1884. N°. 153. Donderdag 25 December. 719te jaargang. DE PATENTEN Het koloniaal debat. -tfS^CSsCïsC&Gï^- GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75, Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct. In ens land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoepers en Postdirecteuren. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing devzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel. Uitboofde van het Kerstfeest zal er Vrijdag a. s. geen noininrr van dit blad verschijnen. over het 2e kwartaal van het dienstjaar i884/S5 kun nen ter Secretarie afgehaald worden, van Zaterdag den 27 December 1884 tot en met Zaterdag den 3 Januari 188», uitgenomen des Zondags, dagelijks van des voormiddags 9 tot des namiddags 2 uren, en zullen daarna door den deurwaarder der directe belastingen onverwijld aan de patentplichtigrn worden uitgereikt tegen betaling van 10 cents, waartoe dan den 5 Januari 1885 en volgende dagen zal worden overgegaan. Goes, den 24 December 1884. De Burgemeester van Goes, J. G. DE WITT HAMER. (Ingezonden.) De beraadslaging over de Indische begrooting heeft ditmaal meer dan ooit ren staatkundig belang gehad. Het is toch een teit, dat niet te allen tijde viel waar- tenemen, dat thans de Gouverneur-Generaal van Indië en het opperbestuur in Nederland volkomen eenstem mig handelen. Men zou kunnen zeggen dat de groote vraagof het goed te keuren is, dat een zoo reusachtig groote kolonie als onze Oost-Indische bezittingen van het Plein te 's-Hage uit wordt bestuurd, door de omstandigheden feitelijk is opgelost. De heer Van Rees is eene te krachtige persoonlijkheid en kent Indië te goed om de leiding van een minister van koloniën noodig te hebben. Omgekeerd weet de heer Sprenger Van Eyk, welke de tegenwoordige behoeften van Indië zijn en dat de heer Van Rees de man is om die te vervullen. Ongelukkigerwijze valt het optreden vari deze twee bekwame en homogene staatslieden in een tijdperk, waarin zoowel in Indië als in Nederland alle pogingen moeten aangewend worden om de begrootingen slui tende te krijgen. De heer Van Eyk heeft op eigenaardige wijze dit doel voor Indië weten te bereiken. Hij heeft de ont vangsten opgedreven door in de begrooting de belas tingen voor den inlander (op het slachtvee, op de tabak, op de vreemde Oosterlingen) optedrijven en de uitgaven zooveel mogelijk te besnoeien behalve voor de spoorwegen. In een enkelen scherpen trek heeft de beer Des Amorie van der Hoeven het stelsel van den minister aangegeven. Als men beweert dat voor zulke buitengewone uit gaven als voor spoorwegaanleg (5 millioen staan daarvoor op de begrooting uitgetrokken) mag worden geleend, plaatst de heer Van der Hoeven zich op het standpunt des Ministers en zegt: sNeen, zoolang de bronnen, waaruit in Indië mijne inkomsten vloeien, zijn van den tegenwoordigen aard, zoolang zij niet de vastheid hebben van de inkomsten die den Minister van Financiën in Nederland ten dienste staan, mag ik ook in Indië niet leenen voor de uitgaven, waar ik in Nederland wel voor leenen mag. De tijd zal komen, ja zij is met zekerheid te voorzien, dat de opbrengst uit de producten nog zeer zal verminderen. Met zekerheid althans is dit te zeggen van de suiker met waarschijnlijkheid van de koffie, niet alleen met het oog op de prijzen van dat product, maar ook met het oog op de cultuur, die niet altijd op dezelfde hoogte zal kunnen blijven als waarop zij thans ge komen is. Geheel hetzelfde is, met den wensch en de medewerking van de Regeering, te zeggen van de opium, dat bederf van Indië. En juist omdat ik met zekerheid voorzie dat mijne tegenwoordige inkomsten verminderen zullen, daarom moeten wij ons uitstekend belegd spoorwegkapitaal onaangetast bewaren, als het kapitaal voor de toekomst, waarvan men later, onder welken vorm dan ook hetzij door eigen exploitatie of door verkoop aan particulieren op het gelegen oogenblik vruchten zal kunnen trekken, die ons in staat zullen stellen te voorzien in hetgeen wij dan van onze thans genoten inkomsten zullen ontberen". Voor dit standpunt is zeker veel te zeggen, maar het valt niet te loochenen, dat de verhoogde druk op den inlander gelegd, de inkrimping van nuttige werken, de besnoeiing van het onderwijs zaken zijn, die met het programma der liberale partij niet te best kloppen. De heeren Van Dedem, Van Gennep en De Bruyn Kops hebben dan ook met warmte het tegenwoordig stelsel bestreden en vooral getracht den Minister te stellen tegenover den heer Van Rees. Het was te voorzien, dat die poging mislukken zou. »Ik stel er eene eer in", zeide de Minister, smet den Gouverneur-Generaal in de eerste plaats daarin homo geen te zijn, dat ook ik een warm kloppend hart heb voor de belangen van Indië en van den inlander. Ik stel het op prijs dat dit erkend geworden is, omdat de schijn zoo licht kan zijn tegen iemand die voor atellen meent te moeten doen als waartoe ik mij ver plicht zie, voorstellen die zouden kunnen doen ver moeden dat ik hardvochtig ben en niet let op bet heil van den inlander, maar alleen op het belang valt de schatkist. sDaargelaten de vraag of dat verstandig zou zijn, en of het niet juist een bewijs van groote bekrompen heid zou wezen als men meende dat de schatkist wei kan varen als het de bevolking niet goed gaat, wijs ik er op dat mijn voorstel alleen ten doel heeft om niet te veel op de toekomst te laten aankomen en ook het tegenwoordig geslacht datgene te laten dragen wat onvermijdelijk is. En zou ik daarom geen hart hebhen voor Indië sNu heeft de Gouverneur-Generaal met zijne kennis van de toestanden, met zijn erkend warm hart voor Indië en voor de Indische bevolking zich niet alleen door anderen laten voorlichten, maar ook persoonlijk onderzocht wat er ontworpen was voor de verbetering van het belastingstelsel, en daarop heeft de Gouver neur-Generaal, zich vereenigende met die ontwerpen, voorgesteld om de machtiging des Konings voor de invoering te vragen." Er was voor de liberalen in deze omstandigheden niet anders te doen dan zich bij deze begrooting neder te leggen. Door haar te verwarpen, door de belasting voorstellen aftekeuren zou het deficit op de begrooting niet alleen belangrijk gestegen zijn, maar èn de heer Van Rees èn de heer Van Eyk zouden voor hunne waardigheden bedankt hebben. Dit was het wat het staatkundig belang uitmaakte. De anti-revolutionairen hebben dit begrepen en er partij van getrokken op eene wijze, die pleit voor hunne parlementaiie tactiek. De heeren Keuchenius en Lohman stelden namelijk de volgende motie voor: nDe Kamer, vooralsnog niet overtuigd dat de door de Regeering voor Nederlandsch-Indië beoogde belasting hervorming, voor zooveel daarvan blijkt uit de door haar overgelegde ontwerpen en medegedeelde plannen, doeltreffend zijn zoude, gaat over tot de orde van den dag." Het is duidelijk dat deze motie, evenals de ver maarde motieKeuchenius van 1866, voor bet minis terie en den Gouverneur-Generaal doodelijk was. De minister Heemskerk haastte zich dan ook om de ka- binetsquaestie te stellen. De heeren Keuchenius en Lohman verzekerden wel dat de motie doodonschuldig was, maar de Tweede Kamer begreep het zeer terecht anders. Behalve alle anti-revolutionairen verklaarde de ge- heele Kamer zich tegen deze motie, welke eene poli tieke crisis ten gevolge zou gehad hebben. Zelfs de liberalen, die het warmst hadden gepleit tegen de staatkunde van den tegenwoordigen Minister van Ko loniën, konden niet in den strik loopen, door de anti revolutionairen gespannen. Toch was de politiek der anti-revolutionairen zeer begrijpelijk. Zij zijn thans de strijders voor de rechten der inlanders, zij alleen hebben eene poging gedaan om de uitbreiding van den belastingdruk op de inlan ders tegen te gaan. Zij hebben de mooie iol gespeeld. Niemand iate zich echter misleiden. De liberalen begrijpen dat, nu de harde noodzakelijkheid dringt naar middelen om te zien, om het tekort op de Indische begrooting te verminderen, aan niemand het gezag in Indië beter is toevertrouwd dan aan den heer Van Rees. De noodzakelijkheid dwong dezen te handhaven. De anti-revolutionairen hebben tegen dezen land voogd vooral hoog laten klinken het argument, dat hij in eene proclamatie aan de Atjehers zich heeft beroepen op God, op den God der Mohamedanen. Wil men weten, waarin die ergernis eigenlijk schuilt, de heer Keuchenius heeft het in de volgende woorden vrij duidelijk gezegd: »Die proclamatie maakt zelfs melding van den Koran, en de bevolking, gehoor wenschende te geven aan den op zichzelven uitnemenden raad van den Gouver neur-Generaal, is verplicht voor de kennis van den wil des Allerhoogsten haar toevlucht te nemen tot dat boek, hetwelk voor haar het beste der boeken is. Hoe moet ik dan niet mij er over verwonderen, dat, terwijl die Landvoogd in Nederlandsch-Indië de Mahomedaansche bevolking aldus aanspoort tot raad pleging van haren Koran, hij hier te lande met ge heel zijne partij steeds heeft tegengestaan de anti- revolutionnaire partij, als deze ijverde voor de toela ting, de verspreiding en de waardeering van haar beste der boekenden Bijbel. En kan ik mij evenmin begrijpen, hoe die Landvoogd hier te lande zijne stem heeft kunnen onthouden aan eene motie, die de strek king had te doen verklaren dat de verkondiging van het Evangelie niet mocht worden afhankelijk gemaakt van bezwaren, die men mocht hebben tegen de koe pok-inenting." Het mag hier herinnerd worden hoe de Engelsche generaal Gordon, dezelfde die thans bevel te Khartoum voert, niet anders handelde. Men weet dat deze krijgs man door en door puritein is, en toch, toen hij ontdekte dat in zekere plaats in Egypte de Egyptenaren eene moskee voor buskrnitmagazijn hadden doen inrichten, liet hij onmiddellijk den tempel herstellen, met groote plechtigheid wijden, en stelde hij mahomedaansche geestelijken aan op goede traktementen. Gordon toonde zich daardoor een man van beter politiek inzicht dan onze puriteinen, die indertijd sterk hebben afgekeurd dat onze regeering de in Atjeh ver nielde moskee weder liet opbouwen. Slechts blinde geloofsdrift kan er dan ook toe leiden, dat men geen rekening zou houden met de godsdienstige toestanden in een overheerscht land. GOES, 24 December 1884. Gisteravond lia) in het koffiehuis sDe Prins Van Oranje" de aangekondigde vergadering plaats van belangstellenden in de verkiezing voor een lid van den gemeenteraad op 8 Januari a. s., waartoe 31 personen waren opgekomen. Nadat eene vacature, in het comité ontstaan door het bedanken van den heer J. J. Ramondt, was aangevuld door de benoeming van den heer S. J. J. De Jonge Mulock Houwer, die zich deze benoeming liet welgevallen, werd de candi- datenlijst geopend en daarop een zestal personen ge bracht, waarvan echter twee onmiddellijk verzochten niet in aanmerking te komen. Achtereenvolgens werden nu besproken de heeren D. Hildernisüe, L. M. Van Campen, W. J. Van Gor- kom en S. J. J. De Jonge Mulock Houwer. Toen ten slotte tot stemming werd overgegaan verkreeg de heer D. Hddernisse 7, de heer Van Campen 5, de heer Van Gorkom 6 en de heer Houwer 13 stemmen, terwijl bij de daarop gevolgde herstemming de heer Houwer 17 en de heer Hildernisse 13 stemmen ver wierf, zoodat de heer S. J. J. De Jonge Mulock Houwer, die verklaarde de candidatuur te aanvaarden, als can- didaat der vergadering werd geproclameerd. Aan een ons toegezonden lijst, vermeldende de bedragen, in de verschillende gemeenten bijeengeza meld ten voordeele van de Maatschappij van welda digheid, ontleenen wij voor de navolgende plaatsen de daarachter geplaatste cijfers Goes f 126 36 Bor- selef 18.75; Kolijnsplaat en Kortgene f 26 Driewegen f3.51 Ellewoudsdijk f 4.41 's Heer Abtskerke f7.25 's Heer Arendskerke f 10 88 's Heerenhoek f3.08 Heinkenszand f 18.02 Kapelle f27.05% Kattendijke f 10.11; Kloetinge f21.85; Krabbendijke ffl.04% Kruiningen f 16.45; Middelburg f427.43; Nisse f6.50% Oudelande f2.65Ovezand f5.26; Rilland- Bath f27.47; Schore f 4.73; Tolen f 41.40; We- meldinge f 13.20; Wissekerke f35.23; Wolfei tsdijk f24.90; Ierseke f22.32; Zieriksee f60. Bij Kon besl. is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend aan F. C. Kohier, als lid van het best. der waterkeering van het calamiteuse watersch. Nieuw Bommenede, en is benoemd tot gezw. van den On rustpolder J. L. Markusse. Bij kon. besl. is op zijn verzoek eervol ontslag verleend aan G. E. Serrarens, als 2de luit. bij het 4e bat. rust. schutt. in Zeeland, en zijn bij de rust. schut terijen in deze provincie benoemdbij het 5de bat. tot kapt. P. A. De Ridder, thans le luit.tot leu luit. F. M. Verwilghen, thans 2de luit.tot 2den luit. H. P. Callenfels, thans schutter. Bij kon. besluit zijn benoemd met ingang van 1 Januari a. s. tot burgemeester van Kats, van Kolijns plaat en van Kortgene mr. L. A. Bybau met ingang van 3 Januari a. s. tot burgemeester van Kapelle P. J. Van der Mandere. Sint-Maartensdijk. De heer J. Veele, Organist bij de Ned. Herv. gemeente alhier, hoopt den 2en Januari a. s. den dag te herdenken, waarop hij vóór 25 jaren, als organist dezer gemeente werd aangesteld. Op nog zeer jeugdigen leeftijd werd hij voor immer van het aanschouwen der aardsche voorwerpen verstoken, moest hij voor altijd het edelste van 's menschen zintuigen, het gezicht, missen. In 1837 werd hij opgenomen in het instituut voor blinden te Amsterdam, waar hij tot 1852 zijne opleiding genoot, en toen eervol ontslagen, en bekwaam voor zijne taak weder tot zijne moeder lijke woning keerde. Daar bleef hij nog 8 jaar op eigenaardige wijze in zijn onderhoud voorzien, tot in 1860 het kerkbestuur, bij het aanstellen vaneen organist zijne keuze op hem liet vallen. Sedert is de heer Veele hier onafgebroken werkzaam geweest, en naar ons gevoelen op eene zoodanige wijze, dat het hem dien dag van de zijde der ingezetenen ook niet aan blijken van deelneming zal ontbreken. Wij hopen dan ook, dat zijn kundige hand nog tal van jaren ons de begeleidende muziek bij ons kerkgezang verschaffen moge. De heer Folkersma, collecteur van de Staats loterij te Groningen, heeft bij adres aan de Tweede i Kamer bedenkingen ingebracht tegen het adres der Amsterdamsche collecteurs. Volgens hem wordt door de voorgestelde prijsverhooging der loten »niet alleen 1 de financicele en maatschappelijke positie, maar zelfs de kostwinning van vele collecteurs en debitanten zeer ernstig bedreigd". Na een en ander met cijfers te hebben toegelicht, geeft adressant den wensch te ken nen dat zijne bezwaren de Kamer aanleiding zullen geven lom de harde maatregelen, in het Regeerings- ontwerp vervat, zoo te verzachten, dat er een middel weg worde gevonden, waardoor de belangen van den Staat worden behartigd en tevens aan de collecteurs een fatsoenlijk bestaan blijft verzekerd." Nadat de heer Van Seters, een der chefs van de firma Bekker, Van Seters en Van Hattem, in persoon te Panama het voorloopig aangenomen werk, het slechten van een berg, heeft onderzocht, hebben deze heeren dit werk nu definitief aangenomen. De aanneming gaat per kubieken meter en kan op om streeks 40 millioen geschat worden. Het is aangenaam dat de heer De Lesseps er hoogen prijs op stelt, dit kolossale werk in handen van Nederlanders te zien. (A'. It. Ct.) Naar wij vernemen, zegt het Vaderland, hebben eenige heeren het mitiatiet genomen om te overwegen, of het mogelijk zou zijn uit particuliere bijdragen een fonds bijeen te brengen, om de Nederlandsche nijverheid in staat te stellen behoorlijk vertegenwoordigd te wor den op de tentoonstelling te Antwerpen. Dat enkele Kamerleden behooren tot hen, die voor eenige dagen met dit doel eene bijeenkomst hebben belegd, heeft waarschijnlijk aanleiding gegeven tot het bericht,'dat van eenige Kamerleden het iniliatief zou uitgaan om alsnog eene rijksbij li age te verkrijgen. Zijn wij wel ingelicht, dan is hiervan geen sprake. Door het ontslag van eenige ambtenaren bij het Departement van waterstaat waren over den dienst' van 1884 eenige duizenden gulden minder uitgegeven, dan de raming bedroeg. Zijn wij wel ingelicht dan heeft de Minister van waterstaat dezer dagen als tij-- delijken bijslag van traktement aan een groot aantal ambtenaren eene geldelijke toelage over 1884 toegekend. Daar in Frankrijk de cholera asiatica heeft opge houden epidemisch te heerschen en in België gedurende de maanden November en December geen enkel geval dezer ziekte is voorgekomen, wordt met ingang van 27 Dec. a. s. de ministeriëele beschikking van 10 Nov. jl., waarbij in- en doorvoer van lompen, gebruikte kleedingstukken en ongewasschen lijf- en beddegoed aan de zuidelijke grenzen des Rijks is verboden, gewij zigd in zoover, dat het verbod niet meer toepasselijk is op een bagage van reizigers. In de vergadering van industriëelen, die gisteren te Amsterdam gehouden is, hoofdzakelijk met het doel om middelen te beramen, ten einde Nederland èene waardige plaats op de Antwerpsche tentoonstelling te doen innemen, is na eenig debat de volgende motie voorgesteld: ïDe vergadering besluit in beginsel dat het wenschelijk is, door het verzamelen van bijdragen ten behoeve eener waardige vertegenwoordiging op dë tentoonstelling te Antwerpen, blijk te geven van haar belangstelling in de Nederlandsche nijverheid en van hare warme sympathie voor België, »Ten einde aan dit besluit uitvoering te geven, wordt eene commissie benoemd, tot welke* samenstelling in de eerste plaats worden uitgenooligd de burgemeesters van Amsterdam, Rotterdam en 's-Hsge, de Voorzitter en de beide Secretarissen en de Penningmeester der hoofdcommissie, de Voorzitters van de Kamers van koophandel hier te lande, verder zoodanige industriëelen en belanghebbenden, als door de aldus gekozeien zullen worden aangewezen. »De Commissie vaardige een circulaire uit, door tusschenkomst der Kamers vankoophandelte verspreiden, ten einde door de medewerking dier Kamer de bij dragen te verzamelen. Deze verspreiding en inzameling geschiedt met redelijken spoed, zoodat de uitkomst op 15 Januari aanstaande bekend zij en eene eindbeslissing genomen worde. De zetel der commissie zij te 's-Hage, teneinde de samenwerking met de hoofdcommissie daardoor bespoedigd en vereenvoudigd worde. De hoofd commissie worde uitgenoodigd tot 16 Januari aanst. zich niet terug te trekken, opdat zij, daartoe financieel in staat gesteld, gereed en bereid zij het mandaat te aanvaarden en ten uitvoer te brengen, baar door het Nederlandsche volk toetrouwd." De eerste paragraaf dezer motie werd bij acclamatie goedgekeurd. De Voorzitter deelde mede, dat de bur gemeesters van Amsterdam en den Haag hunne mede werking reeds hebben toegezegd. De overige paragrafen werden mede goedgekeurd, onder dien verstande dat de commissie rekening zal houden met de groote vereenigingen, vertegenwoor digende den handel en de nijverheid, en met zedelijke lichamen die tot het doel kunnen medewerken. De Voorzitter deelde ten slotte mede als een bewijs van gewaardeerde medewerking, die te wachten is, dat Z. M. de Koning de eerste inzender is ter ten toonstelling, waarvoor hij de hem aangeboden huwe lijksgeschenken en andere voortbrengselen onzer nijver heid beschikbaar heeft gesteld.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1884 | | pagina 1