Jhr. J. L. C. Pompe Van
Meerdervoort
Mr. L. A. Bybau
jhr. J. L. C. Pompe Van
Meerdervoort
mr. L. A. Bybau,
Het oordeel van jhr. Pompe over den
legenwoordigen politieken tocstaud.
twee mannen, wier bekwaamheid aan geen twijfel
onderhevig is en die een sieraad van de Kamer
zouden uitmaken.
Jhr. J. L. C. POMPE VAN MEERDERVOORT
heeft als officier van gezondheid bij de Koninklijke
Nederlandsche marine het vaderland gediend, heeft
in onze Koloniën geruimen tijd doorgebracht en
later van de Japansche regeering de vereerende
opdracht ontvangen, om aldaar eene hoogeschool
voor natuurwetenschappen, genees- en heelkunde
te stichten. Toen hij naar Nederland teruggekeerd
was, verliet hij weldra den zeedienst, om zich uit
sluitend te wijden aan de opvoeding van een lötal
jongelieden uit Japan, die onder zijne leiding hier
te lande hunne studiën voltooiden.
In 1863 vereerde Z. M. onze Koning hem met
het ridderkruis van de Ned. Leeuw en in 1868,
slechts twee jaren nadat hij zich in die gemeente
gevestigd had, werd jhr. POMPE VAN MEER
DER VOORT tot lid van den gemeenteraad te
's-Gravenhage gekozen. In 1873 werd hij door
de Japansche regeering naar St.-Petersburg ge
roepen om daar eenige hoogst gewichtige staats-
aangelegenheden met den Japanschen gezant te
behandelen en waarvan de beëindiging van groot
belang was voor Rusland en Japan.
In 1876 keerde jhr. POMPE terug met tee
kenen van hooge onderscheiding van de Keizers
dier beide rijken ontvangen, en vestigde zich in
ons district, oin zich geheel te wijden aan de
oesterindustrie, tot welker ontwikkeling hij veel
heeft bijgedragen.
Mr. L. A. BYBAU, die reeds op jeugdigen
leeftijd tot meester in de vechten werd bevorderd,
is geruimen tijd werkzaam geweest aan een der
ministeriën te 's-Gravenhage, tot Z. M. de Koning
hem aan het hoofd plaatste der gemeenten Ko-
lijnsplaat, Kortgene en Kats, terwijl hij later mede
tot arrondissements-schoolopziener werd benoemd
en o. a. het vorige jaar met groote meerderheid
werd verkozen tot hoofdbestuurder der vereeniging
van burgerlijke ambtenaren. Wel een bewijs, dat
hij ook op administratief gebied een goeden naam
heeft verworven.
Mr. BYBAU heeft zich in al die betrekkingen
steeds als een hoogst kundig man doen kennen,
terwijl hij mede als dijkgraaf en ontvanger van
verschillende polders uitstekend op de hoogte is
van de directe behoeften van ons kiesdistrict.
Beide candidaten wonen bovendien sedert tal
van jaren in ons midden en zullen, worden zij
gekozen, hoewel steeds optredende als vertegen
woordigers van ons gansche volk, niettemin uit
stekend in het belang van ons nog dikwerf zoo
stiefmoederlijk bedeeld district kunnen optreden.
Het is op grond van het bovenstaande en met
het oog op het gewicht der tijden, dat wij met
vrijmoedigheid, maar tevens met den meesten aan
drang, U uitnoodigen op Dinsdag 15 Juni 1886
bij de verkiezing van twee leden voor de Tweede
Kamer der Staten-Generaal uwe stem uittebrengen
op de heeren
te Eergen-op-Zoom
EN
te Kolijnsplaat.
Het Bestuur der Liberale Kiesvereeniging
r/Goes",
J. ERANSEN VAN DE PUTTE.
C. L. M. LAMBRECHTSEN.
Ph. M. VAN DER MANDERE.
De stembus is geopend van 9—5 uren.
Wie zijn stembiljet verloren heeft kan
aan het stembureau een nieuw bekomen.
Ileeds ingevulde namen mogen worden
doorgehaald en door andere vervangen.
Mik biljet moet voorzien zijn van het
stempel der gemeente en van het stempel
van de hoofdplaats van het district (Goes).
Aan mijne Mede-Kiezers
in het District Goes.
Kiezers, gij wordt thans weder tot de stembus
geroepenbedenkt, thans vooral, het groote gewicht
van deze taak
Mocht in vroeger dagen, toen door u personen
werden afgevaardigd, die blijken gaven uw district
niet te kennen, eene meer zorgelooze stemming
bij u bestaan om den plicht van kiezer te ver
vullen dat thans niemand achterblijve, want de
dagen die wij beleven zijn ernstiger misschien wel,
dan gij vermoedt.
Slaat het oog in het rond en ziet hoe de macht
der clericalen zich meer en meer stout tegen het
rijk Gods verzet, en de toekomst dreigend doet
worden, nu de ant.-revol. partij zich in vandalisme
en anarchisme schijnt op te lossen, en vooral ook
op het schoolgebied groote vorderingen maakt door
het opkomend geslacht in eene van God vervreemde
richting op te leiden en door terzijdestelling van
eerbied voor de wet, als het beginsel van recht
en orde, den band dreigt o(t te lossen die het
maatschappelijk geheel samen houdt.
Moge Nederland tot nog toe zijn bewaard ge
bleven voor die gruwelen, waarin, door hel losbreken
van den band, het clericalisme in naburige landen
zich doet kennen men vergete toch niet dat die
zelfde geest ook in ons vaderland kracht zoekt te
winnen, door het verspreiden van schendbladen,
welke het volk tegen de Regeering ophitsen en
onder de leus van ad. majorem Dei gloria en
andere dwaalbegrippen, den volksgeest op te ruien,
en verdeeldheid in de kerk te weeg te brengen.
Is onze hoofdstad niet reeds getuige geweest, hoe
deze pogingen maar al te wel zijn geslaagd, door
wanordelijkheden, welk zich hebben getoond als
getuige van deszelfs toeleg
Men moge de politiemacht hebben verhinderd
deze geweldplegingen te bedwingen en alleen door
krachtige maatregelen tot staan zijn gebracht, men
vegete niet, dat, al smore men de uitbarstingen,
de geest die dezelve voortbrengt, blijft voortwerken
om zich later met meer kracht te kunnen ont
wikkelen in samenverbinding met de clericalen
van andere kleur, en dus die gewelddadige alge-
meene tyrannie te bewerken, waartegen onze voor
vaderen op 't voorbeeld van de meest vrijheid
lievende mannen 80 lange jaren streden.
Geen redding voor Nederland dan door lerug-
keering tot den vrijheidszin onzer vaderen, waar aan
Nederland zijn wording te danken heeft, en die
vaak de wonderen zijner kracht in kommervolle
dagen tot redden heeft getoond op hen dan zij
het oog gerichtopdat wij als zij ons redden uit
het diep verval, waarin wij reeds zijn gezonken,
en inmiddels de hand uitgestrekt tot dat wat tot
redding dienen kan.
Gedurende twaalf jaren dat ik hun stem uit
's lands vergaderzaal mocht vernemen, ben ik getuige
geweest hoe door de maatregelen der clericalen,
onze welvaart, stelselmatig zou ik bijna zeggen,
ten verderve is gericht geworden behoeve ik wel
meer dan te wijzen op dat zoo heerlijke Java,
de parel van de kroon van Nederland, dat in
welvaart had kunnen bloeien onder een wijs bestuur,
dat rust en vrede wist te bewaren, en millioenen
schats voor het vaderland afwerpen, waarover de
vreemdeling die dit eiland bezocht en getuige was,
bij dit alles van den voorspoed en welvaart der
bevolking, zich zou verbazen en een onbaatzuchtig
Engelschman zou aansporen die wijze van ons
beheer, als voorbeeld voor zijn landgenooten in
schrift te brengen. En thans is, mede door hun
toedoen, datzelfde Java reeds tot een lastpost voor
het vaderland geworden, terwijl ontevredenheid
onder die bevolking heerscht, en eene vernielende
oorlog met Atjeh blijft voortwoeden, die millioenen
schats en duizende menschenlevens reeds heeft
gekost, zonder het eind hiervan nog is te voorzien,
Zietdaar de vruchten van het clericalisme. En
zal de natie dan nog lijdelijk zich dit alles blijven
getroosten
Ik mag, bij bekendschap met dit alles, niet zwij
gen en hoezeer de vermoeiende verkiezings-cam-
pagne mij naar rust doet verlangen, voel ik mij ge
drongen, om, zooveel ik nog vermag mijne pogingen
aan te wenden om onzen volksgeest op te wekken
ten einde zoo mogelijk het vaderland te verlossen
van de dwingelandij van het clericalisme, door
onze kiezers op te roepen hunne stemmen uit te
brengen op mannen, van wie wij hulp en redding
nog mogen verwachten.
Onze kiesvereeniging heeft zich beijverd en is
met algemeene stemmen geslaagd U een paar
mannen voor te stellen, van beproefde trouw en
helder oordeel.
Wie POMPE is bekend is deze behalve door
de uitstekende en veelvuldige diensten, die hij reeds
den lande bewees, vooral ook door de. debatten
in de laatste dagen, waarin hij, als een moedig
kampvechter voor de belangen onzer openbare
School optrad dit moedbetoon tegenover den onwil
der clericalen zult gij zeker met belangstelling hebben
gadegeslagen, en met mij den wensch geuit, dat
zulk een man eerlang, als verdediger onzer rechten,
in de Kamer zal mogen strijden.
Wat den tweeden candidaat, den heer mr.
L. A. BYBAU betreft, u misschien minder be
kend, maar die in verschillende betrekkingen ons
district zeer goed kent, kan ik getuigen, dat ik
gedurende eenige jaren met hem in aanraking
mocht komen, en hem heb leeren kennen als
een man van grondige kennis, aangename voor
dracht en oprechten Christenzin, zoodat inen wel
geen betere keuze kon doen, oin de Kamer
met een bekwaam man te verrijken.
Kiezers vereenigt u dus met de gedane voor
dracht, en toont door uwe talrijke opkomst, dat
gij met mij gevoelt, de hooge belangen voor
het vaderland, welke thans op liet spel staan, en
kiest met mij
te Bergen-op-Zoom
en
burgemeester van Kolijnsplaat, Kats
en Kortgene.
Uw mede-kiezer en districtgenoot,
NOORD-BEVELANDER.
Nu het ook bij ons te lande meer en meer ge
bruik wordt, dat in de dagen, die aan eene verkiezing
voor de Tweede Kamer voorafgaan, de candidaten van
verschillende richting voor de kiezers optreden, deed
het ons genoegen te vernemen, dat ook een der liberale
candidaten in ons hoofdkiesdistrict, jhr. J. L. C. Pompe
Van Meerdervoort, op enkele plaatsen een kort woord
zou spreken over den politieken toestand van het oogen-
blik. Jl. Vrijdag t»-Bergen-op-Zoom, gisteren alhier,
heden te Kruiningen, trad jhr. Pompe telkenmale voor
een talrijk publiek op.
Het spreekt wel van zelf, dat de spreker, in ieder
van zijne redevoeringen hetzelfde onderwerp behande
lende, ook ongeveer overal hetzelfde heeft gezegd en
wij geven daarom een kort verslag van het gesprokene
op die drie plaatsen.
Jhr. Pompe begon met te wijzen op het beklagens
waardig geschil, dat reeds sedert tal van jaren, op het
gebied der binnenlandsche politiek ons land in twee
partijen verdeelt en waarbij de teederste gevoelens van
het Nederlandsche volk in het spel zijn. Het is altijd
moeielijk, wanneer de kerkelijke beginselen worden
overgeplant op het staatsbestuur en Nederland was er
dan ook niet het slechtst aan toe, toen de godsdienst
zich niet in het staatsbestuur mengde. Maar moeielijk
in de hoogste mate wordt dat bestuur in een iand,
waar twee hoofdgodsdiensten bestaan: de Protestant-
sche en de Katholieke.
Toch bracht dit nog niet zulke groote moeielijkheden
met zich; deze begonnen eerst toen het hoofdmotief
van den strijd der partijen veranderde en gezocht werd
in de schoolwet.
Waarom schrijft de wet voor, dat er neutraal on
derwijs zal gegeven worden 7 Omdat in een land waar,
zooals reeds gezegd is, twee hoofdgodsdiensten bestaan,
het niet doenlijk is van staatswege onderwijs te geven
met eenigen godsdienst tot grondslag, zonder anders
denkenden te kwetsen. De godsdienst als zoodanig
mocht dus niet op de openbare scholen worden toe
gelaten, wilden deze toegankelijk zijn voor ieder. De
vraag doet zich evenwel voor of het neutraal onder
wijs, zooals het bij ons te lande is ingericht, inderdaad
een ieder kan bevredigen en aan niemand rechtmatigen
aanstoot kan geven Te dien opzichte heriep spr. zich
op het getuigenis van een der meest geachte school
opzieners in Noordbrabant, een schoolwetman par
excellence, die zich als zoodanig een lauwerkroon om
het hoofd heeft verworven en tot wien bij eens de
vraag heeft gericht: Heeft in uw district, (dus in een
district, waarin de Katholieken het sterkst vertegen
woordigd zijn) op welke wijze ook, de neutraliteit van
het onderwijs slecht gewerkt of aanstoot gegeven 7 En
het antwoord op die vraag luiddeNooit ofte nimmer.
L)e agitatie steunt dan ook niet op goede gronden.
Men zal natuurlijk niemand het recht betwisten ge
moedsbezwaren te koesterende vrijzinnige schrijft
niemand de wet voor. Maar eene wet te maken voor
het algemeen, die tevens tegemoet komt aan de moge
lijke gemoedsbezwaren van enkelen, is onmogelijk. Om
daartoe in ons land te geraken zou men staatsscholen
moeten hebben voor iedere godsdienstige gezindte,
d. w. z. in Nederland minstens drie, nl. Protestantsche,
Katholieke en Israëlietische, hoewel natuurlijk Remon
stranten, Lutheranen e. a. evenzeer recht zouden hebben
op staatsscholen voor zich. Men zou dan dus minstens
drie st latsscholen behoeven, elk met afzonderlijk per
soneel, alles bekostigd uit de staatskas en daardoor
zouden de belastingen zoo hoog moeten worden op
gevoerd, dat (fit de draagkracht der bevolking zou
te boven gaan.
In elk opzicht geven wat gewenscht wordt doet
dus de schoolwet niet, daar zij godsdienstonderwijs
op de school uitsluit. Maar is het zoo moeielijk dit
te brengen waar het toch eigenlijk behoort, nl. in de
kerk en in het huisgezin 7 Bovendien buiten de school
uren kan godsdienstonderwijs in de scholen worden
gegeven.
Werkelijk is van vrijzinnigen kant getracht aan
de agitatie tegemoet te komen, maar men wilde
niet tot een vergelijk komen van de zijde der tegen
partij. Het was ook geen ernst met die agitatie. Men
begreep zeer goed, dat het onmogelijk was het gods
dienstonderwijs te brengen op de school zonder anders
denkenden te kwetsen.
Maar de agitatie was het shibboleth bij iedere ver
kiezing en het land heeft daaronder veel geleden. Het
is niet gemakkelijk den loop van een strijd altijd
vooruit te zien en hij eindigt veelal daar, waar men
niet wilde zijn. Zoo is het ook geweest bij den onder
wijsstrijd.
Bij het ter hand nemen van de Grondwetsherziening
heeft dhr. Van Wassenaar Catwijck reeds in den aan
vang te kennen gegeven, namens de gansche rechter
zijde van de 2de Kamer, dat men eischte, dat niet de
gewone volgorde zou worden inachtgenomen, maar
dat met hoofdstuk X zou worden begonnen, terwijl
tevens verklaard was, dat, wanneer art. 194 niet in
hun geest was gewijzigd, anti-revolutionairen en Katho
lieken niet verder tot Grondwetsherziening wilden
medewerken. Dit nu was onvaderlandslievend. Om in
het dagelijksch leven een doel te bereiken moet men
bij verschil van meening weten te geven en te nemen
en tot enkele concessies bereid zijn. En dit wilde de
rechterzijde niet. En'toen art. 194 ongewijzigd bleef
ging zij tot werkstaking over. Deze houding was
niet verstandig en zij bewerkte alleen, dat de harts
tochten tegen elkander werden opgezet. Toch was
dit niet de schuld der liberalen; deze hebben veel
willen toegeven. Beseffende dat de oorzaak van den
strijd in het grondwettig voorschrift lag, stelden de
liberalen voor dat men slechts het algemeen beginsel
in de Grondwet zou voorschrijven en het overige aan
den gewonen wetgever zou overlaten. Kwam dan even
tueel de rechterzijde aan de Regeering of kreeg zij
eene voldoende meerderheid in 's lands vergaderzaal,
dan kon zij het onderwijs regelen in haren geest.
Ook wilde men van liberale zijde subsidie geven aan
het bijzonder onderwijs, waar de wetgever dit goed
zou achten. Hoe meer toenadering echter de vrijzin
nigen betoonden, hoe hooger eischen de verbonden
partijen stelden. Men wilde alles en alles in de Grond
wet bepaald. Dit nu kon de linkerzijde niet toestaan
zonder haar beginsel te verloochenen.
Uit de weigering om de regeling van het onderwijs
aan den gewonen wetgever overtelaten blijkt trouwens
dat de anti-revolutionairen en katholieken geen groot
vertrouwen hebben, dat zij regeeringspartij zullen wor
den of eventueel blijven. Zij hebben blijkbaar geen
vertrouwen in hun eigen beginsel.
Het samengaan der beide partijen kan ook nimmer
vruchten opleveren. Waar éene partij alles eischt, daar
kan de scheuring niet uitblijven. Aan de katholieken
zou alleen het genot beschoren zijn de bovendrijvende
partij te steunen, zonder dat zij de vruchten van dat
hulpbetoon plukken zou. Dit zien de katholieken thans
ook in, zooals blijkt uit hun orgaan De Zoom, (no.
van 3 Juni) waarin gezegd wordt
«Wie niet hooren wil, moet voelen. En ze (de anti-
revol.) verdienen niet alleen, geheel aan hun eigenwaan
en hun lot te worden overgelaten, ze geven zelfs reden
om te vreezen, dat, wanneer wij, ons zelfverloochenend,
met anti-revol. afgevaardigden de Kamer naar de
rechterzijde om hadden gebracht, zij de Regeering
voor zich alleen zouden opeischen. En dan waren we
inderdaad van den kant in de sloot geraakt."
De Katholieken hebben trouwens altijd meer steun
verleend aan de liberalen dan aan de antirevolutionairen
en zij hebben zich daarbij wel bevonden. Bergen-op-
Zoom vaardigde indertijd Guljé en Kuipers naar de
Kamer af, beiden behoorende tot de oude gardisten
van Thorbecke. Trouwens Brabant en Limburg hebben
dezen staatsman trouw gesteund en hem in staat gesteld
te wrochten, wat hij heeft gedaan en zij deden dit
omdat de liberalen steeds een open oog hebben voor
wat anderen toekomt. Dit nu kan men van de anti
revolutionairen niet getuigen en in het straks bedoelde
nommer van De Zoom heet het dan ook aan hun adres
Mogen wij U eens wat zeggen 7 Ja 7 Nu dan Uw
begrip van Staatsbeleid en Staatsbeheer is opgegaan
in wat men zeer terecht genoemd beeftnsouverei-
niteitswaanrin".
Gij, Gij wilt heerschen om èn opdat Uw kerkelijk
beginsel (7) zou worden beginsel voor Staatsbe
stuur en wat »des Staatsbestuurs is"".
Thans hebben de Katholieken zich afgezonderd en
zijn met een eigen candidaat in het strijdperk getreden.
Daartoe zijn zij, die sterker in aantal zijn dan de
antirevolutionairen, volkomen gerechtigd en daardoor
verkrijgt men thans een natuurlijken strijd der partijen.
Hoe die strijd zal afloopen is niet te bepalen, maar
zeker is het dat er een andere geest in de Kamer
moet worden gebracht door andere personen. De na
tionale tijd is verbruikt, ja verknoeid. Groote vraag
stukken van den dag zijn onafgedaan gebleven. De
herziening van het kiesrecht (zoo hoog noodig gewor
den door de meerdere ontwikkeling van een groot deel
der bevolking, dank zij het openbaar onderwijs) op
breeden grondslag, zoo dat de capaciteiten daarbij
vooral als maatstaf gelden, is onafgedaan gebleven.
Nijverheid en handel kwijnen, zonder dat er middelen
zijn beraamd om ze uit dien toestand opteheffen, het
koloniale vraagstuk bleef onbesproken, niettegenstaande
de beste bronnen van inkomsten, suikerindustrie en
koffiecultuur, dreigen optedrogen. Voor deze oecono-
mische zaken was geen tijd, omdat de onderwijsquaestie
alles bebeerschte. Daaraan werd alles opgeofferd, en
toen nu de liberalen aan den onzaligen strijd een einde
wenschten te maken en het Regeeringsvoorstel omtrent
het onderwijs steunden, had het slechts van de kerke-
lijken afgehangen om dien schoolstrijd geëindigd te zien
en zich te kunnen wijden aan de niet minder noodzake
lijke vraagstukken op politiek en nijverheidsgebied.
Maar neen, de rechterzijde heeft dit niet gewild
en daarom is door hare schuld de schoolquaeslie
niet van de baan.
Maar daarom is het dan ook noodig, dat, nu er een
beroep gedaan wordt op het volk, niet de mannen in
de Kamer terugkomen, die de schoolagitatie vóór alles
levendig houden. Men kieze mannen, van welke rich
ting ook, maar die vrij zijn van een verleden te dezen
opzichte; die niet gebonden zijn aan beloften of af
spraken, welke het vrije oordeel belemmeren.
Waar mijne candidatuur, aldus ongeveer eindigde
jhr. Pompe zijne rede, zoo onverwachts is opgekomen
en waar vooral de tijd hedenavond zoo beperkt is,
zal men van mij wel niet verlangen, dat ik omtrent
de boven bedoelde punten thans in détails treed. Al
leen wensch ik deze verklaring afteleggenDe mij
aangeboden candidatuur werd allerminst door mij be
geerd en waar ik haar aanvaardde, nadat zij mij
bijna gelijktijdig uit verschillende deelen van ons kies
district werd aangeboden, daar deed ik dit in de over
tuiging, dat men dikwerf zijn eigen belangen moet
opofferen, waar men geroepen wordt het algemeen
belang te dienen.
Maar deze verzekering durf ik geven, dat ik, even
als wanneer een onzer naburen den vaderlandschen
bodem met zijne legers mocht betreden, ik met het
vuur der jeugd nog naar de wapens zou grijpen, ook
in ons parlement, werd ik eventueel gekozen, steeds
op mijn post zal zijn om 's lands belangen te behar
tigen en te verdedigen.
Dr. L. A. Van Langeraad, predikant te
Nieuw veen, sclivijft in de Zierikzeesche Nieuwsbode
een krachtig woord aan zijne medekiezers in Tholen
en St.-Philipsland, waaraan wij het volgende ont-
leenen
De vraag isop welke der gestelde candidaten
zult ge uwe stem uitbrengen Velen hoor ik
zeggen Och de heer Lobman zit nu eenmaal en
waarom zou ik in stede van hein, een ander naar
de Tweede Kamer helpen afvaardigen? Waarom?
Mag ik u, die aldus redeneert, u allen, die van
plan zijn den heer Lobman te stemmen, eens
wijzen op het volgende
lo. De heer Lobman heeft in De Standaard,
nadat in de Tweede Kamer het voorstel der kerke
lijke partijen, om art. 194 der Grondwet te her
zien, verworpen was, in koelen bloede neerge
schreven dat de strijd moet worden voortgezet,
ook al werd het Vaderland er door ten verderve