Leiden's ontzet.
IV. Wordt gelezen het volgende rapport en voor
stel van burg. en weth.
Aan den Raad der gemeente Goes.
Reeds sedert eenigen tijd is er op school B gebrek
aan plaatsruimte. Al de beschikbare lokalen zijn ge
heel door de schooljeugd bevolkt, wier getal aan die
school thans 265 bedraagt.
Reeds bij de vorige aanneming van leerlingen kon
niet aan alle aanvragen worden voldaan en moesten
zelfs kinderen, welke voor school B geclassificeerd waren,
voorloopig naar de scholen A en C verwezen worden.
Bij de jongste aanneming van leerlingen waren wij
verplicht school B geheel uittesluiten, zonder dat ook
de vroeger op de scholen A en C geplaatste leerlingen
naar B konden verhuizen. Dientengevolge zijn er reeds
thans 25 plaatsen te kort, welk aantal, in verband
met de toenemende bevolking, langzamerhand nog
grooter zal worden.
Wij zouden aan de ons bij de wet opgelegde ver
plichtingen te kort doen, indien wij niet trachtten
maatregelen te beramen om de noodige plaatsruimte
aan school B te verkrijgen, waarop dan ook reeds
van de zijde van het schooltoezicht is aangedrongen.
En terecht omdat nu niet alleen geene leerlingen
tot die school kunnen worden toegelaten, maar ook
omdat de overbevolking dier school gedurig leidt tot
eene gedwongen opschuiving der leerlingen in de ver
schillende afdeelingen, wat zeer ten nadeele van den
geregelden gang van het onderwijs en dus ten na
deele der leerlingen moet geacht worden.
Bij de eenigszins ingewikkelde indeeling van het
lokaal, dat tevens woning van het hoofd der school
is, was het geene gemakkelijke zaak om een plan te
beramen, dat bij genoegzame uitbreiding tevens ge
legenheid aanbood om tegemoet te komen aan her
haaldelijk vanwege het schooltoezicht en van de ge
neeskundige autoriteiten gemaakte bemerkingen over
de tegenwoordige indeeling. Een voornaam bezwaar
was steeds de bestaande gemeenschap der woning
van het hoofd der school met de school zelve, wat,
ingeval van epidemische ziekten, al spoedig tot sluiting
der school aanleiding zou geven.
Bouwde men nu eenvoudig een paar lokalen aan
de bestaande, dan werd dit bezwaar niet opgeheven
en werd weder meer gemeentegrond ingenomen, die
tot andere doeleinden kan worden aangewend.
Bovendien meende de districts-schoolopziener zich
te moeten verzetten tegen verdere bijbouwing in den
tuin, omdat, naar zijne meening, dan langzamerhand
eene afzonderlijke school werd gemaakt, welke niet
langer onder éen hoofd met de tegenwoordige zou
kunnen blijven.
Wij meenden daarom aan een ander plan de voor
keur te moeten geven, dat, bij niet meerder kosten,
eene meer afdoende verbetering mag geacht worden
en aan hetwelk door den districts-schoolopziener be
reids goedkeuring is verleend.
Dat plan bestaat in de inrichting van het gebouw
alleen voor school zoodanig, dat daarin aanvankelijk
twee lokalen meer verkregen worden ten dienste van
het onderwijs, terwijl zoo eventueel later nog meer
ruimte mocht noodig zijn, die alsdan voorhanden zou zijn.
De wijze van verbouw blijkt u uit het hierbij over
gelegde plan van den gemeentebouwmeester. De zuid
westelijke vleugel van het gebouw wordt volgens dat
plan zoodanig verbouwd, dat er een boven- en een
benedenlokaal voor het onderwijs beschikbaar komen.
Hierdoor wordt eene plaatsruimte voor ±100 leer
lingen meer verkregen, terwijl zoo later noodig, het
zuidoostelijk bovengedeelte als schoollokaal in gebruik
kan worden gesteld
Wordt dit plan goedgekeurd dan zou het in onze
bedoeling liggen het in 1879 bijgebouwde noodlokaal,
waartegen herhaaldelijk bezwaren zijn geopperd en
waarin tegenwoordig 40 leerlingen zitten, voorloopig
te ontruimen, zonder het evenwel aftebreken, zoodat
het in tijd van nood nog dienst kan bewijzen.
Een gevolg van een en ander is dat het hoofd der
school eene andere woning moet betrekken, en hem
dus de door Gedep. Staten bepaalde vergoeding voor
gemis aan vrije woning, ad 1225 'sjaars, zal moeten
verleend worden. De kosten van den verbouw zeiven
zijn begroot op f7000.
Ook moeten, gelijk u bekend is, in verband met
de wet nog eenige veranderingen aan school C worden
aangebracht. De voortzetting dier verbeteringen, waar
toe reeds in 1882 besloten is en waarvan in 1883 en
1884 een gedeelte is gereed gekomen, zal nu geheel
moeten worden teneinde gebracht, waarvoor, volgens
begrooting van den bouwmeester, eene som van plm.
f 2000 zal noodig zijn
Wij wenschen die afwerking bij dit voorstel te betrek
ken, omdat zij niet op den gewonen dienst van 1885
kan geleden worden en wij nu voor het geheel buiten
gewone middelen wenschen aantewenden. De totaal
kosten van een en ander worden dus geraamd op
plm. f 9000, waarvan het Rijk, volgens art. 45 der
wet van 17 Aug. 1878 (Stbl. no. 127), vergoedt 30
pet. f 2700, zoodat er voor rekening der gemeente
een bedrag van f 6300 overblijft.
Wij hebben het alleszins billijk geacht te trachten
deze som door eene leening te vinden. Wat toch thans
in dezen u voorgesteld wordt is iets dat, ofschoon in
eene oogenblikkelijke behoefte voorziende, ook voor
betrekkelijk vele jaren in de toekomst voorziet. Boven
dien zou de gewone dienst eene dergelijke aanzienlijke
uitgaaf niet toelaten.
Door de welwillendheid van het gasthuisbestuur
bestaat het uitzicht die leening op voor de gemeente
gemakkelijke voorwaarden te sluiten. Dat bestuur
is namelijk bereid, onder goedkeuring van Gedep. Staten,
de gelden aan de gemeente te verstrekken tegen eene
rente van 4 pet. en met bepaling, dat de aflossing
eerst zal aanvangen wanneer de oude gevestigde schuld
geheel zal zijn gedelgd, d. i. na 5 jaren. Alsdan wordt
de gemeente ontheven van eene jaarlijksche uitgaaf
van f 3000 en kan dus de aflossing der nu aan te
gane geldleening geen bezwaar opleveren.
Wij hebben alzoo de eer u voortestellen:
a. te besluiten tot de verbouwing van het gebouw
voor school B, volgens plan en bestek, hierbij overgelegd
b. ons te machtigen voor de dekking der daarvoor
ten laste der gemeente komende uitgaaf, benevens voor
dia ter afwerking van school C, te zamen bedragende
6300, eene geldleening te sluiten bij het Gasthuis-
bestuur tegen eene rente van 4 pet. en eene jaarlijksche
aflossing van 500, beginnende, nadat de gemeente
ontheven is van de aflossing der oude gevestigde schuld,
met bepaling, dat de gewone inkomsten der gemeente
zullen strekken tot betaling der rente en aflossing.
Wordt dit voorstel aangenomen, dan stellen wij u
mitsdien voor de gemeente-begrooting voor 1884 te
wijzigen als volgt:
INKOMSTEN:
Hoofdstuk IV afdeeling I art. 2 Vergoeding door
het Rijk ten bedrage van 30 pet. voor de kosten van
liet onderwijs volgens art. 45 der wet van 17 Augus
tus 1878 (Stbl. no. 127) te verhoogen met f 2700
Hoofdstuk V afdeeling I art. 1 uittetrekken
als Geldleening ter voorziening in de kosten
van den verbouw der lokalen van school
B en van de afwerking van school C, op 6300
Totaal verhoogde inkomsten 9000
UITGAVEN:
Hoofdstuk VII afd. III art. 5 Kosten van
het instandhouden van schoollokalen en
onderwijzerswoningen «te verhoogen met 7000
Hoofdstuk VII afd. III art. 6 Kosten van
het aanschaffen en onderhouden van school-
meubelen te verhoogen met2000
Te zamen 9000
Omtrent den invloed van dit voorstel op volgende
begrootingen meenen wij nog het navolgende te moeten
mededeelen.
Gelijk reeds hiervoren is opgemerkt, zal aan het
hoofd der school eene jaarlijksche vergoeding voor
gemis van vrije woning moeten verstrekt worden van
225, waarvan echter 30 pet. door het Rijk vergoed
wordt; rest alzoof 157,50
De rente der leening ad 4 pet. bedraagt 252,
Zoodat de totale kosten in de eerste jaren f 409,50
zullen beloopen, welke later met de jaarlijksche aflos
sing zal verhoogd worden, terwijl het buiten wonen
van het hoofd der school het aanstellen van een con
cierge tengevolge zal hebben. Tevens zal eerlang een
onderwijzer meer aan school B noodig zijn. Op de
kosten van een en ander is reeds voor 1885 in de
u aangeboden begrooting gerekend.
Aangezien alsdan de schoollokalen in deze gemeente
geheel aan de voorschriften van de wet en de Kon.
besluiten zullen voldoen en er in de eerste jaren van
gebrek aan plaatsruimte, naar het zich laat aanzien,
geene sprake zal zijn, hebben wij de eer tot aanneming
van ons voorstel te adviseeren.
Goes, den 6 September 1884.
Burgemeester en Wethouders,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Hierover heeft eene discussie plaats, waaraan de
heeren dr. Callenfels, jhr. mr. De Jonge van Ellemeet,
jhr. Flugi Van Aspermont, Quist, Van der Hoek,
Kakebeeke, Ochtman, Ramondt en de Voorzitter deel
nemen, en die in een bijblad, op morgen uittegeven,
zal worden medegedeeld.
Het punt werd niet afgehandeld, aangezien de stem
men staakten over een voorstel van de heeren jhr.
mr. De Jonge van Ellemeet en Lambrechtsen, om van
burg. en weth. te verzoeken twee nadere plans voor
eerie uitbouwing in den tuin, en wel éen rechts aan
de zijde van den heer Hildernisse en een in het ver
lengde gedeelte van den gang.
Voor dit voorstel stemden de heeren Lambrechtsen,
jhr. Flugi Van Aspermont, Van der Hoek, Kakebeeke,
jhr. mr. De Jonge van Ellemeet en Quist. Tegen de
heeren Den Boer, dr. Callenfels, Steketee, Van Asperen
Vervenne, Ramondt en Ochtman.
V. Nu wordt gelezen een rapport van burg. en
weth. inhoudende, dat de heer D. De Koning zijn ont
slag heeft gevraagd als marktmeester, en dat de
moeiten, aan de betrekking verbonden, de wijze, waarop
zij werd waargenomen en de vermeerderende opbrengst
van de staangelden, hun vrijheid geven voor te stellen
de jaarwedde te verhoogen met 70 en alzoo te
brengen op /150.Tevens stellen zij voor ƒ15 be
schikbaar te stellen voor het ophalen van het marktgeld.
De heer dr. Callenfels deed het voorstel om eerst
te beproeven sollicitanten op te roepen op de jaar
wedde van 80.
Dit voorstel wordt niet ondersteund.
Het voorstel van burg. en weth. wordt in omvraag
gebracht en aangenomen met 7 stemmen. Tegen de
heeren Den Boer, dr. Callenfels, Steketee, Van Asperen
Vervenne en Quist.
VI. Vervolgens komen in behandeling eenige op
merkingen van Ged. Staten betrekkelijk de verordening
op het brandwezen.
Overeenkomstig het voorstel van burg. en weth. wor
den verschillende artikelen gewijzigd en wordt de ver
ordening daarna in haar geheel opnieuw vastgesteld.
VII Ook wordt behandeld eene opmerking van
gezegd college omtrent de verordening op de publieke
vermakelijkheden, en wel dat niet bepaald mag wor
den, dat voor het opslaan van tenten enz. op par
ticulier terrein vergunning noodig is van burg. en weth.
Het betrokken artikel wordt gewijzigd en de ver
ordening opnieuw vastgesteld.
De vergadering is daarna op de gewone wijze gesloten.
De feestelijke onthulling van het standbeeld
van Van der Werff op de Ruïne werd heden vooraf
gegaan door een grooten optocht van de werklieden-
vereenigingen, die in groepen het ontstaan en de
ontwikkeling in de verschillende tijdvakken en in de
toekomst van Leiden voorstelden.
Te half een kwam de stoet op de Ruïne, die ge
heel gevuld was met menschen en fraai versierd. De
autoriteiten zaten op twee tribunes, terwijl een af
zonderlijke tribune voor zangkoor bestemd was.
Na de uitvoering van Holl's «Oranjevaan" door
Leidens mannenkoor betrad prof. De Vries het spreek
gestoelte. Ia krachtige taal schetste hij den herinne
ringsdag. Leiden heeft niet alleen aan het vaderland
maar der menschheid een grooten dienst bewezen door
opwekking van andere volkeren tot vrijheid en door de
aankweeking daarvan op de academie. Hij bracht hulde
aan het edele driemanschap Van der Does, Van Houten
en-Van derWerlf, als hand, hoofd en ziel van Leidens
verdediging.
Daarna viel het omhulsel weg en het gedenkteeken
van Leidens verlossing en Hollands behoud werd zicht
baar. Het gezang van een 1000 tal schoolkinderen
maakte het oogenblik nog treffender.
Het monument stelt Van der Werff voor staande
en zijn vijanden het «nooit, nooit!" toesprekende.
Prof. De Vries schetste vervolgens de tafereelen op
't voetstuk gebeiteldDe eedsaflegging van jhr. Jan
Van der Does, het gevecht aan de Borhuizer schans,
het ontzet en de dankzegging en bracht ten slotte
hulde aan de ontwerpers de heeren Koelman en Vogel,
de hoop uitsprekende dat het monument de jongeling
schap vooral mocht prikkelen onr aan de deugden der
voorvaderen getrouw te blijven en om met de liefde
voor den geboortegrond niet te spotten.
De burgemeester der stad Leiden, de heer L. M.
De Laat de Kanter, aanvaardde daarop namens de
gemeente het standbeeld, met de volgende woorden
«Meer dan ooit, mijnheer de Voorzitter der Com
missie voor de oprichting van het gedenkteeken van
Leiden's ontzet, gevoel ik heden het groote voorrecht
het hoofd van Leiden's burgerij te zijn, nu ik in haren
naam het kunstwerk mag aanvaarden, zoo even door
U aan de gemeente aangeboden. Wees verzekerd dat
het vertrouwen, waarmede het onder onze hoede wordt
gesteld, niet zal worden beschaamd. Hoog inderdaad
waardeeren wij het voorrecht zulk eene herinnering
aan zulke voorouders te bezitten; die herinnering zal
ons een spoorslag zijn om hunner waardig te leven
en te dienen.
Met U zijn wij overtuigd dat het ons gemakkelijk
zal vallen dit zegeteeken van Leiden's roem te be
schermen wij stellen het volste vertrouwen in de
liefde van Leiden's ingezetenen en ten bewijze daar
van hebben wij de plaats zoodanig aangewezen, dat
elkeen het vrij en onbelemmerd kan naderen.
Ruim drie eeuwen zijn verlöopen sedert de heuge
lijke tijding «Leiden is ontzet!" door Nederland en
Europa klonk, maar nog steeds blijft de 3de Oct.
voor Leiden's bui gerij een dag aan dankbaarheid en
feestelijke herinnering gewijd.
Waar de ingezetenen op zoo treffende wijze de ge
schiedenis der plaats hunner inwoning in eere houden,
kan hun veilig de zorg voor de gedenkteekenen dier
geschiedenis worden toevertrouwd. Op hen rekenen
wij dan ook in de eerste plaats.
Grooten dank zijn wij verschuldigd aan U, hoogge
achte voorzitter en leden der Commissie, voor den
onverdroten ijver en de volharding waarmede gij dit
werk hebt tot stand gebracht. Dank aan allen, die
door hunne milde gaven dank vooral aan de velen
die door het offeren van hun penningske de vol
tooiing van het monument mogelijk hebben gemaakt;
dank aan de kunstenaars, die op zoo schoone en tref
fende wijze het denkbeeld hebben verwezenlijkt; dank
aan de leden der Regeering van land en gewest, die
door hunne hooge tegenwoordigheid aan dit feest luister
bijzetten dank eindelijk aan allen, aan wier krachtige
medewerking wij het welslagen ervan verschuldigd zijn.
Moge uwe bede verhoord worden, Mijnheer de voor
zitter, dat Vader Van der Werff van zijn verheven
standpunt nog lang met welgevallen neerzie op het
geluk en den voorspoed der Leidsche burgerijonze
taak zal het zijn naar hem op te zien, om door zijn
voorbeeld geleerd en gesterkt, zijne voetstappen te
drukken.
In naam der gemeente aanvaard ik hiermede het
gedenkteeken van Leiden's ontzet
Na de uitvoering der hymne van Kücken defileerden
de kinderen voorbij het standbeeld. Zij werden later
in de gehoorzaal onthaald.
Er was veel geestdrift. Het weder was met het
oog op het seizoen vrij gunstig.
De plechtigheid werd bijgewoond door de Ministers
van Buitenlandsche Zaken, van Oorlog, van Marine,
door den Commissaris des Konings en andere auto
riteiten.
Bij de hulde, door prof. De Vries aan de ontwerpers
Koelman en Vogel gebracht, ontvingen die heeren
eenen lauwerkrans Na het uitspreken der rede werd
door het Leidsche studentenkorps een prachtige krans
aan het beeld vastgehecht.
Gemengde Berichten.
Ierseke. In de maand September behandelde het
telegraafkantoor alhier 601 telegrammen tegen 540 in
Sept. van het vorige jaar.
Wolfertsdljk. Hedenmorgen vroeg is opnieuw te
Oud-Sabbinge, nu bij J. V., gelijk vóór een drietal
weken bij J. v. d. G. aldaar, een diefstal van geld,
bij inbraak, gepleegd. Een kleine jongen uit de buurt,
die den inbreker bezig zag, liep nu wel om de be
woners, die op het veld bezig waren, te gaan waar
schuwen, maar toen deze aankwamen, was de daad
reeds verricht en de vermoedelijke dief verdwenen.
Door de ijverige nasporingen der politie was hij even
wel in den voormiddag, even buiten de grenzen der
gemeente, onder 's-Heer Arendskerke, bereids opge
spoord en in arrest genomen.
Volgens opgave van «Veritas" zijn in Augustus
verongelukt 50 zeil- en 13 stoomschepen, waaronder
een Nederl. zeil- en een stoomschip.
Een schutter te Tilburg, wien door het gemeente
bestuur gelast was voor eigen kleeding te zorgen,
weigerde halsstarrig daaraan te voldoen en verscheen
bij elke oefening in bnrgerkleeding, tot groot vermaak
van de schutters en het publiek. Door den schutters
raad veroordeeld, bleef hij steeds nalatig de hem op
gelegde boeten te voldoen. Dinsdagmiddag werd bij de
inspectie de weerspannige voor het front der troepen
in arrest genomen en naar de provoost gebracht.
In den ochtend van 22 Sept. jl. heeft de ge
meente Dordrecht verlaten een heer, leeftijd 40 jaren,
gestalte lang en zwaarlijvig, baard en knevel donker
bruin en vol, wenkbrauwen en oogen donker; ge
kleed met donkergrijze baard, donkerkleurige fantaisie-
jas en lagen hoedzijn ondergoed is gemerkt W. G.;
hij is in het bezit van een nikkel horloge, dat hij
los in den zak droeg en van gouden manchetknoopen.
De commissaris van politie te Dordrecht verzoekt
opsporing en bij eenige ontdekking onmiddellijk be
richt.
Op eene pannenfabriek te Zuijlen is een 64 jarige
arbeider met een zijner handen tusschen eene machine
geraakt, waarna hij uitgleed, zoodat, zich met de
andere hand willende staande houden, ook deze hand
er tusschen geraakte, met het treurig gevolg, dat de
eene hand tot bij den pols, en de andere tot bij den
elleboog verbrijzeld werd.
Zaterdagnacht 11. heeft men in den polder Mid
denstuk, onder Werkendam, den wachter der politie,
een man van 65 jaren, eene som gelds van 34 ont
nomen, en daarna zijn horloge. De dieven hadden hun
aangezicht onkenbaar gemaakt.
In Les Mondes heeft prof. Marlot 't over het
voederen van paarden, en bepaald met haver. Hij zegt,
dat de gewoonte om haver te voeren, wanneer het
dier vermoeid is en honger heefr, niet goe 1 is, wijl
er te veel korrels ongekauwd naar binnen gaan. Ook
is de gewoonte om het paard eerst haver te voeren
en daarna te laten drinken verkeerd. De voordeeligste
wijze van handelen is, het beest eerst eenige rust te
geven, daarna te laten drinken en dan eerst de haver
te geven. In dit laatste geval wordt de haver beter
verteerd, daar zij langer in de maag en de verterings
organen blijft.
Door den heer A. Van Lier, directeur van het
Grand Theatre te Amsterdam, is een adres gericht
tot den Min. van Buitenl. Zaken, waarin hij zijn be
zwaren tegen het letterkundig tractaat met Duitschland
oppert en de Regeering verzoekt dat nog eens in ern
stige overweging te nemen.
Uit 10 deelen papierafval, 40 d. stroo en 50
d. houtpap maakt men tegenwoordig papieren fles-
schen. Elk blad papier zoo verhaalt het Tijdschrift
van Nijverheid wordt op beide zijden gedrenkt met
een mengsel van 60 d. versch bloed ontdaan van de
vezelstof, 35 d. kalkpoeder en 5 d. aluminium-sulphaat.
Men laat de aldus bereide bladen drogen en brengt
er dan nog een tweede laag op. Tien zulke vellen
worden in verwarmde vormen tot halve flesschen ge
perst. Daarna worden de twee helften door verwar
ming en samenpersing tot éen geheel vereenigd.
De deugd van deze flesschen is, dat zij niet worden
aangetast door vocht, wijn, alcohol enz. Maar wat dat
nieuwe fabrikaat niet tot aanbeveling verstrekt, is zijn
ondoorschijnendheid.
Men zal zich herinneren, dat een Tilburger aan
zijn dochtertje zes-en-twintig namen wilde geven, met
de 26 letters van het alphabet aanvangende. Nader
blijkt nu, dat de beambte bij den Burgerlijken Stand,
verstandiger dan de vader, er slechts drie invulde.
Hij koos die van Veronica, Wilhelmine, Xantippe.
Onwillekeurig denkt men hier aan den reiziger, die
in een hotel aan den kellner vraagt, wat hij te eten
of te drinken kan krijgen, en dan maar een der laat
ste spijzen of dranken bestelt, omdat hij de eerste opge
noemde weer heeft vergeten, merkt de Arnh. Ct. op.
De vader heeft evenwel geen vrede met de keuze
van den beambte en heeft aan de rechtbank verzocht,
te beslissen, dat zijn kind de drie eerste namen zal
mogen dragen, nl. Antoinetta, Barbara, Catharina,
alsmede Maria.
Men spreekt van vrek in 't brood" (roggenbrood).
Het is dan bij het doorbreken dat men draden ont
dekt, soms van een aanmerkelijke lengte. Eenigen
schrijven zulks toe aan het gebruik van buitenlandsche
rogge; anderen beweren dat het kwaad in den oven
schuilt; ook de zomerwarmte zou er invloed op uit
oefenen, omdat juist dan dat vreemde verschijnsel zich
het ergste openbaart, enz. Zouden - vraagt schrijver
dezer regelen het ook schimmelplanten kunnen zijn,
die reeds vrij ver in ontwikkeling zich door het geheele
brood hebben vertakt? In het laatste geval zou het
hoogst wenschelijk wezen om zulk brood voor de con-
sumtie, evenals bedorven vleesch enz., aftekeuren. Wie
nog iets meer van «rek in 't brood" weet mede te
deelen, zal zeker zeer velen, die het nog altijd con-
sumeeren, een grooten dienst bewijzen. (R. Nbl.)
Omstreeks 2 jaren geleden stapten te Zuidwolde
in het huwelijksbootje J. K. en A. T. en dachten te
kunnen leven van rozengeur en maneschijn. Zeer spoe
dig moesten zij het tegendeel ondervinden, en het bleek
dat de plaats hunner inwoning niet het beloofde land
was. Van daar vestigden zij zich te Ruischerbrug,
doch toen ook daar de fortuin hun wederom den rug
toedraaide, besloot J. K. met goedvinden zijner eega,
dienst te nemen als koloniaal naar Ned.-Indië.
Een gedeelte van zijn handgeld zond hij zijne weder
helft, en deze, die vroeger naaister was geweest, voor
zag zich daarvan van het noodige gereedschap en
vestigde zich te Groningen.
De laatste weken had zij in die betrekking intrek
genomen bij een manufacturier en onder allerhande
voorgevens wist zij zich voor eigen gebruik kleeding-
stukken door dezen te doen afgeven tot een bedrag van
bijna 100. Toen eindelijk bij onderzoek bleek dat
haar voorgeven, van rijke familie te zijn, niets dan
phantasie was, verliet zij de woning van den manu
facturier en nam logies bij kennissen. In het laatst
der vorige week wist zij op naam van den koopman,
bij wien zij had ingewoond, zich bij een goudsmid
acht paar gouden oorbellen op keur te doen afgeven
en daarmede verliet zij terstond Groningen.
Hare afwezigheid was slechts kort, want een paar
dagen later kwam zij, vermoedelijk niets kwaads ver
moedende, opnieuw daar terug. Het door den goud
smid opgegeven kenbaar signalement was van dien aard,
dat zij spoedig door de politie werd gevat. Naar men
verneemt, was zij nog in het bezit van zes paar gouden
bellen, waarvan zij een paar in haar ooren droeg.
Het aantal reizigers, in Augustus jl. met de
stoomschepen der Maatschappij «Zeeland" vervoerd,
bedroeg: van Vlissingen naar Queenboro' 4961, en
van Queenboro' naar Vlissingen 3462totaal in beide
richtingen 8423 reizigers.