1885. N°. 79.
Dinsdag 7 Juli.
72ste jaargang.
De OVERGANGS EXAMENS
GOESCHË
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,15.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH Sc VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 cta.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekende
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regeL
der leerlingen aan de Hoogere Burgerschool voor jon
gens van den loopenden cursus zullen in het openbaar
gehouden worden op Maandag en Dinsdag den 13 en
14 Juli, terwijl op Zaterdag den 11 Juli des namiddags
van twee tot 3'/., uren, eene openbare les in de gym
nastiek zal worden gegeven, waaitoe alleen personen
boven de 16 jaren toegang hebben.
Het programma voor de overgangs-examens, zooals
dit is vastgesteld, luidt als volgt:
Maandag 13 Juli.
Voorbereidingsklasse.
Van 99 li uren Wiskunde.
9 10% Fransch.
Eerste klasse.
Van 10%11 uren Geschiedenis.
11%12 Aardrijkskunde.
11 Natuurlijke historie.
Tweede klasse.
Van 1 2% uren Hoogduitsch.
2%-2%
2%— 3%
3% 3%
Geschiedenis
Nederlandsch.
Fransch.
Dinsdag 14 Juli.
Derde klasse.
Van
9—9%
uren Wiskunde.
9%10%
Staatsinrichting.
■10%—10%
Engelsch.
s
10%—10%
Natuurkunde.
11%—11%
Aardrijkskunde.
Vierde klasse.
Van
1—1%
uren Kosmographie.
1%—2
Natuurlijke historie.
2—2%
Engelsch.
2%3
Wiskunde.
3-3%
Scheikunde.
3%-4
Boekhouden.
De ouders der leerlingen en andere belangstellenden
worden dringend tot bijwoning van een en ander nit-
genoodigd.
Goes, den 4 Juli 1885.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
's-Hage, 3 JhH.
Ontegenzeggelijk is er in de laatste dagen op parle
mentair gebied veel drukte geweest in dien zin, dat
er, als in den regel, veel, zeer veel is gesproken zonder
dat daarom veel vruchtbaars is tot stand gebracht.
Onder de meest practiscbe uitkomsten kunnen zeker
wel gerekend worden de beide beslissingen, die voor
de provincie Zeeland van hoog belang zijn, namelijk
de quaestie der bestellingen bij de Maatschappij «De
Schelde", en de intestellen dagelijksche dagdienst op
Engeland door de Maatschappij «Zeeland". Toch be
valt mij eerstgenoemde beslissing minder dan de
tweede. Het werd toch èn in de gewisselde stukken
èn in het debat duidelijk aangetoond, dat eerstgenoemde
Mij. van den aanvang af niet naar billijkheid was be
jegend; dat gegeven beloften, of wil men liever: ver
zekeringen en toezeggingen, niet naar waren zin en
onbetwistbare beteekenis waren gestand gedaan en dat
het noodzakelijk was dat in den toestand verandering
werd gebracht. Het rapport der commissie ad hoe om
trent de inlichtingen van de Regeering constateerde op
duidelijke wijze hoe er met die beloften of toezeggingen
wsls omgesprongen, en vandaar de conclusie van het
rapport, waarbij in zeer bescheiden termen aan de
Regeering in overweging werd gegeven in hoever
's lands belang toelaat de levering van werken opte-
dragen aan de fabrieken, buiten de linie van defensie
gelegen, meer bepaaldelijk aan de Maatschappij »De
Schelde".
En wat gebeurde nu Het is duidelijk, dat, na al
het voorafgegane in het rapport en in aanmerking ne
mende dat de geheele zaak was uitgelokt door het
adres der kamer van koophandel en fabrieken te Vlis-
singen, dus de klemtoon der conclusie moest en
ook alléén kon vallen op de laatste woorden, waarin
gewaagd wordt van de leverantiën aan de maatschappij
«de Schelde", nadat de commissie nog even voor de
conclusie had gewezen op het rechtstreeksch geldelijk
belang dat de Staat bij het voortbestaan der onder
neming heeft, afgescheiden nog van de meer indirecte
voordeelen die voor den Staat uit het bloeien van
elke industrie voortvloeien. En toch liet de commissie
zich m. i. met een kluitje in het riet sturen door de
overneming van het amendement-Mees, om juist 8ie
essentiëele woorden, die raison d'etre van gansch de
schriftelijke en mondelinge gedachtenwisseling te doen
vervallen. Wel was de inkleeding der toelichting van
dat quasi» onschuldig amendement zeer zoetsappig,
vol waardeer in g van den werkkring, de werkkracht en
de werkhoedanigheid van de fabriek, maar in
de geheele conclusie wordt van dat verband met de
maatschappij «de Schelde" niet meer gewaagd; de
Kamer heeft alleen verklaard, en deze of een opvolgend
Minister is strikt genomen tot niets anders gehouden
dan naar aanleiding nog wel eener bloote uitnoodiging
«nader in overweging te willen nemen in hoever
's lands belang toelaat de levering van werken op te
dragen aan fabrieken buiten de linie van de defensie
gelegen".
Aan de quaestie der defensie-linie had echter de
Regeering al zeer weinig gehecht, want anders hadde
zij geene enkele bestelling aan de «Schelde" of andere
buiten die linie van defensie gelegen inrichtingen
moeten doen. Dat was dan ook niet de grief, maar
wel deze: dat die bestellingen öf niet overkomstig waren
met de gegeven uitzichten b'j de oprichting, als 't ware
op het verlangen of op uitnoodiging der Regeering,
öf geheel buiten evenredigheid stonden met de belang
rijke leveringen en werken aan andere instellingen
van gelijken aard met kwistige hand opgedragen,
namelijk dat blijkens het rapport der Commissie van
het totaal bedrag der opdrachten buiten mededinging
in de 10 laatste jaren aan zes fabrieken gedaan, de
Ned. Stoombootmaatschappij te Rotterdam de
Kon. fabriek van Stoom- en andere Werktuigen te
Amsterdam bijna 'f, en de Kon. Maatschappij «de
Schelde" te Vlissingen bijna1 /i0 ontving.
Hoe nu de heer Pompe eerst voor zich zelf en daarna
ook namens de meerderheid der Commissie van rap
porteurs kon verklaren «hoegenaamd geen bezwaar te
hebben tegen het amend. Mees, dat het verband tus-
schen het adres van Vlissingen en de daarin vervatte
klachten verbrak, valt ook uit de laatste rede van dat
lid der Commissie niet goed optemaken. Hij ontleende
zijne motieven voor de terugtrekking van eene op
zich zelve reeds niet zeer sterke conclusie en hare
herleiding tot nietsalleen aan de toelichting van
het amend. Mees door dien afgevaardigde. Maar,
gelijk gezegd, strekte die toelichting eigenlijk alleen
om aan het doel der conclusie eene plechtige begra
fenis te bezorgen.
Gelukkig echter dat door het heugelijk besluit van
den Duitschen Bond Vlissingen werd aangewezen als
het tusschenstation voor de trans-atlantische stoom-
bootlijnen naar Oost-Azië en Australië.
Daarin ligt eene reden te meer om deze belangrijke
inrichting in het leven te houden, baar althans niet
door grootere begunstiging van andere het leven on
mogelijk te maken. En zoo daartoe nog eenige ver
dere aandrang noodig ware, dan zou de op den vol
genden dag door de Kamer met 64 tegen 1 bekrach
tigde overeenkomst met de Mij. Zeeland nopens dei
intevoeren dagdienst aandrang genoeg opleveren. Niet
ten onrechte toch had de heer Van Kerkwijk bij de
zaak van «de Schelde", en in 't algemeen en blijkbaar
ook met het oog op de te vallen beslissing te Berlijn,
gezegd«wilt gij dat in de haven te Vlissingen
scheepvaartvertier komt, dan moeten de schepen die
daar komen, ook daar kunnen worden hersteld en
daarvoor is eene werf noodig als die van de Mij. «de
Schelde", terwijl ook door anderen op die omstan
digheid en op de overeenkomst met «de Zeeland", waar
uit natuurlijk meerder vertier en internationale rela-
tiën moeten voortvloeien en die eene inrichting als die te
Vlissingen als 't ware onontbeerlijk maken in het al
gemeen handels- en scbeepvaartbelang, gewezen werd.
Dat de Minister van Waterstaat niet kon treden in
het amendement van den heer Mackay om den Zon
dagsdienst van den geprojecteerden dagdienst uit te
sluiten was te voorzien, ofschoon nog 24 van de 65
uitgebrachte stemmen zich voor dat amendement
verklaarden, waaronder ook de heer Goekoop.
Mij dunkt, de redeneering van den Minister, die waar
het maar eenigszins kan den Zondagsdienst tracht te
beperken, was in dit opzicht afdoende. Hij kon zich
toch niet voorstellen dat eene Regeering zóó ver zou
kunnen gaan om van dezen dagdienst den Zondag
uit te sluiteu.
Hoe zou het mogelijk zijn, vroeg hij, eene stoom-
bootdienst, die niet op zich zeiven staat, maar een
schakel vormt in eene zóó belangrijke verbinding als
die van Londen met Berlijn, hoe zou het mogelijk
zijn zulk een onmisbare schakel nit die keten te
nemen Een dienst, die zich bovendien uitstrekt tot
St. Petersburg en die eene postverbinding vormt
met verre overzeesche Staten.
En nu nog een kort woord over den afloop, niet over
het langgerekte debat over de flnanciëele wetten.
Zou de heer Heemskerk, toen hij zijne bedreiging deed
met de kabinetsqnaestie wanneer van het muisje niets
tot stand kwam, reeds een voorgevoel gehad hebben
dat deze berg van fmanciëele regeling tot herstel van
het evenwicht en tot dekking van het tekort slechts
eene muis zou baren En toch, niettegenstaande ellen
lange redevoeringen van beide kanten, het is niet anders.
Het vooropgestelde doel, de versterking van 's lands
middelen, is genoegzaam totaal gemisthet voordeel
voor de schatkist, hoofdmotief van het voorstel, is door
de aanneming van het amendement der zes leden tot
zoo weinig gereduceerd, dat eigenlijk gezegd het sop
de kool niet waard is om daardoor de gemeentelijke
financiën weder in de war te brengen, en, wat men
ook zeggen moge, den weg te banen tot algeheele
terugneming van het personeel voor het rijk, tengevolge
waarvan alsdan de gemeenten zouden te tobben hebben
met verhooging van hoofdelijke omslagen of met nieuwe
inkomsten-belastingen. De conservatieve organen of
liever het eenige hoofdorgaan heeft het met andere
woorden bevestigd en berekend, dat de versterking
der middelen, evenmin als eene der moeite loonende
vermindering van het tekort, door dat geamendeerde
voorstel is bereikt en dat wij dus uit dat oogpunt
volkomen op dezelfde hoogte zijn als toen de heer
Grobbée deze voorstellen indiende.
Ten andere is, men moge het ontkennen of ver
bloemen, door het amendement zoowel als door de
oorspronkelijke voordracht de weg, om te komen tot
eene rechtvaardige belasting op het roerend vermogen,
zoo niet geheel afgesneden dan toch zeer bemoeielijkt.
Het ontwerp en het amendement, zoo galmde het
van weelskanten, prejudiciëert daarop! Neen, riepen
anderen, het prejudiciëert niet. Men blijft vrijEn
onder deze koorzangers van het non-prejudice schaarde
zich ook de Min. van Binn. Zaken, die, herinnerd aan
zijn mede-voorstel en verdediging der klassenbelasting
van zijn ambtgenoot Grobbée, zich, o zoo leuk, aan
dat voorstel (dat evenwel dood is) nog vastklampte
en beweerde dat de aanneming van deze wijziging
der gemeentewet omtrent het personeel eene latere
invoering van eene inkomstenbelasting niet in den weg
stond.
Toen men Napoleon III tot een bondgenootschap
met Oostenrijk aanzocht, in den strijd tusschen dat
rijk en Duitschland, na den slag van Königsgratz,
zeide hij«je ne me lie pas a un cadavre"; maar
Heemskerk, die er op den laatsten dag van het debat
prijs op stelde niet met Bismarck vergeleken te worden
als bij zich beriep op een voorbeeld, waarin die staats
man zich (bij den strijd over de stoomvaartlijnen naar
Oost-Azië en Australië) tot schipperen bereid ver
klaarde, onze premier lieerde zich wel met een cadavre,
namelijk met dat der verworpen klassenbelasting. En
dat niet alleen hij deed het, zittende naast zijn ambt
genoot Bloem (prettige positie voor beiden), die juist
onomwonden te kennen had gegeven, dat van hem
geen inkomstenbelasting te wachten was en dat hij
liever dadelijk aftrad dan die belofte afteleggen.
Is dat nu niet een verheffend parlementair schouwspel
Wordt niet de politieke moraliteit op dusdanige wijze
in hooge eere gehouden Is een geestenbezweerder,
in welk oord des lands ook, in staat den diepen zin
en het verband van dat «ijzer en leem" optelossen
Het zou de plaatsruimte overschrijden om bij dit
punt langer stil te staan. Wat Heemskerk verkondigde
nopens de non-prejudice eener eventueele inkomsten
belasting, en wat de heer Bloem verklaard had over
de terugneming van het geheele personeel voor het
rijk, is vuur en water. Het eene vernietigt het andere
het waren van den premier alleen argumenten van
conveniëntie om èn uit een moeielijke positie te ge
raken èn om te trachten de voorstanders der inkomsten
belasting met de wonderkuil te vangen voor deze
dHfi-in komstenbelasting-regeling. Hij kan toch in ernst
niet denken aan eene inkomstenbelasting met behoud
van de personeele belasting voor het rijk zelfs tot
haar volle bedrag
Later wellicht daarover nog iets meer.
GOES, 6 Juli 1885.
«De algemeene vergadering der Vereeniging van
Leeraren aan inrichtingen voor Middelbaar Onderwijs
geelt als hare meening te kennen
dat volgens de bestaande wetten de leeraar het
meest volledig recht bezit om buiten de school vrij
zijn meeningen in woord en geschrift te verkondigen
en dat het niet mag worden afgekeurd, wanneer hij
een naar zijn oordeel, gepast gebruik van dit recht
wenscht te maken.
Zij noodigt het bestuur der vereeniging uit van de
aanneming dezer motie kennis te geven aan den Mi
nister van Binnenlandsche Zaken en de beide inspec
teurs van het Middelbaar Onderwijs."
Deze motie werd ten voiigen jare aan het slot van
een praadvies over de vrijheid der leeraren buiten de
school voorgesteld. Zij kwam toen wegens de vele
punten op de agenda niet in behandeling, maar zal
nu op de aanstaande zomervergadering in behandeling
gebracht en ingeleid worden door den heer P C. F.
Frowein, leeraar alhier. Gelijk bekend is, verliest de
heer Frowein, tengevolge van de opheffing der mid
delbare school voor meisjes alhier, met het einde van
den tegenwoordigen cursus zijne betrekking, en nu
schijnt hem in een gesprek met dr. Salverda, inspec
teur van het M. O., door dezen de raad te zijn ge
geven de bovenstaande motie intetrekken, wat dr.
Salverda zoowel in het eigenbelang van den heer
Frowein, met het oog op zijne verdere carrièrre, als
in het belang van het M. O. achtte.
Deze wenk of raad heeft den heer Frowein aanlei
ding gegeven tot een schrijven aan dr. Salverda, aan
welk schrijven de heer F. blijkbaar gemeend heeft
openbaarheid te moeten geven; althans de brief komt
voor in de Amsterdammer van Zaterdag en komt
neer op eene weigering om aan den raad gevolg te
geven. De heer Frowein zal de motie niet intrekken
integendeel hoopt hij in Augustus op zijn post te zijn
om haar te verdedigen.
Dat de heer Frowein zijne motie niet intrekt, ver
dient zeker op zich zelf allen lof. Echter is het de
vraag, of er wel aanleiding is om, zooals De Amster
dammer en Het Vaderland doen, de houding van dr.
Salverda in dezen ten sterkste te laken. Het zou
zeker dwaas zijn te meenen, dat dr. Salverda eene
motie, zoo onschuldig luidende als die van den heer
Frowein, gevaarlijk zou achten; maar men moet haar
in verband breDgen met wat vroeger op dit gebied is
voorgevallen en dan kan tweeërlei ondersteld worden:
öf dr. Salverda dreigde den heer Frowein met zijne
macht en zijn prestige;
öf dr. Salverda gaf eenvoudig een in zijn oog goe
den raad.
In het eerste geval heeft de heer Frowein volkomen
recht op ieders sympathie, omdat hij zeer veel van
zijne toekomst op het spel zet om de vrijheid van
spreken voor zich zeiven en voor anderen te handhaven,
en zou de houding van dr. S. zeker eene openlijke
afkeuring verdienen.
In het tweede geval echter zou de goede bedoeling
van dr. Salverda niet te miskennen zijn en dan ware
het, dunkt ons, beter geweest, wanneer de heer Ffo-
wein eenvoudig zijne motie hadde verdedigd, zonder
er op deze wijze nader de aandacht op te vestigen.
Het komt ons toch voor dat noch het onderwijs, noch
de heer Frowein gebaat zijn door de publiceering van
dergelijke gesprekken en dat da persoonlijke vrijheid
volstrekt niet geschaad wordt, wanneer een inspecteur
aan een leeraar binnenskamers een raad geeft, die in
ieder geval ook in het persoonlijk belang van laatst
genoemde is.
Alleen de heer Frowein kan in dezen inlichting geven.
Wij durven van hem verwachten, dat hij, is onze
tweede onderstelling juist, dr. Salverda zal verdedigen
tegen het oordeel van de twee genoemde bladen. Moge
lijk vernemen wij dan tevens wat den heer Fr. bewoog
aan een binnenskamers gehouden gesprek publiciteit
te geven.
In de Vrijdagavond gehouden vergadering van het
Comité tot wering van schoolverzuim alhier is besloten
met de kinderen, die daartoe in de termen vallen, per
extra-trein naar Vlissingen te gaan en een bezoek aan
het badhuis aldaar te brengen na eerst een tochtje
door de stad te hebben gemaakt.
Het feest is bepaald op Donderdag 23 Juli a. s. en
het vertrek van den trein uit Goes op 1 u. 's namid
dags, terug uit Vlissingen 7.40 's avonds.
Zooals uit achterstaande advertentie blijkt zal
er Donderdag a. s. een extra-trein van Middelburg
naar Goes loopen bij gelegenheid van het concert der
grenadiers en jagers. Hun, die dit concert willen bij
wonen, herinneren wij nogmaals, dat op het kantoor
van den heer Z. D. Van der Bilt La Motthe kaarten
a fl zijn te bekomen Dinsdag en Woensdag.
Den 19n dezer herdenkt de Stoomvaart-Maat
schap «Zeeland" haar lOjarig bestaan. (D.)
Dit Arnhem ontving het Vad. Zaterdag bericht,
dat de toestand van den heer Diemont, nieuwbenoemd
burgemeester van Vlissingen, hoewel niet hopeloos,
toch hoogst zorgwekkend is.
Vlissingen. Vrijdagavond had de groote demonstra
tie aan de heeren Smit en Van Raalte, waarvan wij
in een vorig nummer dezer courant al melding maak
ten, plaats. Te dien einde vereenigden zich te halt
acht op het ruime grasveld achter het voormalige
Marine-arsenaal een vijf-en-twintigtal corporatiën, die
om 8 uren in optocht naar het huis van den heer
Smit op de dokkade trokken. In den stoet merkten
we op de leden der Gymnastiekvereeniging «Luctor
et Emergo" in comstuum, onder leiding van hunnen
directeur den heer Oost Lievense, voorafgegaan door
eene groote nationale vlag en de leden der vereeni
ging van Oud-strijders met het Metalen Kruis met hun
vaandel, dat evenals de leden zelf duidelijk liet zien,
dat de jaren niet voorbijgaan zonder hunne sporen
nalelaten Het muziekgezelschap «Ons Genoegen" voerde
nu en dan een opwekkend muziekstuk uit.
Het geheel bood door de talrijke vaandels en banie
ren een prettig gezicht aan; het aantal toeschouwers
uit Vlissingen zelf en naburige plaatsen was dan ook
buitengewoon groot. Niettegenstaande deze talrijke
mcnschenmassa werd de orde door hit politie-corps
op uitstekende wijze gehandhaafd, wat voor een d<el
te danken is aan de welwillendheid van het kader der
dd. schutterij, dat de politie trouw ter zijde stond,
en Diet minder aan de m°dewerking van liet publiek,.