1886. N°. 40.
Zaterdag 3 April.
73ste jaargang.
±3 IJ "V O E C3- £3 E
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag mi Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
In ons 1 and vervoege men zich- voorRotterdamaanhet Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel.
De heer Dr J. KOOMAJT Az.
machtigt ons te berlehten, dat hij,
hennis genomen hebbende van ko-
ninkl. besluiten waarbij «le benoe
ming van met de armenpraktijk
belaste gemeentegeneesheeren tot
lid van den Baad vernietigd werden,
op groml dat zij o. a. ook belast
zijn met de kostelooze inentingen,
waartoe in de wet van 4 Deceinb.
1872 Stfol. no. 134 in iedere ge
meente gelegenheid moet worden
gegeven, en dr. Kooman daarmede
voor de gemeente Goes is belast,
besloten heeft voor «le hem aange
boden candidatuur te bedanken.
Hij wenscht de gemeente niet bloot-
testellen aan al de gevolgen, welke
zijne benoeming, in verband met
het vorenstaande, zou kunnen na
zich sleepen.
Wij verwijzen dientengevolge alle
kiezers en meerderjarige belang
stellenden in de aanstaande ver
kiezing naar de in dit bijblad voor
komende advertentie.
OPENBARE VERGADERING
van den
Baad der gemeente Goes,
op VRIJDAG den 2 APRIL 1886,
des namiddags te 2 uren.
Voorzitter de beer mr. J. G. De Witt Hamer,
burgemeester.
Tegenwoordig 11 leden en de secretaris.
Afwezig de heer B. M. Den Boer met kennisgeving.
Eene vacature.
I. De notulen der vergadering van den 5 Maart jl.
worden gelezen en goedgekeurd.
II. De Voorzitter doet de volgende mededeelingen,
die allen, zooveel noodig met goedkeuring, voor noti
ficatie worden aangenomen
o. dat jl. Vrijdag ten raadhuize eene conferentie
heeft plaatsgehad tusschen B. en. W. en eene com
missie uit het bestuur der Algemeene Nederlandsche
Gasverlichting- en verwarmingsmaatschappij, en B. en
W. zich onledig houden om de voorloopig gedane voor
stellen te onderzoeken en ter behandeling door den
Raad voor te bereidenwaartoe zij te rade zullen
gaan met deskundige voorlichting
b. dat de verkiezing voor een lid van den gemeente
raad, ter vervanging van den heer jhr. mr. J. W. C.
De Jonge Van Ellemeet, is bepaald op Dinsdag den
13 April en de herstemming, zoo noodig, op Dinsdag
27 April a. s.
c. dat burg. en weth., aangemoedigd door het
resultaat der veemarkten in het najaar van 1885,
belanghebbenden hebben herinnerd aan de voorjaars-
markten, waarvoor zijn aangewezen de dagen van 6
en 20 April,
d. dat de kweekeling aan school B, S. J. De Bruijne,
op verzoek eervol is ontslagen en in zijne plaats is
benoemd H. Schouwenberg.
e. dat de nieuwbenoemde Commissaris van Politie
dhr. W. Van Dijk de eerste dagen der volgende week
zijne functie zal aanvaarden.
III. Als ingekomen stukken worden ter tafel
gebracht
Eenige missives van Gedeputeerde Staten, hou
dende bericht der goedkeuring van de raadsbesluiten
tot verkoop van inschrijving op het Grootboek der
Nationale schuld, tot wijziging van een af- en over
schrijving op de begrooting, alsmede missives, waarbij
goedgekeurd worden teruggezonden het 2e Suppletoir
kohier van den H. O. voor 1885 en de Ligger der
wegen en voetpaden in deze gemeente, waarbij de
Voorzitter zegt, dat, zooals de leden aan elk van wie een
exemplaar is uitgereikt, gezien zullen hebben, de Raad
van State de reclame van den heer Clotterbooke Patijn
heeft te goed gedaan en de ligger dus is vastgesteld,
zooals de Raad had bepaald.
Dankbetuiging van den archivaris dr. R. A.
Soetbrood Piccardt voor de hem geschonken gratificatie.
c. Proces-verbaal der opneming van boeken en kas
bij den Gemeente-ontvanger op 31 Maart jl.
Allen voor notificatie aangenomen.
IV. Wordt behandeld het kohier van den H. O.
voor 1886, en dit kohier vastgesteld met 1127 aan-
geslagenen en een factor van 1.056 (in 1885 was
deze 1.05) tot een totaal bedrag van f 26505.17%.
De heer Lambrechtsen geeft te kenner,, dat hij
minder ingenomen is met de alphabetische indeeling
van het voor het publiek in druk verschenen kohier.
Hij acht de vroegere klassesgewijze indeeling beter.
De Voorzitter zegt, dat met de alphabetische in-
deeliug eene proeve is genomen in verband met den
ten vorigen jare door jhr. Flugi Van Aspermont ge-
uiten wensch.
De heer jhr. Flugi Van Aspermont merkt op, dat
het zijne bedoeling is geweest, de alphabetische in-
deeling aan de bestaande toelevoegen.
De Voorzitter antwoordt, dat dan ook dubbele druk
kosten noodig zijn, wat met het oog op de weinige
exemplaren, welke door de ingezetenen gevraagd wor
den, wel eenig bezwaar inheeft.
De heer jhr. Flugi Van Aspermont herneemt, dat
de drukkosten toch begrepen zijn in het salaris van
den drukker, dat mooi is te noemen en dus de kos
ten neerkomen op eenig meerder papier.
De Voorzitter antwoordt, dat op het mooie van
het traktement der gemeentedrukkers, in verband met
het vele, dat zij daarvoor doen moeten, wel wat zou
zijn aftedingen, maar zegt toe de zaak bij het dage-
lijksch bestuur in overweging te zullen brengen.
V. Nog wordt op diens verzoek aan P. Buitendijk
in eigendom afgestaan het gedeelte van den vroeger
geprojecteerden brandgang achter zijn huis in de
Boüdewijn de Witte-straat tegen 80 cents per cen
tiare.
VI. Aan de orde is de aanwijzing van twee leden
voor het stembureau ter verkiezing van een lid van
den Raad.
De heeren Lambrechtsen en dr. Moens worden
uitgenoodigd voor deze en de andere te doene benoe
mingen als stemopnemers te willen fungeeren.
Achtereenvolgens worden aangewezen de heeren M.
De Jonge Jz. en L. G. Kakebeeke, terwijl al de andere
leden des noodig als plaatsvervangers zullen optreden.
VII. Nog moet voorzien worden in de vacature,
in verschillende commissiën ontstaan door het vertrek
van den heer Jhr. mr. J. W. C. De Jonge van Elle
meet, en worden benoemda. tot lid en voorzitter
der financieels commissie Jhr. A. N. Flugi van Asper
mont; b. tot lid der Commissie voor het ontwerpen
der strafverordeningen de heer C. L. M. Lambrechtsen
en tot lid der Commissie voor het nazien der rekening
van de Blaaubeenbeurs de heer L. G. Kakebeeke.
De heer dr. Moens verlaat de vergadering.
VIII. De heer Quist vraagt het woord en zegt, dat
het hem gespeten heeft, dat de Voorzitter als hootd
der gemeente aan Pinder vergund heeft op Zondag
eene voorstelling te geven. Het spijt hem te meer,
omdat verschillende kerkgenootschappen een schrijven
aan den burgemeester gericht hebben, om dit niet te
doen, dewijl de dag des Heeren daardoor ontheiligd
werd. De burgemeester heeft daarop echter afwijzend
beschikt. Spr. wil den Voorzitter daarover niet hard
vallen, in de verste verte niet, maar het doet hem
leed, dat de Burgemeester zulks gedaan heeft. Pinder
kon in de week genoeg spelen, en behoefde dat op
Zondag niet te doen. Maar Spr. wil nu den Voorzitter
vriendelijk verzoeken, om, als er weder een aanzoek
komt van een comedie of van een paardenspel om op
Zondag te spelen, dit niet toe te staan. Spr. weet dat
de Burg. niet in strijd met de Zondagswet gehandeld
heeft, maar de Zondagswet is een allertreurigste wet,
een ellendige wet, een wet die in Nederland niet te
huis behoort. En daarom herhaalt spreker zijn verzoek.
De Voorzitter antwoordt, dat hij de ontboezeming
van den heer Quist met de noodige belangstelling heeft
aangehoord. Spr. en die heer staan in denkbeelden
nopens dit onderwerp echter zoo ver van elkander
verwijderd, dat zij wel nimmer tot elkander zullen
komen
De heer Quist valt in«Dat weet ik, maar U zijt
burgervader van allen en nu is niet alleen een groot
gedeelte, maar verreweg het grootste gedeelte tegen
eene dergelijke ontheiliging van den dag des Heeren.
De Voorzitter herneemt, dat hij, als burgemeester
rekening moet houden met alle billijke vragen. Tegen
over het groot of verreweg het grootste gedeelte dat
de heer Quist op het oog heeft, staat een ander, niet
minder groot gedeelte, dat juist andersom denkt.
Als men aan het hoofd staat van een gemeente, die
uit heterogeene bestanddeelen bestaat, gaat het niet
aan, om ter wille van een gedeelte een ander ge
deelte te benadeelen. Ieder belijdt zijne godsdienstige
meeningen met volle vrijheid en dus moet men met
andersdenkenden ook rekening houden, die in het
spelen op Zondag geen kwaad zien.
De burgemeester heeft gezorgd, dat de godsdienst
oefeningen ongestoord konden plaatshebben en waar
hij alzoo, ingevolge de wet, aan zijne verplichtingen
heeft voldaan ten opzichte van het kerkgaand ge
deelte der bevolking, daar is hij de meening toege
daan, dat hij een ander deel der bevolking niet in
hare vrijheid moet belemmeren.
De heer Quist zegt nog, dat hij alleen gemeend
heeft het bovenstaande in het midden te moeten
brengen.
IX. De heer M. De Jonge Jz. vraagt het woord
en zegt vernomen te hebben, dat door den Burg. op
school A zijn toegelaten twee kinderen van Meeuse,
die onder Kloetinge woont. Nu heeft spr. voor zich
de onderwijswet en leest in art. 16 al. 1, «dat in
elke gemeente voldoend lageronderwijs wordt gegeven
in een genoegzaam aantal scholen", maar daarin ligt
niet de bedoeling, dat men voor kinderen uit andere
gemeenten scholen moet hebben. Doch in de laatste
zinsnede van het art. leest spr.«Naburige gemeenten
kunnen zich vereenigen tot het oprichten en instand
houden van gemeenschappelijke scholen of tot het vast
stellen eener regeling omtrent de toelating van kinderen
uit de eene gemeente op de scholen der andere". Nu
wilde spr. vragen of er tusschen Goes en Kloetinge
zoodanige regeling is gestroffen 7 Hij doet die vraag
met te meer aandrang, omdat de toelating tusschen-
tijds is geschied, hetgeen, volgens de verordening op
het lager onderwijs, niet dan in buitengewone gevallen
mag plaatshebben.
De Voorzitter is van oordeel, dat de heer De Jonge
naar den bekenden weg vraagt, want dat, als er eene
regeling getroffen was, deze door den gemeenteraad
moest zijn goedgekeurd. De toelating is toegestaan niet
door den burg. (deze heeft daartoe niet de bevoegdheid)
maar door het college van dagelijksch bestuur. Meeuse
woont op de Hollandsche hoeve en dus zoodanig op
de grens van Goes, dat men menigmaal waant dat de
hoeve op het Goesche grondgebied ligt. Doch dit deed
er niet toe, wel iets anderswaar nu plaats was op
de betalende school, meenden burg. en weth. niet te
moeten weigeren. Een ander geval zou het wezen, als
de aanvrage was geschied voor eene gratis-school.
De heer De Jonge zegt het niet te kunnen helpen,
dat de hoeve zoo dicht bij Goes ligt. Spr. zou geen
aanmerking op het geval gemaakt hebben, als de school
zich zelf dekte wat de kosten betreft, maar s/3 van de
kosten worden uit de gemeentekas betaald, en dus
veroorzaken zij nadeel voor de gemeente.
De heer Ramondt vraagt welk nadeel in dezen door
de gemeente wordt geleden B. en W. hebben onder
zocht of de toelating zonder eenig bezwaar kon ge
schieden, en dit bleek het geval te zijn. Het geldt
hier niet een gemeenschappelijke school, maar slechts
de toelating van twee kinderen, die op de grens der
gemeente veel dichter bij Goes dan bij Kloetinge wonen.
Wanneer dit tengevolge zou gehad hebben dat uit
breiding van personeel of ruimte noodig zou zijn ge
weest, dan zou er voor de meening van den heer De
Jonge eenig recht bestaan, maar nu dit niet het ge
val is, bestond er geen reden de kinderen te weigeren
en is het bezoek der school door die twee kinderen
eigenlijk nog een voordeel voor de gemeente, wijl zij
het schoolgeld op school A betalen.
De heer De Jonge vraagt of de kinderen verwij
derd zullen worden als er geen plaats meer was
De toelating is, naar zijn oordeel geschiedt, in strijd
met artikel 16 der onderwijswet. Hij vraagt nog of
eene regeling in het leven geroepen zou worden 7
De Voorzitter zegt«Wel zeker, als er eene aan
vrage van Kloetinge komt, om toelating van een zeker
getal kinderen, maar ieder geval moet op zich zelf
beschouwd worden.
De heer De Jonge ziet niet in dat Goes scholen
moet onderhouden voor andere gemeentenevenmin
dat de wet eenige speling laat, en dus constateert
hij dat B. en W. hebben gehandeld in strijd met de
wet. Dit is zijne overtuiging.
De Voorzitter herneemt: «Ik laat u de vrijheid
die overtuiging uittespreken, als ge mij de vrijheid
maar laat die kalm naast mij neder te leggen".
De vergadering is daarna op de gewone wijze gesloten.
Buitcnlandsch Overzicht.
Uit Brussel wordt bericht, dat de arbeid in Belgie
overal is hervat, zoodat de poging der anarchistische
drijvers als mislukt kan beschouwd worden. Hoe treu
rig de tafereelen ook zijn, die van het oproer in de
mijndistricten worden geschetst, is toch duidelijk ge
bleken, dat er geene samenwerking bestond tusschen
de werklieden op de verschillende plaatsen en dat dus
de opstand meer het gevolg was van opruiing door
enkele anarchistische leiders dan dat hij een vooruit
beraamd plan tot grondslag had. Voor het overige
hadden de leiders een uitstekende hulp aan den drank,
waarmede de gemoederen' gebracht werden tot die
opgewondenheid, die noodig is om zulke gruwelen te
plegen als in de laatste dagen zijn voorgekomen.
De werklieden waren overigens in twee partijen
verdeeldde goedgezinden, die verbetering willen langs
wettigen weg; de slechtgezinden, die eerst omverwer
ping willen van al het bestaande, alvorens overtegaan
tot opbouwing eener nieuwe maatschappij. De laatste
partij heeft het oproer verwekt, en jammer genoeg
hebben velen der eerstgenoemden uit baloorigheid over
de slechte tijden zich laten medeslepen. Want de tijden
zijn slecht voor den werkman in het algemeen en voor
den Belgischen in het bijzonder. De loonen in de mij
nen waren nooit hoog, in de laatste jaren zijn zij nog
verminderd, en de mijneigenaars leden zelf öf verlies
öf hadden een zeer geringe winst. Maar groote woorden
zijn niet het middel om daarin verbetering te brengen
en alleen kalm overleg kan tot een goed resultaat
leiden.
In dein Duitschen Rijksdag is het debat over de
verlenging van de socialistenwet voortgezet. Bismarck
critiseerde in scherpe bewoordingen de rede van den
socialist Bebel (zie ons vorig nommer) en zeide o. a.,
dat, wanneer deze den toestand in Rusland en Duitsch-
land gelijk achtte en daarin grond vond om vorsten
moord te verdedigen, daaruit het best bleek, hoe ge
vaarlijk de socialisten waren voor de rust in den staat
en hoezeer er behoefte bestond aan de voorgestelde
verlenging. Niettemin zou de regeering zich neder-
leggen bij de eventnëele aanneming van een amende
ment, door den heer Hertling ingediend, waarin de
verlenging met twee jaren werd voorgesteld.
De minister Puttkamer kwam nog terug op de
grieven door Bebel geopperd tegen het opheffen eener
socialistische vergadering te Berlijn, waarin deze zelf
het woord had gevoerd. De Minister keurde die opheffing
volkomen goed. «De heer Bebel", zeide hij, «is niet al
leen de welsprekendste, maar ook de gevaarlijkste van
alle sociaal-democratische volksmenners, en zeker mag
de persoonlijkheid des sprekers een reden tot ontbinding
van een vergadering zijnwij namen echter eens de proef
met hem, en ik moet bekennen, dat de vorm zijner
rede gematigd was; maar zijn conclusiën waren onge
veer dezelfde als die, welke hij hier zooëven verkon
digde bovendien werkte zijn optreden zoo sterk op de
menigte, dat de indruk een electriseerende en fanatieke
genoemd moet wordende ambtenaar, die de verga
dering ontbond, heeft daarvoor het juiste oogenblik
niet gekozen; ziedaar het eenige, dat ik toegeef; hij
had het reeds vroeger moeten doen. Zoolang ik als
Minister voor de toepassing der socialistenwet te zor
gen heb, zal de afgevaardigde Bebel nergens meer dan
op deze tribune het woord voeren".
Ten slotte werd het regeeringsvoorstel met het
amendement Hertling aangenomen met 173 tegen 146
stemmen.
De commissie uit het Pruisische Heerenhuis, be
last met een nader onderzoek van het kerkelijk-poli-
tiek wetsontwerp, heeft de amendementen van bisschop
Kopp, die eene belangrijke wijziging van het ont
werp, inzonderheid afschaffing van het beroep op den
Staat, ten doel hadden, met 13 tegen 5 stemmen
verworpen. De meerderheid der commissie is van
meening, dat er tot eene nadere beoordeeling voor
eerst meer licht moet worden verkregen omtrent de
instemming der Curie met de verplichte aangifte bij
benoeming van pastoors.
Bij rechterlijk vonnis zijn de leden van het Engel-
sclie Parlement Collings en West, liberale afgevaar
digden voor Ipswich, vervallen verklaard van het recht
om zitting in het Parlement te nemen, wegens on
wettige handelingen tijdens de verkiezingen. Collings
bekleedt den ministeriëelen post van secretaris van
den «Local Government Board."
Gemengde Berichten.
Men bericht ons uit Kloetinge dat aldaar Woens
dagmorgen in den ouderdom van bijna 68 jaren is
overleden Franpois Verrijzer, die reeds op tienjarigen
leeftijd veehoeder werd, en van af dat tijdstip tot aan zijn
afsterven, dus bijna 58 jaren, met trouw en ijver onaf
gebroken werkzaam is geweest op de hofstede «Altijd-
zorg" onder die gemeente. Hij was steeds een toon
beeld van eerlijkheid, trouw en nauwgezette plichtsbe
trachting en zeker pasten op hem de schoons bijbel
woorden «wel gij goede en getrouwe dienstknecht over
weinig zijt gij getrouw geweest enz."