1883. N°. 146. Dinsdag 11 December. 70ste jaargang. Ook eene „vrije" teelt. Ingezetenen GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct. In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel. Onder dagteekening van 22 December 1851 werd door drie leden van den gemeenteraad aan den voor zitter van dat college een schrijven gericht, waarin zij verzochten in de eerstvolgende vergadering aan de orde te willen stellen: »dat de ingezetenen zullen worden uitgenoodigd om voortaan, en wel te beginnen met den ophanden zijnden Nieuwjaarsdag, geen uitdeeling meer aan hunne huizen te willen laten doen van centen aan rondloopende armen, maar liever het daarvoor door hen bestemd bedrag te storten in eene collecte, welke door twee commissiën uit den gemeenteraad zal worden gedaan, en welke collecte, zoo mogelijk nog dienzelfden dag zal worden besteed tot het doen eener buitenge wone bedeeling van spijs en brandstoffen aan de in gezetene armen." Men wenschte toch aan de natuurlijke zucht der meergegoeden om ook den minder bedeelden op den eersten dag des jaars voedsel en warmte te verschaffen, een afdoender en beter middel te verzekeren dan het tot dien tijd in zwang zijnde uitreiken van giften aan de deur. Het gedane voorstel werd, aangezien het voor Nieuw jaar 1852 reeds te laat was, in den loop van het jaar gesteld in handen van de vaste commissie voor het armwezen, welke commissie, onder dagteekening van 24 Nov. 1852 een omstandig rapport uitbracht. Zij verklaarde zich volkomen te vereenigen met het denk beeld, dat het meer dan tijd werd om een einde te maken aan het «alleronbetamelijkst misbruik" van het zoogenaamd Nieuwjaarwenschen, en adviseerde: lo. adat de ingezetenen met aandrang zullen wor den uitgenoodigd, om, te beginnen met den op handen zijnden Nieuwjaarsdag, geene uitdeeling van centen meer aan hunne huizen te willen laten doen aan rond loopende armen; 2o. dat, door rondzending van inschrijvingsbiljetten, hun. de gelegenheid zal worden aangeboden om het voor die uitdeeling bestemde bedrag beschikbaar te stallen voor eene buitengewone bedeeling van spijs en brandstoffen aan de ingezetene armen". De gemeenteraad vereenigde zich met dat advies en de uitvoering daarvan had tengevolge, dat op 1 Jan. 1853 aan een ruim getal armen kon worden verstrekt: 1 kilo tarwebrood en 3 hectogram spek per persoon en van 1020 turven, naar gelang van de talrijkheid des gezins. De Goesche Courant, die in haar nommer van 3 Jan. 1853 van deze bedeeling melding maakt, kon dan ook mededeelen, dat »de maatregel, door het bestuur beproefd, om het bedelen op Nieuwjaarsdag tegen te gaan, volkomen geslaagd was". Dertig jaren is de maatregel volgehouden, doch in den loop der tijden verminderden de inschrijvingen, zoodat deze, die o. a. voor 1 Jan. 1859 nog 498 bedroegen, voor de uitdeeling van 1 Jan. 1881 slechts 273,57% beliepen. Of het jongere geslacht zich niet meer den toestand herinnerde van vóór het instellen der commissie, dan wel, of men meende, op andere wijzen aan den drang tot liefdadigheid op nieuwjaars dag te voldoen, valt moeielijk te beslissen Want, men vergete niet, dat, behalve het tegengaan van het bedelen op den 1 Januari, ook de zucht om de armen op den 1 dag van het jaar eene buitengewone bedee ling te verstrekken, aan den maatregel ten grondslag lag. En daarom valt de vermindering der giften te meer te betreuren, eene vermindering die 1 Jan. 1882 een tekort veroorzaakte, dat door de leden der com missie werd gedekt, en die er voor 1 Jan. 1883 toe leidde, dat geen brandstoffen konden worden uitgedeeld. Moet men in die vermindering het teeken zien, dat de ingezetenen de bemoeiingen der commissie niet meer willen Burgemeester en wethouders meenden vooralsnog die vraag niet toestemmend te moeten beantwoorden. Zij hebben dan ook voor eene uitdeeling op 1 Januari 1884 opnieuw de besturen der instellingen van wel dadigheid uitgenoodigd, een lid te committeeren tot het vormen der commissie. Hieraan werd bereidwillig gehoor gegeven en de commissie bestaat uit de heeren F. S. A. Knitel, lid van het Burgerlijk armbestuur L. Meijler, lid der diaconie van de Ned. Herv. gem., E. F. Van Kalmthout, lid van het R. C. Parochiaal armbestuur, en J. Kooman Az., lid der commissie tot de (Economische spijsuitdeeling, terwijl de heer J. A. A. Fransen Van de Putte zoo welwillend was van ook ditmaal, gelijk in de laatste zes en twintig jaren het voorzitterschap der commissie op zich te nemen. Door burgemeester en wethouders is aan de commissie toegevoegd, om het schrijfwerk te verrichten de heer A. A. Van Dellen, commies ter secretarie. Die commissie zal zich weldra weder bij de inge zeten aanmelden om hunne giften voor eene bedeeling op 1 Januari 1884 in ontvangst te nemen. Dit jaar wordt echter eene bijzondere beteekenis aau den uitslag van de inzameling gehecht. Mocht het bedrag weder minder of niet grooter dan in de laatste jaren zijn, dan zullen burgemeester en wet" houders daarin de uitspraak der ingezetenen zien, dat de verdere instandhouding der nieuwjaarsbedeeling niet wordt gewenscht. Wordt de commissie toch niet ir. staat gesteld om de zich aanmeldende inwonende armen van brood, spek en brandstof op dien eersten dag van den nieuwen jaarkring te voorzien, dan zal vanzeive een voortzetting zich verbieden. Burgemees ter en wethouders vertrouwen, dat deze aanwijzing voldoende zal zijn, om de beteekenis der aanstaande collecte te doen kennen, doch durven tevens met vrij moedigheid opwekkeu tot eene ruime bijdrage, teneinde deze zoo hoogst nuttige instelling blijve bestaan. Goes, 8 December -1883. Burgemeester en Wethouders van Goes, J. G. DE WITT HAMER. De Secretaris, HARTMAN. Dat de twee kerkelijke partijen in ons land op staatkundig gebied er op uit zijn om met vereende krachten stirm te loopen op onze vrijzinnige instel lingen, neemt niet weg dat men zoo nu en dan belang rijke verschillen in de zaken, juist van het meest prac- tische belang, tusschen de twee verbondenen opmerkt. Dit verschijnsel hangt natuurlijk samen met de ver schillende levensbeschouwing, die de grondslag is van de twee kerkelijke partijen. Maar het is van belang er in het voorbijgaan nota van te nemen. Deze opmerking doet zich terstond voor als men de beweging nagaat, die in de laatste jaren ook in ons land door de anti-revolutionaire leidslieden in de hand wordt gewerkt op het gebied der volksgezondheid. De eenvoudigen, de eerlijken onder hen, komen er rond voor uit: Er staat in den Bijbel, dat die gezond zijn den medicijnmeester niet van noode hebben, en het is dus tijd genoeg wanneer wij, als wij ziek zijn, geneeskundige hulp inroepen om de middelen aan te wenden, die ons gegeven zijn. Maar voorbehoedmidde len, die de gezonde mensch zou gebruiken om eene ziekte te voorkomen dat strijdt tegen ons gemoed. Zij, die zoo spreken, weigeren dus van het voorbe hoedmiddel tegen de pokken, de inenting, gebruik te maken. Wij behoeven hier niet te treden in een onderzoek, of dat gemoedsbezwaar juist of onjuist moet zijn. Genoeg, het bestaat. Wij zijn daarbij van de meening, dat zulke bezwaren zooveel mogelijk moeten geëer biedigd worden. Zooveel mogelijk want de grens wordt getrokken door het algemeen welzijn. Zoodra dit bedreigd wordt door het ontzien dier bezwaren is de grens overschreden. Om een voorbeeld te noemen. In Engeland heeft zich in de laatste jaren herhaaldelijk het geval voorge daan, dat ouders uit gemoedsbezwaren weigerden eenige geneeskundige hulp in te roepen, omdat zij meenden dat ge'-ed en handenoplegging voldoende zijn om zieke kinderen te genezen. Stierf een aldus veronachtzaamd kind, dan werden de ouders voor den rechter ge roepen en gestraft. Zoo is het thans met de inenting ook gesteld. Wan neer het waar is, dat de koepokinenting een voorbe hoedmiddel is tegen de verschrikkelijke pokziekte, die dood of verminking met zich voert, dan heeft de staat het recht te eischen dat de ouders hunne kin deren in dit opzicht niet het offer maken van hunne gemoedsbezwaren. De wetgeving in ons land is echter zoo niet. Al leen bepaalt artikel 17 in de epidemiewet, dat de schoolgaande kinderen van een bewijs van inenting moeten voorzien zijn. Tegen die bepaling nu wordt door de anti-revolu tionaire leiders verzet aangeteekend. Zij reppen echter maar zoo terloops van het ge moedsbezwaar en trachten op geneeskundig terrein den dwang" der vaccine te vernietigen. Dit komt ons niet eerlijk voor. De anti-revolutionaire partij heeft nooit veel hart betoond voor de volksgezond heid, wat betreft het voorkomen van ziekten, een feit, wel te verklaren, voor wie met bare grondbeginselen vertrouwd is. Spot en minachting hadden zij er steeds voor over als er werd aangedrongen op middelen om den gezondheidstoestand te verbeteren. Dat de onder wijswet van 1878 ook zorgt voor ruime, luchtige loka len, die toch een eerste vereischte zijn om eene gezonde jeugd te bekomen, is hun zelfs een grief. Vanwaar dan dat men thans op een terrein, dat slechts voor de mannen der wetenschap geopend is, argumenten zoekt Eenvoudig omdat men met het gemoedsbezwaar niet voor den dag durft komen. Op het oogsnblik dat de beroemde Fransche schei kundige Pasteur met goed gevolg de inenting tegen het miltvuur bij de dieren toepast; nu andere genees- heeren proeven nemen, die de verwachting wekken dat de wetenschap erin zal slagen in de inenting voor behoedmiddelen tegen nog andere ziekten dan pokken te vindenkomen onze anti-revolutionairen om den vaccine-plicht te bestrijden. De heer Wintgens heeft onlangs eene nota bij de Tweede Kamer ingediend, waarin hij spreekt van achtens waardige person ;n, die de vrije, onbelemmerde teelt van pokken, syphilis en dergelijke" verdedigen. En dit oordeel is waarlijk niet te scherp. Want dat schermen met het woord vrijheid door de clericalen, die krachtens hunne beginselen dwinge landen zijn, is inderdaad treffend. Nu is werkelijk niets gemakkelijker dan de groote onkundige menigte te verbijsteren door statistieken en door feiten op geneeskundig gebied. Maar het dunkt ons toch onverantwoordelijk, zonder dat de meer derheid der deskundigen daartoe adviseert, op deze wijze tegen een voorbehoedmiddel tegen zulk eene verschrikkelijke ziekte als de pokken de lieden opte- zetten. Hier te lande heeft mr. Keuchenius, de president der anti-revolutionaire club, zich aan het hoofd dier anti-vaccine-beweging gesteld. Men mag dus verwach ten, dat in onze vertegenwoordiging eene poging zal gedaan worden om de verplichting tot inenting van schoolgaande kinderen te doen vervallen. Den heer Wintgens komt de eer toe, dat hij in zijne nota heeft herinnerd hoe verleden jaar in Engeland eene dergelijke poging werd gedaandoch hoe die door het Parlement werd verijdeld. De rede, die toen door een beroemd geneesheer, professor Playfair, werd gehouden, is geheel in deze nota opgenomen. In die rede vermeldt Playfair het feit, dat in Enge land in het begin dezer eeuw elk jaar 3000 personen op het millioen aan de pokken stierven en dat door steeds toenemende uitbreiding der vaccine dit cijfer thans is gedaald tot 156 op de millioen! Wij kunnen niet nalaten een paar zinnen uit deze rede hier over te nemen, die als een afdoend bewijs voor het nut der vaccine mogen beschouwd worden. »De kwaadaardige pokken verschenen naden Fransch- Duitschen oorlog in 4870. Beide machten hadden on geveer 500000 man in het veld, maar onder zeer verschillende omstandigheden. Duitschland was geheel op den oorlog voorbereid, en had zijne troepen uitmun tend georganiseerd. Al zijne recruten waren gerevac- cineerd. sin gewone tijden moedigt Frankrijk de hervaccine der recruten ook zeer aan; en in het jaar vóór den oorlog werden ongeveer 40000 recruten alzoo behan deld. Maar Pruisen deed het stelselmatiger en vacci neerde in hetzelfde jaar 246426 van zijne soldaten Toch zag men in het Parijsche garnizoen, in het begin van het jaar 4870, slechts zeldzaam de pokken, ter wijl 4000 van de burgers van Parijs al gestorven waren. De recruten, die in alle haast uit de provin ciën opkwamen, deden de sterfgevallen onder de mili tairen spoedig toenemen. sDr. Léon Colin, hoofd van den geneeskundigen dienst van het Fransche leger, heeft een werk uitge geven over de pokken-epidemie tijdens den oorlog. Hij zegt ons dat de lichtingen, die in allerijl opkwamen, ongevaccineerd waren. Ziehier zijn eigen woorden. De verschillende legers, aldus in allerijl opgeko men, en naar het oorlogsveld gezonden, zonder tijd om gerevaccineerd te worden, waren zoowel op de plaatsen hunner bijeenkomst als op hunne marschen, aan de aanvallen van deze epidemie blootgesteld" en het gevolg was dat gedurende 4870 en '74 niet minder dan 23469 Fransche soldaten aan die ziekte stierven, waarvan 4600 in garnizoen te Parijs, van een leger van 470000 man. De pokken vertoonden zich ook in het Duitsche leger, maar slechts 263 van zijne goed gerevaccineerde soldaten stierven. »Het was niet omdat zij Duitschers waren, dat de pokken hen spaarden, want de pokken tastten de stad Berlijn aan in Januari 4874 en waren daar bijna even noodlottig voor de burgerij als in Parijs tijdens het beleg. Duitschland had eene verplichtende vaccine- wet; maar zij werd niet krachtdadig uitgevoerd en was niet verzekerd door een strafbepaling. Ik (Playfair) beweer, dat de Duitsche soldaten aan de pokken ont kwamen door hunne her-vaccinatie. Honderden van hen waren krijgsgevangenen in Parijs tijdens het beleg en slechts éen van hen werd door eene lichte soort van pokken aangetast. Zou men eene betere proef op eene groote schaal hebben kunnen nemen, ten opzichte van de waarde der vaccine?" Wat het geleerde parlementslid verder zeide omtrent de verplichting tot inenten is ook wel waard ter harte genomen te worden. vindien de pokken alleen den volwassene aantastten, zou zijn recht daarop hem nauwelijks kunnen worden ontzegd. Wij straffen niet dengene, die zijne eigene geheel op zichzelve staande woning in brand steekt, indien niemand dan hijzelf er schade door kan lijden. Maar wij bestraffen hem wel, wanneer hij door zijn daad het eigendom van zijn buurman in gevaar brengt. Elk voorkomend geval van pokken is een nieuw brand punt van besmetting. Iemand mag zijn eigen indivi- dueelen smaak volgen ten opzichte van welke ziekte hij verkiest, mits hij zijne naburen door zijne idio syncrasie (bekrompenheid) geen kwaad berokkent. Maar wanneer hij den dood van een kind van hem- zeiven of van zijne naburen veroorzaakt door te ver zuimen wat hij verplicht was te doen, dan mag de Staat optreden om de kinderbevolking tegen eene noodlottige en misvormende ziekte te beveiligen. Deze ziekte is even noodlottig en afschuwelijk als zij in de vorige eeuw was, maar zij is beperkt geworden door middel van wijze en weldadige wetten." Men tracht thans de ouders in den waan te brengen, dat de vaccine andere kwalen aanbrengt, men durft het zelfs een sgruwel" te noemen, dat onze epidemie- wet op zachte wijze indirect de vaccine in de hand werkt. Voor eene «vrije cultuur" van pokken mogen wij bewaard blijven. Toch zou zij te duchten zijn, als de anti-revolutionaire partij ooit de meerderheid in den lande kon bekomen Zij zou, als het er op aankwam, alle faculteiten onderstboven redeneeren. Daartoe is zij veelzijdig ontwikkeld genoeg Gelukkig behoeft er geen vrees voor te bestaan. De katholieke bondgenoot houdt niet van onbelemmerde pokkencultuur en de heer Keuchenius werd dezer dagen door een katholiek orgaan, juist om zijn ijveren tegen de vaccine, als een afgezant van »de machten der duisternis" aangewezen. Al duchten wij dus Diet het verval der vaccine, wij vreezen wel dat vele ouders zich zullen laten mee- sleepen in de ongerechtvaardigde beweging tegen de vaccine. Daarom meenden wij op het verdienstelijk werk des heeren Wintgens de aandacht te moeten vestigen. Het kan voor velen nuttig zijn. GOES, 10 December 1883. De Zaterdagavond in «de Prins Van Oranje" belegde kies-meeting werd door een 30tal personen bezocht. De voorzitter van het comité, de heer J. Fransen Van de Puttebegon met de mededeeling dat hij met de heeren Ramondt en De Vos, als uit makende het comité bij de vorige gemeenteraadsver kiezing, gemeend had het initiatief tot deze meeting te moeten nemen maar nu verzocht dat als naar gewoonte een nieuw comité voor de ophanden zijnde verkiezing zou benoemd worden. De vergadering noodigde echter de 3 leden van het bestaande comité uit ook deze verkiezing te willen leidenwaartoe de heeren Fransen Van de Putte en Ramondt de heer De Vos was wegens ambtsbe zigheden buiten de gemeente zich bereid verklaarden. Echter achtten zij het minder goeddat de leiding der gemeenteraadsverkiezingen Jangen tijd in dezelfde handen bleef. Het kreeg dan zoo het aanzien van eene bepaalde kiesvereeniging, die, gelijk vroeger was gebleken, minder in den geest der burgerij viel, terwijl van meetings als deze nu reeds geruimen tjd goede resultaten werden verkregen. Toen nu op hun verzoek tot de samenstelling van een comité voor eene volgende verkiezing werd overgegaan, was echter het resultaat, dat de 3 genoemde heeren weder benoemd werden. Teneinde de bijeenkomst niet met langdurige stem mingen te rekken, verklaarden de tegenwoordig zijnde twee leden van het comité zich nog voor eene volgende verkiezing bereid, ofschoon zij een anderen uitslag meer in het belang der zaak hadden geacht. Alsnu werd overgegaan tot het speciale doel der bijeenkomst, namelijk: het stellen van een candidaat in de plaats van den heer J. Van Zandbergen Buwalda, die de gemeente verlaat en in wiens plaats tegen 20 December a. s. eene verkiezing is uitgeschreven. Dat het gemeentebestuur daartoe zoo spoedig was overgegaan, lag, naar de voorzitter onderstelde, in de omstandigheid, dat, nu de 4 bekende leden van den Raad alsnog bij hunne «werkstaking" volhardden, het gemis van nog een lid in den Raad allicht aanleiding zou kunnen geven dat het bij de Wet gevorderde aantal leden van den Raad in eene veigadering niet tegen woordig was en dus geen zaken zouden kunnen be handeld worden. Slechts twee namen werden genoeml, vermoedelijk omdat de tweede genoemde candidaat zoozeer in den geest der vergadering vieldat men geene verdere namen noodig achtte. Het gevolg was dan ookdat de eerst voorgestelde candidatuur werd ingetrokken en dat zich het zeker zeldzame verschijnsel voordeed, dat de tweede genoemde persoon dr. A. ISE13REE MOENS, met algemeene stemmen tot candidaat werd geproclameerdnadat medegedeeld was, dat hij zich, in het belang der zaak bereid verklaard had eene candidatuur aantenemen. Heden had de teraardebestelling plaats van den hier algemeen bekenden, Donderdag jl. op 84-jarigen leeftijd overleden Joost Van Spanje. Bij het graf werd de overledene door zijn patroon in een hartelijk woord herdacht als een man, wiens trouw en eerlijk heid in zijne betrekking als 't ware spreekwoordelijk waren geworden, en die ook in dat opzicht tot ecu navolgenswaardig voorbeeld werd gesteld.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1883 | | pagina 1