1884. N°. 15.
Zaterdag 2 Februari.
71ste jaargang.
Grondbelasting
Partijverdeeldheid.
GOESCHE
Do uitg'tve dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel.
Aan onze abonnés buiten de gemeente,
die hun abonnement nog niet hebben
voldaan, wordt bericht, dat wij na Dins
dag aanstaande daarover perpostquitantie
zullen disponeeren.
DE ADMINISTRATIE.
Ter secretarie van de gemeente zal gedurende dertig
dagen ter inzage van de belanghebbenden liggen eene
opgave van de uitkomsten der meting of schatting van
perceelen voor de
in deze gemeente.
De verzoekschriften om hermeting, herschatting of
vernietiging der gedane meting of schatting, alsmede
de bezwaarschriften kuDnen binnen dertig dagen na
heden op ongezegeld papier aan heeren Gedeputeerde
Staten dezer Provincie worden ingediend.
Goes, den 1 Februari 1884.
De Burgemeester van Goes,
J. G. DE WITT HAMER.
In de laatste maanden heeft zich een in ons vader
land ongewoon verschijnsel voorgedaan eene beweging
op staatkundig gebied, die nog wel ten doel had eene
lang gewenschte verbetering in ons belastingstelsel tot
stand te doen komen. Het wetsontwerp Van Delden
c. s., of liever het beginsel van eene inkomstenbelas
ting, vond alom ondersteuning. Men vindt in de han
delingen der Staten-Generaal van de laatste maanden
des vorigen jaars geheele reeksen van adressen ver
meld, alle strekkende om genoemd ontwerp te steunen.
Men zal daarentegen te vergeefs zoeken naar eenige
uiting der openbare meening, die aan de flnanciëele re-
geeringsplannen steun verleent. Dit scheen een gunstig
teeken voor de eenheid der liberalen in den lande.
Niemand der adressanten zal beweerd hebben, dat
bedoeld voorstel onverbeterlijk was. Maar men juichte
het toepassen van een beginsel toe, waardoor eene
reeds te langen tijd bestaande onbillijkheid in ons be
lastingstelsel kon opgeheven worden. Van den aanvang
af hebben ook wij ons op dit standpunt geplaatst.
In dezen stand van zaken verscheen echter een ar
tikel over het ontwerp van de heeren Van Delden c s.
in het tijdschrift De Economist van de hand van den
oud-minister Kappeyne. Dit artikel heeft veel opspraak
verwekt, maar minder om den inhoud dan om den
naam des schrijvers.
Inderdaad behelst dit artikel slechts zeer onbedui
dende, algemeene of gezochte aanmerkingen.
«Het eigenlijk hoofdbezwaar", schrijft de heer Kap
peyne, stegen de belasting op de bezittingen blijft altoos
de kwelling, der burgerij aangedaan. Deze slechte
eigenschap heeft ze bij onze vrijheidlievende natie immer
tot eene verschrikking gemaakt. Zij vergt van de in
gezetenen te veel in zedelijken zin".
Men zal moeten toegeven, dat dit hoofdbezwaar zoo
overwegend niet is De Engelsche natie is voorwaar
niet minder vrijheidlievend dan de Nederlandsche, en
eene inkomstenbelasting is voor haar nooit eene «ver
schrikking" geweest.
Dat eene toepassing van het beginsel der inkomsten
belasting, zooals de heeren Van Delden die voorstellen,
in de praktijk tot eenige ongelijkmatigheden zal aan
leiding geven, kunnen wij gaaf toestemmen. Maar die
bezwaren zijn öf weg te nemen of zij zullen bij eene in
komstenbelasting zeker niet sterker voorkomen dan bij
elke andere belasting. De grondslagen van 's Rijks tegen
woordige directe heffingen geven waarlijk tot niet minder
onbillijkheden aanleiding in de toepassing dan eene be
lasting naar de inkomsten. Men klaagt er minder over
omdat men eraan gewend is.
Het was te denken, dat de anti-liberale pers zich van
het artikel des heeren Kappeyne zou meester maken.
Tot zekere hoogte volkomen naar recht. Maar niet,
zooals De Standaard dit doet. Dit blad zegt van be
doeld artikel dat het is »eene critiek, zoo vlijmend
scherp, zoo terdege raak, zoo om niets tegen intebren-
gen, dat heel het prachtig voorstel er zedelijk door
vermoord lag". Zulk eene uitspraak kan men slechts
doen, wanneer men de verdeeldheid bij tegenstanders
in de hand wil werken en elk middel daartoe goed
genoeg acht.
Toch vreezen wij, dat, ook zonder deze aanblazing
van De Standaard, het artikel van den heer Kappeyne
een voorbode ervan is, dat de liberale meerderheid in de
Tweede Kamer nog niet zal geleerd hebben en dat er nog
altijd kans bestaat op eene Kappeyneaansche fractie,
zoodra gewichtige beginselen op het tapijt komen.
Nu de hoofdman heeft gesproken, is het wel eenigs-
zins te verwachtendat zijn woord bij zijne trouwe
aanhangers in de Kamer invloed zal hebben uitge
oefend en zal men wellicht andermaal het verschijnsel
zien, dat op het beslissend oogenblik het eene deel
van de liberalen zich afwendt van het andere.
Niet zonder beteekenis is dan ook het publiek ge
rucht, dat met behulp van een deel der liberalen tot
voorzitter der Tweede Kamer in de eerste plaats zal
voorgedragen worden de heer Schimmelpenriinck Van
der Oye.
Wij hebben op de achtenswaardigheid van dien heer
natuurlijk niets af te dingen, maar tot nogtoe gold
de regeldat de voorzitter van eene politieke verga
dering uit de meerderheid gekozen werd.
Volgens De Standaard evenwel is de meerderheid
in de Tweede Kamer een gevolg van «eene toevallige
combinatie, die de helft plus ken van het parlement
in heeften door die toevallige combinatie den baas
in het land speelt.
«Ware die combinatie nog naar recht in het bezit
der meerderheid, het ware te dulden.
«Maar dat is ze niet.
«Ieder weet, dat ze, meerderAeid in de Kamer, min
derheid in het land is."
Dit is de oude bewering, die zoo lang mogelijk moet
herhaald worden om haar waarheid te doen schijnen. De
waarheid evenwel isdat wij een kiesstelsel hebben,
dat er op schijnt toegelegd de meest onafhankelijke
en bevoegde ingezetenen van de stembus uit te sluiten.
Om een enkel voorbeeld te noemen uit de velevan
alle redacteuren van onze groote dagbladen is niet
éen kiezer voor de Staten-Generaaltenzij men bij
toeval tot de vermogenden behoove. Op het platteland
daarentegen wordt door den eersten den besten het
gewicht van zijne stem in de schaal gelegd, als het
eene verkiezing voor de Staten-Generaal geldt.
Daaraan is het in hoofdzaak te wijten, dat de libe
ralen bij de stembus nederlagen lijden. Met het wapen
der kleine pers, met behulp van kerkelijke invloeden is
het mogelijk een aantal plattelands-kiezers te groepeeren.
Zulke machtige invloeden en zulke werktuigelijke
helpers hebben de liberalen in zoo groote mate niet.
Zij moeten het aanzien dat de plattelandbewoners b.v.
de stad der geleerden, Leiden, overstemmen. Dat Zwolle
moet bukken voor de stemmen der turf baasjes van
Staphorst en Rouveen.
Maar behalve dit alles zijn er nog andere oorzaken
voor den teruggang van het liberale stemmenaantal in
de Tweede Kamer. De liberale partij is in een toestand
van overgang, zij vervormt. Het eene deel hangt nog aan
oudere inzichten, het andere deel wil met de veranderde
tijden rekening houden. De Standaard weet dit zeer goed.
Hij heeft eens gezegd »de liberalen gaan achteruit, o ja,
maar de geavanceerden winnen hand over hand".
In dien toestand moeten verdeeldheden en botsingen
komen. Ze zijn er dan ook. Vele liberalen worden er
weifelmoedig onder en onttrekken zich aan den stem
busstrijd, ja er zijn er die hunne stem aan de tegen
partij geven, om des te spoediger het oogenblik te
doen aanbreken waarop de kerkelijke partijen de
meerderheid zullen bekomen hebben, in het vaste ver
trouwen dat de liberale partij alsdan zal verjongen.
Maar uit de stembus-uitkomsten is de meerderheid
niet altijd te kennen. De geest van de meerderheid
des volks blijkt uit verschillende andere teekenen.
Dit weet de Standaard ook zeer goed.
Dit blad spreekt dan ook onwaarheid, als het de
meerderheid in de kamer minderheid in het land noemt.
Wij meenen ook dat de groote meerderheid der
liberalen met de verschillende groepen of groepjes in
de Tweede Kamer (de Standaard is wel zoo vriende
lijk de liberalen in de Kamer in vier groepen afte-
deelen) niets wil hebben uitstaan. Zij kiezen hun af
gevaardigden in de meening, dat zij vrijzinnig denkende
en handelende mannen zijn.
Daarom kan er wel een strijd zijn van beginsel,
en zelfs kan die in eene niet verlamde partij niet
geheel ontbreken.
De hoofdzaak blijft echter de hoofdzaak. Men zie
wat in België gebeurt.
Daar bestaat in de liberale partij zeker nog wat
meer verdeeldheid dan bij die hier te lande Het eene
deel der liberalen (de «radicale bent" zou de Standaard
zeggen, zooals hij onhebbelijk genoeg gedaan heeft ten
opzichte van te Goes welbekende geachte personen)
staat dikwerf lijnrecht tegenover de groote liberale
partij. Maar als het er op aankomt, ziet men een
drachtig de twee groote partijen tegenover elkaar.
Er is in Belgiö geen sprake van, dat eene kleine groep
van de éene partij de hand zal reiken aan de tegen
partij als er een groot beginsel op het spel staat.
Maar in België heeft men de proef gehad van een
anti-liberaal bewind. Die proef heeft heilzaam gewerkt.
Men zal wel doen zich in ons land aan een ander te
spiegelen en zulk eene proef niet uittelokken.
GOES, 1 Februari 1884.
De circulaire van den Goeschen krrkeiaad aan
de leden der gemeente heeft sommigen Goeschen
correspondenten van bladen buiten de gemeente aan
leiding gegeven tot polemiek. Al aanstonds kwam
in de Middelb. Ct., bij de vermelding dat het met
de geldmiddelen der diaconie allertreurigst gesteld
moest zijn, deze zinsnede voor:
«Voor onze armen zoo schrijft men ons hopen
«we hartelijk, dat die pogingen een goed resultaat
«mogen hebben, hoewel we aan den anderen kant den
«wensch niet kunnen onderdrukken, dat eens onder-
■szocht worde aan welke oorzaken die vermindering
»der vaste bijdragen van 1200 tot 57,50 moet
nworden toegeschreven en dat dan zoo mogelijk
«die oorzaken worden weggenomen. De armen zullen
«er wel bij varen!"
Hoewel 't ons voorkomt, dat deze woorden op zich
zelf niet noodzakelijk eene ongunstige meening uit
drukken, volgde er een antwoord op in de
N. Rolt. Ct., waarin gezegd werd, dat het eene «over
dreven en dus onjuiste gevolgtrekking was, dat het
met de geldmiddelen der diaconie allertreurigst zou
gesteld zijn", dat het «geen noodkreet was uit diepte
van ellende maar eene ernstige bede om ondersteuning
door de gemeenteleden tot uitbreiding van den arbeid
(der diaconie), waarbij de toestand rond en kalm was
blootgelegd".
Dit antwoord was nu weder te veel voor den Goe
schen berichtgever aan de Middelb. Ct. en deze le
verde nu een artikeltje, waarin hij vrij wat ernstiger
beteekenis aan zijn vroeger bericht gaf. Hij noemde
nu het communiqué in de N. Rott. Ct. «afkomstig
«öf van iemand, die de circulaire van den kerkeraad
«aan de leden der N. H. kerk niet heeft gelezen, öf
«van iemand, die opzettelijk de waarheid verdraait"
en hij voegde daaraan de beteekenisvolle woorden toe:
«Zou het ook kunnen zijn, dat het voorstel tot bet in
stellen van een onderzoek naar de oorzaak van den
teruggang der vaste bijdragen MiddelbCrt. 26 Jan.)
den schrijver in de N. R. heeft geïnspireerd? Want
dat die niet alleen aan «overlijden of vertrek van vele
inschrijvers" moet worden toegeschreven, is algemeen
hekend."
Hierin lag inderdaad wel iets, dat verduidelijkt had
behooren te worden, wilde men er geene ongunstige
gevolgtrekkingen uit maken.
Zij gaf dan ook aanleiding tot een kalm en waar
dig protest van dr. S. Piccardt in de Middelb. Ct.
van gisteravond en 't is op verzoek van dezen, dat
wij dat protest hieronder (gedeeltelijk) opnemen, op
dat, voor zooverre de polemiek in de genoemde bladen
binnen deze gemeente mocht gelezen zijn, er geene
voor de armen nadeelige gevolgen uit ontstaan.
Dr. S Piccardt schrijft o. m.
«Gaarne begin ik met de mededeeling, dat ik, als
tijdelijk hoof! van den kerkeraad, de bewuste circu
laire heb gesteld en dat ik, bekend met doel en strek
king daarvan, ook schrijver ben van het kleine artikel
in de IV. Rott cour.
Er is dus geene sprake van iemand, die de circu
laire niet gelezen had, en in hoever ik, die alle bij
zonderheden van nabij ken en daarop wijzen wilde,
de waareid opzettelijk verdraaid heb, mogen ande
ren beslissen.
Wie de circulaire zonder vooringenomenheid leest,
zal er niet anders in lezen, dan wat er duidelijk in
geschreven wordt: de diaconie zoekt Vermeerdering
van vaste inkomsten. Zij zoekt die omdat het aantal
bedeelden toeneemt; omdat bij de geringe verdiensten
der armen eene bedeeling van 1 per week zoo ge
ring is, en omdat zij gaarne meerderen in het gasthuis
plaalsen zou.
liet is daarom, dat zij den toestand blootlegt en
meerder vast inkomen vraagt. Zij wil meer doen, dan
zij tot hiertoe kon doen; hare middelen zijn daartoe
niet toereikend en daarom vraagt zij. Maar van een
allertreurigste(n) toestand, die alleen dan bestaan zou,
als de diaconie voor haar tegenwoordig werk te kort
schoot, is geen sprake.
Ik ben ook volstrekt niet geïnspireerd door de vrees,
dat men zou onderzoeken, waardoor de vaste bijdragen
zooveel verminderden. Ik heb de oorzaak daarvan zelf
onderzocht en daardoor is mij gebleken dat, ja enkelen
zich terugtrokken, maar dat de voornaamste contribu
anten vertrokken of door den dood werden weggenomen.
Ik handhaaf daarom het door mij geschrevene in
de N. R. Ct. tegenover een in het duister schuilenden
schrijver in de Middelburger. En indien deze mocht
volhouden, dat ik de waarheid heb verdraaid, dan
melde hij zich bij mij aan en wij zullen uit de be
scheiden der diaconie de waarheid opmaken".
In de memorie van toelichting op het wetsont
werp tot wijziging der wet op het lager onderwijs
komen de navolgende beteekenisvolle woorden voor
«Het beginsel van de voor allen toegankelijke school
blijft behouden. Op dat beginsel der wetten van 1857
en 1878 terug te komen, zou eerst dan overweging
verdienen, wanneer het uit een gewijzigde grondwet
tige bepaling voortvloeide."
Mag men uit deze woorden van den voorzitter der
commissie tot grondwetsherziening afleiden, dat ook
in het ingediende rapport betrekkelijk die herziening
het beginsel der openbare school is behouden
Het zou toch zonderling mogen heeten, dat ware
het andersnu aan de Staten Geneia.il een wijti-
gingsontwerp van de wet op het lager onderwijs
werd aangeboden, waarbij dat beginsel ongerept blijft.
Aan het telegraafkantoor alhier werden in de
afgeloopen maand behandeld 1913 telegrammen, en
welverzonden 722, ontvangen 755, opgenomen en
verder geseind 436.
Bij de Tweede Kamer is ingekomen een wets
ontwerp tot wijziging van eenige bepalingen in de wet
op de nationale militie.
Z. M. de Koning heeft aan de commissie voor
werkverschaffing te 's-Hage f 1000 geschonken.
Bij Z. K. H. den Prins van Oranje zijn door be
middeling van den Nederlandschen gezant te Parijs,
baron Van Zuylen van Nyevelt, voor Krakatau ver
schillende giften ingekomen, tot een gezamenlijk bedrag
van 980,59; en bij den Min. van Buitenl. Zaken:
door tusschenkomst van den consul-generaal van den
Oranje-Vrijstaat te Arnhem, van de te Bloemfontein*"
gevestigde Nederlanders, als eerste bezending 2000
van den consul-generaal der Nederlanden, als opbrengst
eener door hem geopende inschrijving, 246; en ein
delijk van den consul der Nederlanden te Helsingfors,
als opbrengst eener doorhem gehouden inzameling, f\35.
In de Woensdag te Amsterdam gehouden ver
gadering der «Willem Barentsvereeniging" werd ver
slag uitgebracht omtrent den stand van de kas. Door
de ruime bijdragen van het voorgaande jaar is de kas
thans ruimer voorzienmaar ter bestrijding van een
zevenden tocht, waartoe besloten is, is nog ruim 5000
gulden noodigter verkrijging waarvan de medewer
king der subcomités wordt ingeroepen.
Vervolgens bracht de commandant Van Daalen een
kort verslag van den jongsten tocht uit. Door den
voorzitter werd daarop ramens het bestuur aan den
commandant en aan luitenant Kluit, die de laatste twee
expedities heeft medegemaaktter herinnering een
zilveren beker aangeboden. Aan den matroos Bakker,
die zich bij den jongsten tocht bijzonder onderscheiden
heeft, werd eene zilveren tabaksdoos door den voor
zitter overhandigd.
Na een kort woord van den voorzitter, waarin deze
wees op de waarschijnlijkheid dat de zevende tocht
belangrijkere resultaten zal opleverenomdat te ver
wachten is, dat na dezen zachten winter de IJszee
dit jaar open zal zijn, werd de vergadering gesloten.
De kiesvereeniging «Algemeen belang" te Rot
terdam heeft tot candidaat voor het lidmaa'schap van
de Tweede Kamer (vacature Van Rees) geproclameerd
den heer D. L. Wolfson.
Van I tot 20 Juni e. k. zal te Amsterdam een
tentoonstelling worden gehouden van voorwerpen van
kunst en smaak. Daaraan is een loterij verbonden
van 100 000 loten a 50 cents. De opbrengst zal
strekken ten bate van de Louise-stichting voor weezen
van Vrijmetselaren te 's-Hage, indertijd door Z. K. H.
prins Fredeiik in het leven geroepen.
Volgens een bericht uit Pretoria aan het Kaapsche
Volksblad heeft dr. Jorissen voor de hem per telegraaf
aangeboden candidatuur voor het lidmaatschap van
den Transvaalschen Volksraad bedankt.
De heer Jorissen zou gisteravond van Londen
naar Zuid-Afrika vertrekken. In een manifest aan de
Nederlandsche dagbladen raadt hij aan, eene krachtige
Transvaal-maatschappij op te richten, op de grond
slagen der voormalige Oost Indische Compagnia
Kerkelijke Zaken en Onderwijs.
Beroepen te Wetsinge-Sauwerd ds. G. Schot te
Tolen.
Ierseke. Uit eene voordracht, waarop waren geplaatst
als no. 1 F. II. De Korte geb. Van der Reest, no. 2
H. P. Eckhardt en no. 3 J. Van der Reest, werd door
den gemeenteraad in zijne Woensdag gehouden vergade
ring tot onderwijzeres in d nuttige handwerken aan de
openbare scholen benoemd mej. H P. Eckhardt alhier
met 5 van de 6 uitgebrachte stemmen. Mej. F. H.
De Korte verkreeg I stem.
Benoemd tot onderwijzer te Papendrecht de heer
B. Polderman te Driewegen.
Tot derden onderwijzer aan de openbare lagere
school 2e kl. Lr. IC te Amsterdam is benoemd de heer
W. J. Den Herder, onderwijzer te Hardingsveld.
Rechtszaken.
Kantongerecht te Goes.
In de zitting van heden, Vrijdag 1 Februari, zijn
I de navolgende personen veroordeeld, alten wegens
openbare dronkenschapP. de K 18 j., schaapher-
I der te 's-Heer UertdrikskinderenC. S 23 j., arbei-
I der te 's-Heer ArendskerkeA R., 23 j., arbeider;
M. R., 21 j., werkman; J. V. Dz., 18j.,smidsknecht.