1884. N°. 45.
Zaterdag 12 April.
71ste jaargang.
Bij dit nommer behoort een bijvoegsel.
Nabetrachting van de Lijdensweek.
GOËSCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan bet Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slecht
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel
Uithoofde van het Paaschfeest zal a. s.
Maandag geen nommer van dit blad ver
schijnen.
Toen Jezus voor Pilatus stond met Barabbas, (die
een moordenaar was) werd den landvoogd op zijne
vraag, wie van beiden hij zou vrijlaten, geantwoord:
Barabbas en toen hij, ria den eisch des volks, dat
Jezus zou gekruisigd worden, de vraag stelde: «Wat
heeft Hij dan kwaads gedaan?" was de kreet der
menigte opnieuw: «Kruis Hem!" Vanwaar die eisch
Kort vóór die kreet, werd uitgesproken had Jezus
voor den Hoogepriester terecht gestaan en daar ge
tuigd van zijne leer en van zijne handelingen, en de
Hoogepriester had zijne kleederen verscheurd, met den
uitroepHij heeft God gelasterd en daarop verklaard,
dat Jezus des doods schuldig was.
Toen Paulus op clen Areopagus te Athene stond en
daar vrijmoedig uitkwam voor zijne denkbeelden en
zijne overtuiging, waren de Grieksche wijsgeeren af
gunstig op hem. Zij zagen den Apostel met verach
ting aan, uitroepende: «Wat wil toch deze klapper
zeggen 1" en de menigte liet hem spreken en heengaan,
met het ontwijkende gezegde: «Wij zullen u wederom
hooren".
Toen Antonius Van Koma zijne denkbeelden ver
kondigde en het volk door zijn voorbeeld wilde aan
moedigen tot waarheid en oprechtheid, predikte hij
voor doove ooren, en was zijn loon om in de woestijn,
verlaten door iedereen, in de armen van twee zijner
jongeren te sterven.
Toen door de macht van Constantijn de Christelijke
kerk de heerschappij had erlangd, meende men dat
zuiverheid van zeden en vrijheid van geloof den boven
toon zouden hebben, maar de consuls van Rome be
klommen nog jaarlijks, vóór de aanvaarding hunner
waardigheid, het capitool, om aan Jupiter eer te be
wijzen, en de heidensche priesters offerden aldaar
voortdurend, in den naam «van het gansche ïjnen-
schelijk geslacht", terwijl de algemeene toestand zoo
danig was, dat Athanasius moest getuigen«Het is
een bewijs, dat zij zeiven geen vertrouwen hebben op
hun geloof, daar zij geweld gebruiken en de menschen
tegen hunnen wil dwingen".
Toen Bonafacius zijne leer aan de Friezen verkon
digde, en pal stond voor zijne overtuiging, werden hij
en zijne medestanders door de heidenen vermoord.
Toen Petrus van Amiens den eersten kruistocht
voorbereidde, deed hij dat, gezeten op een ezel, een
touw om het lichaam gebonden, barrevoets en met
een crucifiix in de hand. En wat was zijn loon
Dat de schare, die met hem naar Palestina zou op
trekken, door de ongeloovigen verslagen werd en de
proefneming een treurig einde had.
Toen Thomas Becket zijne stem verhief tegen de
denk- en levenswijze van den Frar.schen Koning Lode-
wijk VII, viel hij, als offer van zijne overtuiging,
onder de handen van vier ridders, leenmannen des
Konings.
Toen Johannes Huss de banvloeken en geldafpersin
gen van zijn tijd als onchristelijk brandmerkte en den
vinger legde op zoo menige wond, die der maatschappij
van zijnen tijd schadelijk was, werd hij gedwongen,
om ten aanhoore des volks afstand te doen van zijne
meeningen en die te herroepen. Doch zijn fier ant
woord was«Ik kan dat niet doen, of ik moet mijn
geweten verkrachten"en hij viel ais offer van blin
den geloofsijver, met den uitroep: «Aan de waarhe
den, die ik gepredikt, geleerd en geschreven heb, wil
ik vasthouden en die met mijn dood bezegelen".
Toen John de Wycliffe onverholen voor zijn gevoelen
uitkwam over de gebreken van zijnen tijd, moest
hij zijne vrijmoedigheid en eerlijkheid boeten met het
verlies zijner betrekking van hof-kapellaan bij EduardIV.
Toen Hieronymus Savonarola het grootsche plan
wilde ten uitvoer brengen, om de zeden te hervormen
en zijne tijdgenooten tot de zuiverheid en den eenvoud
van het oorspronkelijk Christendom terug te brengen,
mocht hij aanvankelijk zich in de volksgunst verheugen;
maar weldra werd hij aan zijn lot overgelaten, en
met twee zijner aanhangers verbrand.
Toen Luther zijne gevoelens verkondigde en, niet
tegen de overtuiging van zijn gemoed kunnende han
delen, als hervormer optrad, werd hij een vervloekte
ketter genoemd, en sprak men den rijksban over h*em
uit. Alleen de bescherming van den Keurvorst en
zijne gevangenschap op den Wartburg redden zijn
leven.
Toen Michel Servet zich op een vrijer standpunt
plaatste dan Crlvijn en in verschillende opzichten van
diens gevoelen afweek, werd over hem het afschuwe
lijke vonnis uitgesproken, waardoor een bloedvlek blijft
kleven op de nagedachtenis van den hervormer.
Toen de nieuwe leer meer en meer doordrong en
hare aanhangers als nieuwigheids-predikers werden
uitgescholden, verrezen brandstapels en schavotten, en
werd de grond doorweekt van het bloed der marte
laren voor de zaak der gewetensvrijheid.
Toen Arminius zich durfde verzetten tegen de
meeningen van Gomarus en liever geene formulieren
wilde, dan dezulken, die den vrijen mensch en zijn
geest bonden, werd hij verketterd en zijne volgelingen
werden later uit de kerk verdreven. Oldenbarneveld
stierf op het schavot en Hugo De Groot en Hooger-
beets werden gevangen gezet.
Toen Jean de Labadie (Waalsch predikant te
Middelburg) in zijne prediking een zedelijk leven boven
een rechtzinnige leer als eisch aan 2ijne gemeente
stelde, werd hij van zijn ambt ontzet, en onderging
zijn vriend Yvon hetzelfde lot.
Toen het genootschap «Christo Sacrum" te Delft
vrijheid van denken en van geloofsbelijdenis als de
eerste zijner grondbeginselen verkondigde, ondervond
de met lof bekende Jakob Hendrik Onderdewijngaard
Canzius, wat vooroordeel vermag. Miskenning en te
genwerking was zijn loon.
Toen Scholte en De Cock zich niet langer konden
vereenigen met de algemeen aangenomen Der der
kerk, en met hunne gemeenten, dre hun getrouw bleven,
verandering wenschten, werden zij afgezet en vervolgd
en meermalen in de gevangenis geworpen.
Toen Buddingh, zijne overtuiging geen geweld willende
aandoen, de kerk verliet en eene eigen gemeente
stichtte, had hij met ontelbare moeielijkheden te kampen
en bracht hij in afzondering en menigmaal in armoede
zijn leven door.
Vraagt men nu, waartoe dienen deze herinneringen
En waarom worden zij ter nabetrachting aangeboden
aan het einde van de lijdensweek
Omdat bij alle gebeurtenissen, die in herinnering
werdin gebracht, de verdrukking der vrije gedachte,
de onderdrukking der gewetensvrijheid en de vervol
ging die de mannen, welke beiden huldigden, te
verduren hadden, als ongeoorloofd werden gebr andmerkt.
En terecht.
Maar nu mannen als Roland Holst, Hartogh Heys
Van Zouteveen, Reijers, De Marees Van Swinderen en
Massee vrij voor hunne denkbeelden uitkomen en niet
willen huichelen, worden zij, evenals zoovelen vroeger,
uitgeworpen en, als waren zij ballasten der maatschappij,
buitengezet.
En, wat de laatste twee aangaat, nog wel juist door
de volgelinge!^ van diezelfde Scholte en De Cock,
van wier vervolging door hen zoo hoog wordt opgegeven.
Waarlijk, de menschheid heeft nog weinig geleerd.
Na ruim achttien eeuwen worden, ofschoon in anderen
vorm, de mannen, die hunne gewetensvrijheid hand
haven en daarvoor strijden, gekruisigd of in hunne
maatschappelijke rechten en belangen verkort of be
nadeeld. Men zou haast geneigd zijn het bekende spreek
woord omtekeeren en uitteroepenDe tijden blijven
dezelfde en de menschen ook.
GOES, 11 April 1884.
't Moet gezegd worden, dat de bekende schrijver
van artikelen in het Nieuws- en Advertentieblad te
dezer stede, de Goesche eedsquaestie geprovoceerd
hebbende, haar van zijn standpunt met veel conse
quentie heeft voortgezet en de oude formule verde
digd heeft.
Dat die schrijver daarbij wel eens onbillijk was te
onzen opzichte hebben wij ons niet al te zeer aange
trokken. Wij hebben den 4 heeren er nimmer een
verwijt van gemaakt, zooals ons toegedicht werd, dat
zij zich wendden tot hoogere autoriteiten, maar wel
van de wijze waarop zij dit deden. Zij richtten zich
tot Z. M. langs een omweg. Zij vroegen niet den
heeren Van Swinderen en Massee alsnog den eed te
doen afleggen, maar zij vroegen vernietiging van raads
besluiten en hun wegblijven van de vergaderingen
.was daarbij niet zonder beteekenis. De Minister heeft
een zeer onschuldige zaak aangegrepen om het be
ginsel uittemaken. Wij hopen, dat de quaestie hiermede
uit ismaar stel eens, dat de Minister consequent
aan zijne overweging, waarbij de mogelijke invloed
van de heeren Var. S. en M. als motief van zijn be
slissing geldt, al de door de requestranten bedoelde
besluiten had vernietigd, welk een grenzenlooze ver
warring in onze gemeentehuishouding, zelfs welk een
verstoring in het privaat leven van sommige ingeze
tenen zou dan het gevolg ervan zijn geweest 1 Daarom
keurden wij den vorm af. Van de handeling zelve
hebben wij den requestranten nimmer een verwijt
gemaakt.
Intusschen waren wij bij die onbillijkheid in de mee
ning, dat bedoelde schrijver geheel te goeder trouw
was en het denkbeeld om uit de zaak «politieke munt"
te slaan verre van zich wierp; te meer, omdat de
schriftelijke verzekering daarvan in ons bezit is.
Ons vertrouwen in de eerlijkheid van het beginsel
in dezen is echter wel wat geschokt, nu wij gisteren
in het bedoelde blad de navolgende veelbeteekenende
zinmede lezen: «De Gemeente Goes bedenke wel, hoe
«zij zich verplicht moet achten aan die heeren (de
bekende 4 raadsleden.) «Niet beter kan zij dit toonen
«dan door bij de a. s. verkiezing voor twee leden van
«den Gemeenteraad twee geestverwanten van die heeren
«met groote meerderheid van stemmen te kiezen. Wij
«vertrouwen dit van onze Gemeente, wier kiesbevoeg-
«den voor het grootste gedeelte toch de beginselen
«dier heeren zijn toegedaan."
Wij vreezen, dat hier op bedenkelijke wijze de aap
uit den mouw komt en het geluid van «politieke
munt" zeer duidelijk is te onderscheiden. Geestverwanten
in de beteekenis van eedzweerders zullen wel niet
bedoeld wordende tirade zon dan weinig zin hebben.
Immers vormen zij, die een zoo consequent bezwaar
tegen de eedsformule hebben als de heeren Van S.
en M., nog een zeer kleine groep en is het volstrekt
niet noodig daarom geestverwanten van de 4 heeren
te kiezen. Kennelijk is dan ook de bedoeling geest
verwanten in den zin van anti-revolutionairen.
Dit spijt ons. Niet dat wij een eventueelen strijd
vreezen wij hebben te veel vertrouwen in de kiezers,
dan dat wij zouden meenen, dat zij zoo geschikte
candidate!! van andere zijde worden gesteld uit louter
dankbaar heid jegens de heeren Steketee, Vervenne enz.
juist anti-revolutionairen zouden kiezen.
Maar de gegeven wenk doet ons leed, omdat wij
dien niet hadden verwacht, althans niet van die zijde.
De beide zetels waren door liberalen bezet, die pas
herkozen waren en bij die verkiezing was een anti
revolutionair uitgevallen. De kiezers hadden zich dus
uitgesproken en slechts het door de heeren Van S.
en M. zeiven in 't leven geroepen incident maakt de
twee plaatsen weder ledig.
Nu hadden wij het vooral van den schrijver in
het Nieuws- en Adv.blad ridderlijk gevonden, wanneer
hij uit het besluit der heeren Van S. en M. geen voor
deel vuor ziine eigene partij had willen zoeken. Dat
anderen dit zouden doen, verwachtten wijvan den
schrijver hadden wij een tegenovergestelden raad ver
wacht. Gaarne hadden wij gewenscht, dat de indruk
van een volkomen oprechten beginselstrijd, dien wij
ten opzichte van den schrijver hadden, ons ook hadde
kunnen bijblijven.
Wat hij verder zegt over de onwettigheid van het
kohier van den II. O. behoeft weinig wederlegging.
Er kan geen sprake zijn van onwettigheid van een
kohier, dat door den Raad nog niet eens was vast
gesteld. Vermoedelijk is de schrijver minder goed op
de hoogte van wat eene commissie beteekent, welke
burg. en wei Ir. zich krachtens art. 54 en 57 dtr Ge
meentewet assumeeren tot voorbereiding eener zaak
of om daarin van advies te dienen. Burg. en weth.
niet zulk eene commissie onderwerpen dan de
zaak aan den Raad en deze beoordeelt haar. Wat
speciaal het voorloopig vaststellen van het kohier door
burg. en weth. betreft, kunnen wij tevens mededeelen,
dat daaraan door den wethouder Van Swinderen geen
deel is genomen.
Het Weekblad voor deburgel. administratie zegt,
naar aanleiding van de bewuste ministerieele aanschrij
ving, het volgende:
«Wij hopen en vertrouwen dat elke gestelde macht in
haren kring zal medewerken tot de toepassing der wet,
zooals die nu door de hoogste autoriteiten is geïnter
preteerd.
Dit neemt echter niet weg, dat wij ons niet kunnen
vereeningen met den hoogen toon, waarop de Minister
in de bovengemelde circulaire spreekt.
Wij weten wel, dat de burgemeester, die door den
Koning wordt benoemd, ten allen tijde door hem kan
worden ontslagen, en dus ook, wanneer hij zich niet
gedraagt naar de bevelen die hem van wege den Ko
ning worden gegeven; maar wij weten ook, dat noch de
gemeentewet, noch eenige andere wet den burgemeester
zoo zeer maakt tot den dienaar des Ministers, dat deze
laatste de bevoegdheid zou hebben hem bevelen te geven,
die hij verplicht zou zijn om tegen zijne overtuiging op
te volgen. De burgemeester is degeen, die volgens de
gemeentewet feitelijk te beslissen heeft, of een gekozen
raadslid zijne betrekking kan aanvaarden zonder den
eed en na slechts de belofte te hebben afgelegd. Dit
volgt, dunkt ons, uit art. 66 der aangehaalde wet.
De Minister heelt hem daaromtrent geen bevelen te
geven. En daargelaten nog, dat wij niet begrijpen hoe
een gemeenteraad omtrent het afleggen van eed of
belofte door raadsleden een besluit kan nemen, brengt,
dunkt ons, art. 70 2e lid mede, dat de burgemeester
vrij is in zijn oordeel over de vraag of die bepaling
al dan niet moet worden toegepast. Hij brengt het
besluit, dat naar zijn oordeel als strijdig met de wet
of het algemeen belang geschorst of vernietigd kan
worden, niet ten uitvoer.
Onze bekende afkeer van misbruik van gezag en
de meer en meer veld winnende zucht naar centrali
satie gaf ons deze opmerking in do pen."
Wij vestigen de aandacht op de vergadering,
morgen (Zaterdag) des avonds te acht uren in de
«Prins van Oranje" te houden, tot het stellen van
candidaten voor twee leden van den Gemeenteraad.
Wij hopen, dat eene talrijke opkomst het bewijs zal
leveren, dat de gebeurtenissen der laatste maanden
het .politieke leven in onze woonplaats hebben op
gewekt in stede van haar te doen verslappen.
De onvermijdelijke kosten aan deze vergaderingen,
advertenties enz. verbonden, waren dikwerf oorzaak, dat
sommigen bezwaar maakten deze meetings bij te wonen.
Wij deelen daarom hierbij mede, dat een aantal inge
zetenen zich verbonden heeft in het vervolg in die
kosten te deelen, zoodat deze thans zoo gering zullen
wezen, dat zij voor niemand meer een bezwaar zullen
opleveren.
Voor de vootjaars-vergadering der vereeniging
voor Burgemeesters en Secretarissen in Zuid- en Noord-
Beveland, die gehouden zal worden op Donderdag 17
April a. s., des voormiddags teil uren in het lokaal
der sociëteit «Eensgezindheid" alhier, staat behalve de
reeds vroeger door ons medegedeelde vraagpunten nog
op de agenda:
Ballotage van de heeren P. Van den Dries, Wet
houder te HeinkenszandM. G. Verbeek, raadslid
te HoedekenskerkeS. Wisse, raadslid te Kapelle
P. E. Huet, surnumerair ter Secretarie van Kloe-
tingeL F. Fagel Jr., surnumerair ter secretarie
van 's-Heer AbtskerkeC. Verburg, surnumerair
ter secretarie van Wemeldinge. Mededeelingen.
Ingekomen stukken. Rekening van den penning
meester over 1883. Benoeming van een bestuurslid,
noodig door de periodieke aftreding van den heer
jhr. M J. De Marees Van Swinderen. Behandeling
der vragen in de bus. v— Bepaling der plaats voor
de zomervergadering.
Hansweerd. Over het le kwartaal 1884 werden
hier ingeklaard 1351, uitgeklaard 1046, totaal 2397
stoom- en zeilschepen.
Met ingang van 1 Mei wordt verplaatst van
St. Jansteen naar Hansweerd de commies 4e klasse
bij 's Rijksbelastingen de heer A. Borselaar.
De heer P. Smit Jzn. te Vlissingen is benoemd
tot consulair agent van Griekenland, in plaats van
den heer W. J. Sprenger te Midielburg, die op zijn
verzoek als zoodanig eervol is ontslagen.
Met het oog op 't vertrek der Trai isvaalsche deputatie
verzoekt het bestuur der Ned. Afrik, vereeniging, dat
de bijdragen, die beschikbaar mochten worden gesteld
voor de oprichting van studiebeurzen voor Transvaalsche
jongelieden aan de Nederlandsche Hoogescholen, vóór
1 Mei a. s. bij haar worden ingezonden. Dan kan
tijdig worden nagegaan of er genoeg sympathie bestaat
om het plan te kunnen verwezenlijken.
Naar het Vaderl. uit goede bron verneemt, is
het nog onzeker, zelfs niet waarschijnlijk, dat de zo
merdienst op de binnenlandsche spoorwegen reeds op
20 Mei e. kin plaats van met lo. Juni a. s., zal
aanvangen. Wel hebben enkele spoorwegbesturen deze
vervroeging voorgesteld, maar de Regeering heeft hierin
nog geen beslissing genomen.
Naar men verneemt is bij het Dept. van Financiën
een nieuwe zegelwet in bewerking.
De Nederlandsche Gezant te Londen heeft aan
den Britschen Minister van Buitenlandsche Zaken,
lord Granville, medegedeeld, dat ons Gouvernement,
met het doel om pressie uit te oefenen op den Rad-
jah van Tenom, voor een gedeelte van de Westkust
van Atjeh de blokkade heeft geslagen. Dat gedeelte
omvat de districten Ketapang, Pasir, Panga, Tenom
en Waylak.
Graaf van Bylandt heeft er bijgevoegd, dat ons
Gouvernement nog nadere berichten wacht omtrent
de aankomst van den nieuwen Gouverneur-Generaal
op zijn post.
Voor het oogenblik heeft de Nederlandsche Regee
ring geen nieuwe berichten omtrent het lot der be
manning van de Nisero. (D.)
In een particul. corr. uit Atjeh, voorkomende
in de Zutf. Crt., komt het volgende voor
Den 4n Maart werd te Ager Laboe Dabij Segli ge
vangengenomen Mozes Cohen, bij de Atjelrers bekend
onder den naam van Toekoe-Ali. Deze in het laatst van
1880 gedeserteerde militair heeft in de laatste jaren
bij onze vijanden een niet onbelangrijke rol gespeeld
en veel van zich doen spreken en schrijven. Omtrent
zijn gevangenneming het volgende: Den 4n dezer was
hij met Vriezekalk, eveneens een berucht deserteur, te
Ager Laboe in gezelschap van eenige Atjehsc'ne hoofden
bezig te beraadslagen, toen een Atjeher binnenkwam
en meldde, dat er buiten iemand was, die brandy ver
kocht. Ofschoon Vriezekalk geen lust toonde zich aan
dat edele vocht te goed te doen, kon blijkbaar Coheu