18861%.N°. 7.
Zaterdag 16 Januari,
73ste jaargang.
-<ï<2?Ci?>CS5GS^-
GOESGHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 et», met bijblad 10 ct.
In ons land vervoege men zich- voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJ^I VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regeL
GOES, 15 Januari 1886.
Het was een hoogst belangrijk onderwerp, dat
dr. A. W. Bronsveld voor zijne lezing gekozen
had, toen hij alhier Woensdag optrad in het gebouw
%er Christ. Jongelingsvereeniging«Ken den Heere in al
uwe wegen". Met het oog op de aanstaande viering
van het 250jarig bestaan der Utrechtsche hoogeschool
schetste hij het leven, maar vooral het werken van
een der beroemdste hoogleeraren dier universiteit:
Gijsbert Voetius.
Gijsbert Voetius werd iu 1588 te Heusden geboren
en was reeds op jeugdigen leeftijd predikant te Vlijmen.
Reeds toen ging er zulk een roep over zijne geleerd
heid, dat hij spoedig een beroep naar Rotterdam ont
ving, waarvoor hij echter bedankte, om later naar
zijne geboorteplaats te trekken. Daar werd hij benoemd
tot hoogleeraar en later ook tot predikant te Utrecht,
welke beide ambten hij gelijktijdig waarnam.
Voetius had eene puriteinsche opvatting van den
godsdienst, zooals die in zijn tijd onder het Engelsche
volk heerschte, doch die vóór hem in Nederland niet
bekend was en waarop het eerst zijne aandacht werd
gevestigd door hetgeen de Middelburgsche predikant
Willem Steelinck daaromtrent mededeelde, nadat hij
eenigen tijd in Engeland had vertoefd. Die puriteinen
in Engeland, welke hun Zondag geheel wijdden aan
den kerkgang en verder aan geestelijke besprekingen,
overdenkingen of lezingen in huiselijken kring, met
strenge wering van iedere wereldsche gedachte, greep
hem aan en bracht hem tot de overtuiging, dat in
het toen zoo voorspoedige Nederland het godsdienstig
leven niet werd betracht als het kon en moest. Aldus
was Voetius tot op zekere hoogte de stichter van die
streng Calvinistiche levensopvatting, die ook hier te
lande veld heeft gewonnen. Uit die zichzelf opgelegde
taak sproot als van zelve voort, dat hij grondig vast
stelde, welke vermaken geoorloofd, welke verboden
waren. Zoo verklaarde hij het dansen voor zondig,
tenzij mannen onderling of vrouwen onderling zich
daarmede vermaakten, doch niet in balletten; voorts
mochten man en vrouw samen dansen, doch slechts
in eigen huiselijken kring.
Doch wij kunnen den geachten spreker, die zelf in
zijne boeiende rede slechts enkele grepen deed uit de
geschiedenis van dezen beroemden Nederlander, niet
op den voet volgen en bepalen ons daarom tot de ver
melding, dat hij zijne hoorders nog wees op het ver
schil dat er bestond tusschen Voetius en Öoxejus in
hunne opvatting omtrent de beteekenis van hetgeen in
de woorden der Schrift was neergelegd; op zijne ver-
toogen over en tegen de leer van Descartes en eindelijk
hen bracht in Voetius' vriendenkring, waartoe in de
eerste plaats behoorde Anna Maria Van Schuurman
en Jodocus Lodensteijn.
Mejuffrouw Anna Maria Van Schuurman werd in
korte trekken geschilderd als de meest begaafde vrouw
van haren tijd, die behalve hare moedertaal het Fransch,
Duitsch, Engelsch, Italiaansch, Spaansch en Latijn be
oefende, het Grieksch uitnemend grondig kende en
voorts groote studie had gemaakt van het Hebreeuwsch,
Arabisch, Syrisch en Perzisch, terwijl zij ook de na
tuurkunde, bovennatuurkunde en de geneeskunde be
oefende, en die door hare tijdgenooten Vondel, Huij-
gens, Cats en anderen als om strijd om hare groote
gaven werd geroemd. Waar zulk eene vrouw in kennis
kwam met een man als Voetius, daar moest als van
zelf ook de godsdienstleer een onderwerp van hare
studie gaan uitmaken en weldra had zij ook op dat
gebied zulk een naam, dat bij besprekingen over menig
theologisch vraagstuk met belangstelling werd gevraagd
wat mejuffrouw Schuurman daarover dacht.
Jodocus Van Lodensteijn, de derde groote figuur
uit dien tijd en uit den kring van Voetius, werd
vooral als letterkundige geschetst Hij, de dichter van
menig lied, dat later onder de Evangelische gezangen
werd opgenomen, is door de meeste Nederland-che
letterkundigen in hunne boeken zelfs niet genoemd,
omdat onze litteratoren bijna zonder uitzondering niet
tot de orthodoxe partij behoorden of nog niet behooren
en zij zich daarom niet de moeite gaven kennis te
nemen van zijne gedichten. Eerst nadat spr. eene
bloemlezing uit zijne werken heeft in het licht ge
geven, is er meer de aandacht op Lodensteijn geves
tigd, vooral toen Simon Gorter in de Gids daarover
eene verhandeling had geschreven.
Ten slotte schetste dr. Bronsveld nog hoe deze
vriendenkring uiteenspatte, toen De Labadieeen
Fransch predikant, die aanvankelijk opgevoed door de
Jezuïeten, zich later van hen afgescheiden en zich te
Genève gevestigd had, van waar een groote roep over
zijn talent uitging, te Utrecht eene predikatie hield,
nadat hij te Middelburg beroepen was bij de Waal-
sche gemeente. Mejuffrouw Schuurman werd geheel
door hem gewonnen voor zijne opvatting, die in menig
opzicht streed met die van Voetius, welke dan ook
maar matig met zijne rede was ingenomen. Mejuffrouw
Schuurman volgde den Franschen predikant eerst naar
Middelburg, later naar Amsterdam, waar zij met de
freules Aerssen Van Sommelsdijk met hem samen
woonde, toen naar Engeland, later naar Altona en
eindelijk naar een dorpje in Friesland, waar zij ge
storven is.
Slechts een hoogst oppervlakkig résumé kunne
wij geven van de belangrijke en soms ook geestige
verhandeling van dr. Bronsveld, doch wij hopen, dat,
wanneer de Christelijke jongelingsvereeniging alhier
een volgend jaar weder eene reeks van lezingen mocht
organiseeren, dan deze spreker weder welwillend
eene beurt zal willen vervullen en ons nog eens zal
willen rondleiden in een of anderen kring van be
roemde personen, waarop ons vaderland met recht
trotsch mag zijn.
In de gisteravond gehouden vergadering met
dames van het departement Goes der Maat
schappij tot Nut van het Algemeen was voor eene
Nutslezing een vrij aanzienlijk publiek aanwezig, waar
onder verscheidene dames en maar helaasnog veel
te weinig enkele werklieden. Wie er echter schit
terden door afwezigheid, dat waren vele gelukkig
niet alle werkgevers en van hen had er, dunkt ons,
geen enkele mogen ontbreken. Stellen zij zoo weinig
belang niet alleen in het lot hunner werklieden, maar
vooral ook in de pogingen tot lotsverbetering der ar
beidende klasse, dat een onderwerp als dezen avond,
door den heer A. Kerdijk, algemeen secretaris van het
hoofdbestuur, werd behandeld, hen niet kon opwekken
om dezen begaafden spreker te komen hooren Wij
hopen, dat zij, na de lezing van ons verslag, dat uit-
teraard slechts een kort resumé van het behandelde
kan bevatten, spijt zulien gevoelen over hunne nalatig
heid in dezen.
Nadat de voorzitter met een kort woord de aan
wezigen had welkom gèheeten, nam mr. Kerdijk het
woord en begon met eraan te herinneren hoe in 1842,
toen in Frankrijk de leer der sociaal-democratie werd
verkondigd, men in Duitschland om die theorieën lachte
en beweerd werd, dat deze misschien in het opgewon
den brein van een Franschman konden wortel schieten,
maar zeker op Duitschen bodem nimmer zouden kunnen
voorttelen. Toch is juist bij onze Oostelijke naburen
thans het sociaal-democratisch beginsel misschien het
sterkst doorgedrongen en, hoewel men door de socia
listenwet van 1878 getracht heeft paal en perk eraan
te stellen, de jongste verkiezingen voor den Rijksdag
hebben geleerd, dat die honderdduizenden eene macht
vormen, waarmede gerekend moet worden.
Ook op Nederlandschen grond woekert dit beginsel
voort, en zingt het zijn sirenenzang; ook hier wordt
de leer verkondigd, dat de gelijkheid van bezit voor
allen, desnoods met geweld verworven, dit tranendal
zal maken tot een oord van gelukzaligheid. Hoezeer
deze theorie ook ingang vindt, al te angstig behoeft
men er zich niet over te maken. Vijftien jaar geleden
overschreed de beruchte internationale ook de grenzen
van ons land, waarbij de commune werd verheerlijkt
en zij heeft geen stand gehouden. Zoo ook kan het
gaan met de sociaal-democratie, mits haar tijdig de
wapens uit de hand worden geslagen, eenerzijds door
nauwkeurige plichtsbetrachting der bezittende klasse,
anderzijds door het gezond verstand der minder bevoor
rechten. Zij, die geweld prediken, zullen dan daarvan
zelf de eerste slachtoffers zijn, maar er moet niet
wederzijds het oog gesloten worden voor den bestaan-
den toestand en de middelen tot verbetering, want
dan worden wrok, haat en wrevel aangekweekt. De
tijden zijn slecht en juist daarom vermag een opruier
en volksmisleider veel. Er bestaat overeenkomst tus
schen Recht voor allen en De Herautde laatste,
geredigeerd door den standaarddrager der anti-revo-
lutionnaire partij, verheugt zich in een grooten aan
hang, maar ook voor de leer van Domela Nieuwenhuijs
is de tijd rijp.
Men meende, dat met de meerdere toepassing van
machines de algemeene welvaart zou toenemen, doch
het is bekend, dat dit geenszins in allendeele het ge
val is. Vooral op geestelijk en verstandelijk gebied
blijft er nog eene w;jde klove bestaan tusschen de
verschillende standen der maatschappij, en de Staat,
in plaats van krachtig integrijpen in het raderwerk der
samenleving, laat op dat punt nog tal van ongerechtighe
den toe. Welke taak de Staat dan op zich moest nemen f
io. Moest hij zorgen voor algemeene ontwikkeling des
verstands door invoering van leerplicht. 2o. Voor ver
schillende takken van onderwijs heeft de Staat de
geheele zorg op zich genomen, zoodat door zijn toe
doen uitstekende advocatendoctoren enz. kunnen
worden gevormd maar voor de practische opleiding
van den werkman deed hij tot nutoe nagenoeg niets.
3o. In 1874 werd eindelijk een eerste stap gedaan
op het gebied van de reglementeering van den kin
derarbeid het was nog slechts eene eerste wagge
lende schrede op die baan, en thans, ruim 10 jaar
later, komt de regeering met eene wet en de Kamer
velt daarover een oordeel, dat èf getuigt van volsla
gen onbekendheid op dat gebied, bf van onwil om
het oog te openen voor den nood der arbeiders. 4o.
De Grondwet schrijft voor, dat ieder Nederlander ver-
plicht is de wapens te dragen voor de handhaving
der onafhankelijkheid van den Staat, maar diezelfde
Staat gedoogt, dat de meergegoeden zich vriikoopen
en hun plicht daarmede overdragen op de schouders
van hen, die niet bij machte zijn voor geld zich vrij-
heid te verwerven. 5o. De gevangenissen, die. door
een te ver gedreven philaotropisch beginsel tegen
woordig worden ingericht als paleizen, maken een
schril contrast met onze kazernen en ze zijn oorzaak,
dat den arme de vraag op de lippen komt: «wan
neer de rijke ook in die kazernen moest huizen, zouden
die gebouwen dan ook zoo treurig zijn ingericht"
6o. Reeds in 1848 kwam een wetsontwerp tot be
lasting van het kapitaal in portefeuille ter tafel en
thans in 1886 is nog eene dergelijke belasting niet
ingevoerd. Herhaalde malen moest om in den nood
der schatkist te voorzien tot belastingvei hooging
worden overgegaan, maar altijd waren het de indi
recte belastingen, meestal die op verbruiksartikelen,
welke werden verzwaard en die het meest op de armere
volksklassen drukten. Neen, het staatsrechtelijk be
ginsel van onzen tijd is helaas dit, dat wij leven in
een tijd, dat er voogdijschap wordt uitgeoefend over
de gioote onmondige gemeente, maar dat de belangen
der pupillen daarbij niet worden behartigd.
De weg, dien Domela Nieuwenhuijs inslaat om in
den toestand verbetering te breDgen, zal hem gelijk
doen zijn aan den tooverleerling, die onmachtig bleek
den eens opgewekten stroom te keeren. Maar men
kan op eene andere wijze nuttig werkzaam zijn door
de oogen te openen voor nooden, die niet waren op
gemerkt, door de aandacht te wijden aan de maat
schappelijke kwalen. De Staat moet zich bewust wor
den van zijne roeping; èn het christendom èn de hu
maniteit moeten ertoe leiden, dat hij meer doet dan
thans. De Kerk kan daartoe veel bijbrengen door
het zedelijk bewustzijn te verhoogende particulieren,
de bevoorrechten, door kracht en tijd te wijden aan
de belangen der mingegoeden en bovenal door den
werklieden voor te houden, dat zij door samenwerking
hun toestand krachtig kunnen verbeteren.
Over een der middelen, die in de laatste jaren zijn
ter hand genomen om het lot van den werkman te
verbeteren, nl. het verzekeren van een pensioen op
zijn ouden dag. wenschte spreker zijne hoorders te
onderhouden. Wij zullen hem echter ia dit gedeelte
van zijne rede niet op den voet volgen en alleen ver
melden, dat de heer Kerdijk achtereenvolgens de ver
schillende pogingen opsomde, die in het werk zijn
gesteld om tot het oprichten van een pensioenfonds
te geraken, om eindelijk te komen tot het algemeen
Nederlandsch werkliedenfonds, waarvan doel en werking
uit de ook door ons departement in ruime mate ver
spreide circulaires en tarieven bekend zijn geworden.
Nadat de heer Kerdijk zijn auditorium den ganschen
avond op de meest onderhoudende wijze had bezig
gehouden, was het zeker met instemming van alle
aanwezigen, dat de voorzitter van het departement,
de heer W. J. Van Gorkom, de vergadering sloot met
een hartelijk woord van dank aan den spreker en
hem een «tot weerziens" toeriep.
Wij herinneren belanghebbenden aan de aan
besteding van de benoodigde kleeding voor de
politie-agenten alhier, die morgen zal gehouden worden.
Wij ontvingen een beleefd schrijven van den
voorzitter der Chr. Jongelingsvereeniging
«Ken den Heere in al uwe wegen", waarin ons werd
bericht, dat Woensdagavond na afloop der lezing van
dr. Bronsveld, in de bussen aan de deur, waarin ieder,
die daartoe behoefte gevoelt, eene gift kan werpen,
eene som van bijna 5 is gevonden. De vereeniging
heeft de giften tot dat bedrag aangevuld en daarna
besloten deze som niet ten bate harer vereeniging te
gebruiken, doch haar voor de helft te schenken aan
de stichting van den heer Van 'tLindenhout te Neer
bosch en voor de helft aan de Vereeniging voor Wee-
zenverpleging op N.- en Z.-Beveland.
Het bestuur verzocht ons tevens laatstbedoelde gift
aan die vereeniging te willen doen toekomen, aan welk
verzoek door ons onmiddellijk is voldaan en wij bren
gen hier, namens de bedoelde Vereeniging tot Weezen-
verpleging, openlijk dank aan de Jongelingsvereeniging
voor dit blijk van liefdadigheid.
Ierseke. In de gister namiddag gehouden vergadering
van den gemeenteraad werd tot toelating van het
nieuwgekozen lid Laban na de gebruikelijke formali
teiten besloten en nam deze zitting. De voorzitter
deelde mede dat het Dag. Best. besloten heeft tot uit
breiding der straatverlichting. Een lantaarnpaal met
lantaarn uit de fabriek van Enthoven en Co. is als
monster ontboden, voldoet deze dan zullen 12 zulke
palen worden aangekocht.
Verder werd naar aanleiding van een schrijven van
den districts-schoolopziener besloten het aanleggen der
schoolkachels, hetwelk tot heden door de hoofden der
scholen geschiedde, publiek aan te besteden.
Nu stelde het lid Van Oeveren voor een toren naast
het Ned. Herv. kerkgebouw te stichten geheel voor
rekening van de Burgerlijke Gemeente, mits de kerk
kosteloos den benoodigden grond en een toegangspad
tot den toren afsta. Dit voorstel werd evenwel met
5 tegen 2 stemmen verworpen.
Nadat de voorz. naar aanleiding dezer verwerping
de noodzakelijkheid van een algemeen uurwerk en een
alarmklok bij brand enz. had bepleit, stelde het lid
Laban voor een toren op kosten der gemeente te bouwen
mits de kerk eene som iu eens van ƒ1500 en grond
en toegangspad bijdrage. Dit voorstel werd met 4
tegen 3 stemmen aangenomen. (Er bestaat daardoor
kans dat Ierseke uit zijn onaangenamen torenloozen
toestand verlost wordt).
De ligger der wegen en voetpaden (dus werd verder
besloten) zal met verzoek om een menigte wijzigingen
in handen van den heer Kole gesteld worden.
Tot Ambtenaar van den Burg. Stand in plaats van
wijlen den heer Joos Sinke werd benoemd het lid
Schipper.
Nu stelde de Voorz. voor om een tweeden veldwachter
aan te stellen omdat de gemeente zich zoo sterk heeft
uitgebreid en de fungeerende veldwachter niet tegelijk
bode en veldwachter zijn kan. Na langdurige gedach-
tenwisseling werd hiertoe met 4 tegen 3 stemmen
besloten. De te benoemen veldwachter zal een salaris
genieten van ƒ400 met vrije bovenkleederen en be
wapening.
Ten slotte werd nog besloten den lantaarnopsteker
(tevens kantenier der gemeente) van deze betrekking
te ontheffen en in 't vervolg het aansteken der straat
lantaarn publiek aan te besteden.
Indien dit verslag van onzen correspondent juist
is en wij meenen dat daaraan weinig twijfel kan be
staan, aangezien het nieuwbenoemde lid Laban reeds
aan de beraadslagingen blijkt deelgenomen te hebben
en zelfs een voorstel van hem is aangenomen, dan
komt het ons voor dat men in dezen wel wat haastig
is te werk gegaan, aangezien de heer Laban nog slechts
8 dagen te voren verkozen was. Er kon dus wel in de
gehouden raadszitting over zijne toelating beslist wor
den, maar de heer Laban kon, in verband met de artt.
3335 der Gemeentewet, nog geen zitting nemen. De
besluiten, waarop zijne stem van invloed kan zijn, ko
men ons dus onwettig voor en dit zal zeker ook wel
het geval zijn met het door hem gedane voorstel no
pens den toren. (Red
Door het bedanken als raadslid door de heeren
P. B r u g g e m a n en K. S c h i p p e r P z., zal op
Vrijdag 29 Januari a. s. te Baarland eene verkiezing van
twee leden voor den gemeenteraad worden gehouden.
De St.-Ct. bevat eene wijziging der statuten van
de naamlooze vennootschapde Oestercultuur-
maatschappij «De Schelde", gevestigd te Ierseke.
(Vroeger genaamdOestercultuur-maatschappij «De
Schelde", te Wieringen.)
Het kapitaal der vennootschap bedraagt 400,000,
verdeeld in 160 aandeelen van 2500 elk.
De St.-Ct. behelst voorts de kon. bewilliging op de
akte van oprichting van de naamlooze vennootschap
pen Oestermaatschappij «Zeeland", te vestigen te Ier
seke en Oestermaatschappij «Wolfaartsdijk", te Wol-
fertsdijk.
Te Hoedekenskerke en Baarland wil het met de
vischvangst nog maar niet best vlotten. In eerst
genoemde gemeente ziet men dagelijks een dertigtal
visschers naar de Schelde gaan, maar helaas steeds
zonder buit terugkeeren. Twee a drie visschen per
getij, daarmee moeten zij tevreden zijn Wat men
vangt, is hoofdzakelijk schar en bot. Het is voor deze
gemeente eene uitkomst, wanneer er tamelijk gevan
gen wordt, aangezien de verdiensten hier, vooral des
winters, evenals elders, zeer gering zijn. De visschers
kunnen veelal niet verdienen, wat zij aan vischacte
en netten moeten betalen. Hoort men ouden van dagen
vertellen, dat zij jaren gekend hebben, waarin zooveel
visch werd gevangen, dat men de landerijen er mede
bemestte, dan vraagt men zich onwillekeurig af, wat
toch wel de reden kan zijn, dat de visch van koers
veranderd is. Ging men hier voor eenige jaren nog
op de roggenvangst, thans heeft ook deze opgehouden
te bestsan.
Zou de afdamming van Sloe en Kreekrak ook ver
andering in den koers der visschen gebracht hebben, of
kan dit soms de reden zijn, dat het water der Wes'ter-
Schelde door deze afdamming een geringer zoutgehalte
heeft gekregen, waardoor de zeevisch bij den mond
der rivier rechtsomkeert maakt Het zou wellicht een
hoogst verdienstelijk werk zijn, indien autoriteiten der
visscherij op de Scheldemonden hiernaar een onderzoek
instelden of, indien dit onderzoek reeds heeft plaats
gehad, het dan openbaar maakten. Velen toch der
minder gegoeden konden dan hunne moeite sparen en
hun geld, aan vischakte en netten besteed, in den
zak houden, daar men nu nog altijd uit visschen gaat
in de hoop, dat de gewenschte visch toch wel een
maal komen zal.