gezamenlijk met 140 portiën soep van de rot geroi-
eerd werden.
Vier aanvragers zijn niet opgekomen, omdat zij later
genoeg verdienden en dus de hulp der Commissie niet
noodig hadden. Maar de Commissie was verplicht op
drie aanvragen afwijzend te beschikken, twee, omdat
de ouders bepaald onwillig waren, hunne kinderen ter
school te zenden, een, omdat het hoofd des gezins, in
staat om het werk van de Schans te doen, de voor
keur gaf aan bedelen.
Gaven de bovenstaande mededeelingen, die den on-
dergeteekenden door de Commissie verstrekt werden,
reeds een aangenamen indruk, de rekening van het
geldelijk beheer versteikte dien in ruime mate.
De ontvangsten hebben bedragen
lo. Goed slot der rekening over *1882/83 Nihil
2o. Bedrag der gedane inschrijvingen
"Wijk A286.85
B329 10
C342 62
D246.85
3. Extra giften
4. Andere ontvangsten
1205.42
Nihil
12 99%
1218.41
te zamen
Da uitgaven hebben beloopen:
1. Ingrediënten voor de soep 796.52%
2. Brandstof en onderhoud 184 61
3. Vaste belooningen 194.45
te zamen 1175.58%
Alzoo een goed slot van 42.83
Tegenover een tekort van 29,47, waarmede de
rekening van 1882/83 sloot, en dat toen welwillend
is aangezuiverd, staat dus nu een saldo van ƒ42,83,
welk saldo feitelijk ƒ117,96 bedraagt, daar uit de
gewone inkomsten eenige herstellingen aan den ketel
ad. ƒ45,95 en eenige verbeteringen aan het gebouw
ad. ƒ29,18 zijn bekostigd.
Hetzelfde is het geval met de rekening van het
reservefonds. Deze sloot over 1882/83 met een tekort
van 24,23%, terwijl dit jaar geene uitgaven te doen
waren, zoodat, aangezien de ontvangsten ƒ37,44 be
droegen, thans een voordeelig saldo van 12,20%
valt te constateeren.
Uit dit alles meenen de ondergeteekenden het ge
voelen der commissie te mogen deelen,dat het pauperisme
in deze gemeente niet zoo groot is, als wel eens be
weerd wordt, maar dat het integendeel sterk afnemende
is. Als oorzaken daarvan kunnen worden aangemerkt de
afschaffing der accijnzen en de oprichting der bewaar
scholen. Betaalt de mingegoede klasse, die doorgaans
met de verzorging van een groot getal kinderen be
last is, door de afschaffing der accijnzen, minder voor
de eerste levensbehoeften, het onderwijs, en met name
de bewaarschool kweekt en vormt goede huismoeders,
wier invloed op de welvaart van het gezin niet te
miskennen valt.
Ofschoon een woord van dank aan de commissie
stereotyp is geworden, werd het door de ondergeteekenden
vooral thans welgemeend aan de Commissie gebracht
en vertrouwen zij, dat uwe vergadering gaarne daaraan
hare adhaesie zal schenken, met den wensch, dat de
commissie hare taak, in het belang der armeneen
volgend jaar weder zal opvatten en voortzetten.
Goes, den 26 Juli 1884.
De Commissie voor het nazien der rekening van
de (Economische spijsuitdeeling over 1883/84
J. G. DE WITT HAMER
HARTMAN.
De vergadering geeft door applaus hare instemming
met het slot van dit rapport te kennen, waarna het
voor notificatie wordt aangenomen.
IV. Als ingekomen stukken worden ter tafel ge
bracht en eveneens voor notificatie aangenomen
a. Bericht van het overlijden van Z. K. H. den
Prins van Oranj-», waarop door B en W. een adres
van rouwbeklag aan Z. M. den Koning is gezonden,
waarvoor eene dankbetuiging is ontvangen.
b. Provinciaal blad no. 57 bevattende circulaire, dat
mr. W. M. De Brauw op 16 Juni de betrekking van
Commissaris des Konings in Zeeland heeft aanvaard,
waarbij wordt medegedeeld, dat die heer in gemelde
qualiteit den 9 Juli deze gemeente heeft bezocht,
c Missive van Ged. Staten, dd. 20 Juni, houdende
bericht der goedkeuring van het raadsbesluit tot af-
en overschrijving op de begrooting voor 1883.
d. Procesverbaal der opening van de boeken en kas
bij den Gemeente-Ontvanger op den 1 Juli jl
e. Kennisgeving van de plaatselijke commissie van
toezicht op het lager onderwijs, dat de heer J. J.
Ramondt heeft bedankt voor de betrekking van Secre
taris bij die commissie en dat in zijne plaats is be
noemd de heer Ph. M. De Ronde Bresser.
Reclames van de wed. E. De Meulemeester en
S. van der Peijl tegen hunnen aanslag in den II. O.,
die bij de anderen verzameld en tegelijk met deze
behandeld zullen worden.
g. Bericht van den heer M. C. J. De "Visser dat hij
de betrekking van lid der gezondheids-commissie
aanneemt.
h. Een verweerschrift van Dr. L W. Th. Wigman,
luidende
Aan den Raad der gemeente Goes.
De heeren Adam en Dr. Kooman hebben gemeend
aan Uwe vergadering een schrijven te moeten richten,
naar aanleiding van de in de raadsvergadering van
19 Mei gevoerde debatten over het ontelagnemen van
den ondergeteekende als lid van de O. G. C.
U zult mij wel willen toestaan aan dit schrijven en
het daarover gesprokene eenige rectificatie toe te voegen
Ten gevolge van mijne bevinding omtrent brood van
buiten deze gemeente afkomstig, ben ik 20 Febr.
begonnen met een broodonderzoek op aluin van al de
bakkers uit deze gemeente. Ongeveer een paar weken
te voren waren bovengenoemde leden der Chemische
Subcommissie volgens hunne mondelinge mededeeling
met hun onderzoek van brood begonnen. Dergelijke
onderzoekingen vorderen uit den aard der zaak ver
scheidene weken. Hun onderzoeken het mijne liep over
brood uit denzelfden tijd afkomstigchemisch gesproken
hebben beide dus gelijktijdig plaatsgehad.
Hierdoor laat zich dan ook de verwarring verklaren,
welk onderzoek posterieur is geweest.
Wetende, dat beide heeren met broodonderzoek be
zig waren, heb ik eerst hunne resultaten willen af
wachten, alsvoren de mijne bekend te maken, om dan
hieruit gezamenlijk een zoo volledig, en dientengevolge
ook zoo rechtvaardig mogelijk rapport te kunnen pu-
bliceeren. Toen hun verslag zich echter langer liet
wachten, dan ik vermoed had, heb ik, in het alge
meen belang, voorloopig officieuse bekendheid aan het
geval gegeven, te meer, daar geheimhouding van wat
hier op het laboratorium plaats had, mij niet mogelijk
bleek. Hiermee hebben dan ook de betrokkene bakkers,
gelijk te verwachten was, hun voordeel gedaan,
Een onmiddellijk na de Paasch-vacantie herhaald
onderzoek heeft deze verwachting niet teleurgesteld.
Aan de leden der O. G. C. heb ik in het kort het
voorgevallene medegedeeld met het voornemen het
daarna in den vorm van een rapport in het nog niet
verschenen verslag der genoemde heeren te vermelden
en tevens voortestellen de schuldige, in elk geval de
aansprakelijke bakkers vanwege de O. G. C. eene be
risping en waarschuwing te doen toekomen.
Een ieder kan zijne eigene zienswijze hebben, wat
hij voor het openbaar belang het best oordeelt. Ik
ben de meening toegedaan dat eene voortdurende nauw
keurige controle de beste waarborg zal zijn voor de
goede hoedanigheid der voedingsstoffen. En wanneer
men met zachte middelen het beoogde doel kan be
reiken, behoeft men m. i. niet dadelijk zijn toevlucht
te nemen tot opspraakverwekkende strenge maatrege
len; in casu mocht men dit m. i. niet doen, omdat
men niet de zekerheid had of men met de werkelijk
schuldigen (de meelverkoopers of slechts met de aan
sprakelijke bakkers te doen had.
Het zal wel om die reden zijn, dat in andere plaatsen
eerst na voorafgaande waarschuwing wordt overgegaan
tot openlijke bekendmaking der namen. De publicatie
moet dan, om zoo rechtvaardig mogelijk te zijn, een
vergelijkend overzicht geven van de algemeene quali
teit der voedingsstof. Een bakker, in wiens brood zich
geen aluin bevindt, verkoopt mogelijk brood, dat om
andere redenen nog veel nadeeliger is. Ook het openlijk
bekendmaken van namen heeft evenzeer doch slechts
tijdelijk een gunstigen invloed. Niemand zal toch willen
beweren, dat de melk daarom nu steeds bij alle melk-
verkoopers van eene goede qualiteit is. Van genoemd
voorstel is echter niets kunnen komenmijne mede
deeling werd zij het dan wellicht door eene toevallige
meerderheid voor notificatie aangenomen.
(Het was deze mededeeling, die door de heeren
Adam en Dr. Kooman voor een rapport is aangezien
en die, bij gebrek aan een werkelijk rapport, als zoo
danig dienst heeft weten te doen. Hierdoor vervalt
dan ook de aanmerking op dit zoogenaamde rapport,
door deze beide heeren gemaakt, die buitendien nog on
juist is. Wanneer toch eene stof als zoodanig niet mag
aanwezig zijn, is het onnoodig er de quantiteit van
te bepalen.)
Het is te hopen, dat de O. G. C. voortaan beter
gebruik zal weten te maken van een haar medegedeeld
belangrijk resultaat van een bevoegd deskundige, dan
aanneming voor notificatie, zij het dan ook, dat zulks
slechts te danken is aan een onderzoek in privé.
De toen aanwezige meerderheid wil hare handelwijze
verdedigen met de bewering, dat ik het onderzoek
gedaan heb, niet als lid der O. G. C. maar als particulier.
Nu daargelaten welk particulier persoon er toe
komen zou in het algemeen belang een zoo tijdroovend
onderzoek intestellen, dan zou het dezen onderzoeker
toch vrij staan naar goeddunken van zijne bevinding
gebruik te maken. Op dien grond voegde het den
heeren Adam en dr. Kooman allerminst om mij een
verwijt ervan te maken, dat ik in dezen zelfstandig
gehandeld heb.
In deze geheele zaak is evenwel niet de hoofd-
quaestie of ik ben afgeweken van de gewone wijze
van werken der subcommissie, of dat ik iets over het
hoofd heb gezien, opzettelijk verzuimd of nagelaten,
maar wel het verschil tusschen de resultaten van het
chemisch onderzoek der genoemde heeren en die van
het mijne. De bedoelde heeren deelden zeer gerust
stellend mee, dat het brood vrij van alle schadelijke
bestanddeelen bevonden was, terwijl mijn onderzoek
(evenals dat van een bevoegd scheikundige in onze
gemeente) aantoonde, dat het brood van sommige
bakkers aluinhoudend, dus schadelijk was geweest!
De O. G. C. nam echter de mededeeling van het
resultaat van mijn onderzoek voor notificatie aan 1
Behoeft het dan nog betoog dat de O. G. C. door
zoodanige handelwijze mij noodzaakte ontslag te nemen
Ik laat daarom gaarne de vervulling der vacature
over aan iemand, die mogelijk andere inzichten heeft
omtrent de samenwerking met zijne chemische collega's
en omtrent hetgeen de chemische subcommissie der
O. G. C. hier ter stede wezen kan en wezen moet.
Goes, 1 Juli '84.
Dr. L. W. TH. WIGMAN.
V. Alsnu is aan de orde de behandeling der staten
van oninbare posten en restanten van den hoofdelijken
omslag over 1882 en 1883, met advies der financiéele
commissie tot vaststelling.
De Voorzitter leest een ontwerp-besluit, dat zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt
goedgekeurd en waaruit blijkt, dat oninbaar verklaard
wordt: ƒ70,37'op het kohier over 1882 en 131,54
op dat over 1883, terwijl den ontvanger wordt opge
dragen eene som van 243,07' als restant van het
kohier over 1883 in de rekening te brengen.
VI. Op dezelfde wijze wordt gehandeld met de ko
hieren der belasting op de honden, bedragende het
oninbare over 1882 7,50 en over 1883 10,ter
wijl als restant nog te innen blijft 22,
VII. Vervolgens wordt namens burg. en weth. aan
geboden de verantwoording van hun financieel beheer
der gemeente over 1883, met overlegging der door den
ontvanger opgemaakte rekening en vergezeld van een
ontwerp-besluit tot vaststelling, luidende
De Raad der gemeente Goes.
Gezien en onderzocht hebbende de door Burgemeester
en Wethouders, onder overlegging van de hun door
den gemeente-ontvanger, volgens art. 115 der gemeen
tewet aangeboden rekening, gedane verantwoording
der ontvangsten en uitgaven der gemeente, over het
dienstjaar 1883, mitsgaders de daarbij overgelegde
bewijsstukken
Besluit
bij voorraad den ontvang te bepalen op 102810.66
de uitgaaf op100648 78%
en het goed slot op2161.87%
Aldus ontworpen door B. en W. van Goes den 26
Juli 1884.
J. G. DE WITT HAMER, Burgemeester.
HARTMAN, Secretaris.
De rekening zal worden ter visie gelegd en met hare
bescheiden gesteld in handen der financiëele commissie
tot onderzoek.
VIII. Op verzoek van het bestuur van het Gasthuis
wordt dit gemachtigd (zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming) tot wijziging van de begrooting dier
instelling voor 1883.
IX. Gelijk verzoek van het Burgerlijk Armbestuur
wordt op dezelfde wijze ingewilligd.
X. Alsnu wordt gelezen een rapport met voorstel
van burg. en weth,, luidende als volgt:
Aan den Raad der gemeente Goes.
Reeds meermalen is geklaagd over de onduidelijkheid
en de moeielijke toepassing van de voorschriften be
treffende de heffing van kadegeld.
Daarbij wordt in de vigeerende voorschriften de Ver
ordening op de heffing genoemdBesluit tot heffing
van een leggeld voor het gebruik van den grond der
Boomkade"en de Verordening op de invordering
getituleerdVerordening voor de heffing" enz., welke
aanduidingen niet alleen onjuist, maar na de opheffing
van de vroegere boomkade niet meer toepasselijk zijn.
Eigenlijk mag de belasting onder vigeur der tegen
woordige wet niet voor het gebruik van andere kaden
geheven worden.
Bovendien was in de vigeerende voorschriften geen
bepaling te vinden omtrent het laten liggen van la
dingen of van boomen. Meermalen gebeurde het, dat
boomen gedurende meerdere maanden op de kaden
bleven liggen, en deze laatste alzoo tot bergplaats ge
bezigd werden. Wel was daartoe volgens art. 2 der
Verordening op de Kaden (no. 89 uit den bundel) ver
lof van den burg. noodig, maar van betaling van eenige
retributie was geen sprake. De bepaling omtrent het
verlof van den burg., dat door burg en weth. zal ge
geven moeten worden, is bij de nieuwe verordening op
het gebruik van de kaden enz overgenomen, maar wij
achten het billijk, dat voor zulk een langdurig innemen
van grond eenig recht aan de gemeente betaald worde.
Dit alles heeft ons genoopt nieuwe verordeningen op
de heffing van een kadegeld of leggeld op de kaden te
ontwerpen, welke ontwerpen1 wij aan de financiëele
commissie hebben gezonden om advies.
Deze commissie was eveneens van oordeel, dat het
besluit tot heffing der rechten wijziging behoefde. Ten
gevolge van door haar gemaakte opmerkingen is de
door ons ontworpen heffing eenigszins gewijzigd, waar
mede zij zich, naar wij mogen veronderstellen, zal ver
eenigen.
Wij hebben de eer de ontwerpen van beide veror
deningen hierbij ter behandeling aan uwe vergadering
voorteleggen.
Worden zij door u vastgesteld, dan zal de gemeente
ongetwijfeld daarvan voordeel genieten. Maar tevens
zal de binnenhavenmeester zijne werkzaamheden en
zijne verantwoording dan zeer vermeerderd zien. Die
werkzaamheden waren door vermeerderde scheepvaart
reeds zoodanig uitgebreid, dat wij al plan gevormd
hadden, hem hulp ter zijde te stellen. Immers het
maken eener nieuwe los- en laadplaats van boomen,
zoover verwijderd van de brug en van de havenkom,
is oorzaak, dat hij niet overal zijne functiën met die
nauwgezetheid kan vervullen, welke hem eigen is, en
die ook gevorderd wordt. Nu voortaan ook de tijden
van lossen en laden, en van het neerleggen van goede
ren moeten geconstateerd worden, is het dringend
noodig hem door een adsistent te doen bijstaan. Wat
aan den adsistent in het bijzonder kan worden opge
dragen en hoe overigens de werkzaamheden tusschen
beide ambtenaren verdeeld en geregeld kunnen worden,
kan het best blijken uit de ontwerp-instructie, die
almede hierbij aan uwe vergadering wordt overgelegd.
Wij stellen u tengevolge van een en ander voor:
a. de ontwerp-verordeningen op de heffing en in
vordering van een kade- of leggeld aantenemen en
aan 's Konings goedkeuring te onderwerpen
b. te besluiten dat een adsistent-binnenhavenmee-
ster en brugwachter zal worden aangesteld op eene
jaarwedde van honderd gulden en de benoeming van
dien ambtenaar aan ons college optedragen
c. voor den binnenhavenmeester tevens brugwachter
en zijn adsistent eene instructie vasttestellen, waarvan
het ontwerp hierbij gevoegd is.
Burgemeester en Wethouders,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Niemand over de algemeene strekking het woord
verlangende,brengt deVoorzitterde ontwerp-verordening
op de heffing van een leggeld in behandeling, waarvan
art. 1 luidt
»Er wordt geheven een leggeld voor het gebruik
van grond langs de haven of boorden der haven, ten
bedrage van vijftig cents zoor elke scheepslading, met
uitzondering van eene lading boomen, waarvoor tien
cents per boom verschuldigd is. Gedeelten worden voor
geheelen in rekening gebracht".
De heer jhr. Flugi van Aspermont wenscht een
grens gesteld te zien voor het innemen van meerder
of minder oppervlakte.
Da Voorzitter acht het moeielijk de oppervlakte te
omschrijven. Bij den weinigen diepgang der haven zal
er in de hoegrootheid der ladingen niet zulk een groot
verschil zijn. Eerst, wanneer eene lading of gedeelte
eener lading langer dan 14 dagen blijft liggen, komt
de oppervlakte, die zij inneemt, in berekening.
De heer Den Boer kan zich met dit- artikel zeer
goed vereenigen. Hoe toch zou de oppervlakte berekend
moeten worden van b. v. eene lading suikerpenen, die
door verschillende personen wordt aangebracht?
Art. I in omvraag gebracht wordt met 10 stemmen
aangenomen. Tegen de heer jhr. Flugi van Aspermont.
De andere artikelen dezer verordening worden zon
der stemming en de verordening in haar geheel met
algemeene stemmen aangenomen.
De verordening op de invordering geeft geen aan
leiding tot discussie en wordt in haar geheel met
algemeene stemmen aangenomen.
Evenmin wordt over de nieuwe instructie voor den
binnenhavenmeester en zijn adsistent discussie gevoerd
en deze met algemeene stemmen aangenomen, waar
door de aanstelling van een adsistent, met opdracht
aan B. en W. van zijne benoeming, is goedgekeurd.
XI. De Voorzitter deelt nu mede, dat sedert de
invoering der nieuwe wet op het lager onderwijs de
verordening, regelende de benoeming en den werkkring
der Commissie van bijstand voor het onderwijs in de
handwerken, op eene herziening wachtte en dat B. en W.
deze aan herziening hebben onderworpen, terwijl de
plaats, commissie van toezicht op het lager onderwijs
hare goedkeuring aan het ontwerp der gewijzigde
verordening heeft gehecht. Hij brengt dit ontwerp in
behandeling.
De artikelen worden zonder beraadslaging en zonder
hoofdelijke stemming en de verordening in haar geheel
met algemeene stemmen aangenomen.
XII. Thans is aan de orde een adres van den
Majoor-Kommandant, inhoudende de aanvrage »om
door deskundigen te doen onderzoeken in hoeverre het
terrein rondom deze stad zich leent tot het inrichten
van een schietbaan van 200 a 250 M. lengte en welke
kosten daaraan voor de gemeente zouden zijn verbonden
om alsdan, naar aanleiding van het gedaan onderzoek
de oprichting van een schietbaan bij een vroeger gedaan
adres op nieuw in behandeling te nemen."
Een preadvies van B. en W. wordt gelezen, welk
preadvies luidt als volgt
Aan den Gemeenteraad.
Waar de Gemeenteraad bij herhaling en nu laat
stelijk binnen den tijd van nauwelijks één jaar nog weder
tot tweemaal toe duidelijk omtrent de oprichting eener
schietbaan van zijn gevoelen heeft doen blijken en de
argumenten vóór en tegen die zaak, zoo schriftelijk
als mondeling in het breede zijn overwogen, meenen
B en W. het aan de waardigheid van deze vergade
ring verschuldigd te zijn, UEdA. voor te stellen om
het adres van den heer Majoor Kommandant der
Schutterij voor kennisgeving aan te nemen en over
te gaan tot de orde van den dag.
Goes, 26 Juli 1884.
Burg. en Weth. van Goes
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris
HARTMAN.
De Voorzitter brengt de conclusie van dit preadvies
in behandeling.
De heer dr. Callenfels moet eene aanmerking maken
op den vorm waarin de voordracht is vervat. Hij acht
het niet beneden de waardigheid van den raad, om
het verzoek van den Majoor-Kommandant in behande
ling te nemen, maar veeleer beleedigend voor den
Majoor wanneer het voorstel van B. en W. wordt
aangenomen. Men kan beleefd antwoorden. Het gebeurt
toch zoo dikwijls, dat iemand een verzoek herhaalt,
wanneer hij van het goede der zaak overtuigd is, en
nu verdient, naar zijne meening, Majoor Soutendam
niet, om met zulk een besluit, als B. en W. willen,
bejegend te worden.
De heer Lambrechtsen gelooft niet, dat de waardig
heid van den raad zich verzet tegen de inwilliging
van het eerste gedeelte van het verzoek. Het betreft
hier alleen eene quaestie van een terrein en geld. Tot
hiertoe is nog geen onderzoek ingesteld of er terrein
te vinden zou zijn. Vóór- of tegenstander van de schiet
baan zijnde, kan men het adres niet gewoon voor no
tificatie aannemen, en spr. wenscht, dat men gehoor
geve aan het eerste gedeelte van het verzoek.
De heer dr. Callenfels is van gevoelen, dat eene
schietbaan eene eerste voorwaarde is voor eene schut
terij, en zal daarom het voorstel van den heer Lam
brechtsen ondersteunen. Ook bij het leger wordt ge
legenheid gegeven om te schieten; men heeft daar
zelfs schietscholen. Waarom moet de schutterij hiervan
zijn uitgesloten? In oorlogstijd wordt de schutterij
mobiel verklaard en dan zijn de schutters net soldaten.
Als men goed schieten kan, kan men veel doen. Dat
hebben de Transvalers bewezen tegenover de Engel-
schen. In ons kleine land moet men de weerbaarheid
versterken. Dat doet de regeering ook, getuige de
IJsellinie, de waterlinie, de forten bij Naarden en
Muiden. Men moet veel doen om ons land te verdedigen.
De Voorzitter zegt niet op het laatste te zullen
antwoorden maar het eerste te willen refuteeren. Het
voorstel van B en W. heeft geenszins eene beleediging
van den Kommandant der schutterij ten doel. Spr.
kan begrijpen, dat iemand, die veel opheeft met zijn
vak, een verzoek om te erlangen wat hij wil, doorzet,
maar er moet toch eens een eind komen aan het vra
gen. En nu ziet spr. niet in, dat er voor wien ook
eene beleediging in zou liggen, wanneer het college
van dagelijksch bestuur, nadat herhaalde malen en op
goede gronden is aangetoond, dat een verzoek niet
voor inwilliging vatbaar is, het aan de waardigheid
van den raad verschuldigd meent te zijn een voorstel
te doen als in het advies is vervat.
Het voorstel van B. en W. wordt in omvraag ge
bracht en aangenomen met 8 tegen 3 stemmen. Te
gen de heeren dr. Isebree Moens, dr. Callenfels en
Lambrechtsen.
XII. Nog moet opgemaakt worden de voordracht
van dubbeltallen voor de benoeming van twee leden
in het college van zetters, ten gevolge der aanstaande
periodieke aftreding van de heeren B. M. Den Boer en
A. De Beste.
De Voorzitter noodigt de heeren jhr. Flugi Van
Aspermont en liakebeeke uit als stemopnemers te fun-
geeren.
Achtereenvolgens worden aangewezenvoor het eerste
dubbeltal de heeren B. M. Den Boer met 10 (1 briefje
blanco) en J. H. Janssen met algemeene stemmen;
voor het tweede dubbeltal de heeren A. De Beste en
A. Dekker Jz., beiden met algemeene stemmen.
XIII. De heer dr. Callenfels vraagt, of er geen
brief is ingekomen van de openbare gezondheidscom
missie, inhoudende een rapport omtrent het onderzoek
van drinkwater.
De Voorzitter antwoordt, dat die brief even vóór
den aanvang der raadsvergadering bij hem ontvangen