1885. N°. 36.
Dinsdag 24 Maart.
72ste jaargang.
MILITIERAAD,
De PATENTEN
-<s<»?GS=>c»seS'>«-
GOESCHG
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel
De tweede zitting van den
zal voor deze gemeente gehouden worden op WOENS -
DAG den 15 APRIL e. kdes morgens te tien uren,
in de Abdij te Middelburgin welke zitting uitspraak
zal worden gedaan omtrent hen, die als plaatsvervanger
of nummerverwisselaar verlangen op te treden.
Voorts zal op den 23 APRIL, terzelfder ure en plaatse,
gelegenheid worden gegeven voor al de lotelingen,
wier plaatsvervangers of nommerverwisselaars niet
mochten zijn toegelaten om, als zij dit verlangen
mochten, anderen in hunne plaats aantebieden.
Goes, den 21 Maart 1885.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Het OVERGANGSEXAMEXS DER LEERLINGEN
VAN DE BURGER-AVONDSCHOOL zal in het open
baar gehouden worden in het schoolgebouw, op V RIJ-
DAG 27 Maart e. k, volgens onderstaand programma-.
Eerste klasse.
9%10% uur. Wiskunde.
10%—11% d Nederlandsch.
Tweede klasse.
11 uur. Geschiedenis.
1 2 Kennis der Natuur.
22% Idem.
De ouders en betrekkingen der leerlingen en voorts
alle belangstellenden worden tot bijwoning van dit
exaucen uitgenoodigd.
Goes, den 22 Maart 1885.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
over het 3e kwartaal van het dienstjaar 1884/5 kun
nen ter secretarie afgehaald woiden van Dinsdag 24
Maart 1885 tot en met Zaterdag den 4 April daar
aanvolgende, uitgenomen des Zondags, dagelijks vau
des voormiddags 9 tot des namiddags 2 uren en zullen
daarna door den deurwaarder der directie belastingen
onverwijld aan de patentplichtigen woraen uitgereikt
tegen betaling van lü cent, waartoe dan den 6 April
1885 en volgende dagen zal worden overgegaan.
Goes, den 23 Maart 1885.
De Burgemeester van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
's-Gravenhage, 21 Maart 1885.
De discussie over Marine was lam en mat, zeide
de heer Lieftinck. En werkelijk de Minister kon niet
erg roemen op ook maar gematigde ingenomenheid
met zijn beleid, zoodat hij nog 25 stemmen tegen
zijne begrooting kreeg, niettegenstaande het grootste
deel der anti-revolationaire partij haar beginsel toe
paste om tegen geene begrootingen te stemmen om
redenen builen de begrooting. Men zou kunneu vragen,
of er dan hier geen redenen waren in de aangevraagde
uitgaven en het planloos laveeren van den Minister.
Hoe dit zij, niet meer opgewekt of bezield was de
behandeling van het Hoofdstuk Financiën.
De heer Grobbee is ontegenzeggelijk een knap admi
nistratief ambtenaar, die, ten volle bekend met de
belastingwetten en hare werking, een onmisbaar man
was aan het Departement van financiën, maar die
zich ook driemaal had moeten bedenken, vooral onder
de omstandigheden waai onder hij werd aangezocht,
voor hij den zwaren last van de portefeuille van
financiën op zich nam. De omstandigheden toch waren
buitengewoon. De financiën verkeerden in z.orgwekken-
den en zorg eischenden toestand. Dat was reeds onder
het ministerie Van Lijnden geconstateerd; belasting
hervorming, voorafgegaan door gewone versterking
der middelen, was dringend noodzakelijkde te koi ten
stapelden zich op elkander; geldleening was opgeld-
leening gevolgd, en, instede van een Hercules, om
dezen flnanciëelen Augias-stal schoon te maken, treedt
een uiterst goedmoedig man opkalm, bezadigd,
beraden, voorzichtig en verder in het bezit van alle
eigenschappen, die volkomen ongeschikt maken tot
doortasten, tot initiatief, tot schepping.
Welk eene lijdensgeschiedenis leveren niet zijne be
lastingplannen op, vóór en na de verwerping der
klassenbeiasting, waarover hij wel zegt nog te treuren,
maar waarvan het niet zeker is of zijn chef, de ka
binetschef, er ook zoo erg verdrietig om is. Hoe dat
zij, er zal nu weder wat nieuws moeten uitgedacht
worden, want ook dat deel der zoo dringend nood
zakelijke versterking der middelen, die weder moeten
bijdragen tot dekking van het steeds aangroeiend te
kort dat de Minister, vreemd genoeg, tracht te vin
den in eene tabaksbelasting ook dat deel zal hem
gaan ontvallen daar die belasting, men kan wel zeg
gen op onbedwingbaren tegenstand is afgestuit en het
otxinf-project reeds ter dood gedoemd is. De Minister
scheen dat zelf te gevoelen, want na zijne verklaring
in de vorige week, is het niet meer denkbaar dat dit
project ooit als icelsontwerp de Tweede Kamer
zal bereiken. De schakel uit het laatste amalgama
van allerlei hulp- en noodmiddelen vervalt nu ook,
zoodat het met de overige maar weder beproefd zal
worden en wel allereerst met de wijziging der artt.
240 en volg. van de gemeentewet nopens de plaat
selijke belastingen, verbetering in de opbrengst der
zegelbelasting en eenige andere kleine palliatieven.
Nopens dat ontwerp is gisteren tot een tweede on
derzoek in de atdeelingen besloten, zoodat alles wordt
voorbereid tot een financiëel debat, dat echter niet
zal zijn een debat over belastighervorming. Daartoe
zal het dunkt mij niet komen dan na eene nieuwe
kloeke poging, door een nieuw man, die, wars van
oplappen hier en daar, van eenige meerdere opbrengst
van een of ander belastingmiddel, var. eene partiëele
verhooging van dezen of genen accijns, andermaal eene
inkomsten-belasting op den voorgrond durft stellen,
en, vreemd als zoodanig financier geheel is aan den
verwarden toestand van het oogenblik en van de na
latigheid van Regeering of vertegenwoordiging, met
volhardenden moed de natie durft toeroepen wat
Van Hall deed in 1844 en wat Gleichman een paar
weken geleden deed hoorenbelastingverhooging of
Staatsbankroet.
Opmerkelijk is het evenwel, dat de kreet om door
tastende bezuiniging, door de verbonden clericale par
tijen eerst bij de verkiezingen en onlangs bij het
algemeen begrootingsdebat zóo zeer op den voorgrond
gesteld, gaandeweg verflauwt en eindelijk onhoorbaar
wordt. Ja, toen het onderwijs aan de orde was, waren
de bondge.nooten op hun postal wat daarop be
knibbeld kon worden werd beproefd, onverschillig of
bestaande organisatiën of instellingen, op de wet ge
grond, werden getroffen. Maar zoek hen nu eens bij
marine en oorlogga hunne stem na bij de am nde-
menten tot bezuiniging, niet van behoeften maar van
weelde en overdaad raak eens aan hunne generaals,
adjudanten en kommandanten Och, tot Oorver Hooft
toe, de zuinigheidsapostel bij uitnemendheid, scharen
zij zich in den legertrein van den Minister van Oorlog,
en de heer A. Van Dedem reclameert wèl wat meer
rantsoen hooi voor de paarden, maar was met het
verbond onverbiddelijk in het op rantsoen stellen der
scholen voor meisjes of van de kweekscholen, normaal
lessen, bewaarschoolhouderessen en al wat verder
strekken kan tot het verschaffen van .geestesvoedsel
Men zal het zien: bij de circa 12 millioen voor marine
zullen de circa 21 millioen voor ooi log gereedelijk
worden toegestaan door de aanvoerders van het be-
zuinigingsleger, en zulks niettegenstaande bij dien jaar-
lij kschen millioenenregen van alle kanten, liberaal of
conservatief, anti-revolutionair of ultramontaan, er over
geklaagd wordt, dat vooral onze levende strijdkrachten
in slechten toestand verkeeren en onze weerbaarheid
zoowel te land als te water in omgekeerde re ien staat
tot het millioenencijfer, dat daaraan achtereenvolgens
met groote vrijgevigheid ten koste wordt gelegd.
En wat is nu het pretekst voor het stilzitten
Niets anders dande Grondwetsherziening. L t
wel, toen de richting aan het roer en in de meerder
heid was, die tot afdoende regeling der defensie op de
noodzakelijkheid van grondwetsherziening wees, toen
heette het: niet alzoo; er kan binnen de grenzen der
Grondwet zeer veel, zoo niet alles, gedaan worden tot
vermeerdering van onze weerbaarheid, tot versterking
onzer levende en doode strijdkrachten, en, als daartoe
leidende, tot betere organisatie van militie en schutterij.
Thans zijn de hekken verhangen. Na moet Grond
wetsherziening voorgaan, ofschoon men van dien kant
ook in eenen adem verklaart, dat van de herziening
niets, althans zeker niet spoedig iets zal komenen
de Minister schoon niet geheel overtuigd dat er
niet, ook zonder Grondwetsherziening, veel kan en moet
gedaan worden de Minister zegt nu ookja, nu
eenmaal die herziening aanhangig gemaakt is, nu moet
ik afwachten, en dat zegt de heer Fabius hem na en
anderen volgen. Men behoeft er zich met het oog op
onze politieke toestanden niet ver in te verdiepen. Maar
wej.t men waarop die flankbeweging uitloopt?
Ik geloof niet ver van de waarheid te zijn als ik
zegGrondwttsherziening ad calendas graecas en dus
reorganisatie der defensie mede ad calendas graecas
uitstel, afstel, behalve van de jaarlijksche 34 millioen!
Van Grondwetsherziening gesproken. De voorstellen,
hoewel Woensdag jl. bij de Tweede Kamer ingekomen,
zijn eerst hedenavond gepubliceerd. Het is een feit dat
pogingen zijn aangewend om voor de pers een resumé
te erlangen van de strekking en de hoofdveranderingen
in zulk een gewichtig onderwerp als de grondwet van
den staatmaar vruchteloos. In geen land ter wereld
zou zoo iets voorkomen. Hoe is het ook mogelijk dat,
om nu eens van de pers, dat is het publiek, geheel
te zwijgen, al de leden der volksvertegenwoordiging
in Den Haag eenige dagen rondloopen zonder kennis
te hebben van het ontwerp eener aan de Kamer inge
diende gewijzigde grondwet, en zich moeten behelpen
met een gerucht in de eene of andere courantMen
zegt, ja, dat enkele leden gelegenheid hadden even
in de stukken te snuffelen, maar ook dat kan niet
liet geval geweest zijn, want dan ware er zeker meer
uitgelekt.
Had dan de Min. van Binn. Zaken niet een veel een
voudiger weg kunnen inslaan en de ontwerpen met
memorie van toelichting vooraf doen drukken, zoodat
op den dag der aanbieding aan de Tweede Kamer,
die dan de gewone formule «drukken en ronddeelen"
bezigt, de stukken in handen der leden, en door de
pers onder de oogen van de duizenden belangstellen
den in den lande konden zijn gebracht?
Eert overzicht van de voornaamste wijzigingen
v in de Grondwet zal morgen als bijblad van
dit nummer worden verzonden.
GOES, 23 Maart 1885.
De Ministers van Binnenlandsche Zaken en van
financiën hebben hunne Memorie van beantwoording
ingezonden over het wetsontwerp tot wijziging van de
artikelen 240, 242 en 247 der gemeentewet.
Wat de financiëele politiek der Regeering betreft,
heeft zij er vóór alles naar gestreefd om naar haar
beste vermogen, èn door bezuiniging, voor zoover zij
die zonder schade voor den openbaren dienst mogelijk
achtte, èn door aanvulling der gewone middelen het
onloochenbaar tekort op de gewone inkomsten te doen
verdwijnen. Of het nu aan den toestand, waarin wij
op staatkundig gebied thans verkeeren, dan wel aan
de voorstellen zelve heeft gelegen, dat daaromtrent geene
overeenstemming verkregen is, meenen de Ministers
gerust in het midden te kunnen laten. De afkeuring
dier voorstellen ontslaat echter de Regeering niet van
haren plicht om de vereischte aanvulling der midde
len langs anderen weg te zoeken.
Wat betreft de terugname van een vijfde van het
per-$£">eel. Aequivalent voor de gemeenten zullen de
MinSteis zich niet verdiepen in retrospectievelijke be
schouwingen over het verhand tusschen de wijziging
der wet op het lager orderwijs en de wederindiening
van dit wetsontwerp. Zij zijn van ooi deel, dat de dek
king van het tekort in 's Rijks inkomsten voor een
deel in vermiudering der uitkeeringen aan de gemeen
ten moet worden gevonden, en dat de gemeenten
hoofdzakelijk bij directe belastingen moeten leven,
alsmede dat op dit oogenblik geen nieuwe directe
belasting voor het Rijk met kans op goeden uitslag
kan worden voorgesteld. Uit het Voorl. verslag blijkt
dat de meerderheid der Kamer bedenking heeft tegen
de uitbreiding van de bevoegdheid der gemeentebe
sturen tot het heffen van opcenten op de grondbe
lasting, althans op de ongebouwde eigendommen. De
Ministers kunnen toegeven dat de tegenwoordige ge
drukte toestand van den landbouw niet zonder grond
tegenover de uitbreiding der bedoelde bevoegdheid
is aangevoeld, en zij zien er van af, dit voorstel,
tegen de verklaarde meening van de meerderheid der
Kam *r in, te handhaven. Met de meeste belangstel
ling hebben zij verder nagegaan de middelen, die in
het Voorl. verslag worden aangegeven teneinde op
eene andere wijze het doel, betweik zij zicb bij 4e
indiening van dit wetsontwerp hebben voorgesteld, te
bereiken. Na rijp beraad zijn zij gekomen tot de vol
gende wijziging van het gedane voorstel.
liet Rijk keere voortaan aan de gemeenten jaar
lijks uit
lo. een vast bedrag gelijkstaande met 4/t van de
zuivere opbrengst van de hoofdsom van de Rijksbelas
ting op het peisoneel over het dienstjaar 1884/85.
'2o. de zuivere opbrengst van tien der opcenten
door het Rijk op de grondbe'astiug op de ongebouwde
éigeirdbmmèn.
Bij de Memorie is gevo-gd een gewijzigd wetsont
werp, dat de volgende artt. bevat:
Art. I.
In art. 240 der wet van 29 Juni 1851 (Staatsblad
no. 85), gewijzigd bij de wet van 7 Juli 1865 (Staats
blad no. 79), wordt de zinsnede onder lo. gelezen
als volgt
»lo. jaarlijks geheel of gedeeltelijk beschikken over:
a. eene som, gelijkstaande met tter vijfde gedeelten
van de zuivere opbrengst van de hoofdsom der rij ks
belasting op het personeelover het belastingjaar
1884—1885 in hunne gemeente geheven;
b. over de zuivere opbrengst van tien der opcenten,
die vanwege het Rijk worden geheven op de grond
belasting op de ongebouwde eigendommen in hunne
gemeente.
Art. II.
Art. 242 der bovengenoemde wet wordt gelezen
als volgt:
«Het getal der opcenten op de grondbelasting kan
voor de gebouwde eigendommen tot zestig, voor de
ongebouwde tot tien gaan. Bovendien kunnen, indien
door het Rijk minder dan tien opcenten op de grond
belasting op de ongebouwde eigendommen worden ge
heven, de gemeentebesturen het daaidoor aan de in
art. 240, 1°, 6, vermelde Hitkeering ontbrekend getal
opcenten zelve heffen".
Art. III.
Art. 246 der bovengenoemde wet wordt gelezen
als volgt
«Heffing van opcenten op de hoofdsom der personeele
belasting is niet geoorloofd, tenzij de opcenten op de
hoofdsom der grondbelasting op de gebouwde eigen
dommen tot veertig en die op de hoofdsom der grond
belasting op de ongebouwde eigendommen tot tien zijn
opgevoerd en een hoofdelijke omslag of andere directe
belasting worde geheven, welker opbrengst met het
bedrag der te heffen opcenten op de perconeele belas-
sting minstens gelijk staat".
Art. IV.
Deze wet treedt in werking op 1 Mei 1885.
De opcenten op de grondbelasting op de gebouwde
eigendommen, tot heffing waarvan de raden der ge
meenten in den loop van het jaar 1885 onder Onze
goedkeuring besluiten, worden over dat jaar door
's Rijks ambtenaren krachtens suppletoire kohieren
ingevorderd.
Over 1885 worden ter uitvoering van art. 240, 1°.
b, 8/12 der daar bedoelde som aan de gemeentebe
sturen uitgekeerd. Over de opbrengst van het belas
tingjaar 1884/85 ontvangen de gemeenten ten volle
4/5 gedeelten van de hoofdsom en Rijksoprenten van
de belasting op het personeel.
Bij dit gewijzigde voorstel behouden dus de ge
meenten het 4/5 van de hoofdsom van hel personeel,
tot een vast bedrag, zooals di) over 1884/5 was.
Het tegenwoordig wordt berekend van de hoofd
som en de rijlisopcenten, zoodat de gemeenten in elk
geval verliezen zouden. Voor Goes is voor84/85 geraamd:
hoofdsom f 19156,59
rijksopceuten 3831,34'
f 22987,93»
waarvan V» bedraagt 18390,34".
Wordt het voorstel wet, dan krijgt Goes slechts
S van 19156,59 15325,28 of f 3065 per
jaar minder, waartegen echter staan 10 njks-opcen-
ten op de grondbelasting op de ongebouwde eigen
dommen zijnde naar den maatstaf van 1884/85
f .306.
Voorts wordt dan den gemeenten bevoegdheid ge
geven op de grondbelasting voor de gebouwde eigen
dommen 60 in plaats van 40 opcenten te heffen,
wat echter natuurlijk eene verhooging van plaatselijke
belasting zou zijn van 1560, met de bovenge
noemde van het Rijk verkregen wordende ƒ306 nog
een tekort latende van 1200 om het verlies
der f 3065 te equivaleeren.
Vermoedelijk zal op Donderdag 23 April a. s.
door de Rotterdamsche afdeeling van de vereeniging
«Het Nederlandsch Tooneel" in de sociëteit V. O.
V. opgevoerd worden«Platijn en C°." van Rosier
Faassen.
Een twintigtal leden en geïntroluceerden waren
Zaterdagavond in de Hoogere Burgerschool opgekomen,
om de vierde en hoogstwaarschijnlijk de laatste cur
sus vergadering bij te wonen, vanwege de werklieden-
vereeniging «Eigen Hulp" alhier gehouden.
Als spreker trad op de heer P. C. F. Frowein, die
tot onderwerp had gekozen «Galvanische Electriciteit."
In 't kort herhaalde spr. het vroeger door hem over
dit onderwerp behandelde en bracht vervolgens de
electrische stroom in toepassing op het nurwerk, het
gehoor, (bij wijze van telephoon) en ten slotte op het
licht. In korte woorden schetste spreker den beroemden
Amerikaan Thomas Alva Edison, aan wien op het
gebied van electriciteit veel is te danken. Dat het niet
aan opmerkzaamheid ontbrak bewees het herhaaldelijk
vragen over hetgeen niet genoegzaam werd begrepen.
De opgekomenen zeggen den heer Frowein dank voor
zijne leerzame voordracht.
Tot president van den Hoogen Raad is benoemd
Mr. J. G. Kist, thans raadsheer.
De rijksambtenaar 2e klasse P. Both, tevens
deurwaarder bij de belasting te Kolijnsplaat, wordt
met 1 Mei overgeplaatst naar Vlissingen (Havendienst
(M. Ct.)
Met ingang van 1 Mei a. s. zijn o. m. verplaatst
de commiezen bij 's Rijks belastingen: F. J. Hufkens
van Walsoorden naar Kortgene, L. Hülzenspies van
Hulst naar ILinkenszand.
Z. M. heeft dr. E. Giltay, te Leiden, met intrang
van 1 April, benoemd tot leeraar aan de Rijksland
bouwschool.
De St. Cl. bevat de statuten der naamlooze
vennootschap «Middelburgsche Telephoon-maatschappij
te Middelburg.
Em jrarlijksch pensioen van ƒ62 is verleend
aan R. Jobse, gew. brieven- en telegrambesteller te
Kortgene.