De Voorzitter bedankt den lieer De Jonge voor zijne
^ontboezeming" bij de algemeene beschouwingen, die,
zooals hij zelf zegt, practisch niet uitvoerbaar is. Het
is moeielijk allen te overtuigen en ook, om de cijfers,
die de heer De Jonge bezigde op den voet te volgen.
Alleen is het spreker voorgekomen dat er in de be
schouwingen van den heer De Jonge een groote een
zijdigheid heeft voorgezeten. Waar die heer de kosten
van het onderwijs door den H. O. laat dekken, daar
kan met hetzelfde recht gezegd worden, dat die H. O.
dient tot dekking der kosten van het gemeentebestuur,
of van de openbare veiligheid of wat men anders wil
noemen. En dan wijst de heer De Jonge alleen op de
uitgaven, maar hij verzuimt de ontvangsten in aan
merking te nemen. Doch Spr. herhaalt, dat op de
geuite denkbeelden bij eene volgende begrooting zoo
mogelijk zal gelet worden.
De heer M. De Jonge Jz. verklaart niet gesproken
te hebben van zijn standpunt, dat het openbaar on
derwijs afkeurt, maar alleen uit een oogpunt van be
hartiging der gemeentebelangen. De andere inkomsten
zijn algemeene inkomsten, maar de H. O. is een sluit
post en nu wil Spr. nog constateeren, dat als Goes
geen onderwijs had, er ook geen H. O. noodig was.
De heer Lambrechtsen noemt het eene ergelijke
aantijging en lasterlijke praatjes, om, zooals de heer
De Jonge doet, de leden van den Raad te beschuldigen,
dat zij een groot deel der ingezetenen exploiteeren ten
koste van een ander deel. Die heer zegt zelf dat de
gegoeden in den H. O. ƒ17000 bijdragen, terwijl de
kosten van de scholen A en E 14000 bedragen. En
dan bovendien moet men bedenken dat slechts een
deel van de gegoeden voor hunne kinderen genieten van
het lager onderwijs en nog slechts tijdelijk. Zoowel
vóór dat de kinderen de school bezoeken als nadat
zij deze verlaten hebben, wordt de opbrengst in den
H. O. van de ouders gevorderd. Naar Spr. inzien heeft
Goes geen hooger belang dan het onderwijs en het
verheugt hem, dat de begrooting de duidelijke blijken
draagt, dat het gemeentebestuur dat belang behartigt.
De heer M. De Jonge Jz. zegt de uitdrukkingen
van den heer Lambrechtsen niet te zullen qualificeeren.
maar dit aan zijne medeleden van den Raad overte-
laten. Spr. meent het recht te hebben voor zijne over
tuiging uittekomen. Hij staat op den bodem der begroo
ting, en van dat standpunt moet bij verklaren dat
de Raad een recht, maar ook eene verplichting heeft.
De opmerking, dat de raadsleden staan voor de uit
voering der wet, is van het allerminst belang, want
zij zijn altijd bevoegd de schoolgelden te verhoogen.
Hij moet er bijvoegen, dat een groot deel der gegoeden
niet profiteeren en niet willen proflteeren van het
openbaar onderwijs.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Bij de artkelsgewijze behandeling worden de vol
gende opmerkingen gemaakt.
Onder de eerste afdeeling van Hoofdstuk I mist de
heer dr. Callenfels den post: Presentiegeld voor de
leden van den Raad. Hij weet wel dat dit, ingevolge
een Raadsbesluit, niet genoten wordt, maar wat vroeger
werd geweigerd zou later wel verlangd kunnen worden.
Op voorstel van den Voorzitter wordt een post onder
gezegde benaming uitgetrokken voor Memorie.
Bij het artikel bchrijfloonen en behoeften vraagt
de heer Den Boer, of er behalve de jaarwedden der
ambtenaren van de secretarie nog schrijfloonen worden
betaald.
De Voorzitter antwoordt, dat het artikel aldus luidt
op de model-begrooting, maar dat het uitgetrokken
bedrag alleen dient voor papier, pennen, inkt enz.
De post: Schilderen van Burgemeesterskamer komt
den heer dr. Callenfels onnoodig voor. Hij heeft den
toestand der kamer nauwkeurig opgenomen en is van
oordeel dat een vernisje voldoende zal zijn. Veel liever
wil spr. eene restauratie van de raadzaal; daarvan
wordt behalve voor de Raadsvergaderingen ook gebruik
gemaakt voor de zittingen van het kantongerecht,
waarvoor eene goede huur wordt betaald.
De heer Ochtman deelt mede, dat het schilderen
van Burgemeesterskamer reeds herhaaldelijk is uitgesteld
en hoogst noodzakelijk is, willende hij, indien de heer
Callenfels dit verlangt, met hem de inspectie herhalen.
De heer dr. Callenfels wil dit gaarne doen en blijft
beweren dat een vernisje voldoende is.
De Voorzitter merkt op dat het al of niet noodige
een quaestie van smaak is, en hij gaarne den post
geschrapt wilde zien, wanneer de kamer alleen voor
zijne zittingen diende, maar zij wordt tot onderschei
dene doeleinden, ook voor receptiën, gebruikt en uit
dat oogpunt beschouwd, is de post noodig.
De heer Den Boer is van oordeel dat vernissen en
bijwerken ook veel geld zal kosten, en slechts eene
tijdelijke verbetering zou zijn.
De post, in omvraag gebracht, wordt met 11 stem
men goedgekeurd. Tegen de heer dr. Callenfels.
j Bij den post Jaarwedde van de drukkers zegt de
heer Quist, dat het drukken immers slechts jaarlijks
jwordt gegund
De Voorzitter zegt, dat de drukker een gemeente
ambtenaar is, wiens instructie in den bundel der
verordeningen gevonden wordt.
De heer Quist ziet van het woord af.
De post Ontvangloon voor het ophalen van schooi
en marktgeld ontlokt den heer Van Asperen Vervenne
de opmerking, of dit niet voor rekening van den ont
vanger moest komen.
De Voorzitter herinnert dat het uitgetrokken bedrag
steunt op een raadsbesluit.
De heer dr. Callenfels verklaart, dat de post ook
zijne aandacht heeft getrokken en vraagt of de heer
Van Asperen Vervenne een voorstel doet tot schrap
ping, welk voorstel hij dan gaarne wil ondersteunen.
De heer Van Asperen Vervenne geeft een ontken
nend antwoord.
De Voorzitter voert nog aan, dat elders gelden
worden uitgetrokken voor hulp ten kantore van den
ontvanger en hier niet, terwijl, waar de jaarwedde
van dien ambtenaar door Ged. Staten wordt bepaald,
men geene uitgaven voor het innen der inkomsten ten
laste van den ontvanger mag brengen.
De Jaarwedde van den Bouwmeester wordt door
Burg. en Weth. met ƒ200 verhooging voorgesteld,
op de volgende gronden. Zij zijn daartoe geleid niet
enkel door de overtuiging dat de heer De Koning als
gemeente-ambtenaar op meer dan gewone wijze de
talrijke bezigheden, aan zijne betrekking verbonden,
vervult, maar ook, dat zijne bezoldiging, vergeleken
met die in vele andere met Goes gelijkstaande ge
meenten, aanmerkelijk lager is. Indien men hierbij
nog de omstandigheid voegt, dat door het opheffen
der middelbare school voor meisjes de heer De Koning
een jaarlijksch inkomen van f 500 verliest, hetwelk in
den laatsten tijd een integreerend deel van zijne jaar
wedde uitmaakte, dan zijn Burg. en Weth. van oordeel,
dat er uit een oogpunt van billijkheid alle termen
aanwezig zijn, om aan een verdienstelijk ambtenaar
van de zijde van het gemeentebestuur een dergelijk
blijk van waardeering te schenken, dat tevens zijn
honorarium als bouwmeester in overeenstemming brengt
met de belangrijke en veelvuldige werkzaamheden aan
die betrekking verbonden.
De heer dr. Callenfels vraagt, zonder eenige min
achting voor den persoon, of iemand die zijn plicht
doet, daarom eene verhooging van jaarwedde moet
hebben Het is waar, dat de heer De Koning een
verlies van f 500 'sjaars heeft geleden door de op
heffing der meisjesschool, maar moet een gemeente
bestuur daarin tegemoet komen Dan ook moeten de
andere leeraren en leeraressen dit genieten. De lee-
raressen, die als onderwijzeressen aan de nieuwe school
verbonden zijn, genieten lagere tractementen de lee
raren in de staatsinrichting en de gymnastiek hebben
eveneens hunne betrekking verloren. En vooral de
leeraar in de wis- en natuurkunde, die thans te Am
sterdam eene inferieure betrekking bekleedt. Voor dezen
is nooit vergoeding gevraagd. Ook het motief van
meerder werkzaamheden en vergelijking met andere
betrekkingen gelden voor spreker niet, en daarom zal
hij zijne stem aan de verhooging niet kunnen geven.
De heer Van der Hoek is evenmin voor verhooging,
daar de heer De Koning bij zijne betrekking, die f800
oplevert, nog zooveel tijd heelt, om andere betrekkin
gen waar te nemen.
De heer Ochtman constateert met genoegen, dat
allen den heer De Koning een respectabel ambtenaar
noemen. Hij kan mededeelen, dat de heer De Koning
niet om verhooging gevraagd heeft, en dit prouveert
voor zijn gevoel van eigenwaarde. Het gemis van
f 500 mag wel degelijk wegen, want de betrekking
van leeraar aan de meisjesschool is hem indertijd op
gedragen om daarin eene verhooging van zijne beloo
ning, ook als bouwmeester, te vinden. Er kan niet
genoeg acht geslagen worden op 's mans vele werk
zaamheden, en het feit, dat de man tijd heeft voor
andere betrekkingen, bewijst alleen dat hij met zijn
tijd weet te woekeren. Het spijt Spr. dat men om
de aangevoerde redenen het voorstel van burg. en
weth. bestrijdt.
De heer Den Boer verklaart ook verdiensten op
hoogen prijs te stellen, maar tevens niet uit het oog
te verliezen, dat de heer De Koning zooveel vrijen
tijd heeft. Hij vraagt, waarom burg. en weth. niet
voor een jaar of drie reeds met de verhooging zijn
gekomen, indien de werkzaamheden als bouwmeester
zoovele zijn De f 500 van de meisjesschool moeten
afgezonderd blijven van de belooning als bouwmeester.
Spr. gaat met de heeren Callenfels en Van der
Hoek mede.
De heer Lambrechtsen zegt met genoegen het voor
stel gezien te hebben. Het is toch zeker dat de positie
van den bouwmeester steunt op de lessen aan de
inrichtingen van Middelbaar onderwijs. De gemeente
zou het ondervinden als er een bouwmeester moest
benoemd worden op eene jaarwedde van f 800. De
gemeentewerken worden goed onderhouden, en goed-
kooper sedert dit op aanbesteding naar een tarief
geschiedt. Maar dit brengt voor den bouwmeester ook
eene uitgebreide administratie mede. Men behoeft de
rekening maar in te zien, om tot de ervaring te ko
men, dat de heer De Koning zijn leeuwenaandeel
daarin heeft.
De heer dr. Callenfels wijst er op, dat de gemeente
nog een opzichter heeft, die den bouwmeester ter zijde
staat.
De heer Ramondt verklaart vroeger behoord te heb
ben tot hen, die meenden, dat de heer De Koning
ruim bezoldigd wordt, doch dat hij, sedert hij wet
houder geworden is, veranderd is van opinie omdat
hij toen eerst de uitgebreidheid van den werkkring
des bouwmeesters heeft leeren kennen en tot de over
tuiging kwam, dat de jaarwedde te laag is. Daarbij
wil Spr. in bedenking genomen hebben, dat als er
scholen moeten gebouwd worden, de heer De Koning
daarvan de plannen maakt, hetgeen, bij gemis van een
architect, veel zou kosten. Een en ander heeft Spr.
met volkomen instemming tot het voorstel van B. en
W. doen meewerken.
De heer dr. Callenfels vraagt, welke bouwmeester
of architect niet de plans van openbare werken maakt
Dat is annex aan zijne betrekking.
De Voorzitter zegt, dat het hem aangenaam is, dat
buiten de leden van het dagelijksch hestuur ook eene
stem tot verdediging van het voorstel gehoord wordt
en wel van den heer Lambrechtsen, die het meest
bevoegd is in dezen een oordeel uit te spreken. Spr.
ontzegt den heer Callenfels en behalve den heer Lam
brechtsen, ieder lid van den Raad, de bevoegdheid om
over de werkzaamheden van den heer De Koning te
kunnen oordeelen. Met genoegen hoorde Spr. de ver
klaring van den heer Ramondt, en ook hij kan con
stateeren hoe veelomvattend de werkzaamheden van
den bouwmeester zijn sedert de aanbesteding op tarief
plaatsheeft. Spr. kan de verzekering geven dat geen
ambtenaar zooveel voordeel aan de gemeente oplevert
als de heer De Koning. En wanneer nu de leden van
het dagelijksch bestuur met het meest bevoegde lid
van den Raad de verzekering geven dat de jaarwedde
te laag is, gelooft Spr. dat het geen pas geeft, om
een verdienstelijk ambtenaar te onthouden, wat hem
toekomt.
De heer Den Boer geeft te kennen, dat als hij vóór
het voorstel stemt, dit niet geschiedt omdat de heer
De Koning 500 mist als leeraar aan de Meisjes
school, maar omdat zijne jaarwedde als bouwmeester
te laag is.
De heer M De Jonge Jz. zegt, niet te kunnen stem
men vóór het voorstel. Waar den bouwmeester in den
opzichter een ambtenaar ter zijde staat, die met vele
werkzaamheden kan worden belast, vindt hij de be
trekking van bouwmeester niet zoo werkelijk. En de
heer De Koning kon bij zijne aanstelling niet rekenen
op de belooning van leeraar aan de Meisjesschool, want
die was er toen nog niet.
De heer Van der Hoek zegt, dat hij na de warme
verdediging van het voorstel door B. en W. en door
den heer Lambrechtsen van denkwijze veranderd is,
en vóór het voorstel zal stemmen.
Dit wordt in omvraag gebracht en aangenomen met
9 stemmen. Tegen de heeren M. De Jonge Jz., Quist
en dr. Callenfels.
Bij den post Jaarwedde van klokkenist en klokluiders
komt dr. Callenfels terug op zijne oude grief dat het
carillon op Dinsdag, Zaterdag en feestdagen niet meer
bespeeld wordt. Hij vindt dit jammer, omdat het
carillon een erfstuk van onze voorvaderen is. Men
heeft wel gezegd, dat er niemand op de hoogte van
dit bespelen is, maar dit waren indertijd Labrand,
Ahrensman en anderen ook niet. Spr. heeft ten vorigen
jare gewezen op den heer De Jonge, die zeer goed op
de hoogte van muziek is en die zich bereid verklaard
heeft een paar jaar het carillon gratis te bedienen.
Men heeft wel gesproken van het nadeel dat aan het
carillon kan worden toegebracht, maar Spr. vraagt
wat er aan te bederven is, door te slaan op de toetsen,
waaraan met ijzerdraadjes de klokjes verbonden zijn
Hoogstens kunnen er eens een paar draadjes breken.
Ook op het luiden der klok komt Spr. terug. Hij vindt
het ongehoord dat men den Koning niet geeft wat hem
toekomt. Hij wil geen voorstel doen, maar geeft zijne
bedenkingen aan B. en W. in overweging.
De Voorzitter zegt, de zaak bij het dagelijksch be
stuur in beraadslaging te zullen brengen.
De post Jaarwedde van sluis- en havenmeester wordt
met ƒ200 verminderd, dewijl geen adsistent meer
noodig is.
Bij den post voor Riolen geeft de heer Lambrechtsen
in overweging om enkele riolen, naar mate dit noodig
is, te overdekken. Hij heeft hierbij het oog op de goot
voor de woning van den heer Roskes aan de Vlasmarkt,
waardoor het bloed van de slachterij van Temperman
afvloeit. Hij weet wel, dat dit laatste niet mag en
Temperman meermalen daartegen gewaarschuwd is,
maar telkens gebeurt het weer. Wanneer men in plaats
van gemetselde goten ijzeren bakken met deksels aan
bracht, dan kon niets in den grond dringen en de
afvoer zou geregelder zijn.
De heer Ochtman deelt de opmerking dat er riolen
zijn, die verbetering behoeven, en B. en W. trachten
daarin te voorzien, getuige de post op de begrooting
voor de verbetering van een riool in een gedeelte
der Wijngaardstraat. De quaestie van het riool bij
Roskes is meermalen in de vergadering van B. en W.
behandeld en daarin is onlangs eene groote verbetering
aangebracht, een radicale verbetering zou echter p. m.
2000 kosten. Tegen Temperman zal geverbaliseerd
worden, wanneer hij blijft voortgaan met het bloed
van geslachte dieren door de goot aftevoeren.
Bij den post Onderhoud van straten bespreekt de
heer Lambrechtsen liet verbod om te schrobben, dat
hij een heilzamen maatregel noemt, maar waardoor
het noodzakelijk wordt sommige straten, b. v. de Lange
Vorststraat, eens op nieuw te bezanden. Hij vraagt
of daarvoor het zand, tot aanschaffing waarvan een post
op de begrooting voorkomt, bestemd is?
De heer Ochtman antwoordt, dat dit zand bestemd
is voor de verwerking van nieuwe steen, maar dat hij
den gegeven wenk met den bouwmeester zal bespreken.
Bij den post Begraafplaats vraagt de heer Den
Boer of het onderhond der bergplaats van de lijkkoets,
na de nieuwe verordeningen op de begrafenisrechten,
niet vervallen kan?
De Voorzitter antwoordt, dat deze nog niet zijn
goedgekeurd.
Bij den post: Restauratie der raadzaal vraagt de
heer M. De Jonge Jz, of weder niet een gedeelte van
het kapitaal der Leenbank in de gemeentekas kan
worden gestort tot dekking van de kosten dezer
restauratie
De heer Ramondt antwoordt, dat wel een gedeelte
van het kapitaal der Leenbank ongebruikt ligt, maar
nog niet besproken is, of dit voor goed kan gemist
worden.
Bij den post Onderhoud van scholen en onderwij
zerswoningen zegt de heer dr. Callenfels dat het
zijne aandacht getrokken heeft, hoe voor drie kamers
het opnieuw behangen wordt aangevraagd. Hij ver
trouwt wel, dat het noodig zal zijn, maar hij kan de
overtuiging toch niet onderdrukken, dat dit zonder
ling is.
De Voorzitter zegt, dat het behangen van twee dezer
kamers reeds drie jaren is uitgesteld, en dat zij daar
om nu alle drie op de begrooting zijn gebracht.
De voorgestelde verhooging van f 50 op f 75 'sjaars
aan de hoofden der scholen voor het aanmaken der
kachels en het wekelijksch schoonhouden der lokalen
komt den heer dr. Callenfels veel voor. Er zijn zoo
veel onderwijzers en kweekelingen, die de kachels kun
nen aanmaken.
De Voorzitter antwoordt, dat voor iedere school 6
a 7 kachels zijn en dat het wekelijksch schoonhouden
voor iedere school nog niet voor f 1 kan gedaan
gekregen worden.
Bij den post: Belooningen en eereblijken voor ge
trouw schoolbezoek heeft de volgende discussie plaats.
De heer M. De Jonge Jz. verklaart niets te hebben
tegen het uittrekken an dezen post, eenvoudig omdat
de wet zulks gebiedt, maar wel tegen de bestemming.
Hij erkent dat het eene wenschelijke zaak is het ge
trouw schoolbezoek aantemoedigen, maar waar art. 82
der wet toelaat en zegt, dat dit zoowel voor de open
bare als de bijzondere scholen geldt, is hij tegen de
uitkeering der som aan het Comité tot wering van
schoolverzuim. Vroeger, toen dit comité ook de kin
deren van de bijzondere school bekroonde, ging het
aan, maar de bestuurders dier school hebben zich daar
aan onttrokken en een eigen comité gevormd. Er zijn
nu twee comité's en mogelijk is er ook een comité
voor de Roomsch-Katholieke school. Al deze comité's
kunnen aanspraak maken op een gedeelte der uitge
trokken som. Hij weet niet, of zij dit doen zullen,
maar spr. acht het wenschelijk, dat die ƒ200 niet uit
sluitend bestemd worde voor het comité, maar dat er
speling blijve om ook aan eventueele aanvragen van
andere comité's te voldoen.
De Voorzitter zegt, dat de bestemming der ƒ200 is
gegrond op een raadsbesluit, dat steeds is gehandhaafd,
en dat bet moeielijk gaat, zonder intrekking van dat
raadsbesluit, het bedrag te verminderen, dat aan het
comité verleend wordt. Intusschen als andere comité's
ook eene bijdrage willen, dan kannen zij vragen, en
de raad kan op die aanvrage beslissen, maar om zonder
die aanvrage op een eenmaal genomen besluit terug
te komen, acht hij onaannemelijk.
De heer M. De Jonge Jz. is van oordeel dat
krachtens art. 82 der onderwijswet het comité der
Christelijke School ook recht heeft op eene som voor
belooningen en eereblijken.
De heer Ochtman zegt, voor het eerst te hooren,
dat er een comité voor de christelijke school is
mocht dit wenschen eene bijdrage uit de gemeentekas
te genieten, dan moet bet die vragen en B. en W.
zullen gaarne de aanspraken overwegen.
De heer Ramondt durft met het oog op gesubsidieerde
en niet-gesubsidiëerde bijzondere scholen nog niet zoo
volmondig instemmen met de bewering dat het Comité
der Chr. School aanspraak heeft op een gedeelte van
de som. Wat de zaak zelve betreft herinnert Spr. er aan
dat de bestuurders dier bijzondere school zich eigen
dunkelijk afgezonderd en scheuring veroorzaakt hebben,
anders zouden de kinderen der bijzondere school nog
deelen in de bijdragen der gemeente.
De heer M. De Jongt Jz. bedankt den heer Ochtman
voor zijne welwillende woorden, «refuteert de quaestie
van subsidie, verklaart dat bet hem genoegen doet de
zaak ter sprake te hebben gebracht en constateert,
dat het comité voor de christelijke school, wanneer
het dit wil, zich tot den raad kan wenden om eene
bijdrage voor belooningen en eereblijken.
Bij den postSubsidie aan de Ambachtsschool zegt
de heer M. De Jonge Jz. dat hij onder protest de
600 goedkeurt.
Bij de afdeeling Renten van schulden vraagt de
heer Jhr. Flugi Van Aspermont of de leenigen van
4% en 5 pet. niet geconverteerd kunnen worden in
ééne leening van 4 pet.
De Voorzitter acht dit niet doenlijk, uit ervaring
met de leening van het Gasthuis, die door de gemeente
en het Burgerlijk Armbestuur gewaarborgd werd, als
mede om het betrekkelijk gering bedrag, waarmede
men aan de geldmarkt komen zou.
Bij den post van Ontvangst: Rente van Kapitaal
vraagt de heer Jhr. Flugi Van Aspermont of dit ka
pitaal niet verkocht kan worden en daarmede andere
schulden gedelgd, hetgeen bij den hoogen koers der
effecten voordeelig zou zijn.
De Voorzitter zegt deze zaak bij B. en W. ter sprake
te zullen brengen, en dat, zoo mogelijk, weldra een
voorstel tot dien verkoop dan zal gedaan worden.
De Opbrengst der schoolgelden zegt de heer Af. De
Jonge Jz. alleen goed te keuren, omdat hij vooralsnog
geen kans ziet voor een voorstel tot verhooging de
meerderheid in den Raad te verkrijgen.
Bij den postVerkoop van boomen wil de heer dr.
Callenfels wijzen op nog andere boomen, die zijns
bedunkens ten einde groei, en waarvan de meesten
aangestoken zijn. Zij staan tusschen 2 poorten (Joannes
Antonides Van der Goeskade), buiten de voormalige
Koepoort, en aan den 's-IIeer Hendrikskinderendijk
(in de laagte).
De Voorzitter zegt dat hij omtrent de eerste her-
inneit aan het advies, dat de tweede moeten blijven
staan tot die aan den Stationsweg wat grooter en
zwaarder zijn, teneinde eene beschutting der stad
tegen de westewinden te behouden en] dat de derde
eerstdaags zullen verkocht worden.
De begrooting wordt, nadat alle posten zijn beJ an-
deld, in omvraag gebracht en met algemeene stem
men voorloopig vastgesteld in ontvang en uitgaaf op
100235,27%.
De vergadering is daarna op de gewone wijze
gesloten.
Gemengde Berichten.
Door den hevigen westewind is Zaterdagavond
het tjalkscbip, bevaren door schipper J. Grijs van St.-
Maartensdijk, die met een lading suikerbieten van daar
op reis was naar Bergen op Zoom, aan den zeedijk
van den polder Schakerloo onder Tolen omhoog gevaren,
doch gister namiddag met hoogwater weder vlot ge
komen. Zoowel aan de zeewering als aan het schip
is geen schade ontstaan. Minder gelukkig was de beurt
schipper Polderman, varende van Tolen op Middelburg,
die mede dien avond voor Schakerloo was en wiens
vaartuig in de geul tusschen den dijk en de voorliggende
plaat is gezonken. Schipper er, knecht konden zich
echter nog in tijds met de boot redden. Gisteren werd
reeds een onderzoek ingesteld, doch vruchteloos, zoodat
zeer waarschijnlijk én het schip én de lading, bestaande
uit steenkolen en vrachtgoederen, verloren zullen zijn.
De prijs van het rund vleesch is te St.-Maartens
dijk met 10 ct. per Kilo verlaagd en alzoo gebracht
van 80 op 70 ct. de Kilo.
Men schrijft ons: Onder Wissekerke, aan den
Vlietepolder, is een lijk in burgerkleeding aangespoeld,
hetwelk in vergevorderden staat van ontbinding ver-
keeide. Het vinden op het lijk van eenige kleine munt
stukken doet vermoeden, dat het een Fransche drenke
ling is.
Vllssingen. Zaterdagavond werd door een der ambte
naren voor de stedelijke belastingen een vaatje sterke
drank aangehouden dat meer bevatte, naar het schijnt,
dan werd aangegeven op den vrachtbrief, waarmede het
ter verzending aan den stoomtram was overgegeven.
Het vaatje werd in beslag genomen en ter bestemder
plaatse gedeponeerd.
Een bierbrouwer te Eindhoven vernam nauwe
lijks, dat de firma V. L. failliet was gegaan, of hij
zond iemand naar Amsterdam, Rotterdam enz., met
verzoek de wissels niet te betalen, welke hij genoemde
firma ter incasseering bad gegeven, en die den vol
genden dag vervallen zou. Het gelukte bij allen, en
de brouwer was gered. Het bedrag der wissels was