1886. N°. 98. Zaterdag 21 Augustus. 735te jaargang. Een bij de wel geregelde arbeidsdag. Kerkelijke Zaken en Onderwijs. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 et. In ons land vervoege men zich- voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct, elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regeL Er is reeds veel geschreven en nog meer gesproken over het sociale vraagstuk in het algemeen en over de verbetering van het lot van den arbeidenden stand in het bijzonder; en mogen de adviezen, omtrent het laatste punt gegeven en de redevoeringen daarover gehouden, meermalen niet van belang ontbloot zijn geweest, hun kleefde meestal dit groote nadeel aan, dat zij wel de uiting waren van den theoreticus, maar zelden van den man der practijk. Alleen de schrifturen van het tegenwoordig lid der Tweede Kamer den heer B. H. Heldt kunnen als eene uitzondering daarop worden beschouwd, omdat de schrijver, als inderdaad behoorende tot en zich steeds bewogen hebbende in den kriDg der werklieden, ook de zaak van de prac- tische zijde heeft leeren kennen. Waar juist de practijk ons de richting moet aan geven, waarin tot verbetering van het lot der arbei dersklasse dient gewerkt te worden, daar achten wij het van gewicht, dat dezer dagen onder den titel, dien wij boven dit artikel plaatsten, eene brochure is in het licht gegeven, bevattende bet door den heer Heldt bewerkte rapport van het Algemeen Ned. Werklieden verbond, betreffende eene reeks van vragen, door dien bond aan de afdeelingen gericht en door deze laatste beantwoord. Immers, deze brochure mag beschouwd worden het oordeel te bevatten van de werklieden zeiven omtrent de verbetering, die door eene wettelijke regeling van den arbeidsdag in hun lot kan worden gebracht en wij hebben daarmede dus de grieven en de middelen om die optehelfen beide, aangegeven door den werkman zelf. Onze ruimte laat niet toe de vragen, elf in getal, met de daarop ingekomen antwoorden optenemen het zij daarom voldoende te constateeren, dat de in houd ervan alleen betrekking heeft op de wensche- lijkheid van wettelijke regeling van den arbeidsdag en op de hoofdpunten, waarop bij die regeling dient te worden gelet. Eenstemmig verklaarden de afdeelingen zich voor de wettelijke regeling, terwijl de meerder heid een normalen arbeidsdag van acht uren wen- schelijk achttetevens werden de vakken aange geven ten opzichte waarvan uitzonderingen dienen te worden vastgesteld. Wanneer de wetgever er eenmaal werkelijk toe besluit de regeling van den arbeidsdag ter hand te nemen, dan zijn de voornaamste wenschen der betrokken personen dus eenigermate geformuleerd. Men wane echter niet, dat met deze enkele punten het vraagstuk zal zijn opgelost. De schrijver erkent, dat hiermede het vraagstuk verre van uitgeput is, maar dat integendeel nog veel meer licht dient ont stoken te worden eer de bouwstoffen, voor het samen stellen eener wet noodzakelijk, voor de hand liggen en hij waarschuwt bovendien dat men de verwachtingen ten opzichte van dit vraagstuk niet te hoog spanne. Men ziet hieruit, dat de werklieden-vereenigingen haar eischen voorloopig bepalen tot wat haar voor het oogen- blik het meest noodzakelijk schijnt en in deze dagen, waarin eene zekere partij een ganschen ommekeer van de maatschappij vraagt, als zijnde dit de eenige manier om de minder bevoorrechten hun rechtmatig deel te verschaffen, kan eene dergelijke houding, afgeschei den van den eisch zelf, niet anders dan een gunstigen indruk maken. Daardoor toch vooral toont de werkelijk bezadigde werkman, dat hij allerminst doortrokken is van den socialistischen zuurdeesem en logenstraft hij de bewering, door zoovelen nog gedeeld, dat Heldt en Domela Nieuwenhuijs met beider aanhang dezelfde wenschen koesteren. Wij weten niet, of het voorstel Borgesius c. s. tot het instellen eener enquête naar den overmatigen arbeid en naar den toestand der fabrieken en werk plaatsen met het oog op de veiligheid, gezondheid en het welzijn der werklieden als een uitvloeisel van de brochure van den heer Heldt moet beschouwd worden misschien ook zijn de voorstellers, onder den indruk van de feiten, die de enquête naar den toestand in de mijndistricten in België aan het licht heeft gebracht, tot hun voorstel geraakt, maar in ieder geval komt er meer en meer neiging bij regeering en volksver tegenwoordiging om de arbeidsquaestie ter hand te nemen, te onderzoeken en zoo mogelijk te regelen. Wij zeggen met voordacht zoo mogelijk, omdat ons ook dezer dagen wederom herhaaldelijk is gebleken hoe bij velen nog altijd de meening blijft bestaan, dat wettelijke regeling te dien opzichte een ideaal, en in ieder geval in strijd met de liberale beginselen zoude zijn, omdat zij de vrije concurrentie der werklieden uitsluit. Noch de eene, noch de andere meening kunnen wij deelen. Dat de wettelijke regeling van het arbeiders vraagstuk eene utopie zou zijn, wordt onzes inziens reeds genoegzaam wederlegd door de strooming, die zich al meer en meer vertoont juist naar eene dergelijke regeling, eene strooming, die zich niet meer slechts openbaart bij den werkman zelf, maar bij de meest kundige mannen, die van het sociale vraagstuk in het algemeen hunne bijzondere studie hebben gemaakt en die men bezwaarlijk ervan verdenken kan slechts een hersenschim te zullen najagen. Wat de quaestie der strijdigheid met de liberale beginselen betreft, ook die meening deelen wij niet. Moge ook de vrije concurrentie in het algemeen door de liberale partij worden gehuldigd, dit kan toch nooit gelden waar het betreft bescherming van den arbeider met het oog op zijne eigene krachten. Bescherming van handel en industrie vinden afkeuring, omdat die kunstmatige protectie ja, wel leidt tot de welvaart van enkelen, maar zeker niet tot voordeel van het algemeen, evenmin als tot verbetering van den be schermden tak van nijverheid zelf. Maar een dergelijk beginsel van binnenlandsche politiek heeft inderdaad niets te maken met de bescherming, die bij wettelijke regeling van den arbeid wordt beoogd, de bescherming namelijk van den werkman tegenover de te hooge eischen van den werkgever, de bescherming ook van den eenen werkman tegenover de concurrentie van den ander, eene concurrentie, niet in het leven geroepen door meerdere kunde of capaciteiten, maar door de noodzakelijkheid om met opoffering van een deel van de onmisbare rust en vrijheid het hoogst noodige voor het onderhoud van zichzelven en van de zijnen te verdienen. Het geldt hier dus wel degelijk een be ginsel van verleenen van vrijheid, en vrijheid binnen de perken der wet is ook een liberaal beginsel. Maar ook al ware verbetering van het lot van den arbeider door de wet in strijd met het liberale be ginsel, dan nog eischt de menschelijkheid, dat een ieder, desnoods met overboord werping zijner politieke principes, althans tot het instellen en bevorderen van een onderzoek medewerkt en, blijkt daarna de nood zakelijkheid van wettelijke regeling van den arbeid, daarop helpt aandringen. Uit dien hoofde moeten èn bet enquête-voorstel Borgesius c. s. èn de brochure van het Algemeen Nederlandsch werkliedenverbond met dankbaarheid worden begroet. GOES, 20 Augustus 1886. Men schrijft ons uit Noord-Beveland: 't Was lang geledeD, dat ik Noord-Bevelands noord rand aanschouwdedoch levendig herinnerde ik mij den aanblik, dien het bood kort na de eerste catastrophe. Met een gevoel van weemoed wandelde ik er thans weer heen. Het westen van het ingeloopen gedeelte des Thoornpolders wordt begrensd door de treurige overblijfselen van een voormaligen dijk. Als een smalle landtong steekt dit fragment in zee uit. Ik wilde trachten, de uiterste punt hiervan te bereikenhet platgetreden gras bewees, dat meerderen vóór mij dit ook hadden gedaan. Aan mijn rechterhand was de dijk geheel afgeslagen en afgeknaagder was geen helling maar een steilte. Ik zette den voet op den uitersten randde grond trilde, het brok waggelde, ik haastte mij achterwaarts. Toen ik iets verder was gegaan en naar de pas verlaten plek terugzag, bemerkte ik, dat zij vrij diep ondermijnd was. Nu werd het pad zoo smal, dat slechts één voetganger er ruimte hadhet liep naar beneden en daar was van de kruin des dijks geen spoor meer te zienlosse aarde, brokken aarde, zand en hoog, breed, wuivend gras vulden nog de ruimte. Doch verderop werd de tong weer hooger, hoewel evenzeer afgebrokkeld. Ik kwam aan het einde, dat loodrecht afdaalde, en zette mij neer. Links en rechts, ja, wat? Geen land en geen water, maar een samenvoeging van beideeen grauwe of turfbruine bodem, hier en daar met zeekraal begroeid, en tus- schen die stukken plassen en kreken. Scharen meeuwen, zee-eksters en ander gevogelte vlogen krijschend rond. Met huivering en weemoed beide staarde ik om mij hier was voor weinig jaren alles welige landouw, waar over de hoorn van Amalthea mildelijk werd uitgestort hier verguldde de zomeravondzon de toppen van boomen, die nog lang niet de eeuwige rust dachten integaan, en deed het windvaantje blinken op de schuur van den boer, die na volbrachte dagtaak al vroeg zich wiegde in de armen des slaaps. En nu Met een ziener uit Israël kunnen wij uitroepenHoe is de vettigheid der aarde heengegaan en de klank onzer stem verstomd O land van Bavo, rijk gezegend oord, zult ook gij in de golven verdwijnen als uwe zuster ten noorden, die bezweek in den harden strijd? Voor den voet van het dijkstuk lag nog een strook grond van omstreeks twee meter breedte, die bij vloed onderloopt, en daarachter het water, de zee. Het woei een lichte bries, maar kokend en bruisend en woelend en wielend stroomden en knaagden en sloegen en beukten de golven hier tegen den kant. Diep was het hier, zeer diepzoo diep als een menschenhart. 'k Weet niet, hoe het denkbeeld mij eensklaps aan waaide, maar toen ik het gegrepen had, hield ik het vast. Want zij geleken elkander twee kolken, vol eeuwige beweging. En ook verder langs hot strand meende ik den mensch te vinden kleine golfjes, die in jeugdigen overmoed een ouden stam wegslingerden, het toonbeeld van opgeblazen waanof andere, die zacht en kruipend kwamen aangeschoven, om den voet te lichten aan wat zich stelde op hun weg, het symbool van valschheid. Ik keerde op miju schreden terug, om nog een blik te gaan slaan op de dijkbreuk van het vorige najaar in den Sophiapolder. Ook hier verwoesting, leegheid, dood; ook hier de merkteekenen, dat dit land is opgeschreven ten doode. Want verschillende stukken steunen op het vloedwater, om te te.iiger tijd bij een zeer lage ebbe te verzinken in de diepte, van waar niets en niemand wederkeert. Zal het nog lang duren Of zal het weldra zijn? Eenmaal zal het komen, Denn die Elemente hassen Das Gebild der Menschenhand. Krniningen. Op den aanstaanden verjaardag van het Prinsesje zal der jeugd alhier ook een feest bereid wordenin eene door den Burgemeester opgeroepen vergadering is eene commissie tot regeling benoemd. Ellewoudsdijk. De verkiezing voor een lid van den gemeenteraad alhier zal plaatshebben op Woensdag 8 September a. s. De heer W. P. Van Visvliet, betaalmeester te Middelburg, is met ingang van September op zijn verzoek eervol ontslagen, onder dankbetuiging voor de langdurige trouwe diensten. Naar de M. Ct. verneemt, zou de Nederland- sche stoomboot-Mij te Amsterdam haar stoom schepen niet langer van Terneuzen op Londen doen varen, maar voornemens zijn die voortaan van Vlissingen gebruik te doen maken. Voor Londensche rekening zou dan de lijn Terneu zen—Londen voorzien worden. De Raad van Toezicht op de spoorwegdiensten is met de spoorwegbesturen in overleg getreden over een betere verlichting der buitenpleinen van stations, waar die, voornamelijk in buitengemeenten, wier kom ver van het station is gelegen, te wenschen overlaat. Een ongeval, een reiziger te Eist overkomen, gaf hiertoe aanleiding. De Raad ondervindt in deze zaak bij de spoorwegbesturen weinig medewerking. Mocht verbetering afstuiten op bepaalde weigering, dan geeft de Raad den Minister van Waterstaat in overweging de wettelijke voorschriften, met het oog op het te bereiken doel, aan te vullen. Den len Juni jl. overleed te Buenos Aires, in Zuid-Amerika, in den ouderdom van 45 jaren, de heer I. P. B r e d i u s, vroeger lid der Tweede Kamer van de Staten-Generaal voor het hoofdkiesdistrict Goes, later professor in de Duitsche taal te Buenos Aires. Tengevolge van de zeer gedrukte vrachten der binnenvaart is, sedert de openstelling der Duitsche havens, dezer dagen eene zeereis ondernomen door schipper M. Adriaanssen, van Sas van Gent, met zijn tjalkschip «Jacoba Pieternella", naar Hamburg, die aanvankelijk uitstekend geslaagd kon heeten. Yan Hamburg werd hij bevracht naar Riga en van Riga met hout naar Leuven. Jammer dat op die terugreis zijn mast door het geweldig slingeren is gebroken en hij ontredderd te Frederikshaven binnengebracht is moeten worden. Volgens deskundigen zijn de masten der binnensche pen te lang en derhalve de tuigen te hoog voor de zeevaart, waardoor het slingeren zeer bevorderd moet worden. (N. Ii. Ct.) Onder den titel «Vreemde dingen" komt in het Dagblad het volgende ingezonden stuk voor In Vlissingen betoont men zich uitermate verheugd en dankbaar aan de Belgen, die daar op de duinen een badhuis gesticht hebben. Scharen van Antwerpe naars en Vlamingen, die hij voorkeur op Zondag in de stad aankomen, worden dan feestelijk afgehaald en onder geschal naar het Belgisch badhuis geleid, alwaar het dan niet aan toespraken en toasten ontbreekt. Al de smaad en onnoembare schade, door den Bel gischen opstand in 18301839 aan ons land en volk berokkend, wordt, onder deze pret, natuurlijk vergeten, alzoo ook onder andere het zoo diep vernederend tractaat van 19 April 1839, waartoe Nederland zich gedwongen zag, en tengevolge waarvan een Belgisch loodswezen in Vlissingen is gevestigden men maakt zich wederkeerig maar vroolijk onder het aanhooren van het zoogenaamd Belgisch volkslied (met zijn bloedigen smaad op de Hollanders) gespeeld of gezongen, en men verblijdt zich dan over de beleefdheid, wanneer dan ook eens het«Wien Neerlandsch bloed" wordt aangeheven. Zelfs vond men voor eenige dagen er geen bezwaar in om een honderdtal Belgische krijgslieden in volle wapenrusting te zien aanlanden en, op militaire wijze ook nog geïnspecteerd, zoo met muziek voorop, door de goede Zeeuwsche stad Vlissingen te laten marcheeren naar het Badhuis en, na eenig verblijf en het wisselen van eenige fraaie toespraken, van daar wederom ook terug te trekken 1 Dit gaat nog al verreen van zóódanige gulheid is wellicht nergens eens gelijke 11 Het is nog al wonder dat de hoogere autoriteiten in den lande zulke militaire wandelingen van «chasseurs éclaireurs" in het hart eener provincie van ons Rijk, zoo maar onopgemerkt laten doorgaan, en niet bedenken hoe door zulke inschikkelijkheden het land in minachting wordt gebracht. Vlissingen met zijn Belgisch loodswezen, en nu ook met zijn Belgisch badhuis, wordt haast een Belgische kolonie Provideant consules" De redactie zegt er onder: Men weet, dat wij ons verheugen in de vriend schappelijke verstandhouding tusschen Nederland en België, welke voor het vroeger antagonisme in de plaats is getredeneen voortgaande verbroedering tusschen beide natiën zullen wij blijven toejuichen. Niet te ont kennen echter is het, dat het beeld hierboven geschetst, een ander karakter heeft en integendeel meer geschikt is om de oude veeten weer wakker te schudden. Geen wonder in elk geval, dat de herinnering daaraan ver levendigd werd bij een landgenoot, die de dagen van 18301839 met kennis van zaken beleefd heeft en, als wij ons niet vergissen, een werkdadig aandeel in de gebeurtenissen dier dagen genomen heeft. Aan een particulier schrijven van een kapitein van het Indische leger is het volgende ontleend: «Ik zou er bijna toe kunnen overgaan om te schrijven het Indische leger bestaat eigenlijk niet meer. Men vindt in de garnizoenen de geraamten van bataljons en kompagnieën, uit eenige officieren en wat kader samengesteld maar het vleesch, de valiede man schappen nl., zitten op Atjeh. Tot hoe lang zij daar valiede blijven weet men helaas! Gelukkig echter dat de verschrikkelijke berri-berri eenigszins tot staan schijnt te zijn gekomen. Er zijn te Atjeh nu nog kompagnieën die van hare organieke sterkte geen 25 soldaten onder de wapens brengen. Om kleine expeditionaire troepen bij elkaar te krijgen, zooals naar Mandor, Poeloebras en nu weer naar Rigas, worden alle bataljons geplunderd: aan de verplaatsingen, overplaatsingen en detacheeringen komt dan ook geen eindeHoe alle banden van korpsgeest en kameraadschap daardoor verslapt worden, ligt voor de hand. Zoo dien ik nu in de laatste vier jaren onder mijn 5n kolonel en mijn 13n bataljons-comman dant en commandeer ik mijn 9e kompagnie11" Wat zeggen de kameraden in Holland daarvan Kolijnsplaat. Door den kerkeraad der Ned. Her vormde gemeente is ter vervulling der vacature, ont staan door het vertrek van ds. A. Steehouwer, het volgende drietal opgemaakt: ds. J. H. Wensinck te Neerlangbroek, in Utrecht; ds. P. J. Van Melle te Minnertsga, in Friesland en ds. P. J. Feringa te Bunnik en Vechten, in Utrecht. Daaruit is met algemeene stemmen Woensdag 11. beroepen ds. J. H. Wensinck. In de nabijheid van Utrecht heeft een predikant een staaltje geleverd van bijzondere getrouwheid. Bedoelde predikant heeft nl. in een kerkeraadsverga- dering doen besluiten om aan den hoofdonderwijzer (tevens voorlezer in de Hervormde kerk) een schrijven te zenden, en hem namens den kerkeraad der Her vormde gemeente deze twee zaken te gelasten lo. bij het voorlezen uit de H. Schrift bij de open bare godsdienstoefeningen niet meer te lezen Heer, maarHeereen 2o. bij genoemd voorlezen insgelijks niet meer te lezen en, maarende. Deze predikant is de vier-eu-twintigjarige Feykes te Baambrugge, die nu twee en een half jaar dienst tijd heeft. Dezelfde jonge man heeft ook aan de Synode den eisch gericht om de afgezette preiikanten in hun ambt te herstellen. Het Wag. Weekblad, waaraan wij deze feiten ont- leenen, uit den wensch, dat weldra de kerkelijke be sturen het tot hunne roeping zullen achten dezen on- gepasten en ongoddelijken ijver een weinig te beteu gelen. «Zooals het nu gaat", zegt het blad, «loopt het de spuigaten uit." Wij twijfelen niet of duizenden in het land, die, evenals het Vlag. Weekbl., tot de streng confessioneele richting behooren, zullen die meening beamen. Onge lukkigerwijze wordt voor zulke onzinnigheden de geheele richting aansprakelijk gesteld. (d. Cf.) De heer J. H. Van Linschoten, sedert een aan tal jaren hoofd der christelijke school in de Bogard- straat te Middelburg,* opent zooals bekend is met 1 September a. s. in de Noordstraat aldaar eene neu trale bijzondere school voor meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens. Het aantal leerlingen, dat zich heeft aangemeld, beloopt reeds tusschen de 40 en 50.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1886 | | pagina 1