gezamenlijk met 140 portiën soep van de rot geroi- eerd werden. Vier aanvragers zijn niet opgekomen, omdat zij later genoeg verdienden en dus de hulp der Commissie niet noodig hadden. Maar de Commissie was verplicht op drie aanvragen afwijzend te beschikken, twee, omdat de ouders bepaald onwillig waren, hunne kinderen ter school te zenden, een, omdat het hoofd des gezins, in staat om het werk van de Schans te doen, de voor keur gaf aan bedelen. Gaven de bovenstaande mededeelingen, die den on- dergeteekenden door de Commissie verstrekt werden, reeds een aangenamen indruk, de rekening van het geldelijk beheer versteikte dien in ruime mate. De ontvangsten hebben bedragen lo. Goed slot der rekening over *1882/83 Nihil 2o. Bedrag der gedane inschrijvingen "Wijk A286.85 B329 10 C342 62 D246.85 3. Extra giften 4. Andere ontvangsten 1205.42 Nihil 12 99% 1218.41 te zamen Da uitgaven hebben beloopen: 1. Ingrediënten voor de soep 796.52% 2. Brandstof en onderhoud 184 61 3. Vaste belooningen 194.45 te zamen 1175.58% Alzoo een goed slot van 42.83 Tegenover een tekort van 29,47, waarmede de rekening van 1882/83 sloot, en dat toen welwillend is aangezuiverd, staat dus nu een saldo van ƒ42,83, welk saldo feitelijk ƒ117,96 bedraagt, daar uit de gewone inkomsten eenige herstellingen aan den ketel ad. ƒ45,95 en eenige verbeteringen aan het gebouw ad. ƒ29,18 zijn bekostigd. Hetzelfde is het geval met de rekening van het reservefonds. Deze sloot over 1882/83 met een tekort van 24,23%, terwijl dit jaar geene uitgaven te doen waren, zoodat, aangezien de ontvangsten ƒ37,44 be droegen, thans een voordeelig saldo van 12,20% valt te constateeren. Uit dit alles meenen de ondergeteekenden het ge voelen der commissie te mogen deelen,dat het pauperisme in deze gemeente niet zoo groot is, als wel eens be weerd wordt, maar dat het integendeel sterk afnemende is. Als oorzaken daarvan kunnen worden aangemerkt de afschaffing der accijnzen en de oprichting der bewaar scholen. Betaalt de mingegoede klasse, die doorgaans met de verzorging van een groot getal kinderen be last is, door de afschaffing der accijnzen, minder voor de eerste levensbehoeften, het onderwijs, en met name de bewaarschool kweekt en vormt goede huismoeders, wier invloed op de welvaart van het gezin niet te miskennen valt. Ofschoon een woord van dank aan de commissie stereotyp is geworden, werd het door de ondergeteekenden vooral thans welgemeend aan de Commissie gebracht en vertrouwen zij, dat uwe vergadering gaarne daaraan hare adhaesie zal schenken, met den wensch, dat de commissie hare taak, in het belang der armeneen volgend jaar weder zal opvatten en voortzetten. Goes, den 26 Juli 1884. De Commissie voor het nazien der rekening van de (Economische spijsuitdeeling over 1883/84 J. G. DE WITT HAMER HARTMAN. De vergadering geeft door applaus hare instemming met het slot van dit rapport te kennen, waarna het voor notificatie wordt aangenomen. IV. Als ingekomen stukken worden ter tafel ge bracht en eveneens voor notificatie aangenomen a. Bericht van het overlijden van Z. K. H. den Prins van Oranj-», waarop door B en W. een adres van rouwbeklag aan Z. M. den Koning is gezonden, waarvoor eene dankbetuiging is ontvangen. b. Provinciaal blad no. 57 bevattende circulaire, dat mr. W. M. De Brauw op 16 Juni de betrekking van Commissaris des Konings in Zeeland heeft aanvaard, waarbij wordt medegedeeld, dat die heer in gemelde qualiteit den 9 Juli deze gemeente heeft bezocht, c Missive van Ged. Staten, dd. 20 Juni, houdende bericht der goedkeuring van het raadsbesluit tot af- en overschrijving op de begrooting voor 1883. d. Procesverbaal der opening van de boeken en kas bij den Gemeente-Ontvanger op den 1 Juli jl e. Kennisgeving van de plaatselijke commissie van toezicht op het lager onderwijs, dat de heer J. J. Ramondt heeft bedankt voor de betrekking van Secre taris bij die commissie en dat in zijne plaats is be noemd de heer Ph. M. De Ronde Bresser. Reclames van de wed. E. De Meulemeester en S. van der Peijl tegen hunnen aanslag in den II. O., die bij de anderen verzameld en tegelijk met deze behandeld zullen worden. g. Bericht van den heer M. C. J. De "Visser dat hij de betrekking van lid der gezondheids-commissie aanneemt. h. Een verweerschrift van Dr. L W. Th. Wigman, luidende Aan den Raad der gemeente Goes. De heeren Adam en Dr. Kooman hebben gemeend aan Uwe vergadering een schrijven te moeten richten, naar aanleiding van de in de raadsvergadering van 19 Mei gevoerde debatten over het ontelagnemen van den ondergeteekende als lid van de O. G. C. U zult mij wel willen toestaan aan dit schrijven en het daarover gesprokene eenige rectificatie toe te voegen Ten gevolge van mijne bevinding omtrent brood van buiten deze gemeente afkomstig, ben ik 20 Febr. begonnen met een broodonderzoek op aluin van al de bakkers uit deze gemeente. Ongeveer een paar weken te voren waren bovengenoemde leden der Chemische Subcommissie volgens hunne mondelinge mededeeling met hun onderzoek van brood begonnen. Dergelijke onderzoekingen vorderen uit den aard der zaak ver scheidene weken. Hun onderzoeken het mijne liep over brood uit denzelfden tijd afkomstigchemisch gesproken hebben beide dus gelijktijdig plaatsgehad. Hierdoor laat zich dan ook de verwarring verklaren, welk onderzoek posterieur is geweest. Wetende, dat beide heeren met broodonderzoek be zig waren, heb ik eerst hunne resultaten willen af wachten, alsvoren de mijne bekend te maken, om dan hieruit gezamenlijk een zoo volledig, en dientengevolge ook zoo rechtvaardig mogelijk rapport te kunnen pu- bliceeren. Toen hun verslag zich echter langer liet wachten, dan ik vermoed had, heb ik, in het alge meen belang, voorloopig officieuse bekendheid aan het geval gegeven, te meer, daar geheimhouding van wat hier op het laboratorium plaats had, mij niet mogelijk bleek. Hiermee hebben dan ook de betrokkene bakkers, gelijk te verwachten was, hun voordeel gedaan, Een onmiddellijk na de Paasch-vacantie herhaald onderzoek heeft deze verwachting niet teleurgesteld. Aan de leden der O. G. C. heb ik in het kort het voorgevallene medegedeeld met het voornemen het daarna in den vorm van een rapport in het nog niet verschenen verslag der genoemde heeren te vermelden en tevens voortestellen de schuldige, in elk geval de aansprakelijke bakkers vanwege de O. G. C. eene be risping en waarschuwing te doen toekomen. Een ieder kan zijne eigene zienswijze hebben, wat hij voor het openbaar belang het best oordeelt. Ik ben de meening toegedaan dat eene voortdurende nauw keurige controle de beste waarborg zal zijn voor de goede hoedanigheid der voedingsstoffen. En wanneer men met zachte middelen het beoogde doel kan be reiken, behoeft men m. i. niet dadelijk zijn toevlucht te nemen tot opspraakverwekkende strenge maatrege len; in casu mocht men dit m. i. niet doen, omdat men niet de zekerheid had of men met de werkelijk schuldigen (de meelverkoopers of slechts met de aan sprakelijke bakkers te doen had. Het zal wel om die reden zijn, dat in andere plaatsen eerst na voorafgaande waarschuwing wordt overgegaan tot openlijke bekendmaking der namen. De publicatie moet dan, om zoo rechtvaardig mogelijk te zijn, een vergelijkend overzicht geven van de algemeene quali teit der voedingsstof. Een bakker, in wiens brood zich geen aluin bevindt, verkoopt mogelijk brood, dat om andere redenen nog veel nadeeliger is. Ook het openlijk bekendmaken van namen heeft evenzeer doch slechts tijdelijk een gunstigen invloed. Niemand zal toch willen beweren, dat de melk daarom nu steeds bij alle melk- verkoopers van eene goede qualiteit is. Van genoemd voorstel is echter niets kunnen komenmijne mede deeling werd zij het dan wellicht door eene toevallige meerderheid voor notificatie aangenomen. (Het was deze mededeeling, die door de heeren Adam en Dr. Kooman voor een rapport is aangezien en die, bij gebrek aan een werkelijk rapport, als zoo danig dienst heeft weten te doen. Hierdoor vervalt dan ook de aanmerking op dit zoogenaamde rapport, door deze beide heeren gemaakt, die buitendien nog on juist is. Wanneer toch eene stof als zoodanig niet mag aanwezig zijn, is het onnoodig er de quantiteit van te bepalen.) Het is te hopen, dat de O. G. C. voortaan beter gebruik zal weten te maken van een haar medegedeeld belangrijk resultaat van een bevoegd deskundige, dan aanneming voor notificatie, zij het dan ook, dat zulks slechts te danken is aan een onderzoek in privé. De toen aanwezige meerderheid wil hare handelwijze verdedigen met de bewering, dat ik het onderzoek gedaan heb, niet als lid der O. G. C. maar als particulier. Nu daargelaten welk particulier persoon er toe komen zou in het algemeen belang een zoo tijdroovend onderzoek intestellen, dan zou het dezen onderzoeker toch vrij staan naar goeddunken van zijne bevinding gebruik te maken. Op dien grond voegde het den heeren Adam en dr. Kooman allerminst om mij een verwijt ervan te maken, dat ik in dezen zelfstandig gehandeld heb. In deze geheele zaak is evenwel niet de hoofd- quaestie of ik ben afgeweken van de gewone wijze van werken der subcommissie, of dat ik iets over het hoofd heb gezien, opzettelijk verzuimd of nagelaten, maar wel het verschil tusschen de resultaten van het chemisch onderzoek der genoemde heeren en die van het mijne. De bedoelde heeren deelden zeer gerust stellend mee, dat het brood vrij van alle schadelijke bestanddeelen bevonden was, terwijl mijn onderzoek (evenals dat van een bevoegd scheikundige in onze gemeente) aantoonde, dat het brood van sommige bakkers aluinhoudend, dus schadelijk was geweest! De O. G. C. nam echter de mededeeling van het resultaat van mijn onderzoek voor notificatie aan 1 Behoeft het dan nog betoog dat de O. G. C. door zoodanige handelwijze mij noodzaakte ontslag te nemen Ik laat daarom gaarne de vervulling der vacature over aan iemand, die mogelijk andere inzichten heeft omtrent de samenwerking met zijne chemische collega's en omtrent hetgeen de chemische subcommissie der O. G. C. hier ter stede wezen kan en wezen moet. Goes, 1 Juli '84. Dr. L. W. TH. WIGMAN. V. Alsnu is aan de orde de behandeling der staten van oninbare posten en restanten van den hoofdelijken omslag over 1882 en 1883, met advies der financiéele commissie tot vaststelling. De Voorzitter leest een ontwerp-besluit, dat zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt goedgekeurd en waaruit blijkt, dat oninbaar verklaard wordt: ƒ70,37'op het kohier over 1882 en 131,54 op dat over 1883, terwijl den ontvanger wordt opge dragen eene som van 243,07' als restant van het kohier over 1883 in de rekening te brengen. VI. Op dezelfde wijze wordt gehandeld met de ko hieren der belasting op de honden, bedragende het oninbare over 1882 7,50 en over 1883 10,ter wijl als restant nog te innen blijft 22, VII. Vervolgens wordt namens burg. en weth. aan geboden de verantwoording van hun financieel beheer der gemeente over 1883, met overlegging der door den ontvanger opgemaakte rekening en vergezeld van een ontwerp-besluit tot vaststelling, luidende De Raad der gemeente Goes. Gezien en onderzocht hebbende de door Burgemeester en Wethouders, onder overlegging van de hun door den gemeente-ontvanger, volgens art. 115 der gemeen tewet aangeboden rekening, gedane verantwoording der ontvangsten en uitgaven der gemeente, over het dienstjaar 1883, mitsgaders de daarbij overgelegde bewijsstukken Besluit bij voorraad den ontvang te bepalen op 102810.66 de uitgaaf op100648 78% en het goed slot op2161.87% Aldus ontworpen door B. en W. van Goes den 26 Juli 1884. J. G. DE WITT HAMER, Burgemeester. HARTMAN, Secretaris. De rekening zal worden ter visie gelegd en met hare bescheiden gesteld in handen der financiëele commissie tot onderzoek. VIII. Op verzoek van het bestuur van het Gasthuis wordt dit gemachtigd (zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming) tot wijziging van de begrooting dier instelling voor 1883. IX. Gelijk verzoek van het Burgerlijk Armbestuur wordt op dezelfde wijze ingewilligd. X. Alsnu wordt gelezen een rapport met voorstel van burg. en weth,, luidende als volgt: Aan den Raad der gemeente Goes. Reeds meermalen is geklaagd over de onduidelijkheid en de moeielijke toepassing van de voorschriften be treffende de heffing van kadegeld. Daarbij wordt in de vigeerende voorschriften de Ver ordening op de heffing genoemdBesluit tot heffing van een leggeld voor het gebruik van den grond der Boomkade"en de Verordening op de invordering getituleerdVerordening voor de heffing" enz., welke aanduidingen niet alleen onjuist, maar na de opheffing van de vroegere boomkade niet meer toepasselijk zijn. Eigenlijk mag de belasting onder vigeur der tegen woordige wet niet voor het gebruik van andere kaden geheven worden. Bovendien was in de vigeerende voorschriften geen bepaling te vinden omtrent het laten liggen van la dingen of van boomen. Meermalen gebeurde het, dat boomen gedurende meerdere maanden op de kaden bleven liggen, en deze laatste alzoo tot bergplaats ge bezigd werden. Wel was daartoe volgens art. 2 der Verordening op de Kaden (no. 89 uit den bundel) ver lof van den burg. noodig, maar van betaling van eenige retributie was geen sprake. De bepaling omtrent het verlof van den burg., dat door burg en weth. zal ge geven moeten worden, is bij de nieuwe verordening op het gebruik van de kaden enz overgenomen, maar wij achten het billijk, dat voor zulk een langdurig innemen van grond eenig recht aan de gemeente betaald worde. Dit alles heeft ons genoopt nieuwe verordeningen op de heffing van een kadegeld of leggeld op de kaden te ontwerpen, welke ontwerpen1 wij aan de financiëele commissie hebben gezonden om advies. Deze commissie was eveneens van oordeel, dat het besluit tot heffing der rechten wijziging behoefde. Ten gevolge van door haar gemaakte opmerkingen is de door ons ontworpen heffing eenigszins gewijzigd, waar mede zij zich, naar wij mogen veronderstellen, zal ver eenigen. Wij hebben de eer de ontwerpen van beide veror deningen hierbij ter behandeling aan uwe vergadering voorteleggen. Worden zij door u vastgesteld, dan zal de gemeente ongetwijfeld daarvan voordeel genieten. Maar tevens zal de binnenhavenmeester zijne werkzaamheden en zijne verantwoording dan zeer vermeerderd zien. Die werkzaamheden waren door vermeerderde scheepvaart reeds zoodanig uitgebreid, dat wij al plan gevormd hadden, hem hulp ter zijde te stellen. Immers het maken eener nieuwe los- en laadplaats van boomen, zoover verwijderd van de brug en van de havenkom, is oorzaak, dat hij niet overal zijne functiën met die nauwgezetheid kan vervullen, welke hem eigen is, en die ook gevorderd wordt. Nu voortaan ook de tijden van lossen en laden, en van het neerleggen van goede ren moeten geconstateerd worden, is het dringend noodig hem door een adsistent te doen bijstaan. Wat aan den adsistent in het bijzonder kan worden opge dragen en hoe overigens de werkzaamheden tusschen beide ambtenaren verdeeld en geregeld kunnen worden, kan het best blijken uit de ontwerp-instructie, die almede hierbij aan uwe vergadering wordt overgelegd. Wij stellen u tengevolge van een en ander voor: a. de ontwerp-verordeningen op de heffing en in vordering van een kade- of leggeld aantenemen en aan 's Konings goedkeuring te onderwerpen b. te besluiten dat een adsistent-binnenhavenmee- ster en brugwachter zal worden aangesteld op eene jaarwedde van honderd gulden en de benoeming van dien ambtenaar aan ons college optedragen c. voor den binnenhavenmeester tevens brugwachter en zijn adsistent eene instructie vasttestellen, waarvan het ontwerp hierbij gevoegd is. Burgemeester en Wethouders, J. G. DE WITT HAMER. De Secretaris, HARTMAN. Niemand over de algemeene strekking het woord verlangende,brengt deVoorzitterde ontwerp-verordening op de heffing van een leggeld in behandeling, waarvan art. 1 luidt »Er wordt geheven een leggeld voor het gebruik van grond langs de haven of boorden der haven, ten bedrage van vijftig cents zoor elke scheepslading, met uitzondering van eene lading boomen, waarvoor tien cents per boom verschuldigd is. Gedeelten worden voor geheelen in rekening gebracht". De heer jhr. Flugi van Aspermont wenscht een grens gesteld te zien voor het innemen van meerder of minder oppervlakte. Da Voorzitter acht het moeielijk de oppervlakte te omschrijven. Bij den weinigen diepgang der haven zal er in de hoegrootheid der ladingen niet zulk een groot verschil zijn. Eerst, wanneer eene lading of gedeelte eener lading langer dan 14 dagen blijft liggen, komt de oppervlakte, die zij inneemt, in berekening. De heer Den Boer kan zich met dit- artikel zeer goed vereenigen. Hoe toch zou de oppervlakte berekend moeten worden van b. v. eene lading suikerpenen, die door verschillende personen wordt aangebracht? Art. I in omvraag gebracht wordt met 10 stemmen aangenomen. Tegen de heer jhr. Flugi van Aspermont. De andere artikelen dezer verordening worden zon der stemming en de verordening in haar geheel met algemeene stemmen aangenomen. De verordening op de invordering geeft geen aan leiding tot discussie en wordt in haar geheel met algemeene stemmen aangenomen. Evenmin wordt over de nieuwe instructie voor den binnenhavenmeester en zijn adsistent discussie gevoerd en deze met algemeene stemmen aangenomen, waar door de aanstelling van een adsistent, met opdracht aan B. en W. van zijne benoeming, is goedgekeurd. XI. De Voorzitter deelt nu mede, dat sedert de invoering der nieuwe wet op het lager onderwijs de verordening, regelende de benoeming en den werkkring der Commissie van bijstand voor het onderwijs in de handwerken, op eene herziening wachtte en dat B. en W. deze aan herziening hebben onderworpen, terwijl de plaats, commissie van toezicht op het lager onderwijs hare goedkeuring aan het ontwerp der gewijzigde verordening heeft gehecht. Hij brengt dit ontwerp in behandeling. De artikelen worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming en de verordening in haar geheel met algemeene stemmen aangenomen. XII. Thans is aan de orde een adres van den Majoor-Kommandant, inhoudende de aanvrage »om door deskundigen te doen onderzoeken in hoeverre het terrein rondom deze stad zich leent tot het inrichten van een schietbaan van 200 a 250 M. lengte en welke kosten daaraan voor de gemeente zouden zijn verbonden om alsdan, naar aanleiding van het gedaan onderzoek de oprichting van een schietbaan bij een vroeger gedaan adres op nieuw in behandeling te nemen." Een preadvies van B. en W. wordt gelezen, welk preadvies luidt als volgt Aan den Gemeenteraad. Waar de Gemeenteraad bij herhaling en nu laat stelijk binnen den tijd van nauwelijks één jaar nog weder tot tweemaal toe duidelijk omtrent de oprichting eener schietbaan van zijn gevoelen heeft doen blijken en de argumenten vóór en tegen die zaak, zoo schriftelijk als mondeling in het breede zijn overwogen, meenen B en W. het aan de waardigheid van deze vergade ring verschuldigd te zijn, UEdA. voor te stellen om het adres van den heer Majoor Kommandant der Schutterij voor kennisgeving aan te nemen en over te gaan tot de orde van den dag. Goes, 26 Juli 1884. Burg. en Weth. van Goes J. G. DE WITT HAMER. De Secretaris HARTMAN. De Voorzitter brengt de conclusie van dit preadvies in behandeling. De heer dr. Callenfels moet eene aanmerking maken op den vorm waarin de voordracht is vervat. Hij acht het niet beneden de waardigheid van den raad, om het verzoek van den Majoor-Kommandant in behande ling te nemen, maar veeleer beleedigend voor den Majoor wanneer het voorstel van B. en W. wordt aangenomen. Men kan beleefd antwoorden. Het gebeurt toch zoo dikwijls, dat iemand een verzoek herhaalt, wanneer hij van het goede der zaak overtuigd is, en nu verdient, naar zijne meening, Majoor Soutendam niet, om met zulk een besluit, als B. en W. willen, bejegend te worden. De heer Lambrechtsen gelooft niet, dat de waardig heid van den raad zich verzet tegen de inwilliging van het eerste gedeelte van het verzoek. Het betreft hier alleen eene quaestie van een terrein en geld. Tot hiertoe is nog geen onderzoek ingesteld of er terrein te vinden zou zijn. Vóór- of tegenstander van de schiet baan zijnde, kan men het adres niet gewoon voor no tificatie aannemen, en spr. wenscht, dat men gehoor geve aan het eerste gedeelte van het verzoek. De heer dr. Callenfels is van gevoelen, dat eene schietbaan eene eerste voorwaarde is voor eene schut terij, en zal daarom het voorstel van den heer Lam brechtsen ondersteunen. Ook bij het leger wordt ge legenheid gegeven om te schieten; men heeft daar zelfs schietscholen. Waarom moet de schutterij hiervan zijn uitgesloten? In oorlogstijd wordt de schutterij mobiel verklaard en dan zijn de schutters net soldaten. Als men goed schieten kan, kan men veel doen. Dat hebben de Transvalers bewezen tegenover de Engel- schen. In ons kleine land moet men de weerbaarheid versterken. Dat doet de regeering ook, getuige de IJsellinie, de waterlinie, de forten bij Naarden en Muiden. Men moet veel doen om ons land te verdedigen. De Voorzitter zegt niet op het laatste te zullen antwoorden maar het eerste te willen refuteeren. Het voorstel van B en W. heeft geenszins eene beleediging van den Kommandant der schutterij ten doel. Spr. kan begrijpen, dat iemand, die veel opheeft met zijn vak, een verzoek om te erlangen wat hij wil, doorzet, maar er moet toch eens een eind komen aan het vra gen. En nu ziet spr. niet in, dat er voor wien ook eene beleediging in zou liggen, wanneer het college van dagelijksch bestuur, nadat herhaalde malen en op goede gronden is aangetoond, dat een verzoek niet voor inwilliging vatbaar is, het aan de waardigheid van den raad verschuldigd meent te zijn een voorstel te doen als in het advies is vervat. Het voorstel van B. en W. wordt in omvraag ge bracht en aangenomen met 8 tegen 3 stemmen. Te gen de heeren dr. Isebree Moens, dr. Callenfels en Lambrechtsen. XII. Nog moet opgemaakt worden de voordracht van dubbeltallen voor de benoeming van twee leden in het college van zetters, ten gevolge der aanstaande periodieke aftreding van de heeren B. M. Den Boer en A. De Beste. De Voorzitter noodigt de heeren jhr. Flugi Van Aspermont en liakebeeke uit als stemopnemers te fun- geeren. Achtereenvolgens worden aangewezenvoor het eerste dubbeltal de heeren B. M. Den Boer met 10 (1 briefje blanco) en J. H. Janssen met algemeene stemmen; voor het tweede dubbeltal de heeren A. De Beste en A. Dekker Jz., beiden met algemeene stemmen. XIII. De heer dr. Callenfels vraagt, of er geen brief is ingekomen van de openbare gezondheidscom missie, inhoudende een rapport omtrent het onderzoek van drinkwater. De Voorzitter antwoordt, dat die brief even vóór den aanvang der raadsvergadering bij hem ontvangen

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1884 | | pagina 2