1884. N°. 36.
Zaterdag 22 Maart.
71sle jaargang.
De Klassenbelasting.
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slecht
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regeL
in.
«Jaarlijks, zoo spoedig mogelijk naden len Januari,
wordt door den ontvanger der directe belastingen of
zijn gemachtigde een aangiftbiljet uitgereikt aan de
woniDg van ieder, dien de ontvanger weet of vermoedt
belastingplichtig te zijn." Aldus luidt de aanhef van
art. 11 uit het ontwerp van wet, en hieruit blijkt,
dat het beginsel van aangifte gehuldigd wordt, evenals
zulks voor den Hoofdelijken Omslag in de gemeente
Goes het geval is. Echter gaat de eisch van het ont
werp van wet niet zoo ver en toch weder verder dan
de verordening van Goes. Voor de klassenbelasting
wordt alleen opgave gevraagd van naam en voornaam,
beroep of betrekking, burgerlijken staat en eventueele
uitoefening van voogdij of curateele, woonplaats ge
durende het vorige en het loopende jaar, leden van
het gezin, die een eigen inkomen hebben, en afstand
van kamers of gedeelten van woning in huur of gebruik
aan anderen, alsmede dat het aan de belastingplich
tigen wordt vrijgelaten, met of zonder aanwijzing der
klasse, waarin zij meenen gerangschikt te moeten
worden, de inlichtingen te geven, die hun voor eene
juiste rangschikking wenschelijk voorkomen, terwijl
de verordening van Goes de aanwijzing der klasse
imperatief vraagt. Maar het ontwerp van wet bedreigt
eene boete van 25 tegen hem, die niet tijdig aangifte
heeft gedaan, of de gestelde vragen niet, niet juist of
niet volledig heeft beantwoord, terwijl de verordening
van Goes alleen op niet-aangifte ambtshalven aanslag
laat volgen.
Bij vroegere wetsontwerpen, met name bij dat van
den Minister Blussé, was de verplichting opgenomen tot
het aanwijzen hetzij van de inkomsten, hetzij van de
klasse, waarin men gerangschikt meende te moeten
worden. Doch, welke waarde aan dat model tot rege
ling en verrekening der belasting moge gehecht worden,
de Minister erkent in zijne M. v. T., dat die vorm,
zoowel om de opgaaf zelve als om de bevestiging, die
er mede gepaard gaat, bezwarend is voor de ingezetenen,
«niet enkel, omdat sommigen ongaarne opgaaf doen
van hetgeen gewoonlijk voor derden wordt verborgen,
maar ook, omdat het begrip van inkomen, hoe ook
omschreven, menigeen niet helder voor den geest staat".
Daarom vergt het ontwerp enkel eene eenvoudige
opgaaf, doch laat de belastingplichtigen vrij om met
of zonder aanwijzing van klasse de inlichtingen mede-
tedeelen, die zij voor de toepassing der wet wenschen
te geven.
Na ophaling der biljetten wordt door den ontvanger
een lijst der aangiften opgemaakt, welke lijst met de
aangiften door den ontvanger of door den controleur
der directe belastingen zoo spoedig mogelijk in eene
vergadering van het college van zetters worden in
behandeling gebracht, om de belastingplichtigen in
de verschillende klassen te rangschikken. Eene gewich
tige taak rust dus op het college van zetters, en veel
verschillende van den werkkring, dien dit college thans
heeft. Daarom is tegelijk met het ontwerp van wet
tot heffing der klassenbelasting een ander ontwerp
van wet ingediend, ten doel hebbende het aantal
leden van het college in de gemeenten van meer dan
5000 zielen te vermeerderen, en tevens de tegenwoor
dige colleges bij het einde van 1884 ontbonden te
verklaren, met bevoegdheid van herbenoeming. Het
college van Goes zou dus met twee leden vermeerderd
worden.
Bij de rangschikking der belastingplichtigen kan de
commissie van aanslag letten op de verstrekte inlich
tingen, zonder dat zij echter gebonden is aan de klasse,
die in de aangifte mocht zijn genoemd, maar daar
tegenover is de aangeslagene bevoegd, om voor de
commissie aantetoonen dat hij te hoog is geklasseerd
en eene nieuwe regeling van den aanslag te vragen,
onverminderd zijn recht, om zijne bezwaren, aan welke
bij de nieuwe regeling niet is tegemoet gekomen, schrif
telijk en mondeling, in persoon of bij gemachtigde, aan
Ged. Staten voortedragen en ter beslissing te onder
werpen. Zelfs hij, die aan de oproeping, om de com
missie van aanslag mondeling voortelichten, geen ge
volg heeft gegeven, en wiens aanslag om die reden
behouden is, kan de onjuistheid van den aanslag in
appèl bij Ged. Staten aantoonen, hetzij in het bezwaar
schrift zelf of in eene daarbij gevoegde memorie, hetzij
mondeling, na kennis genomen te hebben van de ad
viezen der commissie van aanslag.
Men ziet dus, dat voor de juistheid van den aanslag
de meest mogelijke waarborgen zijn verordend. Zelfs
al doet men geen aanwijzing van de klasse, waarin
men meent te behooren, dan kan later toch verklaard
worden, dat de commissie zich in haren aanslag ver
gist heeft, en wordt de meest mogelijke vrijheid ge
geven in de wijze om dit aantetoonen.
Doch ook de fiscus dient eenige waarborgen te heb
ben, en hij zoekt die voornamelijk in de openbaarheid
der kohieren. Daarom bepaalt het ontwerp, dat een
afschrift van het kohier gedurende het geheele jaar op
de Secretarie der gemeente ter inzage zal liggen, ter
wijl eventueele wijzigingen in de aanslagen ook in het
afschrift worden overgenomen.
En zal de nieuwe belasting geen buitengewonen
druk met zich brengen Die vraag ligt voor de hand,
doch het antwoord is spoedig te geven. Elke belasting
is onaangenaam, maar de plicht van ieder ingezetene
om bijtedragen tot vervulling der behoeften van
het algemeen moet ook wegen. Daarbij mag niet
vergeten worden, dat met de invoering der klassen
belasting, naar het voorstel der regeering, het recht
van patent verdwijnt, met uitzondering van dat, ver
schuldigd door de naamlooze maatschappijen. Eene voor
onzen tijd verouderde, en in het kader van ons staats-
en financieel recht niet meer passende, belasting wordt
dus van de lijst der heffingen geschrapt. Daar de aan
deelhouders van maatschappijen enkel hun geld in de
onderneming plaatsen, zonder dat zij daarin persoon
lijk medewerken, en het patentrecht op de onkosten-
rekening van het bedrijf wordt uitgetrokken, werkt
dat recht bij die vennootschappen meer dan bij an
dere ondernemingen als een reëele last op het bedrijf,
en blijft daarom dat recht behouden. Voor velen
treedt dus de klassenbelasting slechts in de plaats
van het patentrecht, en naar het bedrag, dat over
1885 zal geheven worden (1 pet.), zal deze veel
minder dan dat bedragen. Alleen zij, die thans geen
patent behoeven, zullen getioffen worden, doch gelijk
wij in den aanvang onzer beschouwingen gezegd hebben
de belasting gaat uit van het beginsel, om naar de
draagkracht de belastingplichtigen aan te slaan, en
dit noemden en noemen wij een juist beginsel.
De klassenbelasting zal voornamelijk of liever alleen
de meergegoeden treffen. Wij hebben voor ons liggen
een kohier van den Hoofdelijken Omslag der gemeente
Goes. Van de 1050 contribuabelen, die daarop voor
komen, zijn er 675, die in de laagste 4 klassen zijn
aangeslagen, welke aangeslagenen niet in de klassen
belasting vallen. Er blijven dan slechts 375 personen
in Goes over, die hun aandeel in de klassenbelasting
zullen dragen. Wij namen alleen de laagste 4 klassen
van het kohier (ofschoon het belastbaar inkomen dan
beneden f 550 is, terwijl de klassenbelasting als mini-
num van belastbaar inkomen ƒ600 stelt), omdat de
verordening van Goes toelaat den aftrek van van
het inkomen, indien het uit arbeid enz. ontspruit.
Wij eindigen onze beschouwingen met den wensch,
dat het ontwerp van wet tot invoering van de klassen
belasting tot wet moge verheven worden, en uiten
dien wensch, ondanks het bericht, dat dezer dagen
in de nieuwsbladen voorkwam, als zou de voordracht
der Regeering niet |gunstig in de afdeelingen der Tweede
Kamer ontvangen zijn.
GOES, 21 Maart 1884.
Men schrijft ons uit Amsterdam
Onze stad is wederom het tooneel van groote be
drijvigheid op velerlei gebied. In de eerste plaats bedoel
ik de werkzaamheden der Imperial Gaz Association,
die nu al sedert December bezig is met het leggen
der buizen voor de in '85 opterichten nieuwe gas
fabriek. De werkzaamheden zijn nogal interessant. De
geheele stad ligt braak tot het leggen der pijpen van
kolossale afmeting. De buizen zijn zoo groot, dat een
kind er wel doorheen kan loopen, en meei malen ge
beurt het, dat vagebonden ze gebruiken tot nacht
verblijf. Het vervoer van het materieel geschiedt met
opzettelijk daartoe ingerichte wagens; de pijpen worden
aan kettingen tusschen de wielen gehangen, omhoog
gewonden door middel van een op de assen geplaatsten
toestel, die veel overeenkomst heeft met een copiëer-
pers. Vele straten zijn ontoegankelijk en worden wel
is waar weer dichtgestopt, maar laten een hobbelig,
half openliggend spoor achter, waarin dan weer van
gemeentewege moet worden voorzien, hetgeen zeer
kostbaar is. Toch laten bestrating en verlichting in
onze stad reeds veel te wenschen over, en zijn wij in
den loop der eeuwen, wat het eerste betreft, nog niet
veel vooruitgegaan. Wat toch is eenvoudiger dan ruwe
keien Bovendien is onze drassige grond steeds aan
verzakking onderhevig, zoodat vooral een gedempte
gracht zes a zevenmalen moet worden bestraat, eer
het plaveisel rustig blijft liggen. Bij eenige uitgestrekt
heid, zooals b. v. de Spuistraat, zijn hier duizenden
en duizenden guldens mee gemoeid. Dit is misschien
onvermijdelijk, maar wat daarentegen wel aan beden
king onderhevig is, is hetgeen hier zoo nu en dan ten
gerieve van de tram- en omnibusmaatschappij wordt
gedaan. Een jaar of acht geleden werden te harer
gunste o. a. eenige sluizen verlaagd (aldus worden hier
gewelfde steenen bruggen genoemd). Onder deze was
ook die over de Heerengracht aan de Utrechtsche straat.
Op de klachten der scheepvaart, die nu, van het dok
komende, een omweg moest maken, werd niet gelet.
Had er maar een schuitenvoerder in den raad gezeten,
wellicht had hij het den heeren wel duidelijk weten
te maken. De «sluis" werd echter ten deele afgebroken,
en de passage daar een «doode doorvaart". De toe
stand bleek evenwel onhoudbaar; men ziet zich ge
noodzaakt gehoor te geven aan de rechtmatige klachten
der schuitenvoerders, en zoo wordt de brug nu weder
75 centimeter verhoogd. Deze misgreep onzer beschre
ven vaderen komt der gemeente op ettelijke duizenden
te staan.
Een andere dienst, die zoo nu en dan de A. O. M.
(Amst. omnibus-maatsch wordt bewezen, is het dempen
en plempen van sommige grachten en kaden, waar
door do aanliggende huizen als op stelten komen te
staan. De proportion der gevels worden hierdoor ver
broken de rez-de-chaussée en de kelderverdieping
komen een meter boven den beganen grond, de sier
lijke platte stoep is verdwenen en men kan slechts
door middel van een trapje in huis komen. Dit alles
is het gevolg van het «laten zakken" van de straat.
Aan de huizen zelf raakt men niet, maar het een is
een noodwendig gevolg van het ander, en de eigenaars
zijn wel genoodzaakt hunne aldus mismaakte perceelen
weer in staat van wijzen te brengen. Een zelfde geval
deed zich voor met de aan den voet van de nu ver
laagde «hooge sluis" gelegen woning van dr. Mezger.
Men weet hoeveel moeite het heeft gekost dien bekwa
men man voor onze stad te behouden. Billijkerwijze
eischte hij schadevergoeding, die hem eindelijk werd
toegezegd. De teleurstelling der Hagenaars, dat dr.
Mezger nu weer niet in de hofstad komt wonen, is
groot; de Haagsche briefschrijver van de Nieuwe Gro
ninger Courant veroorlooft zich zelfs eenige scherp
heden, terwijl hij dr. M. voorstelt als een dwingerig
kind, een miniatuur-potentaat, een nukkerige en bedil-
zuchtige grootheid, die men in Den Haag wel missen
kan. Indien die kroniekschrijver de tolk was van alle
Hagenaars, ze zouden inderdaad een beklaaglijk figuur
maken; maar meer bepaald heeft de man den schijn
de woordvoerder te zijn van hen, die bij de komst
van dr. Mezger te 's-Hage wellicht belang hebben.
Wij voor ons zijn heel blij dat de zaak geschikt
is en dat de vermaarde wrijfdokter in onze stad blijft
wonen. Wij willen het wel weten, dat Amsterdam
groote verplichtingen aan hem heeft.
Maar genoeg over dit onderwerp en nu eens wat
anders. Het winterseizoen met zijne talrijke vermaken
is in vollen gang. Aan gelegenheden tot amusement
is hier doorgaans geen gebrek. Wat ons echter ont
brak was het bal masqué. Jaren althans had deze
«tak van vermaak" gesluimerd. De vreemdeling begon
ons van een zekere stijfheid te beschuldigenwe
wilden met iedereen meedoen, maar misten de gees
tigheid van den Franschman, de originaliteit van den
Brit, de vroolijkheid van den Duitscher. Er is iets
van aan. Bij feestelijke gelegenheden vooral is dit
merkbaar. Een groote stad heeft ook haar bals wij
hadden die niet. De casino's van vroeger jaren konden
het niet houden, en toch wilde onze jeunesse dorée
zich wel eens op andere wijze ontspannen, dan waartoe
schouwburgen of concerten de gelegenheid bieden. Er
was echter niets van dien aard. Wel heeft er een
korten tijd onder de haute volée een soort van ver-
eeniging bestaan, de société joyeuse genaamd, waar
omtrent ik u de bijzonderheden maar zal besparen,
die slechts een bijdrage zouden leveren tot de chro-
nique scandaleuse van onze groote wereld.
De «Société" bestaat niet meer, en dat is gelukkig.
Thans hebben we dan weer bal-masqué's, de Park
schouwburg gaf het voorbeeld en bijna alle kleinere
schouwburgen volgden.
Onze stad is nog altijd in feestelijke stemming,
wegens de aanwezigheid der Transvaalsche heeren,
waaromtrent ik u maar niets zal mededeelen, omdat
alle couranten er vol van zijn. 't Is voor de heeren
te hopen, dat de sympathie, die hun allerwege wordt
betoond, geen holle klank moge zijn, maar ook het
eigenlijke doel hunner missie worde bereikt. Dat is
toch de quintessens,
Tot kantonrechter te Wageningen is door Z. M.
den Koning benoemd mr. G. W. baron Van Dedem,
thans kantonrechter te Ommen.
Door den Min. van binn. zaken is de mede
werking van de Ged Staten der provinciën verzocht
tot het verkrijgen van gegevens, waarvan de verstrek
king noodig of wenschelijk wordt geacht voor de aan
staande behandeling der regeerings voordracht tot wijzi
ging der wet Op het lager onderwijs.
De Minister wenscht daartoe de volgende opgaven
te ontvangen:
4 o. een staat, volgens bijgevoegd model, voor elke
gemeente afzonderlijkaantoonende de kosten die:
a. van het stichten van nieuwe, b. voor het vernieuwen,
verbeteren en vergrooten van bestaande openbare lagere
scholen, sinds het in werking treden der voormelde
wet zijn gemaakt. Daar echter de maanden Nov. en
Dec. 1880 onder dit opzicht niets van belang kunnen
opleveren, is het voldoende de dienstjaren 4881 en 1882
naar de rekening, en 4883 naar de begrooting op te
geven.
2o. een staat, volgens bijgevoegd model, voor elke
gemeente afzonderlijk, aantoonende:
hoeveel openbare scholen er in gebruik zijn;
voor hoeveel kinderen elke bestemd is en door
hoevele zij werkelijk werd bezocht in het begin van
Januari 1884;
c. op welk aantal kinderen de klassen-lokalen van
de in gebruik zijnde scholen zijn berekend
d. of er, naar de thans bekende gegevens, nog
nieuwe scholen moeten worden gesticht, waarvoor nog
geene uitgaven zijn uitgetrokken op de gemeente-
begrooting, die vóór 1 Febr. 1884 goedgekeurd of aan
Ged. Staten ter goedkeuring aangeboden is;
e. of er en, zoo ja, hoeveel bestaande scholen naar
de thans bekende gegevens nog moeten worden ver
groot, vernieuwd of verbeterd, waarvoor nog geene
uitgaven zijn uitgetrokken op de gemeentebegrooting,
die vóór i Februari 1884 goedgekeurd of aan Ged.
Staten ter goedkeuring aangeboden is.
De heer De Ruyter Zijlker heeft namens de com
missie ad hoe verslag uitgebracht op de inlichtingen
van den Minister van Waterstaat op het adres van den
heer Mooren, directeur van het Rijks-telegraafkantoor
te Kampen.
De meerderheid der commissie stelt voor«te ver
klaren, dat met uitzondering van het erkende feit, dat
de directeur Mooren dikwijls ingezonden stukken aan
nieuwsbladen levert en daarbij, waar het hem noodig
voorkomt, scherpe critiek uitoefent, alle klachten tegen
hem ingebracht rusten op onbewezen onderstellingen
of losse geruchtendat het inzenden van stukken
en bet uitoefenen van critiek in nieuwsbladen niet is
verboden bij art. 2 van het Reglement voor den dienst
van de Rijkstelegraaf; dat door het bevel aan den
heer Mooren gegeven, om zich van verder geschrijf in
nieuwsbladen over onderwerpen van anderen dan letter
kundigen aard te onthouden, aan het recht van dien
ambtenaar, bij art. 8 der Grondwet gewaarborgd, zon
der noodzaak is te kort gedaan."
De minderheid der commissie stelt voor te verklaren
«dat het door den directeur Mooren erkende feit, dat
hij nog al tamelijk veel voor een blad schrijft en dik
wijls ingezonden stukken aan verschillende nieuwsbladen
levert, valt onder de verbodsbepaling van art. 2 van
het Reglement voor de telegraaf."
Over deze conclusie zal later worden beraadslaagd.
De Regeering heeft geantwoord op het verslag
der Tweede Kamer over het ontwerp tot goedkeuring
van de internationale overeenkomst tot bescherming
van den industriëelen eigendom. Zij acht de meening,
dat deze overeenkomst een eerste stap zou zijn in de
richting van weder-invoer van de octrooien, ongegrond.
Het gemaakte voorbehoud strekte juist om onze vol
komen vrijheid op dat punt te waarborgen. Het belang
voor Nederlands handel en nijverheid zal grooter wor
den, wanneer zich gaandeweg meer Staten aansluiten.
Z. M. de Koning zal het gewone jaarlijksche
bezoek aan Amsterdam dit jaar vroeger brengen dan
eerst het plan was. HH. MM. zullen den 15n April
naar de hoofdstad vertrekken en daar tot den 21 n
verblijven.
De Brusselsche correspondent van het Dagbl. meldt,
dat HH. MM. den 12n Mei te Brussel worden ver
wacht en zullen daar tot den 15n de gasten van den
Koning der Belgen zijn.
Naar het D. v. A. verneemt, zal men, in afwach
ting van een mogelijke nadere regeling, het bezwaar
voor Zuid-Afrikaansche studenten om aan de Neder-
landsche academiën te studeeren, trachten te ontgaan,
door aan den Volksraad voortestellen een persoon in
Nederland te belasten met het toezicht op de Trans
vaalsche studenten. Deze zou dan door een commissie
examens doen afnemen, die alleen voor Transvaal
rechten verleenen.
Het handelstractaat met Spanje, dezer dagen van
den Raad van State teruggekomen, kan weldra bij de
Staten Generaal verwacht worden.
Staten-Generaal.
TWEEDE KAMER.
In de zitting van gisteren is aangenomen het
ontwerp tot vrijstelling van accijns bij uitvoer van
geslacht vee.
Op de interpellatie van den beer Van Kerkwijk over
de grondwetsherziening verzekerde de minister Heems
kerk, dat de Regeering den ernstigen wil en het voor
nemen heeft om de zaak spoedig voortebereiden en
hoopte in dit zittingjaar de voorstellen tot grondwets
herziening te kunnen indienen.
Een zeer langdurig politiek debat volgde, waarin
door de heeren Van Kerkwijk, Van Houten en Keuclienius
aan de Regeering hare onmacht werd verwet :n. De
heeren Keuchenius en Schaepman schreven dit toe aan
de liberale verdeeldheid, de heer Lohman aan de niet-
oplossing van de schoolquaestie, de heer Van Kerkwijk aan
gemis van constitutioneelen zin en daar Kappeijne had
moeten optreden, terwijl de heer Wintgens sterk af
keurde den drang tot grondwetsherziening. De inter
pellatie is nfgdoopen.