Leiden's ontzet. IV. Wordt gelezen het volgende rapport en voor stel van burg. en weth. Aan den Raad der gemeente Goes. Reeds sedert eenigen tijd is er op school B gebrek aan plaatsruimte. Al de beschikbare lokalen zijn ge heel door de schooljeugd bevolkt, wier getal aan die school thans 265 bedraagt. Reeds bij de vorige aanneming van leerlingen kon niet aan alle aanvragen worden voldaan en moesten zelfs kinderen, welke voor school B geclassificeerd waren, voorloopig naar de scholen A en C verwezen worden. Bij de jongste aanneming van leerlingen waren wij verplicht school B geheel uittesluiten, zonder dat ook de vroeger op de scholen A en C geplaatste leerlingen naar B konden verhuizen. Dientengevolge zijn er reeds thans 25 plaatsen te kort, welk aantal, in verband met de toenemende bevolking, langzamerhand nog grooter zal worden. Wij zouden aan de ons bij de wet opgelegde ver plichtingen te kort doen, indien wij niet trachtten maatregelen te beramen om de noodige plaatsruimte aan school B te verkrijgen, waarop dan ook reeds van de zijde van het schooltoezicht is aangedrongen. En terecht omdat nu niet alleen geene leerlingen tot die school kunnen worden toegelaten, maar ook omdat de overbevolking dier school gedurig leidt tot eene gedwongen opschuiving der leerlingen in de ver schillende afdeelingen, wat zeer ten nadeele van den geregelden gang van het onderwijs en dus ten na deele der leerlingen moet geacht worden. Bij de eenigszins ingewikkelde indeeling van het lokaal, dat tevens woning van het hoofd der school is, was het geene gemakkelijke zaak om een plan te beramen, dat bij genoegzame uitbreiding tevens ge legenheid aanbood om tegemoet te komen aan her haaldelijk vanwege het schooltoezicht en van de ge neeskundige autoriteiten gemaakte bemerkingen over de tegenwoordige indeeling. Een voornaam bezwaar was steeds de bestaande gemeenschap der woning van het hoofd der school met de school zelve, wat, ingeval van epidemische ziekten, al spoedig tot sluiting der school aanleiding zou geven. Bouwde men nu eenvoudig een paar lokalen aan de bestaande, dan werd dit bezwaar niet opgeheven en werd weder meer gemeentegrond ingenomen, die tot andere doeleinden kan worden aangewend. Bovendien meende de districts-schoolopziener zich te moeten verzetten tegen verdere bijbouwing in den tuin, omdat, naar zijne meening, dan langzamerhand eene afzonderlijke school werd gemaakt, welke niet langer onder éen hoofd met de tegenwoordige zou kunnen blijven. Wij meenden daarom aan een ander plan de voor keur te moeten geven, dat, bij niet meerder kosten, eene meer afdoende verbetering mag geacht worden en aan hetwelk door den districts-schoolopziener be reids goedkeuring is verleend. Dat plan bestaat in de inrichting van het gebouw alleen voor school zoodanig, dat daarin aanvankelijk twee lokalen meer verkregen worden ten dienste van het onderwijs, terwijl zoo eventueel later nog meer ruimte mocht noodig zijn, die alsdan voorhanden zou zijn. De wijze van verbouw blijkt u uit het hierbij over gelegde plan van den gemeentebouwmeester. De zuid westelijke vleugel van het gebouw wordt volgens dat plan zoodanig verbouwd, dat er een boven- en een benedenlokaal voor het onderwijs beschikbaar komen. Hierdoor wordt eene plaatsruimte voor ±100 leer lingen meer verkregen, terwijl zoo later noodig, het zuidoostelijk bovengedeelte als schoollokaal in gebruik kan worden gesteld Wordt dit plan goedgekeurd dan zou het in onze bedoeling liggen het in 1879 bijgebouwde noodlokaal, waartegen herhaaldelijk bezwaren zijn geopperd en waarin tegenwoordig 40 leerlingen zitten, voorloopig te ontruimen, zonder het evenwel aftebreken, zoodat het in tijd van nood nog dienst kan bewijzen. Een gevolg van een en ander is dat het hoofd der school eene andere woning moet betrekken, en hem dus de door Gedep. Staten bepaalde vergoeding voor gemis aan vrije woning, ad 1225 'sjaars, zal moeten verleend worden. De kosten van den verbouw zeiven zijn begroot op f7000. Ook moeten, gelijk u bekend is, in verband met de wet nog eenige veranderingen aan school C worden aangebracht. De voortzetting dier verbeteringen, waar toe reeds in 1882 besloten is en waarvan in 1883 en 1884 een gedeelte is gereed gekomen, zal nu geheel moeten worden teneinde gebracht, waarvoor, volgens begrooting van den bouwmeester, eene som van plm. f 2000 zal noodig zijn Wij wenschen die afwerking bij dit voorstel te betrek ken, omdat zij niet op den gewonen dienst van 1885 kan geleden worden en wij nu voor het geheel buiten gewone middelen wenschen aantewenden. De totaal kosten van een en ander worden dus geraamd op plm. f 9000, waarvan het Rijk, volgens art. 45 der wet van 17 Aug. 1878 (Stbl. no. 127), vergoedt 30 pet. f 2700, zoodat er voor rekening der gemeente een bedrag van f 6300 overblijft. Wij hebben het alleszins billijk geacht te trachten deze som door eene leening te vinden. Wat toch thans in dezen u voorgesteld wordt is iets dat, ofschoon in eene oogenblikkelijke behoefte voorziende, ook voor betrekkelijk vele jaren in de toekomst voorziet. Boven dien zou de gewone dienst eene dergelijke aanzienlijke uitgaaf niet toelaten. Door de welwillendheid van het gasthuisbestuur bestaat het uitzicht die leening op voor de gemeente gemakkelijke voorwaarden te sluiten. Dat bestuur is namelijk bereid, onder goedkeuring van Gedep. Staten, de gelden aan de gemeente te verstrekken tegen eene rente van 4 pet. en met bepaling, dat de aflossing eerst zal aanvangen wanneer de oude gevestigde schuld geheel zal zijn gedelgd, d. i. na 5 jaren. Alsdan wordt de gemeente ontheven van eene jaarlijksche uitgaaf van f 3000 en kan dus de aflossing der nu aan te gane geldleening geen bezwaar opleveren. Wij hebben alzoo de eer u voortestellen: a. te besluiten tot de verbouwing van het gebouw voor school B, volgens plan en bestek, hierbij overgelegd b. ons te machtigen voor de dekking der daarvoor ten laste der gemeente komende uitgaaf, benevens voor dia ter afwerking van school C, te zamen bedragende 6300, eene geldleening te sluiten bij het Gasthuis- bestuur tegen eene rente van 4 pet. en eene jaarlijksche aflossing van 500, beginnende, nadat de gemeente ontheven is van de aflossing der oude gevestigde schuld, met bepaling, dat de gewone inkomsten der gemeente zullen strekken tot betaling der rente en aflossing. Wordt dit voorstel aangenomen, dan stellen wij u mitsdien voor de gemeente-begrooting voor 1884 te wijzigen als volgt: INKOMSTEN: Hoofdstuk IV afdeeling I art. 2 Vergoeding door het Rijk ten bedrage van 30 pet. voor de kosten van liet onderwijs volgens art. 45 der wet van 17 Augus tus 1878 (Stbl. no. 127) te verhoogen met f 2700 Hoofdstuk V afdeeling I art. 1 uittetrekken als Geldleening ter voorziening in de kosten van den verbouw der lokalen van school B en van de afwerking van school C, op 6300 Totaal verhoogde inkomsten 9000 UITGAVEN: Hoofdstuk VII afd. III art. 5 Kosten van het instandhouden van schoollokalen en onderwijzerswoningen «te verhoogen met 7000 Hoofdstuk VII afd. III art. 6 Kosten van het aanschaffen en onderhouden van school- meubelen te verhoogen met2000 Te zamen 9000 Omtrent den invloed van dit voorstel op volgende begrootingen meenen wij nog het navolgende te moeten mededeelen. Gelijk reeds hiervoren is opgemerkt, zal aan het hoofd der school eene jaarlijksche vergoeding voor gemis van vrije woning moeten verstrekt worden van 225, waarvan echter 30 pet. door het Rijk vergoed wordt; rest alzoof 157,50 De rente der leening ad 4 pet. bedraagt 252, Zoodat de totale kosten in de eerste jaren f 409,50 zullen beloopen, welke later met de jaarlijksche aflos sing zal verhoogd worden, terwijl het buiten wonen van het hoofd der school het aanstellen van een con cierge tengevolge zal hebben. Tevens zal eerlang een onderwijzer meer aan school B noodig zijn. Op de kosten van een en ander is reeds voor 1885 in de u aangeboden begrooting gerekend. Aangezien alsdan de schoollokalen in deze gemeente geheel aan de voorschriften van de wet en de Kon. besluiten zullen voldoen en er in de eerste jaren van gebrek aan plaatsruimte, naar het zich laat aanzien, geene sprake zal zijn, hebben wij de eer tot aanneming van ons voorstel te adviseeren. Goes, den 6 September 1884. Burgemeester en Wethouders, J. G. DE WITT HAMER. De Secretaris, HARTMAN. Hierover heeft eene discussie plaats, waaraan de heeren dr. Callenfels, jhr. mr. De Jonge van Ellemeet, jhr. Flugi Van Aspermont, Quist, Van der Hoek, Kakebeeke, Ochtman, Ramondt en de Voorzitter deel nemen, en die in een bijblad, op morgen uittegeven, zal worden medegedeeld. Het punt werd niet afgehandeld, aangezien de stem men staakten over een voorstel van de heeren jhr. mr. De Jonge van Ellemeet en Lambrechtsen, om van burg. en weth. te verzoeken twee nadere plans voor eerie uitbouwing in den tuin, en wel éen rechts aan de zijde van den heer Hildernisse en een in het ver lengde gedeelte van den gang. Voor dit voorstel stemden de heeren Lambrechtsen, jhr. Flugi Van Aspermont, Van der Hoek, Kakebeeke, jhr. mr. De Jonge van Ellemeet en Quist. Tegen de heeren Den Boer, dr. Callenfels, Steketee, Van Asperen Vervenne, Ramondt en Ochtman. V. Nu wordt gelezen een rapport van burg. en weth. inhoudende, dat de heer D. De Koning zijn ont slag heeft gevraagd als marktmeester, en dat de moeiten, aan de betrekking verbonden, de wijze, waarop zij werd waargenomen en de vermeerderende opbrengst van de staangelden, hun vrijheid geven voor te stellen de jaarwedde te verhoogen met 70 en alzoo te brengen op /150.Tevens stellen zij voor ƒ15 be schikbaar te stellen voor het ophalen van het marktgeld. De heer dr. Callenfels deed het voorstel om eerst te beproeven sollicitanten op te roepen op de jaar wedde van 80. Dit voorstel wordt niet ondersteund. Het voorstel van burg. en weth. wordt in omvraag gebracht en aangenomen met 7 stemmen. Tegen de heeren Den Boer, dr. Callenfels, Steketee, Van Asperen Vervenne en Quist. VI. Vervolgens komen in behandeling eenige op merkingen van Ged. Staten betrekkelijk de verordening op het brandwezen. Overeenkomstig het voorstel van burg. en weth. wor den verschillende artikelen gewijzigd en wordt de ver ordening daarna in haar geheel opnieuw vastgesteld. VII Ook wordt behandeld eene opmerking van gezegd college omtrent de verordening op de publieke vermakelijkheden, en wel dat niet bepaald mag wor den, dat voor het opslaan van tenten enz. op par ticulier terrein vergunning noodig is van burg. en weth. Het betrokken artikel wordt gewijzigd en de ver ordening opnieuw vastgesteld. De vergadering is daarna op de gewone wijze gesloten. De feestelijke onthulling van het standbeeld van Van der Werff op de Ruïne werd heden vooraf gegaan door een grooten optocht van de werklieden- vereenigingen, die in groepen het ontstaan en de ontwikkeling in de verschillende tijdvakken en in de toekomst van Leiden voorstelden. Te half een kwam de stoet op de Ruïne, die ge heel gevuld was met menschen en fraai versierd. De autoriteiten zaten op twee tribunes, terwijl een af zonderlijke tribune voor zangkoor bestemd was. Na de uitvoering van Holl's «Oranjevaan" door Leidens mannenkoor betrad prof. De Vries het spreek gestoelte. Ia krachtige taal schetste hij den herinne ringsdag. Leiden heeft niet alleen aan het vaderland maar der menschheid een grooten dienst bewezen door opwekking van andere volkeren tot vrijheid en door de aankweeking daarvan op de academie. Hij bracht hulde aan het edele driemanschap Van der Does, Van Houten en-Van derWerlf, als hand, hoofd en ziel van Leidens verdediging. Daarna viel het omhulsel weg en het gedenkteeken van Leidens verlossing en Hollands behoud werd zicht baar. Het gezang van een 1000 tal schoolkinderen maakte het oogenblik nog treffender. Het monument stelt Van der Werff voor staande en zijn vijanden het «nooit, nooit!" toesprekende. Prof. De Vries schetste vervolgens de tafereelen op 't voetstuk gebeiteldDe eedsaflegging van jhr. Jan Van der Does, het gevecht aan de Borhuizer schans, het ontzet en de dankzegging en bracht ten slotte hulde aan de ontwerpers de heeren Koelman en Vogel, de hoop uitsprekende dat het monument de jongeling schap vooral mocht prikkelen onr aan de deugden der voorvaderen getrouw te blijven en om met de liefde voor den geboortegrond niet te spotten. De burgemeester der stad Leiden, de heer L. M. De Laat de Kanter, aanvaardde daarop namens de gemeente het standbeeld, met de volgende woorden «Meer dan ooit, mijnheer de Voorzitter der Com missie voor de oprichting van het gedenkteeken van Leiden's ontzet, gevoel ik heden het groote voorrecht het hoofd van Leiden's burgerij te zijn, nu ik in haren naam het kunstwerk mag aanvaarden, zoo even door U aan de gemeente aangeboden. Wees verzekerd dat het vertrouwen, waarmede het onder onze hoede wordt gesteld, niet zal worden beschaamd. Hoog inderdaad waardeeren wij het voorrecht zulk eene herinnering aan zulke voorouders te bezitten; die herinnering zal ons een spoorslag zijn om hunner waardig te leven en te dienen. Met U zijn wij overtuigd dat het ons gemakkelijk zal vallen dit zegeteeken van Leiden's roem te be schermen wij stellen het volste vertrouwen in de liefde van Leiden's ingezetenen en ten bewijze daar van hebben wij de plaats zoodanig aangewezen, dat elkeen het vrij en onbelemmerd kan naderen. Ruim drie eeuwen zijn verlöopen sedert de heuge lijke tijding «Leiden is ontzet!" door Nederland en Europa klonk, maar nog steeds blijft de 3de Oct. voor Leiden's bui gerij een dag aan dankbaarheid en feestelijke herinnering gewijd. Waar de ingezetenen op zoo treffende wijze de ge schiedenis der plaats hunner inwoning in eere houden, kan hun veilig de zorg voor de gedenkteekenen dier geschiedenis worden toevertrouwd. Op hen rekenen wij dan ook in de eerste plaats. Grooten dank zijn wij verschuldigd aan U, hoogge achte voorzitter en leden der Commissie, voor den onverdroten ijver en de volharding waarmede gij dit werk hebt tot stand gebracht. Dank aan allen, die door hunne milde gaven dank vooral aan de velen die door het offeren van hun penningske de vol tooiing van het monument mogelijk hebben gemaakt; dank aan de kunstenaars, die op zoo schoone en tref fende wijze het denkbeeld hebben verwezenlijkt; dank aan de leden der Regeering van land en gewest, die door hunne hooge tegenwoordigheid aan dit feest luister bijzetten dank eindelijk aan allen, aan wier krachtige medewerking wij het welslagen ervan verschuldigd zijn. Moge uwe bede verhoord worden, Mijnheer de voor zitter, dat Vader Van der Werff van zijn verheven standpunt nog lang met welgevallen neerzie op het geluk en den voorspoed der Leidsche burgerijonze taak zal het zijn naar hem op te zien, om door zijn voorbeeld geleerd en gesterkt, zijne voetstappen te drukken. In naam der gemeente aanvaard ik hiermede het gedenkteeken van Leiden's ontzet Na de uitvoering der hymne van Kücken defileerden de kinderen voorbij het standbeeld. Zij werden later in de gehoorzaal onthaald. Er was veel geestdrift. Het weder was met het oog op het seizoen vrij gunstig. De plechtigheid werd bijgewoond door de Ministers van Buitenlandsche Zaken, van Oorlog, van Marine, door den Commissaris des Konings en andere auto riteiten. Bij de hulde, door prof. De Vries aan de ontwerpers Koelman en Vogel gebracht, ontvingen die heeren eenen lauwerkrans Na het uitspreken der rede werd door het Leidsche studentenkorps een prachtige krans aan het beeld vastgehecht. Gemengde Berichten. Ierseke. In de maand September behandelde het telegraafkantoor alhier 601 telegrammen tegen 540 in Sept. van het vorige jaar. Wolfertsdljk. Hedenmorgen vroeg is opnieuw te Oud-Sabbinge, nu bij J. V., gelijk vóór een drietal weken bij J. v. d. G. aldaar, een diefstal van geld, bij inbraak, gepleegd. Een kleine jongen uit de buurt, die den inbreker bezig zag, liep nu wel om de be woners, die op het veld bezig waren, te gaan waar schuwen, maar toen deze aankwamen, was de daad reeds verricht en de vermoedelijke dief verdwenen. Door de ijverige nasporingen der politie was hij even wel in den voormiddag, even buiten de grenzen der gemeente, onder 's-Heer Arendskerke, bereids opge spoord en in arrest genomen. Volgens opgave van «Veritas" zijn in Augustus verongelukt 50 zeil- en 13 stoomschepen, waaronder een Nederl. zeil- en een stoomschip. Een schutter te Tilburg, wien door het gemeente bestuur gelast was voor eigen kleeding te zorgen, weigerde halsstarrig daaraan te voldoen en verscheen bij elke oefening in bnrgerkleeding, tot groot vermaak van de schutters en het publiek. Door den schutters raad veroordeeld, bleef hij steeds nalatig de hem op gelegde boeten te voldoen. Dinsdagmiddag werd bij de inspectie de weerspannige voor het front der troepen in arrest genomen en naar de provoost gebracht. In den ochtend van 22 Sept. jl. heeft de ge meente Dordrecht verlaten een heer, leeftijd 40 jaren, gestalte lang en zwaarlijvig, baard en knevel donker bruin en vol, wenkbrauwen en oogen donker; ge kleed met donkergrijze baard, donkerkleurige fantaisie- jas en lagen hoedzijn ondergoed is gemerkt W. G.; hij is in het bezit van een nikkel horloge, dat hij los in den zak droeg en van gouden manchetknoopen. De commissaris van politie te Dordrecht verzoekt opsporing en bij eenige ontdekking onmiddellijk be richt. Op eene pannenfabriek te Zuijlen is een 64 jarige arbeider met een zijner handen tusschen eene machine geraakt, waarna hij uitgleed, zoodat, zich met de andere hand willende staande houden, ook deze hand er tusschen geraakte, met het treurig gevolg, dat de eene hand tot bij den pols, en de andere tot bij den elleboog verbrijzeld werd. Zaterdagnacht 11. heeft men in den polder Mid denstuk, onder Werkendam, den wachter der politie, een man van 65 jaren, eene som gelds van 34 ont nomen, en daarna zijn horloge. De dieven hadden hun aangezicht onkenbaar gemaakt. In Les Mondes heeft prof. Marlot 't over het voederen van paarden, en bepaald met haver. Hij zegt, dat de gewoonte om haver te voeren, wanneer het dier vermoeid is en honger heefr, niet goe 1 is, wijl er te veel korrels ongekauwd naar binnen gaan. Ook is de gewoonte om het paard eerst haver te voeren en daarna te laten drinken verkeerd. De voordeeligste wijze van handelen is, het beest eerst eenige rust te geven, daarna te laten drinken en dan eerst de haver te geven. In dit laatste geval wordt de haver beter verteerd, daar zij langer in de maag en de verterings organen blijft. Door den heer A. Van Lier, directeur van het Grand Theatre te Amsterdam, is een adres gericht tot den Min. van Buitenl. Zaken, waarin hij zijn be zwaren tegen het letterkundig tractaat met Duitschland oppert en de Regeering verzoekt dat nog eens in ern stige overweging te nemen. Uit 10 deelen papierafval, 40 d. stroo en 50 d. houtpap maakt men tegenwoordig papieren fles- schen. Elk blad papier zoo verhaalt het Tijdschrift van Nijverheid wordt op beide zijden gedrenkt met een mengsel van 60 d. versch bloed ontdaan van de vezelstof, 35 d. kalkpoeder en 5 d. aluminium-sulphaat. Men laat de aldus bereide bladen drogen en brengt er dan nog een tweede laag op. Tien zulke vellen worden in verwarmde vormen tot halve flesschen ge perst. Daarna worden de twee helften door verwar ming en samenpersing tot éen geheel vereenigd. De deugd van deze flesschen is, dat zij niet worden aangetast door vocht, wijn, alcohol enz. Maar wat dat nieuwe fabrikaat niet tot aanbeveling verstrekt, is zijn ondoorschijnendheid. Men zal zich herinneren, dat een Tilburger aan zijn dochtertje zes-en-twintig namen wilde geven, met de 26 letters van het alphabet aanvangende. Nader blijkt nu, dat de beambte bij den Burgerlijken Stand, verstandiger dan de vader, er slechts drie invulde. Hij koos die van Veronica, Wilhelmine, Xantippe. Onwillekeurig denkt men hier aan den reiziger, die in een hotel aan den kellner vraagt, wat hij te eten of te drinken kan krijgen, en dan maar een der laat ste spijzen of dranken bestelt, omdat hij de eerste opge noemde weer heeft vergeten, merkt de Arnh. Ct. op. De vader heeft evenwel geen vrede met de keuze van den beambte en heeft aan de rechtbank verzocht, te beslissen, dat zijn kind de drie eerste namen zal mogen dragen, nl. Antoinetta, Barbara, Catharina, alsmede Maria. Men spreekt van vrek in 't brood" (roggenbrood). Het is dan bij het doorbreken dat men draden ont dekt, soms van een aanmerkelijke lengte. Eenigen schrijven zulks toe aan het gebruik van buitenlandsche rogge; anderen beweren dat het kwaad in den oven schuilt; ook de zomerwarmte zou er invloed op uit oefenen, omdat juist dan dat vreemde verschijnsel zich het ergste openbaart, enz. Zouden - vraagt schrijver dezer regelen het ook schimmelplanten kunnen zijn, die reeds vrij ver in ontwikkeling zich door het geheele brood hebben vertakt? In het laatste geval zou het hoogst wenschelijk wezen om zulk brood voor de con- sumtie, evenals bedorven vleesch enz., aftekeuren. Wie nog iets meer van «rek in 't brood" weet mede te deelen, zal zeker zeer velen, die het nog altijd con- sumeeren, een grooten dienst bewijzen. (R. Nbl.) Omstreeks 2 jaren geleden stapten te Zuidwolde in het huwelijksbootje J. K. en A. T. en dachten te kunnen leven van rozengeur en maneschijn. Zeer spoe dig moesten zij het tegendeel ondervinden, en het bleek dat de plaats hunner inwoning niet het beloofde land was. Van daar vestigden zij zich te Ruischerbrug, doch toen ook daar de fortuin hun wederom den rug toedraaide, besloot J. K. met goedvinden zijner eega, dienst te nemen als koloniaal naar Ned.-Indië. Een gedeelte van zijn handgeld zond hij zijne weder helft, en deze, die vroeger naaister was geweest, voor zag zich daarvan van het noodige gereedschap en vestigde zich te Groningen. De laatste weken had zij in die betrekking intrek genomen bij een manufacturier en onder allerhande voorgevens wist zij zich voor eigen gebruik kleeding- stukken door dezen te doen afgeven tot een bedrag van bijna 100. Toen eindelijk bij onderzoek bleek dat haar voorgeven, van rijke familie te zijn, niets dan phantasie was, verliet zij de woning van den manu facturier en nam logies bij kennissen. In het laatst der vorige week wist zij op naam van den koopman, bij wien zij had ingewoond, zich bij een goudsmid acht paar gouden oorbellen op keur te doen afgeven en daarmede verliet zij terstond Groningen. Hare afwezigheid was slechts kort, want een paar dagen later kwam zij, vermoedelijk niets kwaads ver moedende, opnieuw daar terug. Het door den goud smid opgegeven kenbaar signalement was van dien aard, dat zij spoedig door de politie werd gevat. Naar men verneemt, was zij nog in het bezit van zes paar gouden bellen, waarvan zij een paar in haar ooren droeg. Het aantal reizigers, in Augustus jl. met de stoomschepen der Maatschappij «Zeeland" vervoerd, bedroeg: van Vlissingen naar Queenboro' 4961, en van Queenboro' naar Vlissingen 3462totaal in beide richtingen 8423 reizigers.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1884 | | pagina 2