1884. N°. 24.
Zaterdag 23 Februari.
71sle jaar
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel.
Onze politieke toestand is in de laatste dagen ver
beterd. l)e verkiezing voor de Tweede Kamer te Rot
terdam en de samenstelling van de voordracht voor
het presidium van genoemde Kamer hebben in alle
opzichten de verwachtingen der liberalen overtroffen.
De heer Verniers Van der Loeff is bij uitnemend
heid de man, die in de tegenwoordige omstandigheden
niet in ons parlement mocht ontbreken. Vriend van
Kappeyne, is hij daarom volstrekt niet te rekenen tot
hen die de eenheid der liberale partij in de waagschaal
zullen stellen. De Rotterdamsche kiezei's hebben eene
flinke keuze gedaan, en dat die bij eerste stemming
is bekrachtigd, hoewel de katholieken en een deel der
liberalen die eenigszins protectionistisch gestemd zijn
een tegencandidaat steunden, is wel een bewijs dat
onze groote steden de «houvasten" der liberalen zijn,
zooals de Standaard indertijd met spijt beleed.
Van niet minder belang is de keuze van de voor
dracht voor het presidentschap der Kamer. Zij heeft
op het duidelijkst bewezen dat de liberalen in de
Tweede Kamer willen samenwerken, dat de Katho
lieken er voor bedanken de anti revolutionairen er
bovenop te helpen, en dat deze laatsten zeiven hope
loos verdeeld zijn.
Men weet, dat primitief de toeleg was om baron
Schimmelpenninck v. d. Oye als no. 1 op de voordracht te
brengen. Dit plan was alleen uitvoerbaar als de rech
terzijde eendrachtig stemde en daarbij den steun had
van enkele liberalen, laten wij zeggende Kappeynianen.
Het behoeft geen betoog dat volgens elk constitutioneel
begrip de verkiezing van baron Schimmelpenninck de
zedelijke abdicatie van de liberale partij zou beteekend
hebben.
Dat niettemin de Amhemsche Courant er zich toe
leende die keuze aan te bevelen is waarschijnlijk een
uitvloeisel van den meest bekrompen kerspelgeest.
Wijlen de heer Dullert, de gevierde president der
Tweede Kamer, was een Arnhemmer en ook baron
Schimmelpenninck woont te Arnhem. De Amhemsche
Courant was daarom zoo verrukt met het denkbeeld,
dat het presidentschap der Tweede Kamer uit Arnhem
zou blijven voortkomen, dat zij eenvoudig de politieke
beteekenis van de keuze over het hoofd zag.
De Tweede Kamer heeft echter zoowel de dienaren
van den kerspelgeest als de speculanten op de verdeeld
heid onder de liberalen bitter teleurgesteld, en daarmede
een bewijs van politiek inzicht en gezond verstand
gegeven, dat waarlijk goed doet in deze dagen van
politieke dwarreling.
Bij alle stemmingen over het drietal candidaten
bleven de anti-revolutionairen niet alleen geïsoleerd,
maar onderling verdeeld. Uit de volgende cijfers blijkt
dit duidelijk.
Bij de eerste stemming bekwam de, naar het schijnt,
later op den voorgrond gestelde heer Mackay 12, de
heer Schimmelpenninck Van der Oije 2, de heer
Lohman 1 stem. Bij de tweede stemming bekwamen de
heeren Mackay 8, Keuchenius 2, Schimmelpenninck
Van der Oije 2 stemmen. Bij de derde stemming de
heeren Mackay 14, Lohman 9, Schimmelpenninck Van
der Oije 4, Seret 1 stem. Bij de laatste stemming
verkregen de heeren Mackay er 25, Lohman 3, Schim
melpenninck Van der Oije 1.
De Standaard merkt met bitterheid op dat de
Kappeynianen «eieren voor hun geld kozen", maar
voor de liberale partij is dat eene reden tot voldoening.
Dat de heer Borret met overgroote meerderheid tot
tweeden candidaat is gekozen bewijst, dat katholieken
en liberalen zijn samengegaan. Wanneer het, zooals
in dit geval, geen quaestie van beginsel betreft, is dit ook
volkomen te begrijpen. De Standaard moge als nieuwst e
grond voor het bestaan van het Roomsch-Calvinistisch
verbond ontdekt hebben het gemeenschappelijk geloof
aan den zondeval des menschen in het bijbelsche
Paradijs de katholieke partij zal waarschijnlijk wel
gaan inzien, dat zelfs deze grondslag niet hecht ge
noeg is om twee staatkundige partijen te vereenigen.
Vooral wanneer het geschapen staat als in ons land
het geval is, dat de anti-revolutionaire partij afhangt
van de genade der katholieke en niettemin een toon
aanslaat als waren de toestanden juist omgekeerd.
Is de hoop der anti revolutionairen, om met be
hulp van een deel der liberalen een der hunnen tot
voorzitter der Tweede Kamer benoemd te krijgen,
verijdeld, wij hopen dat het even zoo zal gaan bij de
vaststelling der orde van werkzaamheden.
De anti-revolutionaire partij wil de dekking van het
staatstekort verschuiven met de bewering, dat dit met
het oog op de naderende grondwetsherziening ijdel
werk zou zijn. Zij speculeert daarbij dus weder op
verschil van inzicht bij de liberalen.
De toeleg was trouwens reeds geopenbaard door
de heeren Mackay c.s. in hunne toelichting op hun
wetsvoorstel tot wijziging der schoolwet.
Wetsvoorstellen tot versterking van de inkomsten
van den Staat mogen, volgens die kamerleden,*niet
worden behandeld, «dan na ernstig onderzoek of het
financieel evenwicht niet door bezuiniging, althans voor
een deel, kan worden hersteld".«Waarom toch"
vragen zij «moeten steeds nieuwe lasten op het
reeds zwaar gedrukte volk worden gelegd, zoolang
uitgaven, die op de eene of andere wijze voor vermin
dering vatbaar zijn, het eindcijfer der begrooting ver-
hoogen" 1
Zij die zoo spreken rekenen er ongetwijfeld op, dat
ons volk zich weinig om zijne staatkundige geschie
denis bekommert. Zulke beweringen zoude men anders
niet in officiëele geschriften durven uiten.
De waarheid is dat sinds 1848 de accijnzen op
vleesch, steenkolen en turf, de belasting op het gemaal,
het dagbladzegel, invoerrechten afgeschaft of vermin
derd zijn, dat onze rentelast is verminderd met 8 mil-
lioen, terwijl daartegenover slechts staan verhooging
van den accijns op gedistilleerd en suiker en invoering
van eene successiebelasting in de rechte lijn.
Er kan dus geene reden zijn om niet ernstig, vóór
alles, te overwegen hoe het tekort van de begrooting
zal verdwijnen kunnen. Naar het gerucht wil, zal de
Regeering voorstellen de patentwet te doen vervallen
en die door een inkomstenbelasting met ambtelijken aan
slag te vervangen. Dit zou natuurlijk het intrekken
der hangende financiëele regeeringsplannen, die bij
niemand nog onverdeelden steun vonden, ten gevolge
hebben.
Wij verwachten dus, dat de Tweede Kamer voet bij
stuk zal houden en het financiëele vraagstuk ter hand
zal nemen zoodra de gelegenheid zich voordoet. Het
te verschuiven, zooals de anti-revolutionairen willen,
zou eene verkeerde politiek wezen.
GOES, 22 Februari 1884.
Bij jhr M. J. De Marees van Swinderen zijn voor
de Maatschappij van Weldadigheid nog ingekomen twee
giften, ieder a 2,50.
Zij, die nog genegen mochten zijn iets ten voordeele
dier Maatschappij aftezonderen, gelieven dit aan ge
noemden heer te doen toekomen.
Kruininge. De kiesvereeniging «Gemeentebelang"
vergaderde gisteren tot het stellen van een candidaat
voor de verkiezing van een lid van den raad op 25
dezer, In die vergadering waren 38 leden tegenwoordig.
De heer H. C. Baarens bekwam 24 stemmen en werd
dus tot candidaat geproclameerd.
De St.-Ct. no. 44 bevat een Kon. besluit van
9 Febr. 1884, tot vernietiging van het besluit van
Ged. Staten van Zeeland, dd. 21 Sept. 1883, waarbij
aan J. Kaan in hooger beroep vergunning is geweigerd
tot verkoop van sterkedrank in het klein.
Gedep. Staten, evenals burg. en weth van Zieriksee,
grondden hunne weigering enkel en alleen op de om
standigheid, dat de bestemming der localiteit, waar
voor vergunning werd gevraagd, is veranderd, en wezen,
om de verandering van bestemming aantetoonen, op
het feit, dat de localiteit sedert Maart 1882 ongebi uilct
en onbewoond is geweest. De Regeering is echter van
oordeel, dat dit op zichzelf niet voldoende is om te
bewijzen dat er verandering van bestemming heeft
plaats gegrependat het perceel, sedert jaren als herberg
of tapperij ingericht, op 14 April 1882 publiek is ver
kocht, na aankondigingen, waarin het is omschreven
o. a. als «herberg"; dat de kooper het als zoodanig
heeft gekocht en aan de inrichting niets heeft gewij
zigd dat burgem. en weth. van Ziei iksee dan ook
in hun bovenvermeld besluit erkennen, dat het niet
in eenig opzicht uit- of inwendig is veranderd; dat
de kooper liet tot het uitoefenen van het tappersbedrijf
heeft verhuurd zoodra hij een geschikten huurder vond,
en dat het ledig staan van een huis, omdat daarvoor
tijdelijk geen huurder te vinden is, geen daad van den
eigenaar, veel min een andere bestemming mag heeten
zoodat de localiteit derhalve niet geacht kan worden
van bestemming te zijn veranderd. Op deze gronden
is het weigeringsbesluit vernietigd.
Naar de JV. 71. Ct. verneemt, berust het wets
ontwerp tot invoering eener klassen belasting, hetwelk
dezer dagen bij de Tweede Kamer zal inkomen, geheel
op aanslag ambtshalve door de colleges van zetters,
wier getal voor de vervulling dezer werkzaamheden
zou worden uitgebreid.
Met uitzondering van tabel IX, rakende de dividen
den van naamlooze vennootschappen, zou tegelijk de
Patentwet worden ingetrokken.
De herziening der schoolwet en de wijziging der
drankwet zullen in de eerstvolgende week een punt
van onderzoek in de afdeelingen der Tweede Kamer
uitmaken.
De wetsontwerpen, houdende voorziening omtrent
het muntwezen en betrekkelijk de uitgifte van munt
biljetten, zijn ter openbare behandeling gereed.
Het Hoofdbestuur der Ned. Vereeniging tot af
schaffing van sterkedrank heeft een adres aan de Tweede
Kamer gericht, om zoo stellig mogelijk te protesteeren
tegen het wetsontwerp tot wijziging der drankwet.
Het hoofdbestuur verzoekt de verwerping van het
wetsvoorstel, althans van het laatste lid van art. 2.
In de gistermiddag te Amsterdam gehouden
vergadering der afdeeling Nederland van de Internati
onale Vereen, tot verbetering van het lot der blinden
werd het jaarverslag uitgebracht.
Over het uitschrijven van een prijsvraag bij gelegen
heid van het in 1885 te houden internationaal congres
van blinden-leeraars, waarvan het onderwerp zou zijn
de physiologie en psychologie der blinden, werd van
gedachten gewisseld. De beslissing hierover blijft
overgelaten aan een van de subcommissiën van het
congres. In de regelings commissie hebben o. a. zitting
als eere voorzitter jhr. mr. J. W. M. Schorer, Com
missaris des Konings in Noord-Holland als leden mr.
J. G. De Witt Hamer, uit Leeuwarden, en jhr. mr.
W. C. M. De Jonge van Ellemeet, oud-lid van de
Eerste Kamer en van Gedeputeerde Staten van Zeeland.
Met 1 Maart a. s. treden de gewijzigde vracht
prijzen in werking voor het vervoer van reizigers en
bagage tusschen Nederlandsche stations en België en
Frankrijk. Het verschil is gering, alleen is het van
belang, dat de retourkaarten naar Parijs 8 dagen geldig
worden in plaats van, zooals tot dusver, 6 dagen.
Kerkelijke Zaken en Onderwijs.
Woensdag werd te Utrecht het Algemeen school
museum officieel geopend.
Tot onderwijzers bij de Rijks-normaallessen te
Aksel zijn benoemd de heeren F. Van Dixhoorn en
H. J. Vooren, hoofden van openbare scholen te Ter-
Neuzen.
Daar het hoofdbestuur van het N. O. G. zich tot
de Regeering wil wenden in zake het ingediende ont
werp tot wijziging van de wet op het I. o., vraagt
het vóór d Maart van de afdeelingen advies omtrent
de volgende punten:
Zijn de voorgestelde wijzigingen omtrent het aantal
leerlingen voor éen onderwijzer zoo nadeelig, dat daar
door het onderwijs niet tot zijn recht zal komen
Zal dit nadeel nog vermeerderen door als maatstaf
van het cijfer het gemiddelde der 4 kwartalen aan
te nemen?
Kan de wijziging der vergoeding door het rijk in
het nadeel van het onderwijs werken?
Is het nuttig en noodig dat de bepalingen omtrent
het getal onderwijzers eerst met 1 Januari 1890 van
kracht zijn
De heer dr. J. H. Gunning Jr., kerkelijk hoog
leeraar aan de universiteit te Amsterdam, is voorne
mens met een vijf en twintig tal hulponderwijzers en
onderwijzeressen een historischen cursus te openen
over de cultuur-geschiedenis der achttiende eeuw.
Landbouw en Veeteelt.
Kortgene. Donderdag hield dhr. Marlet in de her
berg van J. De Keijzer alhier eene landbouwvoordracht.
Spreker nam tot onderwerp zijner rede«Onze Vee
houderij" en betoogde, dat het verledene daarvan ver
van gunstig was te beschouwen, doordat onze provincie
uitsluitend voor akkerbouw wordt gebezigd. Doch door
de Maatschappij van Landbouw kwam er meer neiging
tot veehouderij, die echter nog gebrekkig is. En toch,
onze welvaart berust er thans op, en daarom meende
hij te moeten aanstippen, wat wij nog kunnen doen
om het pad der veehouderij met goed succes te be
treden. En dit kan men door: ten eerste uitstekend
vee aanteschaffen, om er verder van te fokken. Even
goed als dit in Friesland kan, kan het ook hier, en
niet alleen rundvee maar alle soorten. Zeeland bezit
b. v. een goed soort paarden voor werkras, en het lot
ervan is ook niets dan werken, maar toch moest men
zich meer toeleggen op goed ras, en dit goede voeding
en opvoeding gevenhet moest meer veredeld worden
zooals het paardenras in Vlaanderen. Bij het fokken
van rundvee moet ook goed toegezien worden. Zoo
durft hij geen Durhamstier aanbevelen voor melkkoeien,
maar wel als men vee voor vetmesting wil aanfokken.
Men kan evenwel niet te streng zijn bij het uit
kiezen van fokdieren, want als er maar meer goed
vee voorkwam, zouden even zoo goed hier als elders
de hoogste prijzen er voor bedongen worden, en Zeeuw-
sche koeien zijn dan daarbij uitstekend geschikt voor
melkerij. Verder gaf hij een wenk om zoo mog-lijk
Zeeuwsch rundvee te doen schitteren op de a. s. ten
toonstelling te Amsterdam, niet zoozeer om prijzen te
behalen, maar om te toonen wat wij bezitten. Want
verschillende personen en autoriteiten komen daar, en
langs dien weg wordt dan ook onze provincie genoemd
in den vreemde en daaruit komt vanzelf voort een
soort handel en vraag naar ons vee
Men kan dus niet te streng letten op ons fokvee,
en niet zeggen«een koe is een koe". Laten wij dat
denkbeeld toch laten varen voor alle dieren, die wij
houden, en zooveel mogelijk zorgen voor goede voeding.
Dit kan toch hier nog beter dan wel elderser zijn
zandstreken waar men geweld moet gebruiken om
klavers of andere voedergewassen te verbouwendit
zal toch hier niet zooveel moeite kosten, maar wat
hij uitdrukkelijk aanbevalvereenigde krachten om
een en ander tot stand te brengen. Hij wees daarop
omdat de kiem van vereeniging hier ontwikkeld is, en
beval dus eene fokvereeniging ten zeerste aan.
In zijne tweede afdeeling sprak hij nog hoofdzake
lijk over veevoederinghij zeide dat alle producten
daarvoor niet geschikt zijn en stelde de vraag, of
het beter is onze granen te vervoeren dan die te
verkoopen en daarvoor andere voedingsmiddelen aan
te koopen. In het laatste geval beval hij aan lijn
koek, die uitstekend is voor melkgeving. Ook kan
men een praktisch onderzoek instellen omtrent een
en ander, b. v. met aardnotenkoeken, katoenkoeken
enz. en spr. verzekerde, dat de katoenkoek evenals
de lijnkoek veel melk levert en het vee in een uit
stekenden toestand houdt.
Ten slotte sprak hij nog over zuivelbereiding en zeide
dat Zeeland uitstekend was voor aanleg van zuivel
fabrieken evenals Noord-Duitschland. Ook kaasma
kerij is wenschelijk. Reeds in de 15e en 16e eeuw
stond het eiland Schouwen bekend wegens zijn kaas
makerij dus wat vroeger kon, kan ook thans nog
althans het zou moeten kunnen. De toestand, waarin
wij verkeeren, geeft aanleiding om zuivel en veehouderij
uittebreiden.
De heer Marlett besloot zijne voordracht met het
geven van gelegenheid tot bespreking van op en aan
merkingen, waarvan door een paar leden gebruik werd
gemaakt.
Hierna werd den begaafden spreker een woord van
dank toegesproken door den voorzitter der afdeeling,
de heer J. H. Bybau voor zijne belangrijke voordracht,
waarna de vergadering, die echter niet talrijk bezocht
mag genoemd worden, tevreden uiteenging.
Bmtenlandsch Overzicht.
In Engeland's parlement heeft Woensdag eindelijk
de stemming plaatsgehad over de motie van af keuring
van sir Stafford Northcote over de daden der regeering
in zake Egypte. Het ministerie is, zij het dan ook
slechts met eene kleine meerderheid, in het gelijk
gesteld. Naarmate de debatten gerekt werden en dus
der regeering tijd werd gelaten om hare oude tactiek
te laten varen en tot een krachtiger optreden in
Egypte overtegaan, maar vooral omdat de oppositie
verzuimde of wel onmachtig was om met een flink
programma in de Egyptische aangelegenheden voor
den dag te komen, werd de kans voor de regeering
steeds gunstiger.
Intusschen hebben zich onmiddellijk weder een paar
andere incidenten voorgedaan, die de gemoederen in
Engeland bezighouden, nl, de proclamatie door den
heer Gordon in Khartoem uitgevaardigd en de her
kiezing van den heer Bradlaugh in het kiesdistrict
Northampton.
Omtrent het eerste punt is thans overtuigend ge
bleken, dat Gordon de slavenhandel in Soedan heeft
bevestigd en dat hij den Mahdi als Emir van Kor-
dofan heeft erkend. Zeker mogen beide maatregelen
bevreemding wekken, wanneer zij komen van een
man, d e van een uitgebreide volmacht voorzien, naar
Egypte is getrokken om de zaken daar te regelen.
Toch moet, het verleden van Gordon in aanmerking
genomen, geloofd worden, dat deze maatregelen noodig
en dus goed zijn. Jammer is het evenwel, dat de
Engelsche regeering niet beter is ingelicht omtrent
de redenen, die tot eene dergelijke handelwijze hebben
geleid. Totale onbekendheid daarmede was oorzaak,
dat zij bij de interpellation, die onmiddellijk na het
bekend worden der proclamatie van Gordon tot haar
werden gericht, eene zwakke positie moest innemen.
Omtrent de verkiezing van den heer Bradlaugh
wordt vernomen, dat de speaker hem verzocht zich voor-
loopig niet ter eedsaflegging aan te melden. Sir Northcote
stelde daarop voor, het besluit der Kamer van II Febru
ari jl. te hernieuwen, waarbij aan den heer Bradlaugh de
toegang tot de Kamer wordt ontzegd tot hij zich zal heb
ben verbonden de orde in het parlement niet te verstoren.
Dit voorstel werd door den premier ernstig bestreden,
doch ten slotte door de Kamer aangenomen met 226
tegen 173 stemmen, waarop de heer Bradlaugh zich
terugtrok onder protest tegen de onwettige vervolging.
Hoelang dit spelletje nog zal voortduren is niet te
voorzien en wellicht heeft de Times het bij het rechte
eind, waar zij der regeering aanraadt nogmaals een
poging te wagen om de Affirmation Bill er door te
halen.
In Servië waar de verkiezingen voor de Kamer
over het algemeen gunstig zijn uitgevallen voor de
regeering, althans ten opzichte der radicalen, heeft
niettemin het ministerie Kristitsch zijn ontslag genomen,
omdat de aanhangers der partij van PinochaDatz tocfi