1886. N°. 63.
Zaterdag 29 Mei.
73stc jaargang.
Haven van Goes.
Grondwetsherziening en
Kiesrechtuitbreiding.
GOME
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandao, Woensdao en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 cl.
In ons land vervoege men zich- voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prije slechts
tweemaal berekend."
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen werden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel.
Voor de gewone herstellingen der havenboorden en
het uitdiepen der haven zal het water zijn afgelaten:
op Zondag 11 Juli tot Zondag 18 Jnli tot 80 c.M.
beneden peil en van laatstgenoemden dag tot en met
Zaterdag den 24 Juli zoo laag mogelijk;
terwijl tegen Maandag 26 Juli e. k. het water weer
op het peil wordt gebracht.
Goes, 17 Mei 1886.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
over het 4e kwartaal van het dienstjaar 1885/86 kun
nen ter Secretarie afgehaald worden, van den 28 Mei
1886, tot en met den 5 Juni daaraanvolgende op eiken
werkdag van des voormiddags 9 tot des namiddags
2 uren.
Goes, den 28 Mei 1886.
De Burgemeester van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
b—rrnwffrn1 .»n.- j,—
De rechterzijde in de 2e Kamer heelt ons de ka
merontbinding bezorgd. De organen der antirevoluti
onaire en katholieke partijen mogen trachten het
tegendeel te bewijzen, het geheele verloop van de
herziening van hoofdstuk X der Grondwet en van de
daarop gevolgde ministriëele crisis kan tot geene an
dere conclusie leiden. De kerkelijke partijen gaven, nog
vóór de herziening aan de orde was, in hunne nota's
te kennen, dat zij tot geene Grondwetswijziging wil
den medewerken, wanneer art. 194 niet werd gewij
zigd, gewijzigd natuurlijk in hun geestzij stelden
daarbij eene wijziging voor, waarvan ieder a priori
kon begrijpen, dat zij de liberale partij niet kon be
vredigen, aangezien het openbaar onderwijs daarin zoo
goed als ten doode werd opgeschreven.
Een deel der liberalen deed hunnerzijds ook een
voorstel, waarbij de regeling aan den gewonen wet
gever werd overgelaten en dat dus de tegenpartij
in de gelegenheid stelde om, zoodra zij de meerder
heid in de regeering zou hebben verkregen, het
onderwijs naar hare beginselen te regelen. Maar zij
wilde van geen toegeven weten, zij hield onwrik
baar vast aan den eens door haar gestelden eisch
en wees met halsstarrigheid de haar aangeboden
schikking en elk ander voorstel, dat het hare niet
was, af.
Is het te verwonderen, dat zoodoende art. 194 bleef,
zooals het was? Is het vreemd, dat de Minister
Heemskerk, kennis genomen hebbende van de boven
bedoelde nota's, begreep geene Grondwetsherziening
met zulk eene Kamer tot stand te kunnen brengen
en met zijne ambtgenooten besloot die taak aan ande
ren overtelaten? Kon de Kroon anders doen dan de
regeering aau een invloedrijk lid der rechterzijde aan
bieden en, toen deze weigerde die te aanvaarden, beter
doen dan den Ministers verzoeken hunne portefeuilles
terugtenemen En moest eindelijk, waar er geene over
eenstemming was tusschen de helft der Kamer en het
ministerie, waar dit laatste tot blijven werd uitge-
noodigd, de eerste niet ontbonden worden? Immers
ja, want ontbinding toch was het eenige rationeele
middel om het volk te doen spreken en te doen ge
tuigen omtrent de handelingen der partijen in de
Kamer; het eenige middel om, wanneer dit getuigenis
ten nadeele der rechterzijde mocht luiden, hare kracht
in de Kamer te breken en Grondwetsherziening moge
lijk te maken in ruimen, vooruitstrevenden zin door
aan de liberalen eene flinke meerderheid te bezorgen
in ons parlement.
Wanneer men derhalve werkelijk zulk eene herziening
wil, dan onthoude men zijn steun aan de mannen van
Standaard en Tijd, want deze willen die niet, tenzij
hunne te hoog gestelde eischen ten opzichte van hoofd -
stuk X zijn ingewilligd.
Die non possiimus-politiek is zeer zeker streng te
veroordeelentoch is zij van het standpunt der ver
bonden kerkelijke partijen te begrijpen. De Minister
Heemskerk heeft het zeer scherp, maar daarom niet
minder juist, gezegd in de Kamerzitting van Vrijdag
19 Maart jl., dat, werden de eischen der rechterzijde
ten opzichte van het onderwijs toegestaan, voor hen
het mooie van den strijd af zou zijn. Want de anti
revolutionaire partij staat en valt met den onderwijs
strijd, waarvan jhr. De Savornin Lohman heeft getuigd,
dat hij het land zal ten verderve voeren, maar die
niettemin door hem en zijne medestanders kunstmatig
wordt levendig gehouden, terwijl bij de aanstaande
verkiezingen weder door De Standaard de onderwijs-
quaestie als verkiezingsmiddel zal worden aangegrepen.
Dit laatste kunnen de liberalen niet verhinderen,
maar wel kunnen zij de kracht, het rationeele van
die leuze te niet doen door hunnerzijds het oog te
houden op de and ire niet minder hooge belangen, die
bij Grondwetsherziening in aanmeiking komen en die,
welk een warm liart zij der openbare school ook toe
dragen, op dit oogenblik niet minder op den voorgrond
treden en wier nadere regeling alleen door het «alles
of niets" der rechterzijde is uitgesteld.
Onder deze belangen bekleedt het kiesrecht om ver
schillende redenen eene eerste plaats. De maatstaf
van den census, die misschien in 1848 een eenigszins
logische grens vormde tusschen ontwikkelden en on-
ontwikkelden, is, dank zij den intellectueelen vooruit
gang van onze natie, thans niet meer bruikbaar, omdat
de ontwikkeling van den geest geen gelijken tred houdt
en nimmer houden zal met den fmanciëelen toestand
van het individu, vooral niet wanneer deze laatste
moet blijken uit bezit van woning of grond of wel uit
het toevallig bekleeden van eene positie in de maat
schappij, die binnen het bereik der patentwet valt.
In de tweede plaats is uitbreiding van het kiesrecht
noodig, omdat mede door den intellectueelen vooruit
gang van ons volk een grooter deel daarvan, dan thans
het geval is, rechtmatig in de termen valt mede te
regeeren door het kiesrecht deelachtig te worden. In
de derde plaats eindelijk is eene nadere regeling van
het kiesrecht noodzakelijk om eene blijvende wijziging
in den stand der partijen te brengen en ons land te
behoeden voor eene toevallige meerderheid in de Kamer
of voor den toestand van het doode punt, waarin zij
thans verkeert en die iederen ingrijpenden regeerings-
maatregel, van welke zijde ook voorgesteld of onder
steund, onmogelijk maakt.
Zonder Grondwetsherziening is eene kiesrechtuitbrei
ding alleen mogelijk door censusverlaging, maar waar
de maatstaf van 1848 thans, 38 jaren later, niet meer
in overeenstemming blijkt met de eischen des tijds,
daar kan alleen herziening van de eerste wet des rijks
tot eene rationeele kiesrechtuitbreiding leiden. Die uit
breiding is echter van de rechterzijde niet te wachten,
omdat zij, haar non possumus-politiek volgende, aan
dit volksbelang geene eerste plaats toekent. Alleen
van de liberale partij is in dezen heil te verwachten
en ieder, die het wèl meent met den Staat, dient
daarom met al de kracht, die in hem is, mede te
werken tot versterking van het liberale element in
de Tweede Kamer.
Nog om een andere reden is hij daartoe verplicht.
Waar de kiezers, ook in ons district, bij de jongste
verkiezingen der Provinciale Staten getoond hebben,
niet te willen medewerken tot eens omzetting der
Eerste Kamer en waar althans die omzetting niet is
gelukt, daar moeten zij, wil er werkelijk geregeerd
kunnen worden, thans ook medewerken om de meer
derheid in beide deelen van ons Parlement met elkander
in overeenstemming te brengen. Wat toch zou thans
eene Calvinistisch-Roomsche meerderheid kunnen wroch
ten in het belang des lands, nu de Eerste Kamer door
de verkiezing van de Provinciale Staten geheel of na
genoeg geheel op dezelfde wijze zal blijven saamgesteld?
Immers niets. Alleen van eene liberale meerderheid
is das regeerkracht te verwachten en daarom moet
kiesrechtuitbreiding op ruime, schaal de leuze der libe
rale partij zijn bij deze verkiezing. Men vrage niet
naar den maatstaf of naar de grens der uitbreiding.
Mits de eerste maar niet of althans niet uitsluitend
in den census worde gezocht en de laatste niet tot
algemeen stemrecht leidt, behoeft men zich over de
mate van uitbreiding niet angstvallig te bekomme
ren. Deze zal als van zelve geboren worden nit de
discussiën, wanneer het punt van het kiesrecht aan
de orde is. Maar aan de orde moet het komen en
wel zoo spoedig mogelijk. Daarom moet de Grondwets
herziening weder ter hand worden genomen, daarom
moet de schoolstrijd, die het land ten verderve voert,"
op dit oogenblik achterstaan en dit kan alleen, wanneer
de liberale partij op 15 Juni eene schitterende over
winning bij de stembus behaalt.
Wordt een nieuw kiezerscorps in het leven geroepen,
dan treedt de nu te benoemen Kamer weder af en er
ontstaat eene nieuwe, die door een uitgebreider aantal
kiezers zal worden gekozen en daarom meer geacht
kan worden de uitdrukking van de natie te zijn. Aan
die Kamer dan de taak om de schoolwetgeving terhand
te nemen. Aan de meerderheid dier Kamer, hoe zij
ook uitvalle, zal de minderheid zich hebben ta onder
werpen. Wie dus werkelijk den schoolstrijd wenscht
geëindigd te zien, beginne met thans de liberalen te
steunen en niet de mannen van de Standaard, welke
eerst de openbare school willen omverwerpen vóór
meerdere kiezers daarover kunnen medespreken.
Het bovenstaande was reeds ter drukkerij, toen wij
de Midd. Ct. van heden ontvingen, waarin de redactie
eene ernstige bedenking oppert tegen ons denkbeeld
om uitbreiding van het kiesrecht bij de aanstaande
verkiezing voorop te stellen. Wij vertrouwen, dat na
het lezen van ons nader artikel, da M. Gt. onze be
doeling volkomen begrijpen zal. Wij wenschen den
strijd voor de openbare school, ja zelfs voor zoo mo
gelijk onveranderd behoud van art. 194, volstrekt niet
öptegeven, maar hij, die deze leuze bij de aanstaande
verkiezing behoudt, miskent het motief voor de ont
binding der Kamer. Met de leuze sclericaal of anti-
clericaal", wat synoniem kan geacht worden met
«voor of tegen de openbare school", zijn wij gekomen
waar we nu zijn en is de Kamer in 2 gelijke deelen
verdeeld geworden. En al is het mogelijk, ja waar
schijnlijk, dat bij de eerstvolgende verkiezing een stem
rechts of links wordt gewonnen, zoo zal de helft der
leden 1 of 2 nog niets op het gebied van Grond
wetsherziening vermogen, wanneer de rechterzijde hals
starrig blijft bij haren eischde openbare school er
onder of op geen enkel punt herziening der Grondwet.
Dan blijft men in een «vicieusen cirkel" ronddraaien
en voor geruimen tijd zal de onmacht om te regeeren
blijven bestaan. Deze Iersche politiek der rechterzijde
te breken, dat is blijkbaar het motief der ontbinding.
Nu ligt Grondwetsherziening ook tot uitbreiding van
het kiesrecht op den weg der liberalen Welnu, wij
wenschen eene Kamer, die deze zaak allereerst aan
pakt, om daardoor op breederen grondslag eene uit
spraak ook omtrent de school te verkrijgen. Voor
beide partijen is dit een «fair trial" geven, want zoodra
men de Grondwet in dien zin gewijzigd heeft, volgt
alweder Kamerontbinding en de nieuwe kiezersgroep
doet uitspraak.
Gelijk we reeds schreven, behoeft de mate van uit
breiding geen punt van verschil te zijn. Omtrent dr.
J. L. C. Potnpe Van Meerdervoort werd medegedeeld,
dat hij op dit punt de meening van dhr. Gleichman
is toegedaan. Dat is ons genoeg. Wat aangaat de
meening van de Midd. Ct., dat er een voor Middelburg
en Goes meer praktische leuze vuor de hand ligt,
nl. bekendheid met onze provincie, hierover achten
wij geen debat noodig. Die leuze spreekt van zelf,
maar zij kan gepaard gaan met de onze, die den al-
gemeenen politieken toestand zuiveren wilhet een
behoeft het ander volstrekt niet uit te sluiten.
GOES, 28 Mei 1886.
Er is o. a. bij de firma Wed. J.
H. C. Kakebeeke van de spoorwegdirec
tie positief bericht ontvangen, dat het
niet mogelijk is den mailtrein te Goes te
doen stoppen.
In verband hiermede worden door
deze firma belanghebbenden opgeroepen
tot eene bijeenkomst in de restauratie
zaal der Sociëteit V. O. V. alhier tegen
morgen Zaterdag den 29n Mei, des
voormiddags te 9 uren, teneinde te
beraadslagen of nog nadere stappen
zullen worden gedaan.
Even vóór de ontvangst van bovenbedoeld schrijven
was door de lieeren Van Heel c. s. het volgende tele
gram gericht aan den Directeur-Generaal der Staats
spoorwegen te Utrecht
»Op toezegging van heer Engeringh aan Goesche
deputatie om stoppen mailtrein hier in overweging te
nemen werd geen nader bericht ontvangen. Sinds ver
scheen dienstregeling, waarbij mailtrein hier niet stopt.
Moeten wij daaruit opmaken dat de zaak in voor Goes
ongunstigen zin is beslist en alzoo op ons billijk ver
zoek in belang van handel en verkeer, geen acht kan
geslagi n worden, of bestaat daarop nog uitzicht. Drin
gend bevelen wij andermaal deze zaak bij U aan.
VAN HEEL c. s.'>
Hierop is het volgende antwoord ontvangen
»Tot ons leedwezen hebben technische bezwaren van
zeer overwegenden aard belet voor trein 32 in Goes
oponthoud te bepalen. VROLIJK,
Directeur-Generaal."
In verband met dit positieve antwoord ondersteunen
wij ten zeerste de bovenstaande oproeping van de firma
Kakebeeke tot eene nadere beraadslaging. Geen mid
del mag ongebruikt blijven om alsnog te trachten in
deze zaak de hoog noodige verandering te brengen.
Door de anti-revolutionaire kiesvereeniging »Voor
Nederland en Oranje" alhier zijn Woensdagavond tot
candidaten voor de a. s. verkiezing van 2 leden voor
de Tweede Kamer gesteld de heeren jhr. mr. A. F.
De Savornin Lohman, aftredend lid, en in
plaats van den heer jhr. mr. J. J. Pompe van Meer
dervoort, die wegens ambtsbezigheden verzocht had
niet meer in aanmerking te komen, de beer A. baron
Schimmelpenninck Van der Oye Van
N ij e n b e e k.
Bij koninklijk besluit is de opening der
stembriefjes, die op 15 Juni en, in geval van
herstemming, op 29 Juni in de hoofdkiesdistricten
Middelburg, Goes en Zieriksee ter verkiezing van leden
der Tweede Kamer van de Staten-Generaal zullen wor
den ingeleverd, verdaagd tot 17 Juni en 1 Juli.
Bij koninklijk besluit zijn bij de rustende schut
terij in Zeeland benoemd bij het 3e bataillon tot kapt.
H. J. De Raad, thans lste luit.tot Isten luit. M.
N o o r d ij k e, thans 2de luit.tot 2den luit. J. Kake
beeke, thans schutter.
Het gemeentebestuur van Rilland-Bath heeft
zich per adres tot den Koning gewend, met het ver
zoek het aantal vergunningen voor den verkoop van
sterkedrank is het klein ééne beneden het maximum
te mogen stellen. (N. li. Ct)
In de op den 26 Mei 1886 gehoudene verga
dering van Ingelanden van het Waterschap 's-Heer-
Arendskerke zijn tot afgevaardigden van het Water
schap in de sluis iu de Piet herbenoemd dhrn. Jan
Vermet Sr., B. Vermande en Job Van den
Dries.
Ierseke. Waarschijnlijk gedreven, door de door den
voorzitter geuite vrees, dat Ged. Staten het Raadsbe
sluit van Vrijdag II. omtrent het contract met het
kerkbestuur over den torenbouw niet zullen goedkeuren,
hebben drie raadsleden aan Ged. St. een adres gericht
met verzoek wel hunne goedkeuring aan dat besluit
te hechten en met het oog op het reeds gedeeltelijk ver
streken seizoen, daarmede den gewenschten haast te
maken.
Bij kon. besluit is aan J. M. Locker De
Bruyne, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als
burg. van Brouwershaven.
Tot ontvanger der directe belastingen en ac
cijnzen zijn benoemd te Nieuwerkerk c. a. N. W.
Enserinck, ontvanger der invoerrechten en ac
cijnzente Noordwelle c. a. G. W. Martens, sur
numerair uit de inspectie Zutfen.
De Min. van staat, Min. van Binnenl. Zaken, de
heer" Heemskerk, vertrekt deze week naar Aken
tot het ondergaan van een gezondheidskuur. Z. Exc.
zal omstreeks 4 weken afwezig zijn.
Uit Den Haag wordt gemeld, dat volgens ge
ruchten de heer Sprenger Van Eijk, om particuliere
redenen, de leiding van het departement van
koloniën zou wenschen neer te leggen.
Da Minister zou dit verlangen reeds aau Z. M. den
Koning kenbaar hebben gemaakt, en zijn verzoek om
ontslag zou thans in overweging zijn.
De portefeuille van koloniën zou ad interim in han
den overgaan van den heer Van Karnebeek, minister
van buitenlandsche zaken.
De heer mr. W. Wintgens, oud lid der
Tweede Kamer, is weder voor's-Gravenhage candidaat
gesteld.
In de Woensdag gehouden openbare verga
dering van den Raad van State, afdeeling
voor de geschillen van bestuur, is o. a. behandeld
Het beroep van het bestuur van het waterschap
Groot en Klein Ferdinandus, van beslissingen van Ged.
Staten van Zeeland van 29 Januari en 5 Februari 1886
omtrent den legger der wegen en voetpaden in de ge
meente Koewacht en St. Jansteen.
Rapp.-Staatsraad mr. De Vries. Gemachtigden mr.
F. J. N. Van Dam adv. en proc. te Hulst voor den
appt. en mr. Fokker, griffier van de Staten van Zeeland
voor de provincie.
Voor het tijdvak van 25 Mei tot en met 31
December 1886 is benoemd tot assistent aan de rijks
universiteit te Groningen, voor de artsenij-bereidkunde
en toxicologie, de heer J. Van der Moer, doctorandus
in de pharmacie. (M. Ct.)
Scherpeuisse. In eene gisteren gehouden vergade
ring van den gemeenteraad is besloten de kermis dit
jaar niet te houden, en zulks met het oog op het in
niet geringe mate heerschen der keelziekte alhier. Op
't oogenblik komen in 20 gezinnen gevallen van die
ziekte voor.
De onder directie van den heer L i s s o n e, te
Amsterdam, georganiseerde gerelschapsreis voor dames
en heeren van Vlissingen naar Londen, Sydenham en
het eiland Wight zal a. s. Maandag aanvangen. Des
avonds vertrekken de reizigers van Vlissingen en Maan
dag-ochtend daaraanv. keeren zij daar terug. De tocht
is uitlokkend en belooft den deelnemers veel genot
voor betiekkelijk weinig kosten en vooral met geen
zorgen hoegenaamd.
Op zijn verzoek heeft de Raad der gemeente
Maassluis de instructie van den heer Vander Starp
als gemeente geneesheer in dier voege gewijzigd, dat
hij niet meer belast is met doodschouw en kostelooze
vaccinatie. Hierdoor is de heer v. d. S. in staat gesteld,
als Raadslid zitting te nemen.