1885. N°. 133. Dinsdag 10 November. 72ste jaargang. Otoligatien GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct. In ons land vervoege men zich- voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel. Op heden zijn ten raadhuize uitgeloot de volgende van de gevestigde schuld dezer gemeente. No. 340 groot 300, 3 pet. restant van 't vorige jaar. 257 2400, gedeeltelijk. 267 1200. 305 900, 369 t> 7200, welke uitgelote obligatiën in de maand Januari ten kantore van den gemeente-ontvanger, tegen overgifte der stukken, kunnen worden afgelost. Goes, den 7 November 1885. Burgemeester en Wethouders van Goes, J. G. DE WITT HAMER. De Secretaris, HARTMAN. Den Haag, 7 November. Wat ik u reeds vóór eenige maanden voorspelde dat gebeuren zou, ofschoon ik zelf moeite had het als zeker te beschouwen, is toch geschied. Heemskerk heeft den sprong door de ton gedaanhij wil het grond wettig voorschrift nopens het onderwijs, ter wille van de clericale eischen, althans tot zooveel mogelijke te gemoetkoming daaraan, veranderen, om zoodoende de schoolquaestie te ti achten optelossen en de grondwets herziening mogelijk te maken. De eerste vraag iu algemeenen zin, die zich hier al dadelijk voordoet, is deze: Daargelaten voor een oogen- blik het geheel prijsgeven van het standpunt door dien bewindsman in zijne Praktijk der Grondwet en meer nog in zijn eigen wetsvoorstel van 1877 omtrent het onveranderd behoud van datzelfde art. 194 ingenomen en de sterke verdediging daarvan in zijne Mem. van Beantwoording, waarvan ik u vroeger de voornaamste en meest afdoende zinsneden meedeelde; daarge laten de omstandigheid dat hij sedert dat tijdstip con sequent is gebleven aan zijne toenmaals zóo sterk ver dedigde overtuiging; daargelaten dat alles: wat is er dan toch wel gebeurd tusschen de indiening van de voorstellen tot Grondwetsherziening, toen hij met de Staatscommissie datzelfde standpunt van handha ving van art. 194 bleef innemen, en den tegenwoor- digen ommezwaai tot wijziging In Maart heette het nog«Met name laat art. 194 der Grondwet, juist opgevat, voldoende ruimte van beweging aan den gewonen wetgever". Vandaar de uitspraak der Regeeringdat zij niet overtuigd is dat veranderiDg van bet Xde hoofdstuk der Grondwet «door de noodzakelijkheid of door een evident staats belang wordt geboden". Duidelijk genoeg. Wat er echter gebeurd is Wel, er zijn bij het afdeelings- verslag over de grondwetsvoorstellen twee clericale nota's ingediend van R. K. en van anti-revol. zijde, terwijl ook van de andere, d. i. van liberale zijde, verscheidene leden zich volgens het verslag bereid ver klaarden tot eene wijziging van art. 194 mede te werken, om aan den strijd op het gebied van het on derwijs een einde te zien gemaakt. Maar was der Regeering, was den Minister van Binnenl. Zaken van dat alles niets bekend Was dat évident staatsbelang, dat nu den doorslag moet geven, pas met 1 November of kort te voren merkbaar ge worden Staat er iets omtrent het onderwijs in bet V. V. nopens de Grondwetsvoorstellen, dat den Mi nister in Maart, ja zelfs veel, zeer veel vroeger, niet evenzeer bekend was? Is de schoolquaestie misschien een produet van de laatste maanden? Waren de gevoelens der Roomsch-Katholieken en der anti-revolutionaire Kamerleden en van de invloedrijkste persorganen dier gecoaliseerde partijen den Minister onbekend, toen hij in Maart een voorstel tot Grondwets herziening deed zonder wijziging van art. 194? En heeft aan den anderen kant de Minister vóór 1 Novem ber niets bemerkt van de merkwaardige omstandigheid, dat, terwijl in het groote aantal liberale kiesvereeni- gingen de gevoelens nog al zeer uiteenliepen over de regeling van het kiesrecht, juist omtrent de quaestie van art. 194 groote eenstemmigheid heerschte tot onveranderd behoud van dat art. en zeer zeker van de grondslagen van het openbaar onderwijs? De Staatscommissie voor de Grondwetsherziening constateerde dat geen der in haar boezem gedane voorstellen genoegzamen weerklank vond, waarvan de schuld lag gedeeltelijk in die voorstellen zelve, maar voor een ander deel ook in het zeer verschillend stand punt dat bij de beoordeeling van art. 194 der Grondwet werd ingenomen. Naar het gevoelen van sommigen zoude het waarborgen van enkele voordeelen aan het bijzonder onderwijs geheel onvoldoende zijn om den strijd te beslechten. Volgens anderen moest de be vrediging der gemoederen worden gezocht in de wet op het lager onderwijs zelve, en niet in de Grondwetomdat art. 194 ruimte genoeg overliet zelfs voor veel meer concessiën dan waarvan nu sprake zou kunnen zijn. Immers, het gebod dat overal in het Rijk van overheidswege voldoend openbaar lager on derwijs worde verstrekt en alleen dit gedeelte van het grondwettig voorschrift heeft aanstoot gegeven zou alleen dan bedenkelijk worden, indien daaruit volgde, dat op elke bewoonde plaats eene openbare lagere school aanwezig behoort te zijn, onverschillig of daaraan behoefte bestaat of niet. Maar de bedoe ling is blijkbaar anders en wordt dan ook in de prak tijk anders opgevat. Zoo het openbaar gezag slechts in het geheele Rijk, naarmate van de behoefte, van zijnentwege lager onderwijs verstrekt, zoodat ieder, voor wien men dat verlangt dat ter bekwamer plaatse kunne genieten, wordt aan het gebod der Grondwet voldaan. En dan komt de staatscommissie tot deze slotsom: «De twee meeningen, hier aangestipt, liepen wijd uiteen, maar kwamen toch weder in dat punt samen, dat beide aan eene wijziging van art. 194 óf geen of althans slechts eene zeer ondergeschikte waarde moesten toekennen." Dat was dan ook het standpunt der Regeering in Maart, dat zij nu heeft opgegeven, naar aanleiding van twee nota's waarin niets nieuws staat, niets wat den Minister niet volkomen bekend was, zelfs niet eens dit, dat eenige liberalen enkele concessiën wilden doen. De Minister kon ook weten en dat maakt zijne houding nog meer raadselachtig dat zijne toegeef lijkheid, zijne zucht tot transactie, de tegenpartij niet bevredigen zou. Dat was duidelijk merkbaar uit de voorslagen en eischen der anti-revolutionairen, uit de eerste brochure van dr. Schaepman, dezer dagen door eene meer geformuleerde gevolgd, en ook door de uitingen van alle hoofd- en plaatselijke organen en orgaantjes van het clericale schoolverbond. Zelfs met deze concessiën zal de grondwetsherziening niet te koop zijn, daargelaten nog dat daarvan geene koop waar mag gemaakt worden. Moet er dan voedsel ge geven worden aan het m. i. nog ongewettigd vermoeden van sommigen in den lande, dat de geheele grondwets herziening een groot comediespel is, die door de cleri- calen onmogelijk gemaakt zal worden door de school quaestie, welke op hare beurt ook onopgelost zal blijven door het behoad van art. 194, nadat de grondwets voorstellen juist wegens onvoldoende wijziging van dat artikel van de baan geschoven zouden zijn We weten niet of zulk hoog spel, zulke haute po litique in de hooge residentie-kringen bedoeld of ge- wenscht wordtwij nemen liever aan dat het den heer Heemskerk behalve om eigen behoud ook om grond wetsherziening en oplossing zoo mogelijk der school quaestie te doen is; maar dan zij hem voorspeld dat toch de uitkomst dezelfde zal zijn, dat er niets tot stand zal komen. En daarom hadden wij het waar diger en fierder gevonden, wanneer men pal was blijven staan voor eigene overtuiging omtrent de hoogste be langen van land en volk. Daarbij komt ook nog, dat de heer Heemskerk ook zeer goed weet, dat al mogen enkele liberale kamer leden er toe kunnen komen eenige concessiën op on derwijsgebied te doen, de groote meerderheid der libe ralen art. 194 ongeschonden wil behouden. Wanneer nu, en dat weet hij nog beter, de clericalen zijn voor stel als seen kluitje in het riet" beschouwen en af wijzen (zie b. v. reeds de Standaard van Vrijdag jl.) en de meerderheid der liberalen die wijziging als nog te ver gaande, mede verwerptwat komt er dan, wij herhalen ook uit dat gezichtspunt de vraagwat komt er dan zoowel van de grondwets- als van de school quaestie terecht? En wat dan? is de vraag die voor de hand ligt. Het antwoord is in zekeren zin moeielijk. Vóór 1 November zou het luidenvasthouden aan welgeves tigde overtuigingdeze niet opgeven voor de dreige menten der clericale partijen in en buiten de Kamer met afstemming der Grondwetsherziening, evenmin als toegeven b.v. aan de bedreigingen der sociaal-de mocraten ter wille van opruiing, straatrumoer en eigendomsvernieling. Maar na 1 November luidt het antwoorddat dit Ministerie zijn eigen schepen heeft verbrand. In zijne handreiking links en rechts is het zooda nig geraakt onder de partijen en verwijderd van alle richtingen, dat het zich niet langer zal kunnen staande houden maar genoodzaakt worden het bewind neder te leggen, vrijwillig of gedwongen. Dit Ministerie is, in de laatste phase van zijn be staan, gekomen op het doode punt en van alle zijden met wantrouwen en ontevredenheid omringd. In Maart nog eene sterke en eervolle stelling innemende, geheel in overeenstemming met de vroegere houding en han delwijze van den premier in zake de grondwettige regeling van het onderwijs en de verhouding van het bijzondere tot het openbare, werd in November ten slotte toch bijgedraaid, zonder kans echter om den storm te ontloopen en iu veilige haven binnen te komen. Het scheepke dobbert nu op de woelige baren, geslingerd en weder teruggeworpen naar alle wind streken. De schipbreuk van het onder allerlei vlag varende vaartuig is nabij Kan het niet anders, dan des noods clericale stuurlieden op eigen vaartuig en onder eigen vlag aan het roer, tot ook hunne kracht zal blijken te kort te schieten, als wanneer het land uitspraak zal doen. GOES, 9 November 1885. »De Burgemeester van Heinkenszand wenscht bekend gemaakt te worden met de woon- of verblijf plaats van Jan Den Herder, die zich in Sept. jl. in Zuid-Holland ophield en een zwervend leven schijnt te leiden. Zijne vrouw en vier kinderen zijn onverzorgd." Zoo lezen wij in verschillende bladen. Vermoedelijk wordt hier bedoeld een persoon uit deze gemeente, die ten vorigen jare met zijne familie is opgenomen door de Maatschappij van Weldadigheid. Bedriegen wij ons niet dan is Den Herder nog in eene dier ko loniën, terwijl zijne vrouw en kinderen van daar uit eigen beweging teruggekeerd zijn. Naar wij vernemen zal 27 November a. s. door de schutterij alhier eene parade gehouden worden ter herdenking van het feit, dat een aantal Goesche schut ters vóór 55 jaren uittrokken om aan den tiendaagschen veldtocht deel te nemen. Onder bevel van den toenmaligen lsten luitenant C. P. Sontendam, broeder van den tegenwoordigen majoor-commandant der dd. schutterij alhier, trok een detachement van pl. m. 80 man van hier naar Mid delburg, om in vereeniging met de Zierikseesehe schut terij van daar uit hunne bestemming verder te volgen. Weinigen ziju van die kloeke strijders meer over gebleven, nl. de heer M. J. Soutendam, toenmaals sergeant, C. De Munck, korporaal, en C. Mulder en P. Nonnekeus, schutters, allen thans nog hier woon achtig, benevens O. Kole, thans te Kloetinge en J. De Hond, thans te Baarland, welke laatste indertijd met een achttal weesjongens als vrijwilliger met de Goesche schutterij uittrok. Toch kan Goes op nog meer namen wijzen van personen, die in den strijd tegen België hun leven voor het vaderland hebben gewaagd. J. Maartense, J. Kop- mels en Blankert waren destijds in dienst bij de infan terie en hebben te St. Omer krijgsgevangenschap onder gaan, terwijl Dr. N. J. F. Verschoor en P. Meijler, de eerste als Utrechtsch jager, de laatste als schutter, mede aan den veldtocht deelnamen. De oudstrijders zullen natuurlijk bij de parade op 27 Nov. a. s. niet ontbreken en hun zal bij die ge legenheid het eerbetoon zeker niet onthouden worden, waarop de dragers van het Metalen Kruis volle recht hebben. De centrale vergadering der liberale kiezersver- eenigingen in het hoofdkiesdistrict Sneek heeft met 20 van de 27 stemmen tot candidaat gesteld voor de Tweede Kamer den heer B. H. Heldt, president van het Algemeen Nederlandsch Werklieden-verbond. Waar de keuze bepaald was tusschen de heeren Heldt, Troelstra en Van Diggelen, allen voorstanders van algemeen stemrecht, gelooven wij, dat de heer Heldt als verdediger der arbeidersklasse en dus als een nieuw element met recht de candidaat der libe rale partij in het hoofd kiesdistrict Sneek is gewor den en wij hopen dan ook zeer, dat de kiezers hem de overwinning zullen bezorgen. Van nabij met de nooden en behoeften van den werkman bekend, kan de heer Heldt in de Kamer menigen behartigenswaar- digen wenk geven, wanneer het arbeidersvraagstuk of de wet op den kinderarbeid in behandeling mochten komen. Wij hadden het echter'zeer raadzaam geacht, dat de voorstanders van den heer Heldt in het hoofdkies district Sneek zich eens hadden overtuigd of hij, de onvermoeide strijder voor algemeen stemrecht, zich bij eene kiesrechtuitbreiding als thans door de liberale partij wordt gewenscht zal nederleggen. Nu werkelijk te dien opzichte bij de liberale leden der Kamer een stemmigheid is verkregen en Gleichman en Van Houten op dat punt elkander de hand hebben gereikt, zou het zeer te betreuren zijn, wanneer de heer Heldt door zijn streven naar algemeen stemrecht die harmonie kwam verstoren. Wij gelooven niet, dat de heer Heldt daaromtrent is gepolst en hoewel wij geen reden hebben aan zijne meegaandheid te twijfelen, ware zekerheid op dat punt toch zeer wenschelijk geweest. Omtrent de nieuwe stoomers voor den Vlissing- sehen dagdienst schrijft de Londensche correspondent der N. ff. Ct. o. a. het volgende: Ik zie mij in staat gesteld u eenige bijzonderheden mede te deelen betreffende de genoemde bodems, die als de vermoedelijk snelste booten in de vaart eene belangrijke rol zullen spelen in den stoomdienst op het Engelsche Kanaal en de Noordzee, zoo zij inderdaad niet een nieuw tijdperk openen in de geschiedenis der stoomvaart. De drie raderstoomers worden gezamenlijk uit staal vervaardigd naar één zelfde type. Zij zullen meten 1756 R. T., eene lengte hebben van 297 E. voet, bij eene uiterste breedte van ruim 35 E, voet en eene holdiepte van rnim 23 E. voet met een stoomvermo- gen van ongeveer 4000 P. K., aangebracht door vier dubbel-eindende veelbuizige ketels. De stoomdruk zal 80 E. pond bedragen en de krachtige machine, van het nieuwste model zal aan deze booten eene vaart verstrekken, welke de firma John Elder Co. de verwachting doet koesteren dat zij den overtocht, van haven tot haven, in ten minste één uur tijds minder zullen bewerkstelligen dan de snelvarendste nachtboot der stoomvaartmaatschappij «Zeeland" op dezen oogen- blik. Zoo men den gemiddelden vaartijd der mailbooten in den nachtdienst over Vlissingen op acht uren stelt, dan zal men bevroeden wat de versnelling beteekent men zal, met den dagdienst, in 8 uur van Victoria naar Vlissingen kunnen reizen, en omgekeerd. De reis tusschen Londen en Rotterdam kan alsdan in weinig meer dan tien unr geschieden. Naar de mij verstrekte beschrijving zullen de scheeps bouwers den spoed geenszins aan de algemeene geriefe lijkheid ten offer brengen. De passagiers der tweede klasse zullen een verhoogd voordek hebben met dak, daar onder een ruim salon. Om ververschingen te bekomen zullen zij echter niet genoodzaakt zijn tot dit salon af te dalen, daar zich eene dek-restauratie en buffet boven onder de brug, in hunne onmiddellijke nabijheid bevinden zal. Achter de machinekamer en vóór het groote deksalon zullen zich de pronkvertrekken bevinden, welke men voor de vorstelijke personen wil afzonderen, die thans zoo vaak en gaarne van de mailboot der «Zeeland" gebruik maken. Deze vertrekken zullen bestaan uit slaapkamers en saletten. In de nabijheid zullen zich bevinden de particuliere kajuiten der eerste klasse passagiers. Hun salon zal natuurlijk prachtig zijn en voorzien van alle gemakken. Er zal een afzonderlijk rooksalon zijn. Het bovenach terdek der eerste klasse boven het salon zal eene wandelplaats ter lengte van 150 E. voet opleveren. Afgescheiden van de conversatiezaal zal men eene groote eetzaal hebben. De dames zullen bovendien bijzondere vertrekken te barer beschikking krijgen. Er z ïllen ook speciale kantoren voor den postdienst zijn. Alles zal des avonds bestraald worden door elec- trisch licht. Oudelande. Op 20 November as. zal er alhier eene herstemming plaats hebben voor éen lid van den Ge meenteraad tusschen de heeren Mars. Pieter Van der Weele, die 8 en Pieter Mol Johz. en Corns. Van de Repe, die ieder 5 stemmen bekwamen. De beer Th. van Uije Pieterse te Vlissingen heeft zijne benoeming tot lid van den raad aangenomen. Zaterdagavond werden rondgedeeld de Regeerings- antwoorden op de afdeelingsverslagen der Tweede Kamer betrekkelijk de Grondwets-ontwerpen. Terwijl het gewicht der algemeene beschouwingen zich grootendeels heeft opgelost in het onlangs inge diend wetsontwerp tot wijziging van art. 194 der Grondwet onderwijskunnen wij mededeelen dat omtrent het tweede hoofdpunt (het kiesrecht) de daartoe betrekkelijke Grondwets-bepalingen geen ingrijpende veranderingen hebben ondergaan. De oorspronkelijk voorgestelde grondslag voor het kiesrecht is behouden zoodat de aangebrachte veranderingen zich voorname lijk tot de cijfers bepalen. Naar de N. R. Ct. verneemt is de regeering voornemens invoerrechten op de granen en ep petro leum voor te stellen. De daartoe strekkende wetsont werpen moeten het Departement van financiën reeds verlaten hebben. Generaal jhr. W. von Wrangel auf Lindenberg heeft op een bijeenkomst in het militair Tehuis te Utrecht medegedeeld, dat voor een nieuw Tehuis voor militairen te Amsterdam 2 giften uit die stad waren geschonken, de eene niet minder dan van 20,000 (zegge twintig duizend) en de andere van 1000. Het terrein voor den bouw is reeds gevonden. De redactie voor Noord en Zuid, taalkundig tijdschrift voor de beide Nederlanden, schrijft bij het begin van den negenden jaargang eene prijsvraag uit onder de inteekenaren op haar tijdschrift. Zij verlangt eene studie onverschillig van welken omvang, maar van minstens 64 bladz. 8°: «De invloed der Duitsche letterkunde op de Nederlandsche". De jury bestaat uit de heeren: prof. Ten Brink te Leiden, prof. Moltzer te Utrecht, dr. Kollewijn te Am sterdam, dr. Te Winkel te Groningen en Taco H. De Beer, redacteur van Noord en Zuid, P. C. Hooftstraat 83 te Amsterdam, aan wien de stukken moeten toe gezonden worden. Eene nieuwe toepassing der electriciteit is haar gebruik tot het openen en sluiten van orgelpijpen en orgelregisters. De electrische stroom heeft, vergeleken met de anders gebruikelijke hefboomstelsels, het groote voordeel, dat hij bliksemsnel zonder inspanning van de zijde des spelers en op grootere afstanden werkt. Kerkelijke Zaken en Onderwijs. Het traktement van den te Rilland te beroepen predikant is met 100 verhoogd, zoodat het thans ƒ1230 bedraagt. {N. R. Ct.)

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1885 | | pagina 1