1885. N°. 142.
Dinsdag 1 December.
72ste jaargang.
Het R. C. Parochiaal Armbestuur
S 1 a c h t e r ij
Kleinhandel in Sterkedrank
Belasting op de Honden
Een negatief resultaat.
GOESGHG
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en "Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
In ons 1 and vervoege men zichvoor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel.
zal op Woensdag 2 December a. e. aan de
huizen van alle ingezetenen, eene ALGËMEENE COL
LECTE doen ten behoeve van de Armen, aan zijne
zorg toevertrouwd, voor welke collecte (de eenige die
dit armbestuur in het jaar houdt) ruime giften ge
vraagd worden, ten einde het genoemd Armbestuur
in staat te stellen aan zijne verplichting te voldoen,
vooral daar het getal bedeelden grooter is dan vroeger
en de inkomsten door de geringere landpachten minder
zijn geworden.
Goes, den 28 November 1885.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Er is vergunning verleend tot oprichting van eene
in het perceel Wijk C no. 186 aan CHARLES LOUIS
VAN AGTEN, en tot uitoefening van den
in den winkel van het perceel Wijk B no. 108 aan
GOMMERT DE LEEDWEN.
Goes, den 28 November 1885.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Het tweede suppletoir-kohier van de
is door den Raad in zijne vergadering van den 27 No
vember jl. vastgesteld en zal na de uitreiking van het
aanslagbiljet gedurende eene maand ter inzage liggen,
gedurende welken tijd de aangeslagene» hunne bezwaren
op ongezegeld papier bij den Raad kunnen indienen.
Goes, den 28 November 1885
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Het is treurig, maar niet tegen te spreken, dat op
dit oogenblik ons politieke leven louter berust op het
toeval, hetwelk het een of ander kamerlid verhindert
de zitting bijtewonen. Bestaat die verhindering niet,
dan valt onverbiddelijk elk gewichtig voorstel, waarbij
ons politiek leven betrokken is. Dit is het noodlottig
gevolg van een toestand als de tegenwoordige, waarbij
de Volksvertegenwoordiging zonder meerderheid, het
ministerie zonder beginsel is.
Welk een verschil met de tijden tusschen 1848 en
1868, toen de liberale meerderheid met zelfbewuste
kracht, onder de leiding van een uitstekend aanvoerder,
de eene hervorming na de andere tot stand bracht
Thans machteloosheid aan eiken kant, gelijk over
tuigend in de laatst verloopen week is gebleken.
Drie dagen heeft de Tweede Kamer besteed aan de
behandeling van het door de Regeering ingediende ont
werp tot herziening der kiestabel. Een reeks van
amendementen sommige van zoo ingrijpenden aard,
dat de heer Van Baar ze zeer terecht contra-projecten
noemde waren zoowel door de rechter- als door
de linkerzijde ingediend en het siot der beraadslagingen
is geweest, dat al de amendementen, en het ontwerp
der Regeering tevens, zijn verworpen en dat althans
voorioopig de kiestabel blijft zooals zij was en dus
feitelijk aan den gebiedenden inhoud van het artikel
der Grondwet, hetwelk bepaalt dat op iedere 45.000
inwoners éen lid der Tweede Kamer moet zijn, niet
wordt voldaan. Moge dit op zich zelf reeds te betreuren
zijn, de oorzaak ervan is nog veel bedroevender en het
geheel geeft weder een juist beeld van de zonderlinge
wijze, waarop ons staatsbestuur thans is samengesteld.
Het debat werd geopend door den heer Vermeulen,
afgevaardigde uit Eindhoven, die, vredelievender ge
stemd dan ooit, tot aanneming van het wetsontwerp
aanspoorde, op grond dat bij eene herziening der
kiestabel, juist omdat het partijbelang daardoor zoo
goed gediend kan worden,- de onpartijdigheid moest
betracht worden.
Het moet dan ook erkend worden, dat de minister
Heemskerk het oorspronkelijk ontwerp heeft weten
samen te stellen, zonder dat op eenigen goeden grond
daaruit kon blijken, dat bf de rechter- óf de linker
zijde er in het bijzonder door versterkt zou worden.
Werkelijk scheen voor het ontwerp geene kwade toe
komst weggelegd en de indiening der reeks amende
menten door de heeren Viruly c. s. vond vermoedelijk
alleen baren grond in de omstandigheid, dat niet
minder dan 175 gemeenten door het regeeringsvoor-
stel op de eene of andere wijze werden verschikt. Wij
kunnen de amendementen waarvan sommige wel,
het meerendeel echter niet, op partijbelang waren
gegrond laten rusten evenals de discussiën tot op
het oogenblik, dat de minister Heemskerk zijn ontwerp
in dien zin wijzigde, dat hij, in plaats van Rotterdam
éen afgevaardigde meer te doen kiezen, er een enkel
voudig kiesdistrict Schiedam nevens plaatste, een uit
vloeisel vermoedelijk, hoewel de minister dit ontkende,
van een amendement-Bahlman van ongeveer dezelfde
strekking.
Door deze wijziging ging de onpartijdigheid van het
regeeringsvoorstel op eenmaal te loor en toonde de
minister zulke eene duidelijke neiging naar rechts,
dat de linkerzijde) terecht het nu gewijzigd ontwerp
als voor haar onaannemelijk verklaarde. Slechts éen
liberaal afgevaardigde, de heer Van Weideren baron
Rengers, dwaalde éen oogenblik af, waarschijnlijk ge
dreven door het plichtgevoel om het betrokken artikel
der Grondwet nateleven, doch toen het geheele ont
werp in stemming kwam, schaarde hij zich aan de
linkerzijde (met den heer Corver Hooft, die van den
aanvang af de noodzakelijkheid van de herziening op
dit oogenblik had betwist), waardoor het geheele
regeeringsvoorstel werd afgestemd.
Het moge een aangenaam denkbeeld zijn, dat onze
Vertegenwoordiging weder eens in vollen getale bijeen
is geweest, doch wanneer men de afwijking van den
heer Corver Hooft buiten beschouwing laat, dan is
ook nu weder gebleken hoe bij eene zaak, die het
partijbelang raakt, de Kamer in twee even talrijke
partijen is verdeeld, waardoor alle vrucht van parle
mentaire werkzaamheid ongeboren blijft. Het is waar
in het onderhavige geval is het schijnbaar de liberale
partij die zich aan obstructionisme schuldig maakte,
doch dit vindt louter zijn oorsprong in de zwenking
van den heer Heemskerk. Had deze in zijn oorspronke
lijk ontwerp eene wijziging gebracht, die even zeker
een liberaal lid meer in de Kamer bad gebracht als
het voorgestelde enkelvoudige district Schiedam een
katholiek afgevaardigde zou hebben afgezonden, alsdan
zou de rechterzijde juist zóo gedaan hebben als thans
de liberalen deden. Dat het obstructionisme dus van
deze zijde kwam was zuiver toeval.
De vraag verdient overweging, wat den minister
Heemskerk kan bewogen hebben zijn oorspronkelijk
ontwerp, dat alle kans had te zullen worden aange
nomen, ter elfder ure te wijzigen in een geest, die
bij eene voltallige Kamer per se afstemming ten ge
volge moest hebben. Het zou ons niet vreemd schijnen,
wanneer juist in de zekerheid der afstemming het
voorname argument van die wijziging is gelegen. De
huidige samenstelling der Kamer is den heer Heems
kerk niet ongevallig. "Voor hem, die noch tot de
rechter- noch tot de linkerpartij zich wil gerekend
zien, die liever administreert dan regeert, is die twee
slachtige Kamer, waarin beide partijen juist equiva-
leeren, wellicht het middel om achter de groene tafel
te blijven. Was zijn ontwerp aangenomen en het getal
leden der Kamer tot vijf en negentig geklommen, dan
was er óf aan de eene óf aan de andere zijde eene
meerderheid gekomen. Thans blijft de Kamer zooals
zij is, maar niettemin heeft de Regeering gedaan wat
Grond- en kieswet eischen en niemand kan ooit den
heer Heemskerk van plichtverzaking ten opzichte der
kiestabelherziening beschuldigen.
Doch nog eene andere vraag dient beantwoord te
worden, en wel dezeMag de tegenwoordige toestand
bestendigd blijven? Is het overeenkomstig het lands
belang, dat aan het hoofd van het ministerie staat
een man, die, tot geene partij behoorende, moet re-
geeren met eene Kamer, die door hare eigenaardige
samenstelling geene andere meening kan doen blijken
dan eene voortdurende ontkenning Of moet de Kamer
wijken
Het is te betreuren, dat de heer Heemskerk zoo
ter elfder ure een weg heeft ingeslagen, welke hem
zijn roem doet verliezen van in dezen moeielijken
parlementairen tijd de eenige persoon te zijn aan wien
het roer van staat kon worden toevertrouwd. In de
verwerping van het amendement-Viruly c. s. lag het
bewijs dat verreweg het grootste deel der liberalen zijn
zooveel mogelijk onpartijdige samenstelling der kiestabel
erkende ea dat ontwerp zou gesteund hebben. Ook
van een groot deel der rechterzijde was*die steun te
verwachten. Zijne zwenking moet hem noodlottig
worden en al is er geen direct gevaar voor het land
nu de Kamer niet met 9 leden wordt verrijkt, reeds de
emstandigheid dat een grondwettig voorschrift niet
kan worden nagekomen, doet de noodzakelijkheid, dat
er verandering in welken zin dan ook kome,
duidelijk in het oog springen.
Hef is moeielijk te voorspellen wat het lot van het
voorstel-Lohman omtrent den census zal zijn. Wordt
dit aangenomen en volgt er eene Kamerontbinding
uit, dan zal van zeil wellicht eene oplossing van den
onhoudbaren toestand komen. Doch wij verwachten
die aanneming niet, omdat terecht de meerderheid der
Kamer eerst Grondwetsherziening zal verlangen, waarbij
ook het kiesrecht betrokken is.
Doch ook die Grondwetsherziening zal niet tot stand
komen en alsdan zullen wij precies zoover zijn als nn.
't Is wellicht raadzaam ook nog deze lijdensperiode
door te worstelen, maar dan zal er behooren gehandeld
te worden, wil men den tegenwoordigen toestand niet
ten nadeele van het land laten voortduren.
Twee wegen staan daartoe alsdan openaftreding
van het ministerie-Heemskerk of Kamerontbinding.
Wel is waar verwachten wij van de optreding van
een liberaal of van een antirevolutionair kabinet even
min veel samenwerking met de Tweede Kamer, doch
de proef kan gewaagd worden om, wanneer zij niet
doeltreffend blijkt te zijn, desnoods tot Kamerontbin
ding te leiden en door een beroep op de kiezers te
doen in de Kamer weder eene meerderheid te brengen.
Waar zoo overtuigend blijkt, dat onpartijdigheid in
het Staatsbestuur niet mogelijk schijnt zonder tot
regeeringloosheid te leiden, daar moet eene boven
drijvende partij komen. Maar bovenal moet er een
ministerie wezen, dat weet wat het wil.
Is geen der partijen geneigd het roer van Staat in
handen te nemen, dat dan de natie uitspraak doe.
GOES, 30 November 1885.
Men maakt ons opmerkzaam, dat de parade
jongstleden Vrijdag werd gehouden ter herdenking
van het uitrukken der Goesche schutterij en niet zooals
in ons bericht stond ter herinnering aan de instelling
van het eereteeken «Het Metalen kruis".
Nog deelt men ons mede, dat de majoor-komman-
dant, de heer Soutendam, voornemens is aanstaanden
zomer met al de leden der schutterij den dag van
27 Nov. 1830 feestelijk te herdenken.
Hoewel Vrijdagavond de hemel niet geheel helder
was, kon toch een ieder zich vergasten op het fraaie
gezicht dat zich daar aan hem voordeed. Geen oogen
blik ging er voorbij, of men kon een groot aantal
vallende sterren waarnemen. Het verschijnsel was
ongeveer van 58 uren zichtbaar. Bij meer dan op
pervlakkige waarneming bleek het, dat de meeste
vallende sterren haar oorsprong vonden in een
zelfde punt aan den hemel en haren weg vervolgden
in eene richting, hoofdzakelijk in den beginne naar
het Westen, later naar het Zuidwesten. Dit punt van
uitgang (radiatiepunt genoemd) scheen gelegen te zijn
in het sterrebeeld Cassiopeia. Op de mogelijkheid van
het voorkomen van dit verschijnsel op den 27 No
vember werd reeds eenige weken geleden de aandacht
gevestigd, en wel op grond van het volgende: In 1772
werd door Montagne eene komeet ontdekt, evenzoo in
1805 door Pons en in 1826 opnieuw door Bieladeze
vond evenwel dat men hier niet met 3 verschillende
kometen, maar met eene en dezelfde te doen had,
namelijk met éene, die zich in eene ellips- (ovaal-)
vormige loopbaan in den tijd van ongeveer 6% jaar
om de zon bewoog; hieruit volgde dat zij in 1832
weder op hare zelfde plaats zou zijn, hetgeen ook werd
waargenomen.
In 1839 was zij niet zichtbaar, maar in den winter
van 1845/6 zou zij zeer dicht langs de aarde gaan,
dus zoo geschikt mogelijk om waargenomen te worden.
Dit geschiedde dan ook gedurende een paar maanden
tot dat omstreeks het laatst van de maand Januari
het merkwaardige verschijnsel zich voordeed, dat zij
zich in twee nieuwe kometen scheen te splitsen, waar
van nu eens de eene dan de andere de helderste was.
Ieder was nu verlangend om de komeet na verloop
van ruim zes jaren weder te zien en waarlijk in
1852 vertoonde zij zich opnieuw, hoewel hare plaats
toen niet bijzonder gunstig voor de waarneming was,
en ook toen werden wederom, vooral door Secchi in
Rome en door O. Struve te Petersburg, twee kome
ten waargenomen, wier afstand evenwel ongeveer
achtmaal grooter was dan in 1846. Bij haren terug
keer in 1859 werd zij niet waargenomen, evenmin als
in 1865. In 1872 zag men haar niet hoe men ook zocht.
Verschillende onderstellingen werden toen over haar
wegblijven geopperd, totdat op den 27 November van
datzelfde jaar een prachtige sterrenregen zich aan den
hemel vertoonde, en daar bij nader onderzoek bleek,
dat de richting, waarin deze vallende sterren zich
bewogen, vrijwel samenviel met de raaklijn aan de
loopbaan van genoemde komeet, meende men, in
overeenstemming met het gevoelen van Schiapparelli
(die op het nauwe verband tusschen vallende sterren
en kometen reeds vroeger had gewezen) te mogen aan
nemen, dat deze vallende sterren niets anders waren
dan deelen van de vroeger waargenome komeet van
Biela, en daar het tijdstip nu gekomen was, waarop
de komeet van Biela, zoo zij nog bestond, zich wederom
moest vertoonen, was de vraag, die zich onwillekeurig
aan menigeen voordeedwat zal men op dien tijd zien?
En zooals duidelijk hier is waartenemen geweest, ver
toonde zich een prachtige sterrenregen, dus waar
schijnlijk wel een bewijs te meer voor de in 1872 ge
dane onderstelling, dat het toen waargenomen ver
schijnsel niets anders was, dan een gevolg van het in
aanraking komen van den dampkring der aarde met
eene groote hoeveelheid afgestootene of los geraakte
deeltjes van de komeet van Biela.
Middelburg. Zaterdagavond hield de heer Domela
Nieuwenhnijs in het Schuttershof alhier eene lezing,
getiteld: Algemeen stemrecht of Revolutie. De ruime
zaal was vol. Voor éen dubbeltje kocht men het recht
om 's mans denkbeelden over het, in zijn oog, recht
bij uitnemendheid te vernemen. Gevatheid bij de uit
eenzetting van zijne meeningen kan hem niet ontzegd
worden, zoomin als de tactiek om zulk een zware
laag prachtig glimmend vernis aan te brengen, dat
men in verzoeking komt de vernis werkelijk voor het
verniste aan te zien.
Intusschen scheen het talrijke publiek niet zoo hoog
met de verkondigde theorieën weg te vliegen. Want,
toen de gelegenheid tot gedachtenwisseling over het
gehoorde werd opengesteld, wenschte niemand daarvan
gebruik te maken. Eveneens was zulks het geval, toen
het verzoek om zich aan te sluiten tot de menigte
gericht werd. Als antwoord op dat verzeek ging men
kalm en bedaard zijn huisgoden opzoeken, zonder meer.
Naar aanleiding van het onder «Laatste Berichten"
door ons gemelde bericht, dat de maatschappij »D e
Schelde" voornemens is voor eigen rekening een
stoomschip te laten houwen om eenigszins in den
werknood te voorzien, schrijft onze Vlissingsche cor
respondent nader
Bij de thans, vooral op het gebied van scheepsbouw,
alom heerschende «malaise" bestaat er voor de maat
schappij «De Schelde" niet veel kans op bestellingen
van eenige beteekenis, waarnaar men hier anders
algemeen reikhalzend uitziet, want, niet alleen dat de
tegenwoordige slapte allertreurigst is voor genoemde
Maatschappij zelve, ook onze gansche gemeente, wier
bloei zoo nauw met dien van bedoelde inrichting is
verbonden, iijdt onder den druk van dien ongunstigen
toestand. Hoeveel werklieden, waaronder vele vaders
van huisgezinnen, loopen er niet rond, die, door «de
Schelde" ontslagen, tevergeefs bij anderen aankloppen
om werk, en overal waar zij zich aanmelden het ont
moedigend antwoord krijgen: «Wij hebben voor u",
of soms«Wij hebben zeiven geen werk."
Het spreekt van zelf, dat deze werkeloosheid ook
haren nadeeligen invloed doet gelden bij anderen. Het
blijft niet bij den werkman. Ook neringdoenden, win
keliers enz., en door dezen weer anderen, gaan maar
al te zeer gebukt onder den druk der tijden.
In zoodanigen toestand zal de uitvoering van een
plan, als thans bij de directie van »de Schelde" aan
hangig schijnt, wel eenige uitkomst geven, vooral nu
de winter misschien een zeer strenge winter
voor de deur staat.
De werkende stand en, in het algemeen, de inge
zetenen onzer gemeente, zullen daar voorzeker baat
bij vinden, en in dat opzicht verdient dan ook het
plan daargelaten of het al dan niet tot uitvoering
zal komen warm te worden toegejuicht.
Wij hopen echter dat het nemen van een dergelijken
buitengewonen maatregel onnoodig zal zijn en aan de
maatschappij »De Schelde" hetzij door onze Regeering
hetzij door particulieren spoedig eenig belangrijk werk
moge worden opgedragen, waarmede in de eerste
plaats zij zelve, maar ook geheel Vlissingen zeker zou
gebaat zijn.
Kloetinge. Aan de oproeping door dhr. Wisse e. a.,
tot onderzoek van de ontworpen schaal van schatting
en der opgaaf van de als typen geschatte eigendom
men, voldeden Vrijdag 18 belanghebbenden. Nadat
eenige door dhr. J. M. Kakebeeke gevraagde inlich
tingen omtrent de verschillende klassen en den maat
staf, waarnaar de schatting geregeld is, door dhr.
Caboort, als schatter, beantwoord waren, werden door
dhr. Kakebeeke eenige gestelde typen vergeleken. Het
algemeen gevoelen der vergadering was dat, ook de
voorschriften in aanmerking genomen, er enkele typen,
inzonderheid die voor de boomgaarden, wel wat hoog
zijn geschat, vooral in verband met den tegenwoor
digen tijd.
Dhr. Caboort stelde Op den voorgrond, dat de
schatters zich aan de voorschriften der wet moesten
houden, welke o. a. bepalen, dat de gemiddelde pacht
waarde van 18771881 tot grondslag der schatting
moest genomen worden en niet die welke op het
oogenblik der schatting bestond. Voorts lichtte hij
de wijze van schatten toe, haalde enkele huurprijzen
van perceelen van loopende contracten en de thans
geschatte waarde dier perceelen aan en zeide over
tuigd te zijn, dat er niet te hoog is geschat, doch
hij is mede het gevoelen van belanghebbenden toe
gedaan, dat de schatting, in verband met den tegen
woordigen toestand van den landbouw, te hoog is.
Over de wijze van reclameeren bestond er verschil
tusschen dhrn. J. M. Kakebeeke, Fransen Van de Puttte
en Caboort, doch zij kwamen met de overige belang
hebbenden tot de slotsom dat het reclameeren, met
het oog op de wet, weinig zal baten.
Dhr. Wisse stelde aisnu voor zich tot de commissie
te wenden, om al de typen met eenige percenten te
verminderen.
Over dit voorstel ontstond er debat tusschen dhrn.
J. M. Kakebeeke, Peman Kakebeeke en Fransen Van
de Putte, waarop eindelijk laatstgemelde heer voor-