1883. N°. 115.
Zaterdag 29 September.
70ste jaargang.
Eene werkstaking in den Goeschen Raad.
Kerkelijke Zaken en Onderwijs.
Landbouw en Veeteelt.
Vereeniging van Burgemeesters en Secreta
rissen in Zuid- en Noord-Beveland.
GOESCIi
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel.
Een merkwaardig incident deed zich jl. Woensdag
in de zitting van onzen gemeenteraad voor. Vier leden,
toevallig de 4 anti-revolutionaire leden, staakten het
werk
Zooals bekend is hebben de heeren Van Swinderen
en Massee, bij hunne installatie op 4 September jlin
handen van den voorzitter de bij de net genoemde
belofte" in plaats van »den eed" afgelegd en de
voorzitter heeft daarmee genoegen genomen.
Ook de Raad, op dat oogenblik terecht begrijpende,
dat de quaestie eed of belofte eene zaak van den voor
zitter is, heeft, op het voetspoor van den Raad te
Assen bij de quaestie Hartogh Heijs Van Zouteveen,
de zaak niet van hare competentie geacht en zich niet
tegen het zittingnemen der genoemde heeren verzet.
Alles was dus behoorlijk afgeloopen en ook van
hooger hand was geen bemerking gehoord.
Kort na den 4 September werd echter op de zaak
in sommige dagbladenook in ons blad door Xde
aandacht gevestigd. Er werd hoog opgegeven over
onwettigheid en vooral in het hier verschijnend «Nieuws-
en Adv. blad" werd de trom geroerd. Zijn redacteur
zal begrijpendat wij redenen hebben om te zeggen,
dat de zaak daar ditmaal, om alle ongunstige gevolg
trekkingen te voorkomen, beter niet behandeld ware.
Doch dit daargelatendoor die couranten-artikelen
scheen het wetsbegrip van sommigen te ontwaken en
reeds eenige dagen hoorde men mompelen van «inge
wonnen adviezen" en groote plannen tegen de toen
aanstaande raadszitting.
Van zedelijken kant bezien is er altijd iets beden
kelijks in, wanneer autoriteiten niet gehandeld heb
bende op het oogenblik dat zij hadden kunnen han
delen later daartoe overgaan nadat men van buiten
daarop aandringt. Al komt men nog zoo uit eigen
overtuiging tot die latere handeling, men kan den
schijn niet ontgaan, dat invloeden van buiten in het
spel zijn en men stelt zich zeiven in staat van verzuim.
Vooral in dezen bestaat alle schijn van een vooraf
met anderen (wèl?)overlegd plan, als men ziet, dat
in het dien morgen expresselijk vroeger uitgegeven
no. van het »N. en Adv, blad", bij wijze van wenschen
werd geprofeteerd wat enkele oogenblikken daarna
geschied is!
En wat geschiedde nu?
Niet zoodra waren de notulen gelezen of de heer
Quist verzocht de verwijdering van de heeren Massee
en Van Swinderen, op grond, dat hunne installatie
niet wettig was geweest. Toen nu de waarnemende
voorzitter erop wees, dat de installatie in quaestie door
onzen, tijdelijk afwezigen, Burgemeester was geschied
en de kieschheid medebracht met iedere manifesfatie
in dezen te wachten tot mr. De Witt Hamer in staat
was zijne handeling, zoo noodig, te verdedigen, had
men van de heeren mogen verwachten, dat aan dien
wenk ware gevolg gegeven. Doch blijkbaar had
men in het vooruit beraamde program zich niet
op mogelijke incidenten voorbereid; althans zonder
zich aan dien wenk van den waarnemenden voorzitter
te storen en zonder daarop eenig antwoord te geven,
nam de heer Den Boer het woord om te zeggen, dat
hij bij de installatie niet zoo gelukkig was geweest zich
de bewuste artikelen der Grondwet en der Gemeentewet
te herinneren. Het stond nu bij hem vast, dat de twee
heeren in quaestie onwettig zitting hadden, en hij ver
klaarde, onder mededeeling dat hij van art. 144 der
Grondwet zou gebruik maken, de zaal te verlaten.
Onmiddellijk stonden ook de heeren Quist, Vervenne
en Steketee op, ofschoon de beide laatsten met geen
enkel woord van hun gevoelen hadden doen blijken
en dus slechts eene zw'jgende rol schenen te ver
vullen in een voorafberaamd en wellicht wat ondoor
dacht geprofeteerd plan.
Wij willen niet onderzoeken wie de rechtsgeleerde
adviseur is, die dit gedeelte van de handeling in het
stuk heeft gebracht, maar vragen alleen wat er de
bedoeling van is? Louter vertoon mag men natuur
lijk niet onderstellen. Ook niet, dat het een vorm
van protest moest beteekenen, want het protest was
reeds in woorden gedaan en men behoefde daarom
niet het werk te staken. Integendeelwie voor een
beginsel ten strijde trekt, verlaat het veld niet. De
eenige reden kan dus zijn dat de heeren door hun
weggaan te kennen wilden geven dat zii niet willen
deelnemen aan de beraadslagingen eener in hun oog
onwettig saamgestelde vergadering.
't Is te hopen, dat de heeren zich vooraf rekenschap
hebben gegeven van die handeling. Er zijn zoo van
die daden, die, soms haars ondanks, zedelijke gevolgen
hebben en aan welker consequentie men zich niet ont
trekken kan. Of de heeren krijgen gelijk en dan zijn
zij reeds in de vergadering van 4 September en daarna
medeplichtig geweest aan onwettige handelingenof
zij krijgen ongelijk en dan hebben zij, door het vonnis
te wijzen zonder het oordeel des rechters aftewachten,
hunne verdere zitting in eene naar hunne meening
onwettige vergadering onmogelijk gemaakt. Dat weg
gaan uit de vergadering is in dezen eene daad van
groote beteekenis en wij betwijfelen het, of de al of
niet rechtsgeleerde adviseur in dezen wel een schran-
deren raad heeft gegeven.
In ieder geval is het een voor de 4 heeren beden
kelijk feit, dat zij niet terstond op 4 Sept. geprotes
teerd hebben en de heer Den Boer heeft inderdaad
redenen van ontevredenheid over zijn geheugen, dat
zich, zooals hij nu zeide, de bewuste artikelen niet
herinnerde. Want aannemende, dat de heer Den Boer
bedoelde zich niet de juiste woorden dier artikelen te
herinneren, men mag toch wel tevens aannemen, dat
een raadslid, dat zooveel waarde aan den eed hecht,
vóór het plechtig oogenblik even de artikelen doorleest
waarop hij straks zweren zal. Niet toch de formule
van den eed, maar inzonderheid datgene wat men
daarbij bezweert, is in dezen hoofdzaak en de artikels
doorlezende ziet men ook wat de wet omtrent de for
mule zegt, terwijl in het bewuste geval bovendien de
quaestie van eed of belofte duidelijk aan het licht
kwam door de vraag van den voorzitter.
Maar afgescheiden daarvan zou, indien het protest
dadelijk op 4 Sept. geschied ware, de zaak eene gansch
andere gedaante hebben gekregen en zouden wellicht
bedenkelijke gevolgen vermeden of voorkomen hebben
kunnen worden.
En wat zal nu de verdere loop der zaak zijn?
Het zich beroepen op art. 144 der Grondwet doet
onderstellen, dat de heeren zich tot de hoogere auto
riteiten zullen wenden.
Om meer dan eene reden schijnt ons die handeling
doelloos. In de eerste plaats vormen de 4 heeren geen
bestuur in den zin van art. 144; evenmin eene door den
Raad benoemde commissie. Hoe zij zich dus in dezen op
het bedoelde artikel gronden is ons niet duidelijk. Maar
er is meer. Artt. 3137 der Gemeentewet regelen den
loop der zaken wanneer een lid niet is toegelaten. De
termijnen van appèl, zoowel van de zijde der betrok
kenen als ambtshalve van de zijde der hoogere auto
riteiten, zijn daarin aangegeven. De bedoeling van het
bepalen van termijnen in dezen is duidelijk genoeg.
En ofschoon het hier een geval van toegelaten leden
geldt, zoo kan er wel geen redelijke twijfel bestaan
of ook oaarop zijn die, nu reeds verstreken, termijnen
van toepassing, aangezien de gevolgen der handelingen
van wederrechtelijk toegelaten leden veel bedenkelijker
zouden zijn dan de vertraging in het zitting-nemen
van enkele gekozen en niet toegelaten leden.
Wil men een paar staaltjes van de gevolgen, die
deze zaak in Goes zou hebben, wanaeer de handeling
van den voorzitter onwettig werd verklaard?
lo. De benoeming van jhr. Van Swinderen als wet
houder en bijgevolg alle sinds 4 Sept. jl. door het
college van dagelijksch bestuur genomen besluiten,
gedane benoemingen, bestedingen enz. zouden onwet
tig zijn;
2o. de benoeming van jhr. Van Swinderen als amb
tenaar van den burg. stand zou onwettig zijn; mitsdien
ook ieder huwelijk door hem in die quali'eit gesloten
3o. de benoeming van den heer Den Boer als lid
der flnanc. commissie en alle door die commissie sinds
verlichte werkzaamheden zouden onwettig zijn
Inderdaad, indien de vier heeren hunne zaak wonnen,
dan zouden zij, vooral met het oog op het sub 2 ge
noemde, zich dubbel te beklagen hebben, dat zij hun
protest zoo laat hebben ingeleverd.
Maar wij vertrouwen, dat de zaak die gevolgen niet
zal hebben. De quaestie is reeds in het geval te Assen
uitgemaakt. Toen de heer Hartogh bezwaar maakte
den eed afteleggen, liet de voorzitter hem niet toe en
nadat de Raad, in het geding geroepen, zich met 8
tegen 2 stemmen in dezen onbevoegd had verklaard,
wendde de heer Hartogh zich tot den Minister en
deze antwoordde »dat het afnemen der eeden of be
lofte, bij art. 39 bedoeld, is opgedragen aan den
burgemeester-, dat derhalve de burgemeester heeft te
zorgen, dat daarbij overeenkomstig de wet worde
gehandeld." Welnu, de burgemeester van Assen vatte
de wet op in den zin der vier heeren en daarom be
dankte de heer Hartogh voor de benoeming. De burge
meester van Goes vat de wet op in anderen zin en
laat de heeren toe.
Men stelt het verkeerd voor als men zegt, dat de
Minister in het geval te Assen eene beslissing heeft
genomendie duidelijk aanwijstdat de eed moet
worden afgelegd. De Minister bracht de zaak bij den
burgemeester terug. En ware dit zoo niet, dan zou
eene ministeriëele beslissing nog geen jurisprudentie
vormen.
Vraagt men ons, of wij het goed vinden dat wets
interpretatie in verschillenden geest mogelijk is, dan
herhalen wij onze reeds vroeger gedane ontkennende
verklaring; maar dan is dit niet de schuld der per
sonen, met hare interpretatie belast, maar van de wet
Mogelijk krijgen wij thans opnieuw eene ministeriëele
verklaring en wordt onzen burgemeester het gevoelen
der regeering over zijne wetsopvatting kenbaar ge
maakt, maar wij betwijfelen het zeer of dan de hier
voorgekomen daad met hare gevolgen ongedaan zou
worden gemaakt.
Zeker is het dat tot nogtoe, voor zoover bekend,
van hoogerhand geen beletsel tegen het lidmaatschap
van den Goeschen Raad van de heeren Van Swinderen
en Massee in den weg is gelegd. En evenmin als het
vleiend voor de vier Goesclie raadsleden zou wezen
als zij werkelijk door anderen aan hun plicht in dezen
waren herinnerd, evenmin zou het vleiend zijn voor
de hoogere autoriteiten, wanneer zij door de vier raads
leden van ambtshalve tekortkoming werden overtuigd.
Dat hun de zaak onbekend zou zijn gebleven is
niet te denken.
GOES, 28 September 1883.
Z. M. de Koning ontving Woensdagnamiddag
op de gebruikelijke wijze de commissie uit de Tweede
Kamer, belast met de aanbieding van het adres in
antwoord op de Troonrede.
Gisteren is door Z. M. den Koning in bijzonder
gehoor ontvangen de heer P. W. T. Bell, commissaris
van Transvaal bij de Amsterdamsche tentoonstelling,
tot het overhandigen van een geschenk van de Trans
valers, bestaande in een klomp goud, wegende 4 Ned.
ons. Het goud bevindt zich onder een stolp en rust
op een bodem van gecapitonneerd bruin fluweel, om
geven door de kleuren van Transvaal. Op het
voetstuk bevinden zich een zilveren plaatje met de
opdracht en het Transvaalsche wapen
Z. M. toonde zich herhaaldelijk ingenomen met dit
eigenaardige geschenk en onderhield zich geruimen
tijd zeer minzaam met den heer Bell.
Naar men met zekerheid verneemt, zal de ont
hulling van het standbeeld van graaf Jan Van Nas
sau op Maandag 15 October a. s. plaatshebben. Z.
M. do Koning heeft aan de commissie toezegging ge
daan, de plechtigheid 'met II Ds. tegenwoordigheid te
willen vereeren.
Bij de centrale commissie is van H. K. H.
Prinses Hendrik f 1500 ontvangen voor de noodlij
dende bevolking van Nederlandsch-Indië.
Door bemiddeling der Nederi. Handelmaatschappij
is tot heden aan de plaatselijke commissie te Batavia
in het geheel f 238,000 overgemaakt.
De Minister van binnenlandsche zaken heeft aan
Gedep Staten der provinciën de volgende aanschrijving
gericht
De vraag is mij gedaan »Wat moeten burgemees
ter en weihouders eener gemeente aanvangen met de
gelden, verkregen door den verkoop van op de lagere
school door de meisjes bij ontvangen onderwijs in de
nuttige handwerken vervaardigde goederen, waarvoor
de gemeente de grondstoffen heeft aangeschaft? Be
lmoren die gelden geheel aan de gemeente, of moet zij
daarvan, met de gedachte aan art. 45 der wet van
17 Augustus 1878 (Staatsblad no. 127) 30 pet. aan
het Rijk uitkeeren; hoe moet zij in het laatste geval
de aan het Rijk competeerende gelden administratief
verantwoorden"
In antwpord daarop zij medegedeeld, dat deze ont
vangsten moeten worden gebracht in mindering der
kosten, vermeld onder art. 44 der aangehaalde wet,
en dus ten b.ite van de gemeente en het Rijk respec
tievelijk voor 70 en 30 ten honderd. De verantwoor
ding heeft plaats door ze te vermelden in kolom 18
van de door uw college overeenkomstig art. 2 van het
kon. besluit van 12 Au?. 1880 (Staatsblad no. 161)
aan mijn departement te zenden opgaaf, waarvoor het
model onder letter C is vastgesteld door mijn ambts
voorganger, bij beschikking van 15 September 1880,
letter A, afd. A Z 0.
Naar men verneemt zijn aan het Dep. van
buitenl zaken te 's-Hage de onderhandelingen in gang
over het sluiten van een handelsverdrag met Perzië.
De Regeering van dat Rijk heeft tot dat doel her
waarts afgevaardigd den heer Norman, secretaris aan
het ministerie van buitenlandsche zaken te Teheran.
Van de Indische regeering is telegraphisch be
richt ontvangen, dat de cholera te Pontianak heeft
opgehouden.
De heer F. Sturm, opzichter van den provin
cialen waterstaat te Goes, is belast met de tijdelijke
waarneming van den dienst van den ingenieur in Zuid-
Beveland, zoolang deze afwezig is. (M. Ct.)
Tot binnenvader en binnenmoeder in het bur
gerweeshuis te Middelburg zijn benoem! J. Born en
vrouw, van Sommelsdijk.
Benoemd tot verloskundige te Sint-Annaland
mejuff. J. Steketee van Sint-Maartensdijk, leerlinge der
rijkskweekschool voor vroedvrouwen Ie Amsterdam.
Ileinkenszand. Van de 83 uitgebrachte geldige
stemmen voor een lil van den gemeenteraad alhier
verkreeg dhr. B. Vermande, burgemeester, 60, J. Van
den Ende 19, en J. D. Boonman 2 stemmen, G.
Nijsse en J. B. Koek ieder 1 stem, van onwaarde 4,
zoodat de heer B. Vermande is gekozen.
St.-Maartensdijk. De Begrooting der inkomsten en
uitgaven voor 1884 is vastgesteld in ontvang en in
uitgaaf op 17331,03% alsmede die van het weezen
algemeen armbestuur in ontvang en in uitgaaf op
7639,03,
Het Bataafsch genootschap der proefondervinde
lijke Wijsbegeerte benoemde in zijne jongste verga
dering tot lid o. a. den heer P. M. De Ligny, apothe -
ker te Middelburg.
Doopsgezinde gemeente. Zondag den 30 Sept.
voormiddags te 10 uren dhr. K. R. Pekelharing, pred.
te Middelburg.
Nader wordt uit 's-Heerenlioek gemeld, dat zich
thans in 't geheel voor de betrekking van hoofd der
openbare school drie sollicitanten hebben aangemeld.
De heer Jacobus Brouwer Thsz., sedert 1 Jan.
1863 als hoofd aan de openbare school te Philippine
staande, tot welke betrekking hij 3 Dec. 1862 benoemd
werd, heeft thans aan het gemeentebestuur aldaar tegen
31 Dec. e. k. zijn eervol ontslag aangevraagd. Sinds
14 Oct. 1831, op 17jarigen leeftijd, bij het onderwijs
werkzaam, fungeerde hij aan het hoofd der openb. school
te Kattendijke van 11 Nov. 1844 tot 31 Dec. 1862.
Volgens de Midd. Ct. hebben zich voor de Volks
zangschool te Middelburg 243 kinderen aangemeld.
Het aantal medic, candidaten aan de universi
teit te Groningen is thans zóo groot, als het sedert
zeer veel academische geslachten niet is geweest, nl.
meer dan vijftig.
Het aantal studenten aan de theologische school
te Kampen bedroeg bij den aanvang van den nieuwen
cursus 73, waarvan 10 in het le, 18 in het 2e en
20 in het 3e of laatste studiejaar zijn. Voorts zijn er
25 literarische studenten, terwijl 4 adspirant-studen-
ten, die bij het dezer dagen gehouden admissie-examen
werden afgewezen, de lessen mogen volgen.
De Duitsche minister van onderwijs heeft be
sloten 't gymnastiekonderwijs aan de scholen uit te
breiden. Dit ondeiwijs zal bij voorkeur door een der
leeraren in de andere vakken gegeven worden en niet
door specialiteiten. Gymnastiekles zal er 2 uren in de
week worden gegeven.
Aan de Beiersche scholen mogen voortaan geen
leien met ingekraste ruitjes meer gebruikt worden,
daar deze door den geneeskundigen raad, als hoogst
schadelijk voor de oogen, zijn afgekeuid.
(Schoolblad.)
Een perceel bouwland, gelegen in Moolblok te
Wolfertsdijk, ter grootte van 1.4290 hectaren, o. a.
voor de erven van wijlen J. Smallegange bij de veiling
op den 14 dezer in 2 partijen verkocht, ad 1290 gld.
per hectare, was door die familie op eene openbare
verkooping den 29 Juni 1842 aldaar aangekocht voor
500 gld. por hectare.
rtttrnwraaawi a—a——
VERGADERING op Donderdag den 27 Sept 1883,
in het lokaal der Sociëteit «Eensgezindheid" te Goes
Voorzitter de heer D. P. Dominicus, burgemeester
van Kruininge.
I. De Voorzitter opent de vergadering, met ken
nisgeving, dat van 24 leden bericht is ingekomen
hunner verhindering om de vergadering bij te wonen,
en noodigt den secretaris uit, mededeeling te doen van
de zaken, de vereeniging betreffende, sedert de laatste
bijeenkomst
II. De Secretaris verklaart, alvorens aan die uit-
noodiging gevolg te geven, een enkel woord te willen
wijden aan twee leden, die der vereeniging ontvallen
zijn, te weten: de heeren G. Prumers, secretaris van El-
lewoudsdijk, overleden, en A. De Vulder van Noorden,
burg. van Ileinkenszand, vertrokken. Hij herdenkt,
hoe die leden door de adviezen die zij hebben uitge
bracht (de eerste over art. 91 en over artt, 1505 en
1506 van het burg. wetb., de laatste over de tramwe
gen, en over de leemten in de drankwet) getoond
hebben aan het doel der vereeniging te willen mede
werken, en door hun jovialiteit bevorderlijk waren aan
de aankweeking van broederlijken zin, onder de leden.
Vervolgens deelt hij mede, dat bij het bestuur is
ontvangen het afschrift van een brief, door een Goe-
senaar aan den heer jhr. M. J. De Marees van Swin
deren geschreven, welk afschrift bij hem voor de leden
ter inzage ligt.