hun bediende eens een extra postje wenschten
te bezorgen konden de onderwijzers in de kerk
een groote keel openzetten, dan was dit al aan
beveling genoeg om tegelijk met de andere be
kende kerkelijke baantjes ook dat van school
meester te bekleeden. En niet zelden gebeurde
het, dat de meester bij de richtige vervulling
van al deze betrekkingen, ook nog tijd vond om
het vak van baardscheerder of tapper uit te
oefenen.
Wat er van zulke lui verwacht kon worden,
om de jeugd nuttige kundigheden te leeren en
het kinderlijk gemoed te vormen, was natuurlijk
bitter weinigwat men te zien kreeg was zoo
mogelijk nog mindermen kende ook hier aan
de vruchten den boom Bij het 50jarig feest
der Maatschappij tot N. v. 't A verklaarde
Mr. Van Hall zich nog zeer goed den tijd te
herinneren, waarin nog sommige rechtbanken, in
het beschaafdste gedeelte des lands, waren saam-
gesteld uit leden «van welke weinige de eerste
beginselen der rekenkunde verstonden, velen niet
lezen, sommigen zelfs hunne namen niet schrijven
konden".
Om een klein denkbeeld te geven van de ei-
schen, welke in dien tijd den onderwijzer gesteld
werden, volge hier nog eene aanhaling uit het
zoo even genoemde reglement voor de Goesche
scholenDe bequaeinheyt bestaat o. a. daarin,
dat zij (de onderwijzers) niet alleen (let op
dat niet alleen) gedrukte boucken ende ge
schrevene brieven promptelyck spellen ende lesen,
een goede handt schrijven, de gemeensaeinste
psalmen Davidis bequamelvck singhen en ter
nooddruft conuen rekenen ende cyferen, maer
ook vrome, Godtsalige luyden sijn, in de fonda
menten van christel. gereform. religie wel ervaren,
zijnde ledematen der gereform. kerke, hebbende
een wel geschikte familie en een goede methode,
om de jeucht ten spoedigste met getrouwe neer-
slicheit te connen leeren".
Dat er aan die «goede methode" nog wel
wat zal gehaperd hebben, laat zich, al het voor
gaande in aanmerking genomen, denken. Toen
dan ook in 1768 genoemd reglement werd her
zien en geampliëerd, zoo het heette (want de
ampliatie beteekende bitter weinig,) klaagde het
bestuur der stad Goes zeer over het aanmerke
lijk verval in zake het onderwijs der jeught
in 'i lezen, schrijven en gronden van den
waren godsdienst. Vooral het laatste
verdient opmerking; en wel om de omstandig
heid, dat de klacht werd geuit in een tijd toen
het onderwijs zoo zeer onder den invloed der
kerk was en juist het godsdienstonderwijs boven
aan stond. En, ondanks al dat opdreunen van
formulieren en gebeden, heerschte er dan ook in
de school geen christelijke, goede, liefdevolle geest.
Orde en tucht werden gehandhaafd met paarden
middelen stilzitten was de boodschap of de leer
ling maakte kennis met rotting of plak. Een
vriendelijk woord kon er voor hem niet op
overschieten, wanneer hij op het goede pad moest
worden gebracht. Alles ging op denzelfden stroe
ven, afgemeten toon, en gemaakte deftigheid in
spreken en handelen moest bij den onderwijzer
het gemis aan wetenschappelijke en kinderkennis
zooveel mogelijk verbergen en vergoeden Dat dit
niet heilzaam werkte, spreekt van zelfvrees
voor den onderwijzer en voor de school was er
het gevolg van. 't Is treurig om het te moeten
zeggen, maar het was zoo in zeker opzicht waren
de kinderen uit de laagste standen der maatschappij
er liet best aan toe, daar zij, ten minste in de
•groote steden, meestal niet schoolgingen, want
het schoolgaan was eene ware marteling. Maar
daartegenover stond ook, dat zij veel kans hadden
geheel te verwilderen en ballasten der maatschappij
te worden.
Ik meen genoeg gezegd te hebben hoewel
het nog slechts een kleine bijdrage mag heeten
om aantetooiien, dat, behoudens enkele uitzonde
ringen, het onderwijs in dien tijd, door gemis aan
degelijke onderwijzers en behoorlijk en bevoegd
schooltoezicht, weinig of niets beteekende. En
toen men daarvan dan ook meer en meer de
'overtuiging kreeg; toen buitenlandsclie schrijvers
als Voltaire en Rousseau de opvoeding der jeugd
uit een geheel ander oogpunt begonnen te beschou
wen; toen vooral de laatste door de verrassende
denkbeelden in zijn Einile in wegsleependen schrijf
trant en op gemoedelijke wijze meegedeeld de
meer beschaafden begon aantetrekkentoen ook
bij ons te lande zaden van verlichting, hervor
ming, verdraagzaamheid werden uitgestrooid,toen
begonnen ook hier de bestaande gebreken in de
opvoeding des te meer uittekomen en werden
middelen beraamd om daarin verbetering te brengen.
Ons volk nam echter grootendeels slechts dat
gene over van de beweging, die zich in de be
schaafde wereld deed gevoelen, wat met het
nationaal karakter strookte. Niet afbreken maar
opbouwen, niet door ruw geweld maar langs
ordelijken en vredelievenden weg zocht men het
betere te verkrijgen. Het was de reeds in het
begin van mijn opstel genoemde Haarlemsche
maatschappij van wetenschappen, die in 1761 en
1763 door hare prijsvragen over de lichamelijke
en zedelijke opvoeding den eersten stoot gaf en
Jan Nieuwenhuizen aan het denken en werken
bracht. Had deze maatschappij echter meer den
blik op het huisgezin gericht, de Zeeuwsche
maatschappij vestigde het oog op de school en
schreef in 1779 de volgende prijsvraag uit:
«Welke verbeteringen hebben de gemeene of
openbare, vooral de Nederduitsche scholen, ter
meerdere beschaving onzer natie, nog wel noodig?
Hoe zou die op de voordeeligste wijze kun
nen ingevoerd en op een bestendigen voet on
derhouden worden Verschillende verhandelingen
kwamen daarop in, die veel goeds uitwerkten,
en de bronnen werden, waaruit de later gevolgde
schoolwet is gesproten.
Zoo langzamerhand begon het onderwijs een
betere toekomst tegeutegaanook enkele ver
lichte gemeentebesturen sloegen de handen aan
het werk, totdat de hoognoodige algeineene her
vorming werd tot stand gebracht, ja, wel door den
Staat, maar toch op aansporing en met behulp
der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.
Deze toch begon al dadelijk na hare stichting
krachtig optetreden. Krachtig, maar ook hier
evenals op ander gebied met overleg en
behoedzaamheid. Zij gunde den bijbel en de ca
techismus hun plaats op de school, maar toonde
hoe men van die boeken, bij het volk zoo hoog
in eere, een beter, een opvoedkundig gebruik
kon maken. Tegen het gedachteloos opdreunen
van heilige woorden trok zij hevig te velde, terwijl
zij er ten sterkste op aandrong om het leer
stellige, waarvan het kind toch niets kon be
grijpen, te laten rusten. Op liet voetspoor van
hare voorgangsters lokte zij geschriften uit over
natuurlijke eu zedelijke opvoeding en zond die
tusschen 1789 en '97 in het licht. In 1791
verspreidde zij drie brieven aan de schoolhouders
in Nederland om de onderwijzers op het gewicht
hunner betrekking te wijzen en verlichting door
volksopvoeding te verspreiden. Drie jaren later
werden door haar in twee bekroonde verhande
lingen de gebreken in de burgerscholen aange
wezen en zij ging nog verder door wenken te
geven omtrent de verbetering van het eigenlijke
schoolhouden.
Door het verspreiden van beter en waardiger
begrippen omtrent straffen en beloonen trachtte
zij de tucht op redelijker grondslagen te doen
rusten en de onmenschelijke lichamelijke straf
van de school te verbannen zij toonde aan hoe
er, om den leerlust bij de jeugd gaande te
houden, een opgeruimde en gezellige geest in
de school moet heerschen en voor afwisselende
werkzaamheid moet worden gezorgd. In een drietal
verhandelingen van den predikant en later ook
schoolopziener Visser, die door de Maatschappij
werden bekroond, werden de voor- en nadee-
len ter opwekking van den naijver uiteen
gezet; werd gewezen op het wijze en welda
dige der door 's lands hoogere machten vast
gestelde schoolverordeningen en aangetoond, welke
volstrekt noodzakelijke kundigheden er in de scho
len behooren te worden geleerd. Tevens gaf zij
de leerwijze daarvoor aan, vergeleek deze met die
in de Bell-Laneaster scholen in Engeland, en deed
de voordeelen uitkomen van het opvoedingsstelsel
van Pestalozzi boven elk ander, dat enkel werk
tuigelijkheid en dressuur tot grondslag heeft.
In een «Handleiding voor schoolleeraars ten
plattenlande" beschreef zij de wijze, waarop zelfs
in de geringste dorpsschool het onderwijs diende
te worden ingericht tot ontwikkeling van het ver
stand en vorming van het hart, terwijl zij ook
voor de afzonderlijke leervakken, o. a. voor schrijf-
en zangonderwijs, goede leerwijzen aan de hand deed.
Ik zei daar straks, dat de Maatschappij zich
wel wachtte Bijbel en Catechismus van de scholen
te verbannen; maar naast deze werd er toch ook
voor andere en betere sclioollectuur gezorgd. Mar-
tinus Nieuwenhuizen, Buis, Uilkens, Moens, Wes
ter, Van Oosterwijk Hulshoff en andere bekwame
mannen schreven doelmatige lees- en leerboeken;
de Maatschappij zorgde voor eene volledige school
bibliotheek en verspreidde haar werkjes over het
gansche land. Terloops zij hier nog opgemerkt
dat zij zelfs zorgde voor eene betere uitgave van
kinderprenten dan de tot dien tijd bekende, die
over het algemeen vrij onbeduidend, sommige zelfs
gevaarlijk voor de goede zeden waren. De Maat
schappij ontleende de onderwerpen aan vaderlandsche
en bijbelsche geschiedenis, aardrijkskunde en na
tuurlijke historie. En om nu de daad bij het
woord te voegen; om te zorgen, dat hare denk
beelden omtrent opvoeding en onderwijs, omtrent
beloonen en straffen werden toegepast, hare leer
boeken ook werden gebruikt en hare methode van
onderwijs werd gevolgd, stichtte zij met opoffering
van groote sommen scholen, die naar de departe
menten der Maatschappij, welke zich met oprich
ting, onderhoud en beheer ervan belastten, depar—
tementsscholen werden geheeten en waarvan de
eerste die te Groningen was.
Aan het hoofd dezer scholen stond meestal de
keur der onderwijzers, teneinde den kinderen der
departementsleden van het verbeterd onderwijs te
doen profiteeren. Ook kinderen van minvermogen
den werden er kosteloos, anderen tegen een geringe
vergoeding, onderwezen. Doch om aan deze model
scholen, zooals men ze noemen kon, ook flinke
werkkrachten te kunnen hebben, werden ook kweek
scholen voor onderwijzers gebouwd. Oorspronkelijk
bevonden er zich te Amsterdam, te Haarlem, Leiden
en Groningen, doch later vermeerderde hun aantal
aanmerkelijk. Voorts drong de Maatschappij in
adressen er bij de Landsregeering op aan, dat
deze de zorg voor het onderwijs op zich zou nemen
dat zij voor alle kinderen de gelegenheid tot
voldoend onderwijs zou openenvan alle onder
wijzers, zoo bijzondere als openbare, waarborgen
van bekwaamheid en zedelijkheid zou eischen,
en beletten dat er op de scholen lichamelijke
straffen werden toegepast.
Aan den weuscli van het Nut nu, om gepaste
maatregelen te nemen ter verbetering van het
onderwijs, kon de Republiek niet voldoen voor
de school van hare eeuwenoude betrekking tot
de Kerk was losgemaakt, voor de scheiding van
Kerk en Staat had plaatsgehad. Eerst na de staats
omwenteling van 1795 kon de regeering het onder
wijs tot een voorwerp harer bijzondere bemoeiingen
maken. Den 1 Maart 1796, nadat Kerk en Staat
hun huwelijk hadden ontbonden, werd een ontwerp
van nationaal onderwijs aangeboden. Na onder
zoek en rapport werd een commissie benoemd,
om een nader ontwerp samen te stellen. Deze
commissie legde aan het hoofdbestuur der Maat
schappij tot N. v. 't A. 15 vragen voor, waarop
de verlangde antwoorden al spoedig inkwamen,
die onder den titel van «Algemeene denkbeelden
over het nationaal onderwijs" in druk werden
uitgegeven en tot voorlichting dienden aan hen,
die de latere schoolwetten en verordeningen hielpen
tot stand brengen. Omdat het Staatsbestuur toen
echter nog zoo weinig vastheid bezat, kwam er
ook van een betere schoolregeling vooreerst nog
niet veel. Wel volgden de wetten van 1801 en
1803, doch eerst in 1806 kwam de gewenschte
schoolwetwijziging tot stand. Toen ving liet Staats
bestuur aan te bevelen, waar het Nut slechts
raadgeveu kou. Doch aan die Maatschappij de
eer, dat de wetgeving door haar was uitgelokt.
En de bemoeiingen, die zij zich in het belang
van het onderwijs en de ouderwijzers had getroost,
bleven dan ook niet zonder gunstig gevolg. De
leerstof was beter dan vroeger voor den kinder
lijken geest berekend. Hoewel hier en daar uit
gebreid, was zij in zooverre besnoeid, dat het
geestdoodende en leerstellige was verdwenen. De
scholen, voorheen de gevreesde verzamelplaatsen
der jeugd, waren nu veel gezelliger geworden,
door betere inrichting, door onderwijzers, die voor
hunne taak berekend waren, die slag hadden om
met kinderen om te gaan, en die in plaats van
norsche, onkundige en predante tuchtmeesters,
verlichte mannen waren geworden, die op betere
wijze hunne meerderheid wisten te toonen dan
door stok en plak of bespottelijke deftigheid.
In 1809, bij de herdenking van het 25-jarig
bestaan der Maatschappij, kon mr. H. O. Deith
in eene vergadering te Groningen dan ook met
trots getuigen «Treedt nu vrij eene Nederlandsche
school binnen! Hoe aandoenlijk schoon is het niet,
dat aldaar zelfs de kleinste kinderen hunnen on
derwijzer als hunnen vriend beschouwen, en zijne
lessen, die den stijven ernst van den voortijd niet
meer kennen, met blijdschap ontvangen dat zij
menschelijk en zachtmoedig bestuurd en overeen
komstig hunnen aard behandeld worden; dat zij
spelende leeren, en leerende spelendat zij met
eene kennis vervuld worden, berekend naar hunne
zwakke jaren en naar hun feeder brein, en voor
gedragen in eene taal, zoo eenvoudig, zoo duidelijk,
zoo recht kinderlijk, dat zelfs de kleinste knaap
zich licht verbeelden zou, slechts eenen wijzeren
makker te hooreu spreken. Hierin verheft zich
ons vaderland nog boven vele beschaafde landen.
Bijkans nergens is liet onderwijs der lagere scho
len zoo uitmuntend als hier. Deze eer heeft de
Nederlander alleen aan de Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen te danken."
En al was dat „alleen" niet volkomen juist
uitgedrukt, om dat het Nut zonder de hulp van
het Staatsbestuur zeker niet zoo uitmuntend ware
geslaagd, het was toch in hoofdzaak aan den
gunstigen invloed van het Nut te danken, dat de
Neder], natie als het ware intellectueel was ver
jongd, toen in 1813 een Oranjevorst het be
wind in handen kreeg. In hoofdzaak, niet
uitsluitend, omdat ook de Eransche revolutie de
verspreiding van kundigheden onder het volk als
een dure plicht en het hechtste bolwerk van den
Staat leerde beschouwen, en er veel op rekening
van den verbeterden tijdgeest moet worden ge
steld. Maar omgekeerd had, in Nederland althans,
die tijdgeest veel te danken aan de Maatschappij
tot N. v. 't A. Toch was men met de Maat
schappij, al werkte zij zelve tot N. v. 't A., niet
algemeen te vreden. Het hinderde sommigen
dat z ij zich tot patrones over het onderwijs
had opgeworpen zij, in wier geschriften meestal
een wijsgeerig beginsel tot deugdsbetrachting
lag opgesloten. Doch tegenover ontevredenen
hier te lande stonden weer vreemdelingen, wien ons
stelsel van onderwijs juist toelachte en die het
om het zeerste prezen. Cuvier en Noëll konden
in 1811 met ontroering getuigen in ons land
iets gezien te hebben, waarvan zij het bestaan
nooit hadden vermoed, een uitvloeisel der werk
zaamheid van hel Nut: eene armenschool.
De Maatschappij geraakte echter door buiten
gewonen lof evenmin bedwelmd als door tegen
kanting en mindere waardeering ontmoedigd. Zij
ging voort op dan ingeslagen weg het goede te
doen, waar hare hand (of liever hare lianden,
want de departementen steunden haar daarbij
krachtig) het vond te doen.
En waar wij ons alleen tot het gebied van onder
wijs willen bepalen, daar valt nog te wijzen op
hare bemoeiingen in het stichten van bewaar
scholen, waardoor zij zeker met vrucht is werk
zaam geweest. Niet van bewaarscholen in den
zin van bewaar plaatsen, maar in dien van
scholen van voorbereidend lager onder
wijs, welker inrichting van veelbeteekenenden,
beslissenden invloed kan zijn voor het toekomstig
leven van liet jonge kind. En om dat onderwijs
weder aan de beste handen te kunnen toever
trouwen, sticht de Maatschappij ter eere vau Jan
Nieuwenhuizen eene kweekschool, waar goede
bewaarschoolhouderessen kunnen worden gevormd,
in afwachting dat de Staat hoelang zal dit
thans nog wel duren? ook deze taak haar
uit de handen neme.
Toen er klachten over lichamelijken achteruit
gang van ons volk opgingen, werden door het
Nut gymnastiekscholen geslicht; het
verleende steun aan het industriëel-onder-
w ij s, om het bij dat van andere natiën niet
te doen achterstaanhet trachtte ons volks
gezang te verbeterenhet stichtte en sticht
nog scholen voor volwassenen; het
verleent zijn steun aan de zoogenaamde »H u i s-
v 1 ij t" en wijdt zijne zorgen aan het onderwijs van
schipperskinderen; het geeft op de scholen
aan de jeugd gelegenheid zich in het sparen te
oefenenja liet verliest zelfs de lotsverbetering
van onderwijzers niet uit het oog. Doch ik
moet eindigen met te trachten u de nuttigheid
van het Nut aan te toonen, ook waar het op
onderwijsgebied werkzaam was.
Zijt gij na liet gelezene nog versterkt in de
overtuiging want die bestond ongetwijfeld reeds
bij u dat het onderwijs en de onderwijzers veel
aan de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen te
danken hebben, en dat zij daarom op haar hon
derdsten verjaardag ook door onderwijzers niet
mocht worden vergeten, dan heb ik niet te
vergeefs gesproken. Maar dan vind ik zeker ook
instemming bij u, wanneer ik den wensch uit,
dat de Maatschappij nog lang, zeer lang, tot nut
van het algemeen werkzaam moge zijn Dat zij,
als vroeger, voortga onze belangen en die van
onze openbare school voortestaan 1 Ongetwijfeld
zal hare hulp de teekenen des tijds in acht
genomen nog zeer noodig zijn; vooral nu men
niet ophoudt de openbare school te lasteren nu
men niet te miskennen pogingen doet oin haar
omver te halen, en ons onderwijs weer terug te
brengen in den jammerlijken toestand der vorige
eeuw. Een 80jarige strijd heeft ons land gevoerd
tegen Spanje, 80 jaren streed het ook nu reeds
tegen de onkunde. Moge het nooit gezegd kunnen
worden, dat we in dezen strijd ten ondergegaan
zijn, waar we ook in den eersten overwinnaars
blevenlteikeu wij liet Nut de hand, waar het
ons helpen wil in dien strijd. Doen wij on
derwijzers d t door ijverige plichtsbetrachting
door niet alleen het verstand der jeugd te ontwik
kelen, maar vooral door het hart te vormen. Ook
het opvoedend element worde bij het aan
brengen van kennis niet uit het oog verloren
Zoo de openbare school ons dierbaar is, eu wij
haar behoud wenschelijk achten, dan zorgen wij
ook dat geen beschuldiging haar treft, die niet kan
worden weersprokendat zij door ons toedoen
niet in miskrediet worde gebrachtdat zij sta niet
beneden, niet naast, maar, in goeden zin,
boven de bijzondere school.
Goes, 13 Dec. 1884.
Druk. F. Kleeuwens Zoon. Goes.