1886. N°. 8.
Dinsdag 19 Januari.
73ste jaargang.
nieuwe Couponbladen
GOESCHE
De uitgave dezer Conrant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct, met bijblad 10 ct.
In ons land vervoege men zich' voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regeL
Ter Secretarie der gemeente zijn tegen overgifte van
de noodige bewijzen verkrijgbaar
voor de renten der geldleening van 1886.
Goes, den 16 Jannari 1886.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Den Haag, 16 Jannari.
Terwijl de heer Elout Van Soeterwoude in levenden
lijve in de Eerste Kamer is teruggekeerd om getuigenis
afteleggen van zijne christelijk-historische beginselen
(leider eener partij zal hij, ondanks al zijne eerbied
waardigheid, daar wel niet gemakkelijk kunnen worden)
is de heer Wintgens redivivus geworden door eene
brochure, in de vorige week verschenen: «Politieke
Nabetrachting".
Aan deze brochure heeft de Amhemsche Courant
eergisteren reeds een hoofdartikel gewijd, en dit zal
niemand kunnen bevreemden, want, hoe men ook denke
over de beginselen van den vroegeren afgevaardigde
uit Delft (later uit Den Haag), hoe men ook vooral
de heftigheid moge betreuren, waarmede hij, vooral in
de laatste jaren, tegen zijne tegenstanders en de pers
pleegde uittevaren, nooit heeft iemand den heer
Wintgens groote bekwaamheden, eene buitengewone
belezenheid en zelfstandigheid van overtuiging ontzegd.
Maar zijn ongeluk was, dat hij van al deze deugden
had de gebreken, en niets, dat hem in zijne lang
durige parlementaire loopbaan meer heeft geschaad dan
de overdrijving in het algemeen en de overdrijving
zijner zelfstandigheid in het bijzonder. In het leven
van ieder mensch is in den regel éen oogenblik be
slissend. Er bestaat een fraaie roman, dien ik ieder
ter lezing kan aanbevelendas Augenblick des Glücks.
Men moet het oogenblik van zijn geluk weten vast te
houden. De heer Wintgens heeft een groot oogenblik
van geluk beleefd, het was, toen hij, even dertig
jaren oud, het èn aan zijne blakende liefde voor grond
wetsherziening èn aan zijn geestdrift voor recht en
waarheid, èn aan zijne erkende welsprekendheid te
danken had, dat hij, die een naam droeg, in de ma
gistratuur met eere bekend, naar de nieuwe Staten-
Generaal werd afgevaardigd. Maar op dat oogenblik
van geluk is een ongeluks-moment gevolgd, namelijk
dat, hetwelk hij op bl. 8 zijner brochure aldus be
schrijft: «Nauwlijks was de nieuwe Kamer te zaam
gekomen en met haren arbeid aangevangen, of er werd
van zijnentwege (Thorbecke namelijk) door het oudste
lid der Kamer, mr. S. H. Anemaet, tot de joDgere
leden eene uitnoodiging gericht om te diens huize bijeen
te komen, teneinde zich te leeren kennen en over de
eischen van den tijd onderling te raadplegen. Met ver
schillende mijner tijdgenooten begaf ik mij derwaarts,
en nog staat mij levendig voor den geest, hoe Thorbecke
ons daar op den hem eigen toon zijne inzichten ontwik
kelde en de wenschelijkheid betoogde van overleg te
plegen, teneinde gepaste samenwerking te verkrijgen
en op afdoende wijze in 's lands belang werkzaam te
zijndoch evenzeer ligt mij nog versch in het geheu
gen, hoe ik bij het verlaten dier vergadering aan mijn
vriend, mr. J. Dirks uit Leeuwarden, aanstonds te
kennen gaf, dat ik voor mij er de voorkeur aan zou
schenken om meer op mij zeiven te blijven en mij
niet in zoodanig partijverband te begeveneen
voornemen waarvan ik sedert ook niet ben afgeweken."
Terecht doet de Amh. Ct. uitkomen, dat in de
keuze van dit zelfstandig standpunt, waarin men er
eene eer in stelde «van ieder partijverband los te zijn",
de sleutel gelegen is van de onvruchtbaarheid van de
parlementaire loopbaan van den heer Wintgens. De
heer Wintgens scheidde zich van de liberale partij
was het wonder, dat de liberale partij zicb van
hem scheidde De wetenschappelijke man, die de we-
reldsche zaken in zijn studeervertrek overpeinst, volgt
zijn eigen weg, verrijkt de wetenschap met de vruch
ten van zijn zelfstandig onderzoek des staatsmans
eerste plicht is met zijne geestverwanten overleg te
plegen omtrent hetgeen het belang des lands op een
bepaald tijdstip vordert. Wie alle voorkomende ge
vallen en zaken altoos van hetzelfde standpunt gade
slaat, moet allengs, meer dan nuttig en wenschelijk
is, aan eigen inzicht gaan hechten en wordt ongeschikt
om de meeningen en stellingen van anderen onpartij
dig te onderzoeken.
De heer Wintgens deelde ons mede hoe zijne par
lementaire loopbaan aanvinghij verzwijgt ons ook
niet, hoe en waarom zij werd besloten. Dit lozen wij
op bl. 43 van dit geschrift, dat eene «autobiografie"
van den gewezen afgevaardigde zou kunnen genoemd
worden. «Buiten mijn weten" schrijft hij daar, «was
een aanval op breede schaal tegen de begrooting van
den Minister Heemskerk beraamd en op touw gezet"
(het was Maart 1885) «die zoo zij slaagde, niet alleen
zijn val moest tengevolge hebben, maar tevens gelijk
ik zeide op slinksche wijze zou hebben gevoerd tot
eene omverwerping, bij eene gewone begrootingswet,
van bestaande wettelijke bepalingen, welke alleen door
de zamenwerking der drie takken van de wetgevende
magt mogten worden gewijzigd. De bejegening dier
toen door mij verkondigde, onomstootbare constituti-
oneele waarheid (afgescheiden van die welke mij
persoonlijk werd aangedaan en die na zeker voorval
in de tweede afdeeling van de kamer, op 4 December
1884, te onvevschoonlijker was) gaf mij eindelijk
een regtmatigen en afdoenden grond om eene betrek
king neder te leggen, waarin ik voorzeker menigmaal
eenige zelfvoldoening had gesmaakt, maar nog veel
meer grievende teleurstellingen voor mijne beginselen
en voor mijne opvattingen der nationale belangen heb
ondervonden".
Deze tirade is uit tweeërlei opzicht van groot belang
vooreerst, omdat daaruit blijkt, dat de heer Wintgens
m'ef heeft willen medewerken in Maart 1885 tot
slinksche bestrijding en omverwerping van de wet van
1878, die niemand meer dan de heer Wintgens (doch
alleen wegens de fmanciëele uitkomsten) had bestreden,
en in de tweede plaats, omdat de heer Wintgens
thans in een tusscnenzin bevestigt datgene, waarop
destijds in Haagsche correspondentiën in verschillende
bladen werd gezinspeeld, dat namelijk in eene van de
afdeelingen der Kamer een bekend anti-revolutionair
afgevaardigde, die thans de eer heeft een Zeeuwsch
district te vertegenwoordigen en die zich, men weet
nog niet in welke hoedanigheid, ook in de Amster-
damsche kerk-quaestie (die op aller lippen zweeft)
heeft gemoeid, den heer Wintgens op eene grievende
wijze heeft verongelijkt en wel op zoodanige wijze,
als met onze Nederlandsche parlementaire zeden en
gebruiken minder overeenstemt.
Ik kan niet zeggen, dat de «autobiografie" van den
heer Wintgens mij in alle opzichten bevredigt. De
parlementaire gebeurtenissen van 1848 tot 1885 wor
den in een zeer eenzijdig licht voorgesteld. De heer
Wintgens doet het voorkomen, alsof alle opvolgende
regeeringen steeds in alle zaken hebben misgetast,
en hij het altijd beter heeft ingezien. Onvergeeflijk
zou de dwaling zijn, die de heer Wintgens begaat,
bij de herinnering aan de gebeurtenissen van 1868
en bij de verheerlijking van de politiek van graaf Van
Zuylen van Nyevelt, ten opzichte van de Luxemburgsche
zaken gevolgd, ware het niet, dat de kortstondige
optreding van den heer Wintgens als minister van
justitie in Januari 1868 zich alléén door zijne zins
begoocheling ten aanzien van de door den minister
Van Zuylen gevolgde politiek verklaren laat. Al weder
om was de fortuin den heer Wintgens zeer ongun
stig gezind geweest. Dat hij in 's lands belang een
maal zwichten zou voor de aanbieding eener ministe-
riëele portefeuille was te voorzien, maar nooit had
hij een ongeschikter tijdstip kunnen kiezen om de
leiding der justitiëele zaken in handen te nemen dan
toen het eerste Ministerie Heemskerk èn door zijne
herhaalde ontbindingen (waarvan de eerste bij uit
nemendheid inconstitutioneel was) èn door de diplo
matie van den graaf Van Zuylen (die een succes had,
onafhankelijk van zijne diplomatie) was verzwakt.
Wanneer de heer Wintgens op bladz. 19 schrijft:
Tegen alle begrippen van recht en billijkheid in
werd, op 26 November 1867, de begrooting van buiten-
landsche zaken verworpen, niettegenstaande de Limburg-
Luxemburgsche verwikkelingen op eene voor Nederland
hoogst voldoende wijze waren afgeloopen", dan behoeft
men slechts de beraadslagingen van die dagen, en,
inzonderheid de rede van den heer Godefroi, op te.
slaan, om zich van de onjuistheid dier opvatting te
overtuigen, want, indien eindelijk Limburg van den
Duitschen Bond werd losgemaakt, was dit minder het
gevolg van de politiek van den heer Van Zuylen, meer
geschikt om verwikkelingen te doen ontstaan dan weg
te nemen, dan van den wil der mogendheden. En
of de heer Van Zuylen Nederland eene weldaad heeft
bewezen door ook op onzen staat de verplichting te
leggen de neutraliteit van Luxemburg te waarborgen,
zou wel eens de toekomst anders kunnen bewijzen.
Hoe men echter over deze en andere minder juiste
voorstellingen denke en hoe verschillend men ook over
de veeljarige parlementaire loopbaan van den heer
Wintgens moge oordeelen, over ééne zaak verdient hij
een woord van oprechte hulde. Aan de kerkelijken
heeft hij zich nooit aangesloten. Hem komt de eer toe,
al jaren geleden tegen het woelen der kerkelijken op
staatkundig terrein met onbezweken moed te hebben
geijverd. Met zelfvoldoening mag hij vooral op zijne
redevoeringen van 1879 tot 1881 terugzien, waar hij
tegen het drijven der kerkelijken op staatkundig terrein
heeft gewaarschuwd en veelbeteekenend is zijn slot
woord op bladz. 44»Ik eindig dan ook deze nabe
trachting met den wensch uit te spreken, dat het mij
moge worden gegund het oogenblik te beleven waarop
eene meer gezonde politieke partijvorming de tegen
woordige zal hebben vervangen. Onze staatkundige
toestand is inzonderheid bedorven, gelijk ik oneindig
dikwijls heb aangetoond, door de vermenging van de
politiek met den godsdienst. Ja, men gaat zoover hier
en daar van te dweepen met het denkbeeld van een
toestand in onzen staat, gelijk die was van de Israëli
ten onder Mozesof ook ingericht naar de wanbegrippen
van John Knox en geschoeid op de leest der Republiek
van Genève onder Jean Calvin, een staat van zaken,
die voor alle andersdenkenden, zonder uitzondering, op
de meest onverdragelijke tyrannie zoude uitloopen."
Zouden zij, die zich door de inblazingen van Kuyper
en Lobman laten medesleepen, de waarschuwing ver
staan die in het afscheidswoord van den heer Wintgens
is gelegen?
Ter bevestiging van dit woord, en ook om den heer
Wintgens het bewijs te leveren, dat ik zijne voorliefde
voor citaten niet wensch te brandmerken (ook die
voorliefde verdedigt hij in eene opmerkelijke noot op
bl. 30), wensch ik een woord van een oud schrijver
aan te halen, dat, voor zoover mij bekend is, door
den heer Wintgens in geen zijner redevoeringen nog
is geciteerd. Ontegenzeggelijk was onze onsterfelijke
Hugo De Groot een even godvruchtig man als groot
geleerde. Men heeft wel eens gezegd dat, indien hij nu
leefde, hij zonder twijfel een santi-revoh tionair" zou
zijn. Zou dit wel zeker zijn In zijne beroemde Inley-
dinge tot de Hollandlsche Regtsqeleertheijt schreef
hij {eerste boek, elfde deel) Van outs plegen ook
als onmondig gehouden te werden de Geestelike luijden
in wereltlike saken." De heer Beelaerts heeft dit dezer
dagen begrepende heeren Kuyper en Lohman daar
entegen zijn voor dit begrip onvatbaar.
GOES, 18 Jannari 1886.
Zaterdagavond hield de heer J. E. Kroes,
districts-inspecteur der Nederlandsch-Amerikaansche
Stoomvaartmaatschappij, te 's-Gravenpolder eene lezing
over Amerika, speciaal over dat gedeelte waar de
Hollandsche landverhuizers zich hebben gevestigd:
Dacota. De heer Kroes heeft in het afgeloopen jaar
zelf op last zijner maatschappij eene reis door Amerika
gemaakt en vele onzer landgenooten aldaar bezocht
en inderdaad, het moet gezegd worden, de mededee-
lingen die hij deed, inzonderheid over de opbrengst
van den grond in verband met de benoodigde werk
krachten, waren hoogst verrassend.
Wanneer men weet, dat de heer Kroes reeds op
een veertigtal plaatsen zijne reisindrukken heeft voor
gelezen en dat zijne geheele voordracht in één uur
was afgeloopen, dan zal men zeker niet van ons eischen,
dat wij een getrouw verslag leveren van iets, dat met
zoo grooten spoed werd uitgesproken. Onze totaal
indruk was echter deze, en spr. zeide dit zelf her
haaldelijk, dat voor een energiek landbouwer, die een
kapitaaltje (de heer K. noemde 4000) bezit, en
voor den energieken handwerksman in Amerika nog
een ruim veld van verdienste te vinden is. Trouwens,
dit is ook wel nimmer tegengesproken, al deed spr.
eenen, misschien niet geheel onverdienden, uitval tegen
velen, ook dagbladschrijvers, die, zonder kennis van
zaken, tegen de verhuizing naar Amerika waarschuwen,
enkel omdat ze niet gelooven aan de wondervolle be
richten omtrent heigeen aan de overzijde des oceaans
is en kan zijn, terwijl toch in vele opzichten Amerika
een land van wonderen is.
Toch rees bij ons herhaaldelijk de vraag of de wijze,
waarop de heer Kroes zich op de hoogte der toestanden
onder Amerikaansche landverhuizers heeft gesteld, hem
en daardoor ook zijnen hoorders een juist denkbeeld
geeft van de werkelijkheid. Hij heeft tal van gevestigde
Hollanders bezocht, die hem hun welvaart lieten aan
schouwen, zondfr daarbij te verhelen, dat zij het in
den aanvang jjwel eens zeer moeielijk hadden gehad;
maar heeft hij zich ook behoorlijk in betrekking ge
steld met hen, wier ondernemingen zijn mislukt en
die het oogenblik betreuren, dat zij den voet op
Amerikaanschen bodem zetten
De spreker wees ook herhaaldelijk op de overal in
Europa heerschende malaise, een toestand, dien hij
van tamelijk blijvenden aard achtte en die niet door
algemeen stemrecht en sociaal-democratische ideeën te
verbeteren is en hij vond daarin aanleiding om tot
emigratie op te wekken.
Wij kunnen die meening tot op zekere hoogte bil
lijken, nl. voor zoover ze wordt toegepast op de slechte
vooruitzichten voor den kundigen landbouwermaar
als spr. meent, dat voor die trage, luie, onontwikkelde
menigte, die om algemeen stemrecht en verwezenlijking
van sociaal-democratische beginselen vraagt, in Amerika
een gulden toekomst is weggelegd, dan stelt hij aan
de energie van den landverhuizer geene hooge eischen
en, hoewel het egoïsme voor ons een drijfveer zou
kunnen zijn, om ons land van een groot deel van die
lastige medeburgers te verlossen, zoo gelooven wij toch,
dat tegen eene dergelijke verhuizing moet worden ge
waarschuwd.
Het is geenszins onze bedoeling te velde te trekken
tegen de landverhuizing integendeel, wij gelooven, dat
zij voor menigen ontwikkelden boerenzoon zeer aan
bevelenswaardig is, mits hij zich vooraf, liefst bij heD,
die in gindsche streken zijn of geweest zijn, nauwkeurig
op de hoogte stelle van hetgeen hem in Amerika te
wachten en te doen staat. Wij willen alleen waarschuwen
tegen overijlde stappen in dezen, waartoe men, verlokt
door de kolossale vruchten en de mooie platen, die
op de lezing waren uitgestald, zoo licht geneigd zou
zijn. Mannen als Albert en Herman Kuypers uit Steg-
gerda mogen wel tot eene navolgenswaardig voorbeeld,
maar niet als maatstaf worden gesteld.
Het verdient ten slotte nog vermelding, dat de heer
Kroes geenszins als agent voor landverhuizers optrad,
veel minder nog om propoganda te maken voor de
stoomvaartmaatschappij, waarbij hij ambtenaar is.
Dit laatste was hem zelfs zoo streng verboden, dat
hij bij zijne lezingen zijne uniform niet mag dragen,
maar steeds in burgerkleeding verschijnt.
Ierseke. Vrijdag heeft de Crediet-, Deposito- en Ef-
fectenbank van «De Vogel Waal en Co." te
Arnhem na eenige samenspreking op eene meeting
besloten hier zoo spoedig mogelijk eene filiaal dier
bank opterichten.
Borsele. Sedert de voltooiing der onderhoudswerken
aan de zeewering van den polder, hetgeen in het laatst
van October voorviel, hebben de dijkwerkers, die niet
tot de vaste arbeiders behooren, zich, tot dusver, bij
gemis aan stormschade, tot gedwongen rust moeten
bepalen. Intusschen werd beproefd afnemers te vinden
voor zand, met toestemming van de bevoegde auto
riteit te graven uit den oever, ten einde door dit
middel de belangen der huishoudelijke behoeften te
behartigen. Door welwillende deelneming is het
gelukt zich voorshands den verkoop van ongeveer
300 Ms te verzekeren, terwijl bij gunstige beschikking
van heeren Gedeputeerde Staten toestemming is ver
leend om binnen den afstand van 500 M. de voorge
nomen productie tot stand te brengen.
Naar de Ter Neuz. Ct. verneemt zal de heer
H. J. M. O n g h e n a te Zuiddorpe, lid der Provin
ciale Staten, eerlang die gemeente en het land ver
laten om zich metterwoon te St. Nicolaas (België)
te vestigen.
De afdeeling St. Annaland van de s c h i p-
persvereeniging «Schuttevaer" hield Donder
dag hare gewone jaarlijksche vergadering.
De voorzitter deelde o. a. mede, dat aan het in de
vorige algemeene vergadering besprokene, omtrent den
steiger te Kortgene, nog geen gevolg is gegeven, maar
dat de bevoegde macht daarop gewezen zal worden.
Genoemde steiger is namelijk ongeschikt voor het
lossen en laden van vee en zware koopwaren bij laag
water, waarom het wenschelijk werd geacht dezen te
maken als die aan 't Katscbe veer en te Stavenlsse.
(M. Ct.)
Z. M. heeft, met ingang van 1 Jan., aan Joos
De Mol, eervol ontslagen sluisknecht aan het kanaal
te Hansweerd, toegekend een pensioen van 152 's jaars.
Zaterdag is te Amsterdam geslaagd bij het tweede
natuurkundig examen de heer L. H. Dominicus
Van den Bussche.
Door ds. Donner te Leiden is van een vriendin
der Zending, voor een helper op Soemba, een gift
van 700 ontvangen.
Wat wil dr. Kuyper? vraagt De Tijd. En
't antwoord luidtal wat minder orthodox is dan hij
zelf uit de Protestantsche kerk drijven en daarmede
het ongeloof in de armen voeren. De Tijd tracht aan
te toonen dat dit het onvermijdelijk gevolg van dr.
Kuypers drijven moet zijn.
En dr. Kuyper? Wat antwoordt h:j op die vraag?
Hij wil scheiden wat niet bijeenhoortLibertijnen,
Calvinisten en Irenischen. Dan zal niemand meer over
onderdrukking te klagen hebben. Een iegelijk zal vrij
zijn en al de wedstrijd onderling zal worden, om elkaar
voor te gaan in bevordering van wat men acht te zijn
het geestelijke goed.
We zullen het beste er van hopen!
Het kerkelijk conflict te Amsterdam
heeft Z. M. den Koning aanleiding gegeven ten ge-
hoore te ontvangen en een langdurig onderhoud te
hebben met den heer mr. G. Van Tienhoven, burge
meester van de Hoofdstad. {Avondp.)
Daar mr. W. G. Straetmans zijn ontslag
heeft genomen als lid van de Tweede Kamer, zal eene
verkiezing van een lid dier Kamer in het hoofdkies
district Maastricht plaats hebben op Dinsdag 9 Fe
bruari e. k.en herstemming, is die noodig, 23 Fe
bruari d. a. v.
Aan de concurrente schuldeischers in het faillis
sement der Zevenbergsche Suikerfabriek
zal 66 pet. hunner vorderingen worden uitbetaald.
Men is thans begonnen de derde klasse-
w a g g o n 8 van de sneltreinen op de staatsspoor
wegen door middel van stoven te verwarmen.