1885. N°. 67.
Dinsdag 9 Juni.
72ste jaargang.
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ot., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend;
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel
's-Hage, 5 Juni.
In de afgeloopen veertien dagen was onze Tweede
Kamer weder som", ditmaal ten faveure der gecom
bineerde rechterzijde, tengevolge van de afwezigheid
en daarna van de ongesteldheid van eenige leden der
liberale partij. Vandaar de samenstelling der centrale
afdeeling (de presidenten der afdeelingen met den
voorzitter der Kamer aan het hoofd) uit 3 leden der
rechter- en 2 der linkerzijde. En vandaar ook, dat
die afdeeling bij de regeling der werkzaamheden al
dadelijk het onbekookte, niet eens door betrouwbare
of tot den juisten datum bijgehouden belasting-statis
tieken toegelichte voorstel-Lohman tot wijziging van
den census voor de uitoefening van het kiesrecht op
de agenda bracht, om, tegelijk met het regeerings-
ontwerp tot aanvulling der kiestabel, maar nog vóór
de grondwetsvoorstellen in de afdeelingen te worden
onderzocht. Vandaar ook de reeds voorafgegane scher
mutseling over het getal commissiën van rapporteurs,
dat door de afdeelingen zou benoemd worder. voor de
grondwets-ontwerpen, en vandaar ook de overmoed
van de leiders der anti-rev. partij bij het debat over
de motie-Cremers tot vooropstelling van de grondwets
herziening boven eene voorafgaande, afzonderlijke cen-
sus-regeling, zeker als die leiders waren van de af
wezigheid van 3 ongestelde liberalen, terwijl er eene
vacature (Rooseboom) was.
Niet tevreden met het succes, dat uit de optellings
som der neuzen hun straks moest tebeurt vallen,
hebben zij zich beijverd valsche beschuldigingen uit-
tebrengen en eene inquisitie als 't ware van de be
doelingen in te stellen. Vooral de heer Keuchenius
heeft zijne Christelijke liefde tot den naaste lucht
gegeven op de hem eigene manier. Er is geen einde
aan de zonden en tekortkomingen der liberalen of
liberalisten. De geheele grondslag van al zijne lang-
wijlige preeken met allerlei teksten uit een ter plaatse
misbruikten Bijbel doormengd, is geene andere dan
onbewezen telasteleggingen, hatelijke conjectures, be
dekte en openlijke insinuatiën, aankweeking van haat
en verdeeldheid, steeds gevernist met een kerkelijke
tint. In éen woord, boven die redevoeringen van hem
allereerst en van Lohman kan geen ander kenmer
kend opschrift geplaatst worden dan odium theolo-
gicum, odium diabolicum. En dat van zulke vrome
luiden, die zoo bezorgd zijn voor het zielehed en de
godsdienstige vorming der vaderlandsche jeugd, van
af de bewaarschool tot de universiteit 1
Het is treurig, maar het is nu eenmaal niet anders
en de lectuur der redevoeringen van beide anti-revo
lutionaire sommiteiten, die helaas Zeeland heeten te
vertegenwoordigen, is, speciaal ook wat den vorm be
treft, voldoende om een afkeer inteboezemen van de
zoogenaamde christelijk- historische polemiek en poli
tiek. Dubbel verdiend en karakteristiek was dan ook
de herinnering door den heer Borgesius aan den afge
vaardigde uit Goes, aan het bekende Leekedicht:
»Gij die aan alle menschen slechts zonde vindt en schuld,
Van leelijke gedachten is vast uw hart vervuld."
Men behoeft overigens, wat die politiek betreft,
alleen maar te wijzen op de absurditeit, om, terwijl
aanhangig is het Regeeringsvoorstel om art. 76 der
Grondwet te wijzigen en dit jarenlange struikelblok
voor eene goede kiesrecht-regeling uit den weg te rui
men (tegelijk met andere door de ervaring aangeduide
leemten in het Staatsverdrag), op datzelfde oogenblik
aanhangig te maken en den voorrang te eischen voor
eene census-regeling, juist gebaseerd op datzelfde arti
kel, met het zoo dikwerf veroordeelde en onhoudbare
criterium der inachtneming van de plaatselijke ge
steldheid!
De heer Lohman wist ook, als lid der Staatscom
missie voor de Grondwetsherziening, dat de bestaande
maatstaf voor de kiesbevoegdheid naar het belasting-
cijfer door die commissie op het voetspoor der Regee
ring was afgekeurd. En wanneer ook al volgens het
Regeeringsvoorstel op het verschil van plaatselijke
gesteldheid zal worden gelet, dan heeft dit echter
alleen betrekking op het begrip van woning, omdat
dezelfde huurwaarde op verre na niet vertegenwoor
digt dezelfde mate vau welstand in verschillende
gemeenten.
Maar, nu het fond der zaak nog eens daargelaten,
en passeerende de vraag of de censusregeling door de
Regeering voorgesteld niet voor verbetering of uitbrei
ding vatbaar is, wat is er met grond aan te
voeren tegen de redeneeringdat het eene ongerijmd
heid is om eerst te gaan raadplegen over de toepas
sing van een beginsel in de bestaande Grondwet, om
daarna te overwegen of het niet beter is het guheele
art. 76 door een ander artikel opeen anderen grond
slag te vervangen Is dat dan niet inderdaad de
paarden achter den wagen spannen, en moet daarvoor
dan nog alleen reeds uit dien hoofde eene Kamer
ontbinding volgen, behalve die welke het gevolg zal
zijn van de aanneming en bekrachtiging casu quo van
de voorstellen tot grondwetsherziening
Hoe ook aangelegd en hoe ook toegelicht, dit voor
stel-Lohman zal en moet de behandeling der grond
wetsherziening onnoodig vertragen en de Kamer on-
vruchtbaren arbeid doen verrichten, d. i. monniken
werk, gelijk het in de discussie meermalen genoemd is.
Vertraging, smoring der grondwetsherziening, dat
zijn de ware roerselen van het voorstel-Lohman, al
beweert deze in zijne memorie van toelichting en in
het gevoerde debat, dat hij dit gevolg niet inziet.
De heer Keuchenius, die toch wel allereerst door zijn
vriend en geestverwant zal geraadpleegd zijn over de
strekking en de gevolgen van het gedane voorstel,
zeide zonder eenige reserve»Door nu grondwets
herziening te willen tot stand brengen, met zoo groote
overhaasting (sic) als thans wordt begeerd, zonder
eene voorafgaande hervorming van het kiesrecht, dat
reeds lang aan ieder ellendig is toegeschenen, loopen
wij wederom gevaar van iets tot stand te zullen
brengen of de hand te leenen aan een werk, van het
welk ook weldra zal moeten worden getuigddat
iets gegeven werd dat minder goed was dan niets."
Welr.u, zou men dan geneigd zijn te zeggen, be
spoedig de grondwetsherziening, die ook strekt om
nog meerdere gebreken uit den weg te ruimen, en
gij zult de hervorming van dat kiesrecht, zelfs op
ruimer en meer rationeelen grondslag erlangen dan
in het gelegenheidswetje-Lohman. Maar zeg in elk
geval niet, dat gij geen vertraging wenscht, waar gij
feitelijk de grondwetsherziening wilt achterstellen om
in het troebele water der Kamer-ontbinding en der
geagiteerde verkiezingen te kunnen visschen om de
Kamer voorgoed te doen omslaan.
De positie van den Min. Van Binnenl. Zaken was
moeielijk, met het oog op de verhouding der partijen,
maar niettemin correct en moedig. Hij onthield zich,
het is waar, van advies zoowel over de motie-Cremers,
omdat deze de regeling van de werkzaamheden der
Kamer betrof waarin de Regeering gewoon is zich te
onthouden, als over het voorstel-Lohman, dat eigenlijk
niet aan de orde was, omdat alleen van het al of
niet onderzoeken in de sectiën de rede was, en het
dus ontijdig zou zijn zich over dat voorstel uittelaten.
Maar niettemin de Minister was wel gerechtigd
eenig licht te geven en de Kamer had aanspraak eenig
licht te ontvangen nopens het standpunt der Regeering.
En deze aanwijzing en toelichting van standpunt
brachten mede, zonder dat de Minister er iets nopens
het voorstel-Lohman behoefde bij te voegende totale
veroordeeling van het wetsvoorstel.
Zie hier de quintessence van 's Ministers verkla
ringen op het hoofdpunt
lo. De Regeering wenscht de Grondwetsherziening
tot stand te brengenzij wenscht het heden, gelijk
gisteren en morgen.
2o. Aan den meermalen geuiten wensch tot aan
vulling van het getal leden der Kamer om de grond
wetsherziening niet door een onvoldoend ledental te
doen behandelen, is reeds door de Regeering voldaan,
door het voorstel tot herziening der kiesdistricten.
De Kamer is sedert lang van dat voorstel gesaissis-
seerdhet is nu ten onderzoek aangewezen in de
afdeelingen. Het werd tijd, voegde de Minister er bij.
3o. Er is een eisch, zeer sterk en dikwijls uitgespro
ken bij den aandrang tot uitbreiding van het kiesrecht,
en die eisch is dezemaak den census, voor het kiesrecht
gevorderd, zoo mogelijk los van de belastingen en
spreekt men het tegen dat dit eene algemeene meening
mag genoemd worden, dan wijst de Minister zoowel
op de pers, die door vakgeleerden in beweging is
gebracht, als op de periodieke pers, en juist in die
organen welke meestal het gevoelen van den heer
Lohman steunen, aanbevelende het zoogenaamde huis
manskiesrecht, het Engelsche freeholders vote, en
waarvan juist de hoofdtrekken te vinden zijn in
de Regeeringsvoorstellen tot wijziging van hoofdstuk
III der Grondwet.
4o. En dit is van veel belangNu op het oogen
blik, dat de Vertegenwoordiging zich gaat bezig houden
met de behandeling van die zaak, nu op datzelfde
oogenblik een ander beginsel door haar te laten uit
maken, waardoor juist zou worden bestendigd het be
grip van belast ing-cemus, dit kwam den Minister voor
eene bedenkelijke, vreemde zaak te zijn. Die twee
begrippen strooken niet goed met elkaar.
5o. Gesteld dat de beide voorstellen tot wet ver
heven worden, dan is het eene zeer ernstige vraag, of
dan niet de aanneming van het voorstel tot wijziging
van den belastingcensus ontbinding na zich slepen zal.
En dan zal naderhand, na aanneming van het voorstel
tot invoering van een anderen census in de Grondwet,
weder eene ontbinding volgen, omdat de Grondwet dit
wil. En als er dan weder eene kieswet komt tot uit
voering van het nieuwe Grondwetsartikel, dan eene
derde ontbinding ten genoegen van de nieuwe kiezers.
Dit zou zeker bedenkelijk worden. Ook de heer Lohman
ziet daartegen wel op, maar de Minister weet niet
hoe hij die moeielijkheid zal ontgaan.
6o. Bij de Regeering staat vast (dit is eene herhaling
ten overvloede van het reeds gezegde) dat 's lands
belang Grondwetsherziening vordert op die punten,
welke aan het oordeel der Kamér onderworpen zijn.
Heeft nu het voorstel-Lohman kans van slagen, tenzij
het er tevens op toegelegd mocht worden om nog meer
verwarring te stichten en eene ministeriëele crisis in
het leven te roepen
Men moet den loop van het onderzoek in de sectiën
afwachten. Kiestabel en census-voorstel-Lohman worden
gelijktijdig daarin onderzocht, en alleen het afdeelings-
verslag, dat een onpartijdig resumé moet geven van
het oordeel in de sectiën geuit, zal moeten uitmaken
en het antwoord geven op de vraagOf, tegenover
de duidelijke verklaring der Regeering, 's lands belang
geen grondwetsherziening vordert en dat, met terzijde
stelling van die verklaring, vertraging in de afdoening
der grondwetsvoorstellen wèl wenschelijk is?
Dat zal de uitslag zijn, wanneer onverhoopt het
voorstel-Lohman, in dit stadium der grondwetsherzie
ning, niet enkel in de sectiën onderzocht word t (waar
toe besloten is), maar ook in openbare behandeling
komt en mocht worden aangenomen.
GOES, 8 Juni 1885.
Toen in de Raadszitting van jl. Vrijdag de benoe
ming van een hoofd der sehool voor (voortgezet) lager
onderwijs voor meisjes aan de orde was, bleek bij de
opening der briefjes, dat twee daarvan in blanco waren.
Dit is geen op zichzelf staand feit, doch in tegen
deel eene zaak, die in den laatsten tijd, wanneer er
benoemingen op onderwijsgebied moesten plaatshebben,
zich altijd voordeed. Wij herinneren slechts aan de
benoemingen van de dames Van de Rivière en Blankert,
respectievelijk aan de middelbare meisjesschool en
school C en aan de benoeming van den heer V. d.
Thoorn als lid der commissie van toezicht op het L. O
Het schijnt dat er in onzen Raad dus enkele leden
zijn, die niet begrijpen, dat, wanneer eenmaal een besluit
genomen is, zij verplicht zijn aan de uitvoering van
dat besluit medetewerken. Toch is dit werkelijk het
geval en waar de Raad in eene vorige vergadering
besloten heeft tot oprichting der meisjesschool, komt
het inleveren van blanco-briefjes bij het benoemen
van het daarvoor benoodigd personeel ons voor niet
te strooken met de plichten van een raadslid in ver
band met artt. 45 en 46 der gemeentewet.
Zeer terecht zegt de verslaggever der N. R. Ct.
dan ook naar aanleiding van dit feit: »De leden, die
zoo handelen, vooral wanneer gelijk nu, zonder eenige
beraadslaging tot benoeming wordt overgegaan, komen
zedelijk in hunne verplichtingen te kort. Art. 46 der
gemeentewet noemt de gevallen op, waarin de leden
van den Raad zich van medestemmen moeten onthou
den. Is geen van deze gevallen aanwezig, dan behooren
zij hunne stem uittebrengen of ten minste rekenschap
van hunne oothouding te geven. Wanneer al deleden
het voorbeeld van die enkelen volgden, zou een benoe
ming niet mogelijk zijn."
In de jongst gehoudene bijeenkomst der Ver-
eenigicg van Burgem. en Secret in Zuid- en Noord-
Beveland werd o. a. de vraag behandeld: «Mag met
sigarenverkoop in 't klein, zooals tot dusver in alle
drankwinkels plaatsheeft, na I Mei e. k., zonder strijd
met de gewijzigde drankwet, voortgegaan worden?"
Op die vraag werd toen een bevestigend antwoord
gegeven, «mits de sigarenverkoop maar niet als win
kelnering plaatshebbe door uitstalling voor de glazen
of verkoop aan personen, die geen gelag maken."
Dit gevoelen wordt door de Regeering gedeeld, blijkens
de beslissingen van de Ministers van Binnenlandsche
Zaken en van Justitie, die in no. 1758 van de
Gemeente-Stem worden medegedeeld.
De Min. van Binnenl. Zaken schreef aan den Burg.
van Ouderkerk aan den IJsel in dato 1 Juni«Op
verzoek van mijn ambtgenoot van Justitie deel ik u
als mijn gevoelen mede, dat het hebben van een
nering in sigaren, des dat de drankwinkel wordt
bezocht door hen, die alleen om sigaren komen, on
geoorloofd ismaar dat het verstrekken van enkele
sigaren aan bezoekers, die ook iets anders ten ge-
bruike nemen, niet als afzonderlijke winkelnering moet
worden beschouwd."
En de Min. van Justitie gaf te kennen«Verkoop
van sigaren kan eene andere Winkelnering vormen,
namelijk wanneer dezelve zich niet tot verkoop van
losse sigaren aan de bezoekers der dranklocaliteit
bepaalt. Is dit wel het geval, dan valt hij onder het
begrip koffiehuis, restauratie enz. Verkoop eenigszins
in het groot en aan anderen dan consumeerende be
zoekers der drankgelegenheid zou een sigarenwinkel
doen ontstaan en dus in vereeniging met drankver
koop in het klein verboden zijn".
Beide Ministers zijn het dus over de beantwoording
der bovenvermelde vraag blijkbaar eens, en kunnen
dus de koffiehuishouders en draiikverkoopersdie
»vergunning" hebben, voortgaan met het verkoopen
in 't klein van sigaren aan diegenendie bij hen
gelag maken.
De kolfsociëteit «de Prins van Oranje" alhier
hield Vrijdag, bij gelegenheid van haar 30jarig bestaan,
een kolfwedstrijd waaraan door 16 kolvers, leden van
de beide alhier bestaande sociëteiten, werd deelgenomen.
Vooraf hield de voorzitter, dhr. E. Besuijen, een
korte toespraak en heette de opgekomenen hartelijk
welkom, waarna de secretaris, dhr. Vellekoop, een
schrijven voorlas van de kolfsociëteit «Prinses Marie"
en van de koninklijke handboogschutterij «Jacobavan
Beijeren", welke beide vereenigingen de «Prins van
Oranje" gelukwenscliten met haar 30jarig jubilé.
Alsnu nam de wedstrijd eenen aanvang en werd
met de meeste opgewektheid tot laat in den avond
voortgezet.
De uitslag was, dat dhr. J. J. Prins den eersten
prijs won en hem daardoor de herinneringsmedaille
ten deel viel; terwijl de volgende prijzen respectievelijk
behaald werden door de beeren P. Goedbloed, A. J.
Vellekoop, S. De Meulemeester, J. B. Laboyrie en E.
Besuijen. Een 7e prijs (surprise, aangeboden door den
kastelein) werd behaald door den heer A. Lindhout.
Zaterdag had te Amsterdam de vergadering plaats
van de afgevaardigden voor de «Liberale Unie"62
kiesvereenigingen, waaronder Middelburg, Zieriksee en
Goes, waren vertegenwoo digd. De vergadering werd
geopend door den heer v. Hamel met een uitvoerige
toespraak, waarin o. a. gezegd wordt, dat de commissie
van uitvoering zich onledig hield met het ontwerpen
van een algemeen en blijvend doel der «Liberale Unie",
waarvan het resultaat is vervat in de bekende nota.
De plannen der naaste toekomst zijn verdeeld in twee
groepen: lo. de werkzaamheden in stilte of der stra
tegie in comité-generaal te behandelen, en 2o. de
werkzaamheid der «Liberale Unie" naar buiten. Een
afgerond politiek programma met een bepaalde oplos
sing van alle quaestieuse vraagstukken bevat de nota
niet en is ook niet van het comité te wachten. Het
comité wil trachten om de eenheid der liberalen te
versterken. Als vier vragen van den eersten rang
worden in de nota genoemduitbreiding van het kies
recht, belastinghervorming, tempering van den school
strijd en verbetering der sociale wetgeving. Over de
richting, waarin de grenzen der kiesbevoegdheid te
stellen zijn, wenscht het comité met enkelen te rade
te gaan en het resultaat van de bespreking in de
najaarsvergadering te behandelen. Over de nota
werden nu algemeene beschouwingen gevoerd. Het
eerst was aan het woord mr. J. A. Levy, die het
dilemma besprak, waarin de «Liberale Unie" ver
keert wat haar taak, roeping en werkkring betreft.
Hij trachtte aan te toonen, dat de nota der commissie
onaannemelijk is, de zijne aannemelijk, ofschoon hij
met genoegen constateerde, dat er toenadering is naar
zijn stelsel. Men moet handelend optreden en niet
langer delibereeren. Dit beoogt zijn motie. Met kracht
van redenen werd deze door hem aanbevolen. Ten
slotte vroeg mr. Levy of hij een scheurmaker genoemd
moet worden, als hij voor zija opinie krachtig optreedt.
De heer Van Capelle, van Arnhem, trachtte aan te
toonen, dat de bezwaren van mr. Levy óf schromelijk
overdreven óf onjuist zijn. Hij verdedigde de algememe
strekking der nota van het comité en diende een motie
in om over te gaan tot de orde van den dag, welke
motie met groote meerderheid aangenomen werd.
Vervolgens is besloten om het comité van uitvoering
voortaan te noemenbestuur. Het ontwerp huishou
delijk reglement werd na enkele opmerkingen goed
gekeurd.
Vervolgens werd eene zitting met gesloten deuren
gehouden. Het resultaat dezer zitting deelde de voor
zitter als volgt mede: dat in de vergadering van de
commissie van uitvoering dd. 10 Mei 11. het opmaken
eener nota van de minderheid wel is ter sprake
gekomen, maar dat daarvan geen bepaald voorstel
is gemaaktdat de meerderheid der commissie
het opmaken van zulk eene nota niet heeft gewei
gerddat hiervan allerminst is gemaakt eene voor
waarde voor het aanblijven van den heer Levy als
lid der commissie van uitvoering, en dat in dezen
geest door de algemeene vergadering, met gesloten
deuren, uitspraak is gedaan met de op dat oogenblik
nog aanwezige leden en wel 38 tegen 18 stemmen.
In de avondzitting was aan de orde de verkiezmg
van een lid des bestuurs, in plaats van mr. I. A.
Levy. De heer Michiels Van Kessenich werd gekozen
met 28 stemmen, terwijl 18 stemmen waren uitge
bracht op den heer Andrea1.
Thans was aan de orde de bekende motie des heerèn
Levy, die haar echter introk, verklarende dat hem
uit de openingsrede des voorzitters gebleken Was, dat
het Bestuur toch in de door de motie beoogde rich
ting werkzaam zal zijn.
De verdere werkzaamheden (de behandeling van de
daartoe in de ochtendzitting bestemde punten) hadden
plaats met gesloten deuren.
KolijnsplaafTerwijl de landbouw zijne gewone
bezigheden aan onze ingezetenen bezorgt, vertoont zich
hier op ander gebied mede vrij wat leven. Zoo is mem