1886. N°. 96.
Dinsdag 17 Augustus.
73ste jaargang.
ONDERWIJZERES
G0ESCH8
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 et.
In ons land vervoege men zich- voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen werden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel
Voor het onderwijs in de HANDWERKEN aan de
leerlingen der scholen B, C en D moet benoemd worden
eene
op eene jaarwedde van Honderd vijf en twintig gulden.
Sollicitatiën worden schriftelijk ingewacht bij den
Burgemeester vóór of op Vrijdag den 20 Augustus a. s.
Goes, den 7 Augustus 1886
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Tpwrw.».jw
GOES, 16 Augustus 1886.
De afdeelingsverslagen over de weder
ingediende Grondwetsontwerpen zijn ver
schenen.
Aan de algemeene beschouwingen (waarin ook van
de schoolwetgeving sprake is) is het volgende ont
leend
De meeste der oude leden refereerden zich hoofd
zakelijk aan hun vroegere beschouwingen.
Verscheidene der leden, die thans voor het eerst tot
de overweging dezer wetsvoorstellen geroepen waren,
verklaarden dat hun de tijd ontbroken had om zich
daaromtrent in alle bijzonderheden op de hoogte te
stellen, en dat zij zich mitsdien in menig opzicht hun
gevoelen moesten voorbehouden.
Door sommigen werd de meening geuit, dat her
ziening der Grondwet bij de bestaande verhouding
der staatkundige richtingen niet zou zijn tot stand te
brengen, al werd daarvoor thans in eerste instantie
een meerderheid verkregen. Volgens enkele leden was
die herziening ook onnoodig, omdat haar hoofddoel,
verbetering van het kiesrecht, onder de tegenwoordige
Grondwet even goed kon worden verwezenlijkt door
middel van belastinghervorminginvoering eener alge
meene inkomsten-belasting zou ongetwijfeld slagen,
indien men er slechts van wilde afzien den grond
dubbel te belasten.
Het antwoord hierop luidde, dat het thans in staat
kundigen zin een volstrekte onmogelijkheid ware, de
herziening der Grondwet te laten rusten. Al ontveinsde
men zich de groote bezwaren niet, aan het volbrengen
dier taak verbonden, men mocht daarom de hoop niet
laten varen, dat vaderlandsliefde ten slotte welmeenende
mannen van verschillende zienswijze zou nopen om in
het belang van het gansche volk de handen ineen te
slaan.
Onder de tegenstanders der bestaande schoolwet
geving waren er die het betreurden, dat de Regeering
niet opnieuw een voorstel tot verandering van Hoofd
stuk X der Grondwet had ingediend. Dat het geens
zins ondenkbaar was art. 194 der Grondwet zoo te
wijzigen, dat leden van uiteenloopende staatkundige
richting zich bij de nieuwe redactie zouden kunnen
nederleggen, was voldoende gebleken. De beraadslaging
over dat artikel had op den 9n April jongstleden ten
slotte een ongelukkigen loop genomenmaar indien
de stemming toen nog acht dagen was uitgesteld, zou
hoogstwaarschijnlijk een transactie zijn verkregen. De
zekerheid, dat de Regeering nogmaals wilde beproeven
ook het Xe Hoofdstuk te wijzigen, zou op den loop
der Grondwetsherziening van grooten invloed zijn.
Daarom wenschte men van de Regeering een stellig
antwoord te ontvangen op de vraag, of zij alsnog
een voorstel van verandering in Hoofdstuk X der
Grondwet aan de overweging der Kamer dacht te
onderwerpen. Mocht de Regeering daartoe onverhoopt
niet gezind zijn, zoo zouden deze leden zich beraden
of het op hun weg lag, hetzij met anderen, hetzij
alleen, ten deze het initiatief te nemen.
Naar het oordeel der meerderheid bestond er na
het voorgevallene geen aanleiding, om bij de Regeering
aan te dringen op de indiening van een nieuw voorstel
tot wijziging van het Xe hoofdstuk der Grondwet.
Zij, die verandering in dat hoofdstuk noodzakelijk acht
ten, doch in de vorige Kamer de daartoe door de
Regeering aangewende poging hadden verijdeld, behoor
den thans zelf een voorstel in dien zin aan te bieden,
waardoor zij, in geval van aanneming, gebonden zouden
zijn. Alleen langs dezen weg scheen het verkrijgen
eener transactie mogelijk. De voorstanders der tegen
woordige schoolwetgeving hadden getoond voor wijzi
ging van een artikel, dat voor hen geen bezwaren
opleverde, niet terug te deinzen. Zij hadden getracht
het Regeeringsvoorstel door waarlijk vrijzinnige amen
dementen te verbeteren, en de meesten hunner hadden
ten slotte aan dat voorstel hun stem geschonken.
Hunnerzijds was veel, volgens sommigen wellicht te veel,
toegegeven. Desniettemin bleven zij ook nu nog bereid
een voorstel, van andere zijde in te dienen en waarbij
de vereischte matiging betracht werd, te overwegen
met den ernstigen wil, om zoo mogelijk tot een bevre
digende oplossing te geraken. Meerderheid geworden,
zouden zij niet weigeren, hetgeen zij als minderheid
billijk achtten.
Het onderzoek tot verandering in het Vide hoofdstuk,
heeft de volgende uitkomsten opgeleverd. Tegen de
voorgestelde redactie bestond bij vele leden overwegend
bezwaar.
Onveranderd behoud van het bestaande art. 183
scheen dan ook aan sommigen nog verkieslijk boven
aanneming der voorgestelde wijziging. Doch boven beide
zouden velen de voorkeur geven aan de volgende redactie,
in het Voorloopig Verslag over het vroeger ontwerp
opgenomen en blijkens de Memorie van Antwoord door
de Reguering niet onaannemelijk geacht:
«De inkomsten, door de onderscheidene godsdienstige
gezindheden of hare leeraars in -1815 genoten, blijven
aan die gezindheden verzekerd.
Zoolang omtrent de wijze van uitkeering dier in
komsten of omtrent de later toegekende inkomsten
geen andere regeling bij de wet is vastgesteld, worden
zij uitgekeerd op den voet, waarop zij bij de begrooting
der uitgaven van het Rijk voor het dienstjaar 1884
(1886) zijn uitgetrokken".
Het Wag. Wbl. bespreekt mr. Levy's advies
in zake de kerkelijke quaestie en sluit zich geheel bij
hem aan.
Ook dit blad is van oordeel, dat het zwaartepunt
van het Amsterdamsche conflict gelegen is in de zede
lijke zijde.
Het twijfelt dan ook geen oogenblik of de Synode
zal de uitspraak van het Prov. Kerkbestuur van Noord-
Holland bevestigen. Wie jarenlang alles wat hij kan
gedaan heeft om, in strijd met zijn eenmaal afgelegde
plechtige gelofte, de kerk te hoonen, te verguizen en
te gronde te richten, kan noch mag met zijn mede
standers langer in haar midden geduld worden. Aan
alle lankmoedigheid komt een einde. Zij die, bewust
of onbewnst, in de voetstappen van een DomelaNieu-
wenhuis treden en zich denkbeelden van recht scheppen,
met het bestaande in flagranten strijd, mogen daarover
met wrevel vervuld zijn, ieder ander, die recht en
gerechtigheid liefheeft, moet het. toejuichen. Het zal
waarlijk een verlichting zijn als de doctoren Kuyper
en Rutgers want zij zijn de raddraaiers buiten
onze kerk staan en daardoor belet worden rechtstreeks
haar nog langer in beroering te brengen.
Heeft het blad dan met hen als broeders in Christus
geen medelijden? Ja en neen. Ja, in zooverre als het
voor hen een uiterst pijnlijke zaak zijn moet, wanneer
eenmaal hunne oogen opengaan voor de door hen aan
gerichte verwoestingenals de vele misleiden, die op
hen vertrouwden, het hun zullen verwijten«Van al
onze ellende zijt gij de schuld".
Maar overigens meent het blad van neen. Deze
mannen zijn tot in 't eindelooze toe gewaarschuwd,
gebeden dien heilloozen weg te verlaten. Maar verleid
door hun dwalend geweten, zijn ze voortgehold. Het
is dan ook recht, dat ze ontvangen naardat zij gedaan
hebben, opdat er aan hunne praktijken, althans in den
boezem onzer kerk, een einde kome.
Overigens is het buiten ambten en bedieningen onzer
kerke gesloten te worden voor deze heeren niet zulk
een ontzettende beproeving. Op zichzelf genomen zullen
zij 't zich dan ook niet bijster zwaar aantrekken. Zij
kunnen dan een dolende gemeente gaan stichten, een
soort van afscheiding tweede editie in 't leven roepen.
Ze mogen dan buiten de muren onzer kerk beproeven
tot stand te brengen wat daar binnen hun mislukte.
Wij hebben er, zegt het W. W., nu de zaken eenmaal
zóóver gekomen zijn, niets op tegen. De ingang in het
koninkrijk der hemelen is, Goddankniet verbonden
aan 't lidmaatschap van eenige kerk, hoe ook genaamd.
Wie zich in ons midden niet meer thuis gevoelt, hij
ga heen."
Eene aan spiritisme doende petroleumvrouw
gevoelde zich dezer dagen geroepen, aan de echtgenoote
van een ingezetene alhier de groeten te komen over
brengen van hare reeds voorlang overledene dochter.
Bedoelde dame kreeg dientengevolge een zenuwtoeval,
tengevolge waarvan geneeskundige hulp moest worden
ingeroepen; ook nu nog is zij niet geheel hersteld.
Wij willen niets afdingen op de overtuiging van
hen, die in het spiritisme gelooven; maar wij zouden
het toch wenschelijk achten, dat men met de mede-
deelingen en gezichten uit bovenaardsche gewesten wat
voorzichtig was en ze hield binnen den kring van hen,
die aan den omgang met «geesten" gewoon zijn geraakt.
Ierseke. Bij de Vrijdag alhier gehouden herstem
ming voor 2 leden van den gemeenteraad waren 91
briefjes ingeleverd. Bij de opening der stembus bleek
dat 2 briefjes blanco waren en dat 6 slechts één geldige
stem bevatten. De heeren W. Van Oeveren Jr. verkreeg
56 en J. Sinke Jz. 55 stemmen, terwijl op den heer
J. Boone 31 en op den heer J. Lemson 30 stemmen
waren uitgebracht. De beide eersten zijn dus gekozen.
Zij waren de candidaten der kiesvereeniging «Recht
voor Allen."
Door den Minister van koloniën is o. a. de heer
D. H. Van der Hoek ter beschikking gesteld van
den Gouv.-GeD. van Ned.-Indië, om aldaar in admini
stratieve betrekking te worden geplaatst.
Heden herdenkt de heer B. M e y 1 i n k, direc
teur van het postkantoor te Middelburg en vroeger te
Goes, zijn veertigjarigen diensttijd bij de posterijen.
Het Utr. Dagblad deelt mede, dat mr. M. J.
De Witt Hamer van zijne buitenlandsche reis is terug
gekeerd. De behandeling der zaak van den heer
Domela Nieuwenhuis kan nu waarschijnlijk
spoedig worden verwacht.
De ontwerpen der Staatsbegrooting
voor 1887 zijn zoo verre gereed, dat zij binnen weinige
dagen naar den Raad van State kunnen worden ver
zonden. Zijn wij goed ingelicht, zoo heeft de regeering,
niettegenstaande den bekenden toestand der schatkist,
goedgevonden de uitgaven op het hoofdstuk Marine
andermaal met een belangrijk cijfer te verzwaren. Daar
tegenover zouden 15 buitengewone opcenten op het
personeel worden gelegd. (N. R Ct.)
Naar aanleiding van het enquête-voorstel
herinnert men ons, dat ook van regeeringswege
in deze richting iets wordt gedaan. De Minister van
Binnenlandsche Zaken heeft namelijk eene commissie
uit de geneeskundige inspecteurs benoemd om den
toestand der fabrieken uit het oogpunt van
gezondheid en veiligheid te onderzoeken, welk plan in
de inspecteursvergadering van Sept. a. s. in behande
ling zal worden genomen. Eene parlementaire enquête
kan natuurlijk meer succes hebben, omdat de com
missie van enquête het recht heeft getuigen te dag
vaarden. (7a<i.)
De opbrengst der Middelen (hoofdsom
en Rijks-opcenten) over de maand Juli heeft bedragen
9,156,615,44, tegen 7,733,305,41% in hetzelfde
tijdvak van 1885. De raming voor éen maand is
8,846,017,83, Opbrengst over de eerste zeven maan
den van 1886/60,465,980,65, tegen/57,254,706,68
over 1885.
Die gunstige uitkomst van eene vermeerde opbrengst
der middelen ten bedrage van ruim 1.4 millioen is te
danken aan de grondbelasting, het personeel, de paten
ten, de suiker, het zout, de zeep, de zegelrechten, de
rechten van successie, de domeinen, de posterijen en
telegrafen, da staatsloterij. Minder was de opbrengst
van de rechten op den invoer, den wijn, het gedistil
leerd, goud en zilver, bieren en azijnen, het geslacht,
de hypotheekrechten, de jacht en visscherij, de loods
gelden.
Ten vervolge op het bericht dat de heer mr.
0. N. De Stoppelaar, aan de vereeniging «Uit het
Volk-voor het Volk" te Middelburg had aangeboden,
geheel voor zijne rekening in den hove «De Edele
Handboog" een gebouw te laten maken tot het houden
van schilderij-tentoonstellingen, kan thans gemeld wor
den, dat het bestuur van de Confrérie van St. Sebas-
tiaan toestemming tot het bouwen verleend heeft Den
18en dezer zal de aanbesteding geschieden. (JV. R. Ct.)
In de jongste dagen hebben zich ruim zestig
militairen van het garnizoen te 's-Hage aangegeven
om dienst te nemin bij het leger in Oost-Indië.
Onder dit getal zijn vele miliciens, die voor twee
jaren bij dat leger worden gedetacheerd.
In een schrijven van den Minister van Binnen
landsche Zaken aan Gedeputeerde Staten wordt met
lof melding gemaakt van het nieuwe ontsmet-
tings-regulatief en de goede uitkomsten, ver
kregen bij de ontsmetting in ovens, waarin stoom op
de goederen inwerkt, tengevolge waarvan in onder
scheiden gemeenten ontsmettingovens werden opgericht,
die als een der krachtigste middelen ter bestrijding
van uitbreiding van besmettelijke ziekten de meeste
aanbeveling verdienen.
In zijn weekblad Vooruit I deelt de heer G. A.
Vorsterman Van Oyen het volgende mede
«In no. 603 plaatsten wij eene oproeping om gelden
te verzamelen om den heer Gouverneur een aan-
genamen ouden dag te bezorgen. Nu ons gebleken is,
dat genoemde heer reeds zoo gelukkig is, dat hij onze
hulp niet noodig heeft, zullen wij de reeds ontvangen
gelden in den loop der volgende week onder dankzeg
ging voor de betoonde bereidwilligheid terugzenden".
In het bericht over de Vereeniging ter bevor
dering van de belangen des Boekhandels is gemeld,
dat in het volgende jaar eene tentoonstelling zal ge
houden worden van proeven van drukwerk. Dit moet
zijnvan bindwerk.
De Amst. Ct. heeft een verontrustende mededee-
ling gedaan omtrent den toestand van den grond,
waarop het centraalstation te Amsterdam
en daaraan belendende gebouwen zijn gesticht.
Wij deelden die in ons vorig no. mede.
De voorstelling van zaken heeft echter in het Han
delsblad de volgende tegenspraak gevonden
»Er worden weder onrustbarende geruchten ver
spreid over de werking van den aangeplempten grond
in het IJ (stationseilanden, De Ruyterkade). Reeds
lang is er in die gronden eenige werking te bespeuren,
gelijk blijkt uit de verzakking der bekapping van het
nieuwe station, de scheuren in de viaducten en van
een muur van een huis aan de De Ruyterkade.
«Gelijk echter sedert jaren reeds door bevoegde be
oordeelaars is verklaard en ons thans opnieuw is ver
zekerd, zijn deze verschijnselen, welke in Amsterdam
bij alle aangeplempte gronden worden waargenomen,
niet van dien aard om onrust te wekken, zoowel voor
de berijdbaarheid der viaducten als voor de soliditeit
der huizen aan de De Ruyterkade. Op geregelde tijden
worden de scheuren in de viaducten nagegaan en rap
porten opgezonden aan de bevoegde autoriteit, en 't is
niet aan te nemen, dat de Regeering, die voortdurend
volledig en afdoende wordt ingelicht, een zoo belangrijk
spoorwegverkeer over dat bouwwerk zou toelaten, indien
daarin eenig gevaar was gelegen. Hoeveel te minder
is het gevaar voor een woning, waarin zich enkele
scheuren in het metselwerk vertoonen. Ook uit de
resultaten van het onderzoek naar de verzakking der
bekapping is gebleken, dat dienaangaande in den
aanvang overdreven geruchten zijn verspreid.
«Laat ons er bijvoegen, dat van de tien huizen te
Amsterdam negen hier en daar een scheur hebben, in
de meeste gevallen netjes bijgewerkt of onder cement
begraven".
Wie van de twee stelt nu de zaak in het ware licht
Wij zullen geen uitspraak doenmaar men zij er
gedachtig aan, dat de Amst. Ct. bekend staat als bij
zonder tuk op sensatie-voorstellenen anderzijds, dat
het Handelsblad zich wel eens iaat verleiden om in
zaken als deze al te zeer de rol van olïieieus verdediger
op zich te nemen.
Men herinnere zich bovendien, dat het werk, waarvan
thans sprake is, indertijd hartstochtelijke oppositie lieeft
gevonden en een strijd heeft uitgelokt, die nu misschien
nog in de voorstellingen, zoowel van de eene als van
de andere zijde, zijn werking doet gevoelen.
Voor het oogenblik zou men zich derhalve op het
verstandigst standpunt plaatsen door aan te nemen,
dat de waarheid in het midden ligt.
Van deskundige zijde wordt ons intusschen, na een
dezer dagen ingesteld onderzoek, verzekerd, dat de
toestand der gebouwen, op den bedoelden grond staande,
alles behalve geschikt is om een onvoorwaardelijke
gerustheid in te boezemen.
Gelijk heeft de Amst. Ct. bovendien zeer zeker als
zij betoogt, dat voor een terrein, waarop een zoo uit
gebreid spoorwegvervoer plaats heeft, de publieke
veiligheid tot het meest nauwgezet toezicht en de
grootste zorg moet aansporen.
Het is ook wenschelijk, dat het publiek er meer
met zekerheid van verneme. Zouden wij de Regeering
niet mogen verzoeken, zich met ernst en spoed van
die taak te kwijten (D.)
Aan verscheiden verpleegden in het ge
sticht Veenhuizen is gevraagd, of zij genegen waren,
tegen het gewone handgeld, behoudens hun geschikt
heid, dienst te nemen voor Oost-Indië. Velen
hebben zich daarvoor aangegeven. (V. v. d. D.)
Het «Museum Prins Hendrik" zal voor de stad
's-Gravenhage behouden blijven en met 1 November
e. k. overgaan naar de bovenzalen van het Passage
gebouw, gelegen aan het Buitenhof aldaar.
Bij kon. besluit is tot 1 Oct. geschorst eene
verordening van den raad der gemeente Uithoorn
op het collecteereu of inzamelen van gelden bin
nen die gemeente, aangezien er twijfel gerezen is om
trent de wettigheid dezer verordening.
De M ij. t o t ex pl. van Staatsspoor
wegen heeft aan de Ned. Vereeniging t/b. van Zon
dagsrust, op haar verzoek om des Zondags geen pleizier-
treinen meer te laten rijden, geantwoord, dat daaraan
om verschillende redenen niet kan worden voldaan,
daar pleiziertreinen op Zondag bepaald in een werke
lijke behoefte voorzien.
Tengevolge van het voorstel van de heeren Goe
man Borgesius en anderen tot het houden van eene
enquête omtrent het tegengaan van overmati-
gen arbeid, oordeelt de Regeering dit wetsontwerp
niet te kunnen indienen, alvorens de enquête is alge-
loopen.
Naar aan het N. v. d. D. wordt medegedeeld,
heeft de Transvaalsche Regeering zich opnienw tot de
onze gewend, met verzoek om een paar flinke amb
tenaren van de Rijkstelegraaf aan te wij
zen, die genegen zouden zijn naar Transvaal over te
gaan. Schitterend zijn echter de aanbiedingen der jonge
republiek niet, 200 pond traktement en geen vergoe
ding voor de reis.
Men bericht dat de met verlof hier te lande aan
wezige kapitein-kwartiermeester bij het Indische leger
Th. K1 e ij dezer dagen te Maastricht, alzoo in Ne
derland, de straf van 14 dagen provoost zonder acces