De Voorzitter bedankt den lieer De Jonge voor zijne ^ontboezeming" bij de algemeene beschouwingen, die, zooals hij zelf zegt, practisch niet uitvoerbaar is. Het is moeielijk allen te overtuigen en ook, om de cijfers, die de heer De Jonge bezigde op den voet te volgen. Alleen is het spreker voorgekomen dat er in de be schouwingen van den heer De Jonge een groote een zijdigheid heeft voorgezeten. Waar die heer de kosten van het onderwijs door den H. O. laat dekken, daar kan met hetzelfde recht gezegd worden, dat die H. O. dient tot dekking der kosten van het gemeentebestuur, of van de openbare veiligheid of wat men anders wil noemen. En dan wijst de heer De Jonge alleen op de uitgaven, maar hij verzuimt de ontvangsten in aan merking te nemen. Doch Spr. herhaalt, dat op de geuite denkbeelden bij eene volgende begrooting zoo mogelijk zal gelet worden. De heer M. De Jonge Jz. verklaart niet gesproken te hebben van zijn standpunt, dat het openbaar on derwijs afkeurt, maar alleen uit een oogpunt van be hartiging der gemeentebelangen. De andere inkomsten zijn algemeene inkomsten, maar de H. O. is een sluit post en nu wil Spr. nog constateeren, dat als Goes geen onderwijs had, er ook geen H. O. noodig was. De heer Lambrechtsen noemt het eene ergelijke aantijging en lasterlijke praatjes, om, zooals de heer De Jonge doet, de leden van den Raad te beschuldigen, dat zij een groot deel der ingezetenen exploiteeren ten koste van een ander deel. Die heer zegt zelf dat de gegoeden in den H. O. ƒ17000 bijdragen, terwijl de kosten van de scholen A en E 14000 bedragen. En dan bovendien moet men bedenken dat slechts een deel van de gegoeden voor hunne kinderen genieten van het lager onderwijs en nog slechts tijdelijk. Zoowel vóór dat de kinderen de school bezoeken als nadat zij deze verlaten hebben, wordt de opbrengst in den H. O. van de ouders gevorderd. Naar Spr. inzien heeft Goes geen hooger belang dan het onderwijs en het verheugt hem, dat de begrooting de duidelijke blijken draagt, dat het gemeentebestuur dat belang behartigt. De heer M. De Jonge Jz. zegt de uitdrukkingen van den heer Lambrechtsen niet te zullen qualificeeren. maar dit aan zijne medeleden van den Raad overte- laten. Spr. meent het recht te hebben voor zijne over tuiging uittekomen. Hij staat op den bodem der begroo ting, en van dat standpunt moet bij verklaren dat de Raad een recht, maar ook eene verplichting heeft. De opmerking, dat de raadsleden staan voor de uit voering der wet, is van het allerminst belang, want zij zijn altijd bevoegd de schoolgelden te verhoogen. Hij moet er bijvoegen, dat een groot deel der gegoeden niet profiteeren en niet willen proflteeren van het openbaar onderwijs. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Bij de artkelsgewijze behandeling worden de vol gende opmerkingen gemaakt. Onder de eerste afdeeling van Hoofdstuk I mist de heer dr. Callenfels den post: Presentiegeld voor de leden van den Raad. Hij weet wel dat dit, ingevolge een Raadsbesluit, niet genoten wordt, maar wat vroeger werd geweigerd zou later wel verlangd kunnen worden. Op voorstel van den Voorzitter wordt een post onder gezegde benaming uitgetrokken voor Memorie. Bij het artikel bchrijfloonen en behoeften vraagt de heer Den Boer, of er behalve de jaarwedden der ambtenaren van de secretarie nog schrijfloonen worden betaald. De Voorzitter antwoordt, dat het artikel aldus luidt op de model-begrooting, maar dat het uitgetrokken bedrag alleen dient voor papier, pennen, inkt enz. De post: Schilderen van Burgemeesterskamer komt den heer dr. Callenfels onnoodig voor. Hij heeft den toestand der kamer nauwkeurig opgenomen en is van oordeel dat een vernisje voldoende zal zijn. Veel liever wil spr. eene restauratie van de raadzaal; daarvan wordt behalve voor de Raadsvergaderingen ook gebruik gemaakt voor de zittingen van het kantongerecht, waarvoor eene goede huur wordt betaald. De heer Ochtman deelt mede, dat het schilderen van Burgemeesterskamer reeds herhaaldelijk is uitgesteld en hoogst noodzakelijk is, willende hij, indien de heer Callenfels dit verlangt, met hem de inspectie herhalen. De heer dr. Callenfels wil dit gaarne doen en blijft beweren dat een vernisje voldoende is. De Voorzitter merkt op dat het al of niet noodige een quaestie van smaak is, en hij gaarne den post geschrapt wilde zien, wanneer de kamer alleen voor zijne zittingen diende, maar zij wordt tot onderschei dene doeleinden, ook voor receptiën, gebruikt en uit dat oogpunt beschouwd, is de post noodig. De heer Den Boer is van oordeel dat vernissen en bijwerken ook veel geld zal kosten, en slechts eene tijdelijke verbetering zou zijn. De post, in omvraag gebracht, wordt met 11 stem men goedgekeurd. Tegen de heer dr. Callenfels. j Bij den post Jaarwedde van de drukkers zegt de heer Quist, dat het drukken immers slechts jaarlijks jwordt gegund De Voorzitter zegt, dat de drukker een gemeente ambtenaar is, wiens instructie in den bundel der verordeningen gevonden wordt. De heer Quist ziet van het woord af. De post Ontvangloon voor het ophalen van schooi en marktgeld ontlokt den heer Van Asperen Vervenne de opmerking, of dit niet voor rekening van den ont vanger moest komen. De Voorzitter herinnert dat het uitgetrokken bedrag steunt op een raadsbesluit. De heer dr. Callenfels verklaart, dat de post ook zijne aandacht heeft getrokken en vraagt of de heer Van Asperen Vervenne een voorstel doet tot schrap ping, welk voorstel hij dan gaarne wil ondersteunen. De heer Van Asperen Vervenne geeft een ontken nend antwoord. De Voorzitter voert nog aan, dat elders gelden worden uitgetrokken voor hulp ten kantore van den ontvanger en hier niet, terwijl, waar de jaarwedde van dien ambtenaar door Ged. Staten wordt bepaald, men geene uitgaven voor het innen der inkomsten ten laste van den ontvanger mag brengen. De Jaarwedde van den Bouwmeester wordt door Burg. en Weth. met ƒ200 verhooging voorgesteld, op de volgende gronden. Zij zijn daartoe geleid niet enkel door de overtuiging dat de heer De Koning als gemeente-ambtenaar op meer dan gewone wijze de talrijke bezigheden, aan zijne betrekking verbonden, vervult, maar ook, dat zijne bezoldiging, vergeleken met die in vele andere met Goes gelijkstaande ge meenten, aanmerkelijk lager is. Indien men hierbij nog de omstandigheid voegt, dat door het opheffen der middelbare school voor meisjes de heer De Koning een jaarlijksch inkomen van f 500 verliest, hetwelk in den laatsten tijd een integreerend deel van zijne jaar wedde uitmaakte, dan zijn Burg. en Weth. van oordeel, dat er uit een oogpunt van billijkheid alle termen aanwezig zijn, om aan een verdienstelijk ambtenaar van de zijde van het gemeentebestuur een dergelijk blijk van waardeering te schenken, dat tevens zijn honorarium als bouwmeester in overeenstemming brengt met de belangrijke en veelvuldige werkzaamheden aan die betrekking verbonden. De heer dr. Callenfels vraagt, zonder eenige min achting voor den persoon, of iemand die zijn plicht doet, daarom eene verhooging van jaarwedde moet hebben Het is waar, dat de heer De Koning een verlies van f 500 'sjaars heeft geleden door de op heffing der meisjesschool, maar moet een gemeente bestuur daarin tegemoet komen Dan ook moeten de andere leeraren en leeraressen dit genieten. De lee- raressen, die als onderwijzeressen aan de nieuwe school verbonden zijn, genieten lagere tractementen de lee raren in de staatsinrichting en de gymnastiek hebben eveneens hunne betrekking verloren. En vooral de leeraar in de wis- en natuurkunde, die thans te Am sterdam eene inferieure betrekking bekleedt. Voor dezen is nooit vergoeding gevraagd. Ook het motief van meerder werkzaamheden en vergelijking met andere betrekkingen gelden voor spreker niet, en daarom zal hij zijne stem aan de verhooging niet kunnen geven. De heer Van der Hoek is evenmin voor verhooging, daar de heer De Koning bij zijne betrekking, die f800 oplevert, nog zooveel tijd heelt, om andere betrekkin gen waar te nemen. De heer Ochtman constateert met genoegen, dat allen den heer De Koning een respectabel ambtenaar noemen. Hij kan mededeelen, dat de heer De Koning niet om verhooging gevraagd heeft, en dit prouveert voor zijn gevoel van eigenwaarde. Het gemis van f 500 mag wel degelijk wegen, want de betrekking van leeraar aan de meisjesschool is hem indertijd op gedragen om daarin eene verhooging van zijne beloo ning, ook als bouwmeester, te vinden. Er kan niet genoeg acht geslagen worden op 's mans vele werk zaamheden, en het feit, dat de man tijd heeft voor andere betrekkingen, bewijst alleen dat hij met zijn tijd weet te woekeren. Het spijt Spr. dat men om de aangevoerde redenen het voorstel van burg. en weth. bestrijdt. De heer Den Boer verklaart ook verdiensten op hoogen prijs te stellen, maar tevens niet uit het oog te verliezen, dat de heer De Koning zooveel vrijen tijd heeft. Hij vraagt, waarom burg. en weth. niet voor een jaar of drie reeds met de verhooging zijn gekomen, indien de werkzaamheden als bouwmeester zoovele zijn De f 500 van de meisjesschool moeten afgezonderd blijven van de belooning als bouwmeester. Spr. gaat met de heeren Callenfels en Van der Hoek mede. De heer Lambrechtsen zegt met genoegen het voor stel gezien te hebben. Het is toch zeker dat de positie van den bouwmeester steunt op de lessen aan de inrichtingen van Middelbaar onderwijs. De gemeente zou het ondervinden als er een bouwmeester moest benoemd worden op eene jaarwedde van f 800. De gemeentewerken worden goed onderhouden, en goed- kooper sedert dit op aanbesteding naar een tarief geschiedt. Maar dit brengt voor den bouwmeester ook eene uitgebreide administratie mede. Men behoeft de rekening maar in te zien, om tot de ervaring te ko men, dat de heer De Koning zijn leeuwenaandeel daarin heeft. De heer dr. Callenfels wijst er op, dat de gemeente nog een opzichter heeft, die den bouwmeester ter zijde staat. De heer Ramondt verklaart vroeger behoord te heb ben tot hen, die meenden, dat de heer De Koning ruim bezoldigd wordt, doch dat hij, sedert hij wet houder geworden is, veranderd is van opinie omdat hij toen eerst de uitgebreidheid van den werkkring des bouwmeesters heeft leeren kennen en tot de over tuiging kwam, dat de jaarwedde te laag is. Daarbij wil Spr. in bedenking genomen hebben, dat als er scholen moeten gebouwd worden, de heer De Koning daarvan de plannen maakt, hetgeen, bij gemis van een architect, veel zou kosten. Een en ander heeft Spr. met volkomen instemming tot het voorstel van B. en W. doen meewerken. De heer dr. Callenfels vraagt, welke bouwmeester of architect niet de plans van openbare werken maakt Dat is annex aan zijne betrekking. De Voorzitter zegt, dat het hem aangenaam is, dat buiten de leden van het dagelijksch hestuur ook eene stem tot verdediging van het voorstel gehoord wordt en wel van den heer Lambrechtsen, die het meest bevoegd is in dezen een oordeel uit te spreken. Spr. ontzegt den heer Callenfels en behalve den heer Lam brechtsen, ieder lid van den Raad, de bevoegdheid om over de werkzaamheden van den heer De Koning te kunnen oordeelen. Met genoegen hoorde Spr. de ver klaring van den heer Ramondt, en ook hij kan con stateeren hoe veelomvattend de werkzaamheden van den bouwmeester zijn sedert de aanbesteding op tarief plaatsheeft. Spr. kan de verzekering geven dat geen ambtenaar zooveel voordeel aan de gemeente oplevert als de heer De Koning. En wanneer nu de leden van het dagelijksch bestuur met het meest bevoegde lid van den Raad de verzekering geven dat de jaarwedde te laag is, gelooft Spr. dat het geen pas geeft, om een verdienstelijk ambtenaar te onthouden, wat hem toekomt. De heer Den Boer geeft te kennen, dat als hij vóór het voorstel stemt, dit niet geschiedt omdat de heer De Koning 500 mist als leeraar aan de Meisjes school, maar omdat zijne jaarwedde als bouwmeester te laag is. De heer M De Jonge Jz. zegt, niet te kunnen stem men vóór het voorstel. Waar den bouwmeester in den opzichter een ambtenaar ter zijde staat, die met vele werkzaamheden kan worden belast, vindt hij de be trekking van bouwmeester niet zoo werkelijk. En de heer De Koning kon bij zijne aanstelling niet rekenen op de belooning van leeraar aan de Meisjesschool, want die was er toen nog niet. De heer Van der Hoek zegt, dat hij na de warme verdediging van het voorstel door B. en W. en door den heer Lambrechtsen van denkwijze veranderd is, en vóór het voorstel zal stemmen. Dit wordt in omvraag gebracht en aangenomen met 9 stemmen. Tegen de heeren M. De Jonge Jz., Quist en dr. Callenfels. Bij den post Jaarwedde van klokkenist en klokluiders komt dr. Callenfels terug op zijne oude grief dat het carillon op Dinsdag, Zaterdag en feestdagen niet meer bespeeld wordt. Hij vindt dit jammer, omdat het carillon een erfstuk van onze voorvaderen is. Men heeft wel gezegd, dat er niemand op de hoogte van dit bespelen is, maar dit waren indertijd Labrand, Ahrensman en anderen ook niet. Spr. heeft ten vorigen jare gewezen op den heer De Jonge, die zeer goed op de hoogte van muziek is en die zich bereid verklaard heeft een paar jaar het carillon gratis te bedienen. Men heeft wel gesproken van het nadeel dat aan het carillon kan worden toegebracht, maar Spr. vraagt wat er aan te bederven is, door te slaan op de toetsen, waaraan met ijzerdraadjes de klokjes verbonden zijn Hoogstens kunnen er eens een paar draadjes breken. Ook op het luiden der klok komt Spr. terug. Hij vindt het ongehoord dat men den Koning niet geeft wat hem toekomt. Hij wil geen voorstel doen, maar geeft zijne bedenkingen aan B. en W. in overweging. De Voorzitter zegt, de zaak bij het dagelijksch be stuur in beraadslaging te zullen brengen. De post Jaarwedde van sluis- en havenmeester wordt met ƒ200 verminderd, dewijl geen adsistent meer noodig is. Bij den post voor Riolen geeft de heer Lambrechtsen in overweging om enkele riolen, naar mate dit noodig is, te overdekken. Hij heeft hierbij het oog op de goot voor de woning van den heer Roskes aan de Vlasmarkt, waardoor het bloed van de slachterij van Temperman afvloeit. Hij weet wel, dat dit laatste niet mag en Temperman meermalen daartegen gewaarschuwd is, maar telkens gebeurt het weer. Wanneer men in plaats van gemetselde goten ijzeren bakken met deksels aan bracht, dan kon niets in den grond dringen en de afvoer zou geregelder zijn. De heer Ochtman deelt de opmerking dat er riolen zijn, die verbetering behoeven, en B. en W. trachten daarin te voorzien, getuige de post op de begrooting voor de verbetering van een riool in een gedeelte der Wijngaardstraat. De quaestie van het riool bij Roskes is meermalen in de vergadering van B. en W. behandeld en daarin is onlangs eene groote verbetering aangebracht, een radicale verbetering zou echter p. m. 2000 kosten. Tegen Temperman zal geverbaliseerd worden, wanneer hij blijft voortgaan met het bloed van geslachte dieren door de goot aftevoeren. Bij den post Onderhoud van straten bespreekt de heer Lambrechtsen liet verbod om te schrobben, dat hij een heilzamen maatregel noemt, maar waardoor het noodzakelijk wordt sommige straten, b. v. de Lange Vorststraat, eens op nieuw te bezanden. Hij vraagt of daarvoor het zand, tot aanschaffing waarvan een post op de begrooting voorkomt, bestemd is? De heer Ochtman antwoordt, dat dit zand bestemd is voor de verwerking van nieuwe steen, maar dat hij den gegeven wenk met den bouwmeester zal bespreken. Bij den post Begraafplaats vraagt de heer Den Boer of het onderhond der bergplaats van de lijkkoets, na de nieuwe verordeningen op de begrafenisrechten, niet vervallen kan? De Voorzitter antwoordt, dat deze nog niet zijn goedgekeurd. Bij den post: Restauratie der raadzaal vraagt de heer M. De Jonge Jz, of weder niet een gedeelte van het kapitaal der Leenbank in de gemeentekas kan worden gestort tot dekking van de kosten dezer restauratie De heer Ramondt antwoordt, dat wel een gedeelte van het kapitaal der Leenbank ongebruikt ligt, maar nog niet besproken is, of dit voor goed kan gemist worden. Bij den post Onderhoud van scholen en onderwij zerswoningen zegt de heer dr. Callenfels dat het zijne aandacht getrokken heeft, hoe voor drie kamers het opnieuw behangen wordt aangevraagd. Hij ver trouwt wel, dat het noodig zal zijn, maar hij kan de overtuiging toch niet onderdrukken, dat dit zonder ling is. De Voorzitter zegt, dat het behangen van twee dezer kamers reeds drie jaren is uitgesteld, en dat zij daar om nu alle drie op de begrooting zijn gebracht. De voorgestelde verhooging van f 50 op f 75 'sjaars aan de hoofden der scholen voor het aanmaken der kachels en het wekelijksch schoonhouden der lokalen komt den heer dr. Callenfels veel voor. Er zijn zoo veel onderwijzers en kweekelingen, die de kachels kun nen aanmaken. De Voorzitter antwoordt, dat voor iedere school 6 a 7 kachels zijn en dat het wekelijksch schoonhouden voor iedere school nog niet voor f 1 kan gedaan gekregen worden. Bij den post: Belooningen en eereblijken voor ge trouw schoolbezoek heeft de volgende discussie plaats. De heer M. De Jonge Jz. verklaart niets te hebben tegen het uittrekken an dezen post, eenvoudig omdat de wet zulks gebiedt, maar wel tegen de bestemming. Hij erkent dat het eene wenschelijke zaak is het ge trouw schoolbezoek aantemoedigen, maar waar art. 82 der wet toelaat en zegt, dat dit zoowel voor de open bare als de bijzondere scholen geldt, is hij tegen de uitkeering der som aan het Comité tot wering van schoolverzuim. Vroeger, toen dit comité ook de kin deren van de bijzondere school bekroonde, ging het aan, maar de bestuurders dier school hebben zich daar aan onttrokken en een eigen comité gevormd. Er zijn nu twee comité's en mogelijk is er ook een comité voor de Roomsch-Katholieke school. Al deze comité's kunnen aanspraak maken op een gedeelte der uitge trokken som. Hij weet niet, of zij dit doen zullen, maar spr. acht het wenschelijk, dat die ƒ200 niet uit sluitend bestemd worde voor het comité, maar dat er speling blijve om ook aan eventueele aanvragen van andere comité's te voldoen. De Voorzitter zegt, dat de bestemming der ƒ200 is gegrond op een raadsbesluit, dat steeds is gehandhaafd, en dat bet moeielijk gaat, zonder intrekking van dat raadsbesluit, het bedrag te verminderen, dat aan het comité verleend wordt. Intusschen als andere comité's ook eene bijdrage willen, dan kannen zij vragen, en de raad kan op die aanvrage beslissen, maar om zonder die aanvrage op een eenmaal genomen besluit terug te komen, acht hij onaannemelijk. De heer M. De Jonge Jz. is van oordeel dat krachtens art. 82 der onderwijswet het comité der Christelijke School ook recht heeft op eene som voor belooningen en eereblijken. De heer Ochtman zegt, voor het eerst te hooren, dat er een comité voor de christelijke school is mocht dit wenschen eene bijdrage uit de gemeentekas te genieten, dan moet bet die vragen en B. en W. zullen gaarne de aanspraken overwegen. De heer Ramondt durft met het oog op gesubsidieerde en niet-gesubsidiëerde bijzondere scholen nog niet zoo volmondig instemmen met de bewering dat het Comité der Chr. School aanspraak heeft op een gedeelte van de som. Wat de zaak zelve betreft herinnert Spr. er aan dat de bestuurders dier bijzondere school zich eigen dunkelijk afgezonderd en scheuring veroorzaakt hebben, anders zouden de kinderen der bijzondere school nog deelen in de bijdragen der gemeente. De heer M. De Jongt Jz. bedankt den heer Ochtman voor zijne welwillende woorden, «refuteert de quaestie van subsidie, verklaart dat bet hem genoegen doet de zaak ter sprake te hebben gebracht en constateert, dat het comité voor de christelijke school, wanneer het dit wil, zich tot den raad kan wenden om eene bijdrage voor belooningen en eereblijken. Bij den postSubsidie aan de Ambachtsschool zegt de heer M. De Jonge Jz. dat hij onder protest de 600 goedkeurt. Bij de afdeeling Renten van schulden vraagt de heer Jhr. Flugi Van Aspermont of de leenigen van 4% en 5 pet. niet geconverteerd kunnen worden in ééne leening van 4 pet. De Voorzitter acht dit niet doenlijk, uit ervaring met de leening van het Gasthuis, die door de gemeente en het Burgerlijk Armbestuur gewaarborgd werd, als mede om het betrekkelijk gering bedrag, waarmede men aan de geldmarkt komen zou. Bij den post van Ontvangst: Rente van Kapitaal vraagt de heer Jhr. Flugi Van Aspermont of dit ka pitaal niet verkocht kan worden en daarmede andere schulden gedelgd, hetgeen bij den hoogen koers der effecten voordeelig zou zijn. De Voorzitter zegt deze zaak bij B. en W. ter sprake te zullen brengen, en dat, zoo mogelijk, weldra een voorstel tot dien verkoop dan zal gedaan worden. De Opbrengst der schoolgelden zegt de heer Af. De Jonge Jz. alleen goed te keuren, omdat hij vooralsnog geen kans ziet voor een voorstel tot verhooging de meerderheid in den Raad te verkrijgen. Bij den postVerkoop van boomen wil de heer dr. Callenfels wijzen op nog andere boomen, die zijns bedunkens ten einde groei, en waarvan de meesten aangestoken zijn. Zij staan tusschen 2 poorten (Joannes Antonides Van der Goeskade), buiten de voormalige Koepoort, en aan den 's-IIeer Hendrikskinderendijk (in de laagte). De Voorzitter zegt dat hij omtrent de eerste her- inneit aan het advies, dat de tweede moeten blijven staan tot die aan den Stationsweg wat grooter en zwaarder zijn, teneinde eene beschutting der stad tegen de westewinden te behouden en] dat de derde eerstdaags zullen verkocht worden. De begrooting wordt, nadat alle posten zijn beJ an- deld, in omvraag gebracht en met algemeene stem men voorloopig vastgesteld in ontvang en uitgaaf op 100235,27%. De vergadering is daarna op de gewone wijze gesloten. Gemengde Berichten. Door den hevigen westewind is Zaterdagavond het tjalkscbip, bevaren door schipper J. Grijs van St.- Maartensdijk, die met een lading suikerbieten van daar op reis was naar Bergen op Zoom, aan den zeedijk van den polder Schakerloo onder Tolen omhoog gevaren, doch gister namiddag met hoogwater weder vlot ge komen. Zoowel aan de zeewering als aan het schip is geen schade ontstaan. Minder gelukkig was de beurt schipper Polderman, varende van Tolen op Middelburg, die mede dien avond voor Schakerloo was en wiens vaartuig in de geul tusschen den dijk en de voorliggende plaat is gezonken. Schipper er, knecht konden zich echter nog in tijds met de boot redden. Gisteren werd reeds een onderzoek ingesteld, doch vruchteloos, zoodat zeer waarschijnlijk én het schip én de lading, bestaande uit steenkolen en vrachtgoederen, verloren zullen zijn. De prijs van het rund vleesch is te St.-Maartens dijk met 10 ct. per Kilo verlaagd en alzoo gebracht van 80 op 70 ct. de Kilo. Men schrijft ons: Onder Wissekerke, aan den Vlietepolder, is een lijk in burgerkleeding aangespoeld, hetwelk in vergevorderden staat van ontbinding ver- keeide. Het vinden op het lijk van eenige kleine munt stukken doet vermoeden, dat het een Fransche drenke ling is. Vllssingen. Zaterdagavond werd door een der ambte naren voor de stedelijke belastingen een vaatje sterke drank aangehouden dat meer bevatte, naar het schijnt, dan werd aangegeven op den vrachtbrief, waarmede het ter verzending aan den stoomtram was overgegeven. Het vaatje werd in beslag genomen en ter bestemder plaatse gedeponeerd. Een bierbrouwer te Eindhoven vernam nauwe lijks, dat de firma V. L. failliet was gegaan, of hij zond iemand naar Amsterdam, Rotterdam enz., met verzoek de wissels niet te betalen, welke hij genoemde firma ter incasseering bad gegeven, en die den vol genden dag vervallen zou. Het gelukte bij allen, en de brouwer was gered. Het bedrag der wissels was

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1885 | | pagina 2