1886. N°. 18.
Donderdag 11 Februari.
73sle jaargang.
-<S<2?GS=>C**CK*-
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
In ons land vervoege men zich' voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen werden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel
GOES, 10 Februari 1886.
Gisteren overleed alhier ten huize van zijn
schoonzoon de heer Carl August Xaverius
Gottlob Friedrich Sicherer, geboren te
Rottweil in Wurtemberg 21 Oct. 1807.
Gedurende 40 jaren was hij te Leiden docent in
de Hoogduitsche taal, eerst aan het Gymnasium, later
aan de Hoogere Burgerschool. Nadat hem pensioen
was verleend, sleet hij zijne laatste levensjaren in Goes.
In vereeniging met Akveld vervaardigde hij het uit
gebreide Hoogd.-Ned. en Ned.-Hoogd. woordenboek.
Van zijn hand is tevens een uitstekende en veel ge
bruikte Hoogd. spraakkunst, voor Nederlanders be
werkt, terwijl zijne bekende Plaudereien über Holland
und seine Bewohner terecht veel opgang hebben
gemaakt.
Omtrent de verwonding van onzen voormaligen
stadgenoot, den officier der genie L. G. Krol Van
der Hoek te Kotta Radja, waarvan wij vroeger
in 't kort melding maakten, kunnen wij thans berichten,
dat de gewonde reeds op den eersten kerstdag in
zoover hersteld was, dat hij in het hospitaal met
behulp van een stok loopen kon. Omtrent de gebeurtenis
zelve vernemen wij het volgende.
Den 7 Dec. gingen plm. 30 koelies met een opzichter
van den Waterstaat 's morgens met den trein langs
de linie tot herstel van de spoorbaan, die over twee
rails lengte door de Atjehers was opgebroken. De
vijand zat de onzen echter optewachten, zoodat deze,
geen soldaten zijnde, voor het werk bedankten. Te
12 uren 's middags was nog niets gedaan, waarom het
detachement genietroepen werd gelast de herstelling te
verrichten. De officier Van der Hoek werd aangewe
zen mee te gaan. Ter bestemder plaatse met zijne
mineurs aangekomenwerden zij op een hagelbui
van lood onthaald. In ruim een uur was het werk
voltooid, maar het kostte het troepje van 25 man 1
doode en 4 gekwetsten. De heer Van der Hoek werd
slechts op het laatst gewond, zoodat hij de werkzaam
heden tot het einde kon leiden. De kogel kwam in
aan de binnenzijde van de linkerdij en even boven
de knie eruit. Gelukkig werden noch het dijbeen, noch
de knieschijf, noch de slagader geraakt, zoodat de
gekwetste weinig te lijden en de zaak een gunstig
verloop heeft gehad.
Tot leden van den militieraad voor Zeeland,
lichting 1886, zijn benoemd: tot voorzitter W. A.
graaf Van Lijnden, lid der Prov. St.; plaatsvervanger
mr. D. A. Berdenis Van Berkelom, lid van de Prov. St.;
tot lid W. J. Sprenger, wethouder van Middelburg;
plaatsvervanger mr. A. P. Snouck Hurgronje, lid van
den gemeenteraad van Middelburg.
Uit Hansweerd meldt men aan de N. R. Ct.:
Op de Westerschelde boven Walsoorden vertoont zich
over de eb veel jong drijfijs, hetwelk reeds heden voor
zeilende schepen gevaarlijk is. Eene tjalk moest per
sleepboot in het kanaal gebracht worden.
De Raad der gemeente Z i e r i k s e e nam een
besluit, waardoor een veelbesproken quaestie in een
onbekrompen zin werd opgelost. Voortaan zullen ook
de w e e z e nwier ouders van eenig armbestuur
onderstand hebben ontvangen, in het burgerweeshuis
kunnen worden opgenomen.
Naar het Rott. Nieuwsblad uit goede bron ver
neemt is Maandag tusschen de autoriteiten der Neder-
landsche posterijen en die van Engeland geconfereerd
over de invoering van den postpakketdienst
tusschen Engeland en Nederland. Wanneer de onder
handelingen slagen, waaraan bijna niet te twijfelen
valt, zal van af 1 Maart a. s. ook gelegenheid bestaan
postpakketten naar en van Engeland te verzenden.
De heer C. C r o 11klerk bij het Departement
van Binnenlandsche Zaken, is bij ministeriëele resolutie
g e s c b o r s t tot 31 Maart e. k.
De aanleiding tot deze schorsing is gelegen in de
voortdurende medewerking van den heer Croll aan de
propaganda voor de sociaal-democratische partij.
Reeds voor zijn schorsing was hij voor het alter
natief gesteld om of als klerk aan het Departement
of als lid van den Gentralen Raad van den Sociaal-
Democratischen Bond te bedankenhij had echter
geweigerd zoowel het een als het ander te doen, zich
beroepende op art. 6 der Grondwet, (verklarende dat
ieder Nederlander tot elke landsbediening benoembaar
is) in verband met art. 10 (recht van vereeniging en
vergadering).
Bij de schorsing is den ambtenaar aangezegd dat
hij tot 31 Maart gelegenheid heeft om tusschen zijn
medewerking in de socialistische partij of zijn betrek
king aan het Departement te kiezen.
Gelijk onlangs is gemeld, werd door den Koning
tot 1 April 1886 geschorst het besluit van den ge
meenteraad van Wonseradeel, waarbij aan den hulp
onderwijzer te Exmorra H. Ten Zweege eervol ontslag
was verleend, in afwachting van nader onderzoek. Daar
dit laatste heeft aangetoond, dat het getal leerlingen
aan de school te Exmorra niet groot genoeg is, om
de aanwezigheid van een (hu!p)oaderwijzer te vorderen,
heeft de Minister van binnenlandsche zaken aan Ged.
Staten van Friesland bericht, dat er geen termen be
staan het raadsbesluit aan den Koning ter vernietiging
voor te dragen. De genoemde onderwijzer is inmiddels
elders geplaatst.
Men deelt aan het U. D. mede, dat binnenkort
een werkje in 't licht zal komen, waarin grieven
worden geopenbaard ten aanzien van den toestand in
in de Rijksgestichten te Veenhuizen,
grieven die, naar men er bijvoegt, een ernstig en on
partijdig onderzoek zouden noodig maken.
Maastricht. Bij de verkiezing voor een lid dtr Tweede
Kamer is gekozen de heer RULAND (k.) met 742
stemmen. De heer Kleuters had 344 stemmen.
Kerkelijke Zaken en Onderwijs.
De kerkeraad der N. H. gem. te Heinkenszand
en evenzoo die der gem. te Ovezand en Driewegen
hebben besloten, het adres van den heer Hoedemaker
voor kennisgeving aantenemen. NR. Ct.)
Uit den tekst van het besluit van het classicaal
bestuur van Harderwijk tot schorsing van den kerke
raad te Kootwijk blijkt, dat de voorloopige schorsing
heeft plaatsgehad zoowel ter zake van het streven
naar verbreking van het kerkelijk verband als ter
zake der pogingen tot het doordrijven eener predikants
beroeping in strijd met de kerkelijke reglementen en
verordeningen.
Uit Kootwijk (gemeente Barneveld) meldt men
aan de Arnh. Ct.Op 2 Febr. is de kerkeraad der
Hervormde gemeente geschorst; Zondag 7 Febr. begat
zich de president, vergezeld van een medebestuurslid
van bet classikaal bestuur, per rijtuig naar Kootwijk,
om voor het geschorste bestuur den dienst te doen
vervangen. (De kerkelijke dienst zou des voormiddags
om 10 uren een aanvang nemen, terwijl de predikant
van Putten zou optreden). Te 8 uren echter versche
nen eenige jongeheeren, deels per rijtuig en deels te
voet, te Kootwijk. Een hunner meldde zich aan bij
den onderwijzer, zeggende: »ik ben de zoon van Kuyper,
geef mij den sleutel van de kerk, want als de rijks
veldwachters komen van Barneveld, mogen die de kerk
niet binnengaan." De sleutel werd geweigerd, doch te
ongeveer 8 werd de kerk geopend door het geschorste
kerkbestuur, dat eveneens in het bezit van een sleutel
was; te 9 uren beklom ds. Van Lingen, pred. te
Zetten, den predikstoel en met behulp van den predi
kant ds. G. Vlug van Nijkerk, werd de heer J. H.
Houtzagers direct bevestigd. De bevestiging had reeds
plaatsgehad toen bovengenoemd bestuur aankwam,
zoodat die heeren niet in het kerkgebouw zijn binnen
gegaan, doch na ongeveer éen uur zich alhier te heb
ben opgehouden, weer vertrokken. Te 1 uur hield de
heer Houtzagers zijne intreerede en beklom den predik
stoel. Alles liep in de beste orde af.
Gisteren te 11 uren des voormiddags is, onder
voorzitterschap van dr. J. K. Koch, predikant te 's-Her-
togenbosch, in een der lokalen van de Willemskerk
te 's-Hage de aangekondigde vergadering geopend van
de Algemeene Synode der Ned. Herv. kerk, saamge
roepen naar aanleiding van het bekende kerkelijke
geschil te Amsterdam.
Het moderamen was verder saamgesteld uit de hee
ren J. C. Verhoeff, predikant te Utrecht, vice-president,
en L. Overman, te 's-Gravenhage, secretaris.
De werkzaamheden, aangevangen met 22 leden,
worden heden voortgezet.
In de groote kerk te Arnhem vergaderde Maan
dag het prov. kerkbestuur van Gelderland, ter behan
deling van de Kootwijksche kerkquaestie. Besloten is,
na breedvoerige discussie, de zaak in handen der
Synode te stellen.
De kerkeraad van Voorthuizen (gem. Barneveld),
waar dr. W. v. d. Bergh predikant is, heeft zijne
gehoorzaamheid aan de Synode opgezegd.
Rechtszaken.
Voor de arr. rechtbank te Middelburg stond
gisteren terechtA. Aalbregtse, 33 jaar oud, molenaar,
geboren te Cadzand, wonende te Borsele, thans ge
detineerd, beklaagd van in den avond van 22 Sept.
11. tusschen 10 en 11 uur een tot afsluiting dienend
buitenraam der woning van Jacomina Smit, wede. van
Anthonie Roosendaal, te Borsele opzettelijk te hebben
verbroken, vervolgens daardoor in die woning te zijn
geklommen en genoemde weduwe, die te bed lag, met
een ijzeren voorwerp moedwillig hevige slagen op hoofd,
borst en armen, waardoor bloedstorting is ontstaan,
te hebben toegebracht, tengevolge waarvan zij gedurende
meer dan 20 dagen belet is geweest te werken.
Te dezer zake werd A., bij bevelschrift der arr.
rechtb. van 18 Jan. jl., naar hare correctioneele terecht
zitting verwezen.
De zitting werd gepresideerd door den heer mr. D.
A. Berdenis van Berlekom, terwijl als rechters zaten
de heeren mrs. E. P. Schorer en S. Gratama.
Het openbaar ministerie werd waargenomen door
den heer mr. J. A. Van Hoek, officier van justitie.
Nadat voorlezing was gedaan van het bevel tot ver
wijzing, werden de vier gedagvaarde getuigen verhoord.
In de eerste plaats de 76jarige tapster Jacomina
Smit, wede. van Anthonie Roozendaal, die verklaarde
dat zij in den avond van 22 Sept. 1885, te half negen
zich te bed begeven hebbende, omstreeks 10 uren wakker
werd door een hevigen slag tegen het raam, waarop
zij onmiddellijk een persoon in de kamer springen zag,
die naar haar bed toekwam en haar links en rechts
op haar hoofd, borst en armen met een blinkend
voorwerp hevige slagen en stooten toebracht. Zij her
kende in beklaagde den persoon, die haar had ge
slagen en verklaarde hem toegeroepen te hebben:
«Bram, bram, vermoord me toch niet; wat heb ik je
toch misdreven".
Op baar hulpgeroep schoot de dienstbode Johanna
Wagenaar toe, die echter tot tweemalen toe door be
klaagde werd verjaagd, die dan opnieuw zijn slacht
offer met slagen overstelpte en haar om de sleutels
vroeg.
Beklaagde was gekleed in een boezeroen en stak
zelf het licht aan in de kamer.
Uit de verdere verklaringen van dezelfde getuige
bleek nog dat baar behalve bankpapier 13 gouden
tientjes en een met zilver beslagen portemonnaie waren
ontvreemd. Beklaagde kwam vroeger wel bij haar aan
huis, doch eenigen tijd vóór den aanval waren er tus
schen getuige en beklaagde onaangenaamheden over
het malen voorgevallen.
De beklaagde verklaarde zeer kalm onschuldig te
zijn; hij was thuis geweest en te 9 uren naar bed
gegaan.
Op eene vraag van den voorzitter of hij nog niet
eens had terechtgestaan wegens inbraak ten huize
zijner grootmoeder, antwoordde hij toestemmend.
De tweede getuige was Johanna Wagenaar, de
dienstbode en kleindochter der wed. Roozendaal, die
in den bewusten nacht in een kamertje naast dat
van de oude vrouw sliep. Zij was door het geweld
wakker geworden en kwam in de kamer. De aan
rander dreigde echter haar dood te slaan, waarom zij
uit angst naar den zolder vluchtte. Op het hulpgeroep
van de grootmoeder kwam ze voor de tweede maal
in de kamer, doch werd ook toen door den aanvaller
verjaagd.
Zij kon in de kamer niet zien, wie de aanvaller
was, doch toen zij bij het vertrek van den aanrander
uit het zolderraam keek, zag zij duidelijk dat het
Aalbregtse was.
Zij heeft echter nit vrees voor dezen, die haar be
dreigd had, dit in 't eerst niet durven openbaren.
Ook deze getuige werd door beklaagde meineedig
verklaard.
De derde getuige was de veldwachter L. J. Trompee.
Deze verklaarde hetgeen door hem van de aangevallene
en hare kleindochter vernomen was en hetgeen door
hem op last van de justitie werd verricht.
Als vierde getuige, tevens als deskundige, werd ge
hoord de heer L. C. P. Boogaert, geneesheer te Drie
wegen. Hij, onmiddellijk na de daad bij de aange
vallene geroepen, verklaarde verschillende wonden op
het lichaam der wed. Roozendaal te hebben geconsta
teerd. Deze wonden waren niet met een scherp maar
wel met een hard voorwerp toegebracht. De toestand
van de vrouw was van dien aard, dat er levensgevaar
bestond; ja de getuige oordeelt zelfs dat het alleen
aan haar sterk gestel te danken is dat ze behouden
bleef. Hij heeft de wed. gedurende een week of zes
behandeld.
Nadat deze verklaringen waren afgelegd en voor
lezing gedaan was van het proces-verbaal van den
officier van justitie betrekkelijk de plaatselijke gesteld
heid, werden aan de tweede getuige nog eenige vragen
gedaan omtrent die gesteldheid en ook omtrent de
aanleiding tot de onaangenaamheden, die 10 dagen
vóór den aanval tusschen beklaagde en de wed. Roo
zendaal voorvielen. Die vonden, volgens haar, haar
oorsprong in eene maalquaestie. De bekl. moet bij die
gelegenheid gezegd hebben dat vrouw Roozendaal. die
in plaats van bij hem bij een ander liet malen, daar
van schade zou hebben. Dit werd bevestigd door de
weduwe zelve, die ook opnieuw werd verhoord.
Daarna werd de beklaagde gehoord, die zijne on
schuld stijf en sterk staande hield.
De ambtenaar van het O. M. wees er in het begin
van zijne rede op, dat zaken als de onderhavige ge
lukkig bij dit rechtscollege zelden voorkomen. De zaak
toch is eene zeer ernstige.
Ernstig ten opzichte van het feit dat beklaagde wordt
ten laste gelegd, want slechts de omstandigheid dat
de diefstal niet is kunnen bewezen worden, en er dus
geen wettig bewijs is, dat beklaagde ook diefstal heeft
gepleegd, is oorzaak dat de rechtbank over deze zaak
moet oordeelen. De zaak is ernstig voor beklaagde,
maar ook ernstig voor de eerste getuige. Maar overi
gens is zij, zoowel wat de feiten betreft als uit juridisch
oogpunt, zeer eenvoudig. De feiten toch zijn uit de
verklaringen van de getuigen wettig en overtuigend
bewezen. De ambt. van het O. M. ging die verklarin
gen na en bewees daaruit dat verbreking van afslui
ting en mishandeling had plaats gehad. Ook de per
soon van den dader is door de eerste getuige herkend,
en dit wordt bevestigd door de verklaring van de 2e
getuige, terwijl ook de mishandeling is bewezen. De
verklaringen van getuigen zijn zoo pertinent mogelijk.
Ook werd door het O. M. gewezen op de uitdruk
king nnon deju" door beklaagde bij zijn aanval her
haaldelijk geuit. Die woorden zijn in Borsele ongewoon
in Cadzand, waar de beklaagde geboren is, echter vrij
Op die gronden eischte het O. M. schuldig verkla
ring van beklaagde aan het moedwillig toebrengen van
slagen en kwetsuren, waardoor gedurende meer dan
20 dagen beletsel is ontstaan om te kunnen werken;
benevens aan opzettelijke verbreking van afsluiting, en
veroordeeling van beklaagde tot 2 jaar eenzame op
sluiting, benevens 25 boete subs. 3 dagen celstraf,
benevens de kosten.
Hierop verkreeg de verdediger van beklaagde, mr.
Jac. Van Gigh, uit 's-Gravenhage, het woord. Hij
begon met te zeggen dat hij een verklaring verschul
digd was over het feit, dat van uit de verte een ver
dediger voor dien beklaagde moest komen, terwijl de
Middelburgsche balie zulke uitstekende krachten telt.
De verklaring van dit feit brengt hem tevens in het
hart van de quaestie.
Zijne tegenwoordigheid op deze plaats is een gevolg
hiervan, dat de zaak vroeger een gansch anderen
vorm, een geheel andere gedaante heeft gehad. Zij is
primitief beschouwd als een van de belangrijkste feiten,
om eindelijk tot de nederigste verhoudingen te worden
teruggebracht.
Aanvankelijk werd het gebeurde gequalificeerd als
poging tot moord, vergezeld van diefstal. Men vermoedde
alzoo, dat die zaak zou behooren tot de bevoegdheid
van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Toen echter
later de zaak tot de eenvoudige proportie werd terug
gebracht, waarin zij nu verkeert, meende pleiter, die
vroeger door de familie gevraagd was zijn bijstand
aan beklaagde te verleenen, zich niet te moeten ont
trekken.
De officier van justitie heeft, zeide pleiter, den diefstal
laten vallendaarover wil hij niet eens praten. Maar
pleiter wilde dit juist wél doende beide feitenèn
de mishandeling, met verbreking van afsluiting, èn de
diefstal, behooren bij elkaarzij zijn onafscheidelijk
van elkander. Welnu, waar er nu geen spoor bestaat,
dat beklaagde zich zou hebben schuldig gemaakt aan
diefstal, daar ligt het voor de hand, dat hij hoogst
waarschijnlijk ook niet de daad van geweld heeft
Er is geldswaarde ontvreemd, waaronder 13 gouden
tientjes en een portemonnaie met zilveren beslag.
Naar alle kanten hebben nasporingen plaats gehad
maar er is niets gevonden. Beklaagde noch iemand
der zijnen heeft goudstukken gewisseld. Op dien grond
reeds valt het zeer te betwijfelen of beklaagde wel
de dader kan zijn van de gepleegde mishandeling.
Het O. M. grondt wel zijn aanklacht op de verklaringen
van twee der getuigen, de oude vrouw en hare klein
dochter, maar pleiter tracht die te ontzenuwen.
Omtrent de sufheid der eerste, waardoor zij in de
eerste dagen niet zou hebben kunnen zeggen wie zij
vermoedde dat de dader was. bestaat bij pleiter twijfel.
Als zij suf was, waarom wist zij dan zoo precies wat
zij miste?
Omtrent den persoon van beklaagde heeft verschil
bestaan. Men wist eerst niet aan te duiden of het
Abraham of zijn broer Isaak Aalbregtse was.
Pleiter ging de getuigenissen van die beide vrouwen
verder na, en meende dat zij geen geloof verdienden;
de jongste van beiden heeft zelfs voor den rechter van
instructie een geheel andere verklaring afgelegd dan
voor de rechtbank. In de instructie verzekerde zij
den beklaagde aan zijn stem niet herkend te hebben,
en nu juist het tegenovergestelde. Waarom die leu
gens? Omdat zij bang was voor Aalbregtse, zeide zij.
Maar zij behoefde dit niet meer te zijn, toen beklaagde
drie dagen na het gebeurde in hechtenis werd genomen.
Zij kon niet voorzien dat korten tijd daarna A. weer
zou worden ontslagen. Waarom-toen niet dadelijk ge
zegd aan den veldwachter Trompée wat zij vermoedde?
Er was geen reden meer om te vreezen. Volgens pleiter
heeft Johanna Wagenaar onder eede gelogen.
Verder wees mr. Van Gigh erop dat Trompée geen
vriend van beklaagde was, maar tevens dat het diens
schuld is dat het onderzoek in geheel verkeerde rich
ting is gedaan. Waarom niet het spoor gevolgd van
de vreemdelingen, die in denzelfden nacht, waarinde
diefstal is gepleegd volgens verklaring van vele inge-
L
f