.
De Commissie:
J. De Jonge Jz. H. G. De Jonge.
P. Fabery De Jonge Jz. J. De Jonge Wz.
P. Den Boer. G. Verheule.
KapeUe. Jl. Zondagvoormiddag werd de heer Van
der Kampberoepen predikant bij de vrije Evan
gelische gemeente alhier, als zoodanig bevestigd door
zijn ambtsbroeder A. Mooij van Wemeldinge, naar
aanleiding van 2 Timoth. 4, vers 2. Des namiddags
hield Zijn Eerwaarde zijn intree naar aanleiding van
Psalm 122 vers 8. Bij beide plechtigheden was een
talrijke schare toehoorders opgekomen.
Naar de Standaard meldt, is het Grootboek door
de heeren Van Limmik c. s. gedagvaard, om aan hen,
als kerkvoogdij, de rente uit te betalen. Daar voor het
Grootboek de staat der Nederlanden wordt aangespro
ken, komt hiermee de zaak der kerkvoogdij dus aan
stonds voor den Hoogen Raad.
De Stand, geeft een uitvoerig verslag van dr.
Kuypers verschijning voor de Synode. Daarin wordt
meegedeeld dat de secretaris Overman, en andere leden,
gedurig pogingen aanwenden, om den zoo betreurens-
waardigen afloop der ontmoeting te voorkomenmaar de
voorzitter, ds. Ten Harmsen v. d. Beek, had slechts
éen pijl op zijn boog, en die pijl: «terstond de vragen
beantwoorden of marsch!" was al wat hij afschoot.
In de Heraut van deze week is de uitvoerige
missive opgenomen, die dr. A. Kuyper, onder dagteeke-
ning van 17 September, ter toelichting van zijn beden
kingen tegen het verhoor aan de Synode opzond. Aan
het slot daarvan zegt dr. K. dat «zijn recht is en
blijft te eischen, dat de rechter, 't zij dan ter eerste,
't zij ter tweede instantie, bij wien de voordracht tot
zijn ontzetting inkomt, hem vooraf in zijn recht her-
stelle, om noch provisioneel geschorst, noch tot ont
zetting voorgedragen te worden, ongekeurd en onver
hoord. Is daaraan eenmaal voldaan, en komt alsdan
de zaak van rechtswege bij de Synode ter afdoening
voor, zoo zal hij volgaarne bereid worden gevonden,
om in dat stadium van het aanhangige proces zich
ten tweeden male, en alsdan bij de Synode, te laten
hooren en zijn mondeliDge verdediging voor te dragen.
Thans echter is hij aan dit stadium nog niet toe, en
wil hij dus de Synode met allen schuldigen eerbied
verzocht hebben, dat ze hem houde voor verontschuldigd.",
Eenige gemeentebesturen in Drente zien nu in,
dat het wenschelijk is, juist thans het aantal onder
wijzers in overeenstemming te brengen met de nieuwe
wet. Te Emmen wenscht men nog 12, te Odoorn nog
6 nieuwe onderwijzers te benoemen.
Tijdschrift ter beoefening van het Administra
tief Recht, hoofdredacteurH. G. Hartman Jz., se
cretaris der gemeente Goes, 3e jaargang, 9e all. Goes,