1884. N°. 67.
Zaterdag 7 Juni.
71ste jaargang.
BYSTERMANSPUT
De PATENTEN
SCHUTTERIJ
Het financiëele Voorstel.
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandao, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regeL
Het water uit den
is scheikundig onderzocht, en bevonden zoovele scha
delijke bestanddeelen te bevatten., dat het gebruik
daarvan als drinkwater ten sterkste moet worden
ontraden.
Goes, den 5 Juni 1884.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
over het vierde kwartaal van het dienstjaar 1883/84
kunnen ter Secretarie worden afgehaald tot den 19
Juni a. 8, op eiken werkdag tussehen des voormid
dags 9 en des namiddags 2 uren.
Goes, den G Juni 1884.
De Burgemeester van Goes,
J G. DE WITT HAMER.
De alphabetiache lijst van alle personen die aan de
loting voor de
dezer gemeente, moeten deelnemen, zal ter inzage
liggen ten raadhuize van Maandag den 9 Juni tot en
met Maandag den 16 Juni, van des voormiddags negen
tot des namiddags twee aren, terwijl de loting is be
paald op Donderdag den 19 Juni, des middags te 12
uren, ten raadhuize alhier.
Goes, den 6 Juni 1883.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Men mag zeggen, dat op dit oogenblik de wetgevende
macht voor eene der meest gewichtige beslissingen
staat. Hoe herhaaldelijk ook beproefd, telkens is het
mislukt eene inkomsten-belasting vast te stellen, zoodat
velen tbans in de meening veikeeren dat van een
lichaam, zooals de Tweede Kamer nu is, zulk eene
hervorming niet te wachten is. Eerst als door grond
wetsherziening nieuw bloed in dat lichaam is gebracht,
zou men die hervorming kunnen tegemoet zien.
Wij kunnen die meening niet deelen. De meerderheid
der Tweede Kamer is voor het beginsel eener inkom
stenbelasting gunstig gestemd, gelijk reeds bleek bij
de behandeling van het voorstel van den minister
Vissering.
Sinds dien zijn de omstandigheden nog heel wat
veranderd. De rijksmiddelen blijven bestendig beneden
de opbrengst van een vorig jaar, zelfs verre beneden
de raming, en over dit jaar is een belangrijk tekort
ongedekt, zoodat, daar nu de tijd reeds te ver verstreken
is om nog dit jaar door nieuwe belastingen een middel tot
dekking te vinden, eene staatsleening onvermijdelijk is.
Er is dus thans wel drang der omstandigheden.
Bovendien, wat zelden voorkomt, er is drang van de
zijde der bevolking om eene belasting op het inkomen
in te voeren.
In het voorloopig verslag is de klassenbelasting
inpopulair, drukkend, en in de maatschappelijke toe
standen ingrijpend genoemd. »Maar welke beteekenis",
zeggen wij den Minister in zijn memorie van antwoord
na, «welke beteekenis moet dan worden gegeven aan
de talrijke adressen van adhaesie, die zoowel ten gunste
van het voorstel Van Delden c. s. als van de klassen-
belasting zijn ingediend? Welke heffing, die van de
natie nieuwe offers vergt, zou in tegenstelling met de
klassenbelasting populair en niet drukkend genoemd
kunnen worden 'l Welke is minder storend voor handel
en verkeer en tast minder de bronnen van welvaart
aan
Wij hebben reeds vroeger aangetoond, dat de door
deze Regeering voorgestelde klassenbelasting aanbeve
ling verdient om de heldere, eenvoudige wijze waarop
het beginsel is uitgewerkt. Na van de bezwaren uit
het voorloopig verslag en het antwoord des Ministers
kennis genomen te hebben, vermindert die indruk niet.
Bezwaren, die tegen elk stelsel van inkomstenbelas
ting zijn te maken over het verband met grond-,
patent- en gemeente-belastingen, met goederen in de
doode hand, over de classificatie en de aangifte, worden
kort doch zakelijk beantwoord, en ons dunkt dat
deze proeve van eene inkomstenbelasting, zooals zij
thans bij gewijzigd wets-ontwerp voor ons ligt, in
redelijkheid voor alle partijen aannemelijk is.
Wat echter de meeste zorg voor het gelukken van
deze poging doet rijzen is de partijschap. De anti
liberale partijen bewegen hemel en aarde om de
meening ingang te doen vinden, dat de liberale staat
kunde ons heeft gebracht voor een «financiëelen af
grond". In het debat over de wijziging der schoolwet
was het geweeklaag over onze financiëele ellende aan
de rechterzijde zeer groot.
Dat gejammer was echter niet oprecht. De anti
liberalen hebben bij het jongste onderwijsdebat wel
uu=t groote en kwetsende woorden (waarom riep de
voorzitter den heer Schimrnelpenninek Van der Oije
niet tot de orde toen hij sprak van «afpersingen"
verklaard, dat onze financiëele toestand slecht is, maar
daaruit volgt nog niet dat zij hunne stem zullen
verleenen aan de klassenbelasting.
Het eenige doel met die beweging was om de
onderwijswet gewijiigd te krijgen. Nu dit doel niet is
bereikt, zal men waarschijnlijk weigeren zijne mede
werking te verleenen tot herstel van 's lands financiën.
Dat zulk eene politiek revolutionair is, schijnt er
minder opaan te komen. Als men om politieke redenen
buiten de zaak om de klassenbelasting verwerpt, kan
men ook de staatsleening verwerpen en ten slotte alle
begrootingen.
Geen geld, geen Zwitsersmoge in de handelswereld
een regel zijn, die recht van bestaan heeft, in het
staatsrecht moeten voor volksvertegenwoordigers hoo*
gere beginselen gelden.
Mocht evenwel de anti-liberale partij aan het
Standoard-advies gehoor geven (de ervaring leert dat
die adviezen juist niet altijd worden opgevolgd), dan
rust op de liberale partij de verplichting om door hare
krachtige eenheid de invoering van eene inkomsten
belasting mogelijk te maken.
Dat er op ondergeschikte punten wijziging kan toe
gelaten worden is te begrijpen, maar het hoofdbeginsel
der wet moet aangenomen worden. Het denkbeeld,
ontwikkeld in de nota De Bruyn Kops c. s., om de
4/5 van het personeel voor de gemeenten te doen
vervallen en in de plaats daarvan 9/10 van een rijks
inkomstenbelasting te stellen, kan zeer goed overwogen
worden, als de klassenbelasting vastgesteld is.
Het zeker niet bijzonder beginselvast beleid van het
ministerie-Heemskerk, ook op financieel gebied, kan
voor de liberalen geen reden zijn om de klassenbelasting
te verwerpen. Nu het eenmaal zóóver is gekomen, dat
wij uit de handen van een ministerie-Heemskerk een
inkomstenbelasting moeten aannemen, zou het onge
rijmd zijn den Minister van financiën te iaten vallen.
Het komt ons in strijd voor met een eerlijke liberale
politiek een werkelijk goede zaak te verwerpen om
den voorsteller.
Bovendien is het niet te ontkennen dat de liberale
partij in de Kamer die aaneengesloten meerderheid niet
is, die de optreding en het bestaan van een liberaal
kabinet zoude rechtvaardigen.
Het isvolstiekt niet voldoende dat eene meerderheid
van 3, 4 stemmen in een parlement wordt gevonden.
Wil een kabinet volgens bepaalde beginselen regeeren,
dan moet de meerderheid goed georganiseerd zijn, en
er moet voeling bestaan tussehen regeering en meer
derheid.
Wij zien op dit oogenblik weder in België hoe ge
vaarlijk het is als een ministerie, zonder de meerder
heid te raadplegen, met voorstellen voor den dag komt
waarvan het levensbehoud van een ministerie kan af
hangen.
Nu is het vrijwel uitgemaakt dat de liberale partij
thans nog niet zoo georganiseerd is, dat men niet eene
herhaling van de fouten van een ministerie-Kappeyne
zou moeten vreezen.
Vooralsnog is dus de heer Heemskerk meester van
den toestand. Het zou dus het hoogste onverstand zijn
eene uitnemende financiëele wet te verwerpen omdat
Heemskerk ze, met verzaking van de conservatieve
beginselen, aanbiedt.
De aanneming van de wet in hare hoofdbeginselen
achten wij derhalve in het belang van het land wen-
schelijk. Alleen zou eene meer progressieve richting
ons aannemelijk voorkomen.
Het is toch duidelijk dat, als ieder naar zijne draag
kracht bijdraagt (zooals de heer Grobbee in de stuk
ken beweert dat bij de klassenbelasting het doel is),
nog iets meer noodig is dan voor de laagste inkom
sten, die aangeslagen worden, een hooger percentage
aftetrekken dan voor de hoogere klassen. De draag
kracht laat zich niet door percenten bepalen maar
neemt naar den omvang der inkomsten toe.
Het percentage voor 1885, op 1 pet. voorgesteld,
komt ons ook niet te hoog voor. Het zal ongetwij
feld voldoende zijn om bet tekort op den staatsdienst
te dekken. De Minister van Financiën komt, naar de
opgaven van een paar dozijn gemeenten, tot de con
clusie dat in ons land een belastbaar inkomen van
340 millioen is te vinden. Wij zouden ons zeer moeten
bedriegen, indien dat cijfer niet hooger zal blijken te
zijn. In elk geval is dit eene aanbeveling te meer
voor het stelsel.
Wij hopen dus dat, zoo de anti liberalen soms eene
parlementaire werkstaking of een Iersch obstructionisms
in den zin hebben, de liberale partij in de Staten-
Generaal den belangrijken financiëelen maatregel, dien
de regeering voorstelt, zal weten te nemen.
GOES, Juni 1884.
Gisteren ontvingen wij omtrent den ziekte-toe
stand van den Kroonprins het volgende telegram, dat
wij per bulletin in de stad verspreidden»In den
toestand van den Kroonprin» kwam geene verandering
ten goede. De geneesheeren zijn niet zonder zorg,
vooral met het oog op zijne krachten".
Overeenkomstig de wettelijke bepalingen is, zoodra
door de geneesheeren geconstateerd was dat Z. K. H.
aan febris typhoïdea lijdt, daarvan aangifte gedaan ten
stadhuize en het biljet, de besmettelijke ziekte vermel
dende, aangeplakt aan het voorfront van het paleis.
Baron d'Anethan, gezant van België bij ons Hof,
heeft Woensdag, ingevolge opdracht van zijn souverein,
ten paleize van den Prins van Oranje inlichtingen in
gewonnen omtrent diens toestand, en tevens aan den
dienstdoenden adjudant de bijzondere betuiging vau
deelneming van HH. MM. den Koning en de Koningin
van België overgebracht.
Behalve de Belgische, hebben ook de Oostenrijksche
en Britsche gezanten, ingevolge bijzondere opdracht
hunner souvereinen, inlichtingen omtrent 's Prinsen
toestand ingewonnen.
Het Vaderland deelt mede, dat de Prins, die reeds
vóór een paar dagen zelf de verwachting had uitge
sproken dat zijne ziekte wel in typhus zou ontaarden,
naar het bulletin der geneesheeren vroeg, dat hem dan
ook werd medegedeeld. Z. K. H. nam er met groote
kalmte kennis van.
De Prins gaat voort met het geven van hevelen in
spoedvereischende zaken. Zijn geestestoestand is zelfs
van dien aard, dat hij persoonlijk last gaf, om namens
hem een bouquet te doen aanbieden aan zijn adjudant,
den luit.-kol. Hojel, die Woensdag zijn verjaardag vierde.
Van vertrouwbare zijde werd gisternamiddag 2 uur
verzekerd, dat, hoewel de toestand van den Prins hoogst
zorgwekkend is, de ziekte haar gewoon verloop heeft,
en onmiddellijk gevaar niet aanwezig is.
Z M. de Koning was voornemens naar de residentie
te komen, doch heeft vooralsnog gevolg gegeven aan
den raad van zijn eigen geneesheer en de hem behan
delende artsen, om de gezondheidskuur niet te staken.
Van 's Konings wege is de Regeering in kennis gesteld
met het ernstige ziektegeval van den Prins van Oranje.
Dientengevolge zal de Regeering door middel van de
Staatscourant de ongesteldheid van den Prins bekend
maken en zullen, te beginnen met gisteren, de ziekte
bulletins der geneesheeren in dat blad worden openbaar
gemaakt.
Bij zijn tegen elf uren gisteravond aan den hoogen
lijder gebracht bezoek heeft de geneesheer eenige koorts
verheffing geconstateerd. De verschijnselen in de inge
wanden waren iets gunstiger.
De algemeene toestand van Z. K. H. was op dat
oogenblik van dien aard, dat, indien er geen perforatie van
den darmwand plaats heeft, geen calamiteit te vree
zen is.
Het officieele bulletin luidde heden voormiddag
«Ofschoon de nacht verre van rustig was, geven de
verschijnselen geen redenen tot meerdere bezorgdheid".
Bij herstemming is tot lid der Provinciale Staten
van Zeeland in het kiesdistrict Hulst gekozen de heer
P. Moes, te Terneuzen, met 346 stemmen. De heer
mr. A. C. B. Thomaes, te Hontenisse, bekwam 303
stemmen.
Van de 872 kiezers hadden er 663 hunne stem uit
gebracht. Er waren 14 biljetten van onwaarde.
Met 21 Juni a. s. worden geplaatstde mach.
2e kl. S. Loewer, thans op non-activiteit te Zieriksee,
bij de opleiding voor mach.-leerling te Hellevoetsluis;
de mach. 2e kl. C. Schraver, op non-activiteit te Goes,
aan boord van Zr. Ms. monitor «Haai".
De kapitein-luitenant ter zee W. J. H. De Kanter
wordt met 21 dezer als le officier geplaatst aanboord
van Zr. Ms. schroefstoomschip «Atjeh".
Den heer De Smidt is op zijn verzoek tegen
15 Juni eervol ontslag verleend als burgemeester van
Schoondijke.
Driewegen. Woensdag werd in de vergadering van
Ingelanden van het calamiteuze waterschap Ellewouds-
dijk, die ditmaal alhier werd gehouden, als gezworen
herbenoemd dhr. J. Van Liere te Ellewoutsdijk. Ter
vervanging van de heeren J. Van Liere en G. De Jager
benoemde de Vergadering tot vertegenwoordigers in
den dijkraad van Ellewoudsdijk-Borsele de heeren A.
Fontein en D. Meulenberg, beiden wonende te Elle-
woudsdijk.
Het dijkgeschot voor 1884/85 werd vastgesteld op
ƒ20,25 per Hectare.
Hansweerd. Gedurende de maand Mei werden aan
dit Rijks-telegraafkantoor behandeld 586 telegrammen
als: verzonden 397, ontvangen 189. In de laatste zes
maanden werden behandeld 3504 telegrammen, tegen
3077 in dezelfde maanden een jaar vroeger. Van de
gelegenheid tot draad-correspondentie wordt vrij gere
geld gebruik gemaakt in de uren, dat het kantoor
vroeger (vóór 1 April jl.) gesloten was, namelijk van
89 uren voor- en van 122 en 79 uren namid
dags. De invoering van den doorloopenden dagdienst
blijkt dus inderdaad in eene behoefte te voorzien.
Ter gelegenheid van haar Sjarig bestaan zal door
de Handboog-sociëteit «Oefening en Uitspanning" alhier
op Donderdag 12 Juni a. s. een concours worden
gehouden naar den Doel, tot deelneming waaraan een
30tal zuster-sociëteiten zijn uitgenoodigd. De feest
vierende sociëteit looft uit 3 medailles en éen eere-
kruis. Naar men verneemt zal het Harmonie-gezelschap
«Eendracht maakt Macht" uit Bergen-op-Zoom het
concours door het uitvoeren van eenige muzieknommers
opluisteren, terwijl vóór de schieting een aanvang neemt
een optocht zal gehduden worden.
Het muziekgezelschap zal een .massief gouden medaille
toegekend worden. Moge schoon weder bevorderlijk
zijn tot het welslagen van het feest!
In de gisteren gehouden openbare vergadering
van den Raad van State, afdeeling voor de geschillen
van bestuur, zijn o. a behandeld het beroep van M.
C. Van Goethem, te Goes, van eene uitspraak van
Gedeputeerde Staten van Zeeland, in zake de nationale
militie, rapporteur de staadsraad Smidt; en het beroep
van C. Vinke te Nieuw- en St. Joosland, van eene
uitspraak van Gedeputeerde Staten van Zeeland, waarbij
de aanwijzing tot den dienst bij de nationale militie
van zijn zoon Izaiik is gehandhaafd, rapporteur de
staatsraad De Vries.
Uit de Memorie van antwoord blijkt, dat ook
da Minister het betreurt, dat de gemeente Vlissingea
nog enkele verbruiksbelastingen behoeftmaar die
behoefte is niet te loochenen. Wanneer bij eenige leden
twijfel bestond of de officieele toestand dier gemeente
de voorgedragen afwijking rechtvaardigde, meende hij
evenwel, in overeenstemming met het daartegen door
andere leden aangevoerde, dat blijkens het aangevoerde
iu de M. v. Toel. het verlies, hetwelk door afschaffing
dier belastingen zou worden geleden, niet uit directe
belastingen ware te vinden, zonder die bovenmatig
hoog op te voeren.
Naar aanleiding der vraag, aan het slot van het
V. V gedaan, zij opgemerkt, dat, voor het geval dat
met 31 December 1886 de verbruiksbelastingen in
enkele andere gemeenten niet meer noodig mochten
zijn, de gemeente Vlissingen daardoor niet zal worden
gebaat. Voor haar is een termijn van slechts twee
jaren veel te kort, cm op zoo groote verbetering van
inkomsten te hopen dat zij de accijnzen zou kunnen
ontberen. De regeering zal niet nalaten het gemeente
bestuur aan te sporen, die accijnzen in den loop der
vijf jaren, waarvoor zij worden aangevraagd, geleidelijk
te verminderen, zoo dit ten minste mogelijk is.
De Minister van binnenlandscbe zaken heeft aan
de Commissarissen des Konings de volgende aanschrij
ving gericht:
Mijne aandacht is gevestigd op de groote moeilijk
heid, om de bij dispensatie intevoeren varkens behoor
lijk te keuren aan het grenskantoor, waar de ir.voer
plaatsheeft. Teneinde dat bezwaar te ontgaan, wordt
aanbevolen de keuring van per spoorweg aangevoerde
varkens te doen plaatshebben op de plaats waar zij
gelost worden.
Met verwijzing overigens naar mijne circulaire van
28 April jl. no. 756, heb ik de eer U.H.E.G. te ver
zoeken, als voorwaarde voor de vergunningen tot invoer
van levende varkens te stellen, dat het vervoer, wan
neer de invoer over de landgrens geschiedt, moet plaats
hebben per spoorweg in geplombeei de wagens, en dat
keuring door een veearts, in het bezit van een diploma
volgens art. 13 der wet van 8 Juli 1874 (Stbl. no. 99),
moet geschieden bij de lossing op de plaats van aan
komst, onder politie toezicht. De voorwaarden, ver
meld sub. lo. en 3o. van mijne voormelde circulaire,
blijven onveranderd, evenals hetgeen omtrent de voor
waarden bij vervoer over zee sub. 2o. is vermeld.
In den loop van dit en bet volgende jaar kunnen
tachtig commiezen der vierde klasse der directe be
lastingen, invoerrechten en accijnzen worden aangesteld
op eene bezoldiging wegens tractement en toelage van
f 480 's jaarsde verzoekschriften om toelating tot
het voorschreven onderzoek moeten vóór den len Juli
1884 bij het Dep. van financiën zijn ingekomen en
kunnen desverkiezende worden ingezonden door tus-
schenkomst van de controleurs der directe belastingen,
invoerrechten en accijnzen, bij wie ook nadere inlich
tingen te bekomen zijn omtrent de stukken, welke
bij de verzoekschriften moeten worden overgelegd.
De Minister van Koloniën heeft reeds zijn ant
woord ingezonden op het pas verschenen voorloopig
verslag over de Indische begrooting. Voor 't oogenblik
geeft dit antwoord echter geen licht omtrent de pun
ten, die het zeerst de aandacht trekkenAtjeh en de
Nisero.
Over den toestand in Atjeh en het aldaar te volgen
regeeringsbeleid laat de minister zich liever niet uit,
omdat hij de voorkeur geeft aan eene onomwonden
uiteenzetting in comité-generaal.
Met het geven van inlichtingen omtrent de Nisero-
zaak wenscht hij te wachten tot na afloop der inter
pellatie.