1883. N°. 85. Zaterdag 21 Juli. 70ste jaargang 8> FEUILLETON. Onze vijanden. TJit de "Vendee. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct. In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 et., elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel. Ieder jaar, op den derden Maandag van September, vernemen wij dat de verhouding tusschen onzen staat en (Atjeh uitgezonderd) alle mogelijke rijken en rijkjes, waarmede de aardbol is gezegend, uitstekend is, en er zelfs geen zweem van vermoeden bestaat, dat onze miliciens, nornmerverwisselaars, remplagants, vrijwil ligers en wat dies meer zij, ooit tegen een vijand zullen moeten oprukken. Alsdan verheugt zich menig eerzaam huisvader, gewoon om de Troonrede, natuur lijk uit verveling, van A. tot Z. te lezen, over de uiterst geringe kans, die de levensdraad van zijn zoon, milicien bij het zooveelste, loopt om ontijdig te wor den afgesneden. Trouwens, in dat opzicht zijn wij hier te lande, gedurende de laatste halve eeuw, zoo gelukkig ge weest als eenig volk ter wereld. Lezen wij, hoe soms op éen dag tienduizenden aan den krijgsgod werden ge offerd, dan rijzen ons de haren te berge en komen wij onwillekeurig tot de slotsom dat het een zeld zaam voorrecht is Nederlander te zijn. Hij, die dan ook dat voorrecht slechts eenigszins beseft, zal steeds blijmoedig zijn soldaten- of schutterspak aantrekken en, heeft hij een paar uurtjes in de brandende zon heen en weer geloopen, denken »'t kon wel eens erger zijn". Maar al zijn de berichten aangaande de mogend heden, onze naburen en andere, steeds geruststellend, gaarne zouden wij wenschen hetzelfde te kunnen ver melden omtrent mogendheden van anderen aard, die gewoon zijn nu en dan een inval te doen in ons va derland en meer slachtoffers maken dan een leger vij - andelijke soldaten. Wel niet op éen dag, of liever, de tegenwoordige wijze van oorlogvoeren in aanmer king genomen, binnen eenige minuten, dank zij Krupp c. s., maar langzaam en zeker, terwijl zij schier on merkbaar voortrukken», tot het aantal gesneuvelden tienduizenden bedraagt. En het lijden en sterven der getroffenen moge niet zulk een overweldigenden indruk maken op de menigte als de gruwelijke bijzonderheden van een veldslag, er moge geen kreet van wanhoop opgaan uit het land, dat door die machten wordt ge teisterd; het aantal dooden en gekwetsten is ontzet tend groet. Onder de vijanden van dat kaliber rekenen wij in de eerste plaats de cholera, wier tocht door ons land in een vroeger tijdperk volgens officiëele berichten aan meer dan twintig duizend menschen het leven heeft gekost. Thans teistert het spook Klein-Azië en Egyptehet kan wellicht spoedig naar Europa oversteken, van grens tot grens sluipen en verderf verspreiden, soms gansche landstreken over slaande en zich plotseling weer vele mijlen verder vertoonende. Wie weet hoe spoedig het ons land zal bereiken Daarom dienen thans reeds alle wapenen, door er- (1794.) Vrij naar het Duitsch van Felix Dahn. Hector had een inoeielijken dag doorleefdhij voerde een harden strijd in zijn binnenste; de aangeboren en de aangenomen beginselen streden een strijd op leven en dood in zijn hart, en hij bemerkte, dat de republiek en Gracchus voet voor voet terugweken, ter wijl het verleden en Hortense steeds roemrijker voort schreden. Wat was de koude logica van Willem tegen over de zachte overreding van die geliefde vrouw; wat de geestdrift voor het menschdom, waarvoor de zoo veel machtiger drang van zijn vriend hem had gewonnen tegenover de opdoemende herinneringen zijner jeugd En toch zouden wij Hector onrecht doen door te mee- nen, dat hij zich door zijn eigenbelang ook maar voor een oogenblik van zijn harden plicht had laten afbrengen. «Ik wil de vlag mijner keuze niet ontrouw worden evenals ik het de vlag van mijne geboorte geworden ben: ik zal vallen, waar ik sta." Na deze overwinning op zich zeiven viel het hem zooveel te lichter de redding der beminde vrouw en hare vrienden voor zijn geweten te verantwoorden, en hij verbeidde de ure des gevaars met dien geestdrift vollen moed, die een zelfopofferende daad altijd met zich brengt. Bertrand, van alles op de hoogte, be toonde den grootsten ijver om de schoone freule van Vaucluse, zooals hij ze nog altijd noemde, te redden. Hij maakte zijn meester op de handelingen van Frois- sard en op de slechte gezindheid der soldaten opmerk zaam, maar de aristocraat koesterde te veel verach ting voor zijne stompzinnige tegenstanders om bang voor hen te zijn; hij was zelfs blij, dat die uitnoodi- ging al de soldaten naar het dorp had gelokt en ze van de doorwaadbare plaats, waarbij hij stond, ver wijderd had. De gedachte kwam niet bij hem op, varing en wetenschap aan de hand gedaan, te worden aangegrepen om, zoo mogelijk, den geesel te weren, en, mocht zulks vruchteloos blijken, te bestrijden en te verzwakken. Niet wanneer het te laat is en hij zich te midden van ons vertoont; wanneer de mensch, door vrees en schrik verbijsterd, zijn heil zoekt in middelen, die geen doel kunnen treffen. Tot de beste wapenen ter bestrijding van de cholera, mits zij terstond, van dezen dag af, worden aangewend rekenen wij do. Reinheid en zindelijkheid. 2o. Matigheid. 3o. Versche lucht. 4o. Goed drinkwater. Die middelen liggen binnen het bereik van iedereen en kosten geen cent. Grootendeels afhankelijk van eigen zorg, kunnen staat en gemeentebesturen er veel toe bijdragen om ze te bevorderen. Vooral geldt zulks ten opzichte van goed drinkwater. Schier overal is de bouwpolitie zoo ellendig, dat men privaten kan aanleggen op een paar meters afstand van pompen en water-reservoirs, zonder dat iemand zich daarover bekommert. In en om woningen wordt de lucht, voor-al 's zomers, niet zelden verpest door in ontbin ding verkeerende organische stoffen, daarin of daar tegen opgehoopt. Niet zelden wordt slecht water gedronken of lot het bereiden van spijzen gebruikt. Eene bedompte, vochtige bedstede dient vaak den arme tot rustplaats. Geen wonder dat eene epidemische ziekte, vooral onder de laagste volksklasse, veelal door onkunde nog zorgeloozer en onnadenkender dan een der andere, talloos vele slachtoffers maakt. De typhuskoovts, die, daar zij zich gewoonlijk slechts sporadisch vertoont, totaal genomen minder offers eisclit dan de cholera, keert in sommige gemeenten van ons land periodiek weer en tast, zelfs in lichten graad, het gestel van den mensch zoodanig aan, dat het vele jaren noodig heeft om zich te herstellen. Veelal is deze ziekte, evenals de cholera, een gevolg van slechte woningen, stinkende riolen, bedorven lucht en slecht drinkwater. Niet zelden gebeurt het dat onder die omstandigheden in eene gemeente van 7 a 800 zielen 30 a 40 personen door deze ziekte worden aangetast. Zoo heerscht zij sedert eenige maanden te Elden in de Betuwe, niet ver van Arnhem. Voor zoover ons bekend is, werd tot heden geen enkele poging aange wend om de oorzaak dier ziekte op te sporen. Wel zijn er, die de epidemie willen toeschrijven aan de overstroomingen van den verloopen winter; vreemd blijft het dan echter dat zij uitsluitend heerscht onder de geringe klasse. Niet altijd vindt men gemeentebesturengelukkig bevinden wij ons hier in dit opzicht in een gunstigen toestand die, ter wille van de gezondheid der in gezetenenovergaan tot het dempen van stinkslooten, het wegruimen van voor de gezondheid schadelijke stoffen, enz. Daarmede wordt ook gemeenlijk gewacht dat Froissard, door baat gedreven, hetzelfde zou doen, waartoe hem de liefde had verleid, namelijk het over schrijden van de perken der subordinatie. Eindelijk brak het lang verbeide uur aan de nacht was donker, maar kalmhet riet aan den oever be woog zich niet, als ware het in bange verwachting van hetgeen geschieden zou. Tegen middernacht ging Hector te paard langs de doorwaadbare plaats om de vluchtelingen aan den tegenovergestelden oever te ontvangen Bertrand zou den rechteroever bewaken. Hectors hart klopte hoorbaar van angst en ongeduld. Eindelijk ontdekte hij een reeks van zw irte gedaanten, die onhoorbaar langs het pad van den heuvel met de braamstruiken naderden. »Het woord?" vroeg hij zacht. «Hortense en Hector" antwoordde Martinet, die aan het hoofd van den stoet liep. Hem volgden Alphonse en éen Chouande oude graaf, de beide vrouwen en de kapelaan liepen in het midden drie Chouans sloten den troep. «Mijnheer Hector", fluisterde Alphonse, »wij danken u het leven, maar ik ken niemand, aan wien ik het minder gaarne verschuldigd zou zijn dan aan u." Hector sloeg de hand aan zijn degen doch eens klaps voelde hij den zachten druk eener vrouwenhand op de zijne. «Hector blijf kalm, ook dat eisch ik nog van u en gij, zwager, houd u in, gij weet niet, welk een edel hart gij kwetst." Alphonse zweeg, Hector boog zich en kuste hare hand. »Hector", sprak de grijsaard, »uw wapenbord heeft men vernield, maar uw hart bleef ongedeerd. Gij verzoent u met Frankrijk's adel, door haar schoonste kleinood, mijne dochter, te redden." Laten w'.j ons haasten" viel Martinet hem in de rede, «tijd veiloren alles verloren." «In Godsnaam dan" sprak de kapelaan. Hector hielp de gravin op zijn trouwen Oriel en geleidde het dier veilig door de rivier, de anderen volgden zwijgendnauwelijks hadden zij echter den anderen oever bereikt, of Alphonse riep, achter zich tot een of ander invloedrijk persoon zich er over be klaagt, of deze of gene over den toestand dier zaken een stukje in de courant schrijft. Tot zoolang wordt er meer gelet op den staat van het raadhuis dan op dien waarin de inwoners verkeeren en is de verfkwast steeds ten bate van het eerste in beweging, terwijl vuilniskar en baggernet rusten op hunne lau weren. Eenig toezicht, b. v. op de woningen, vooral op die welke door zoogenaamde huisjesmelkers worden verhuurd, zou zeker niet overbodig zijn daardoor zou den vele gemeenten zich uitgaven besparen, die thans onder het hoofd armenzorg moeten worden geboekt. Wij geven toe, dat zorgeloosheid, vooral onder de lagere klassen, er veel toe bijdraagt, ja de hoofdreden is, dat besmettelijke ziekten zich schier telken jare hier te lande vtrtoonen. Bij iedere epidemie (typhus, cholera, pokken) wordt o. a. het dorp Rijnsburg hevig geteisterd. Voor hem, die op een lentedag, als de zon op de velden schijnt, de omstreken van dat dorp heeft bezocht, kan zulks geen raadsel zijn. De kleigronden aldaar worden, bijna zonder uitzondering, bemest met afval van visch (vischgrom), zeesterren (zoogenaamde vijfvoeten) enz., eene meststof, die, even ondergespit en tot verrotting overgegaan, mijlen in het rond een afschuwelijken stank verspreidt. In het dorp zelf vindt men naast de huizen karrevrachten rottende kool bladeren, allerlei smerige stoffen en faecaliën als reuk altaar opgehoopt. Schuiten met vloeibare mest verpesten er de atmospheer maanden achtereen. Vandaar dat zich in dit dorp haast ieder jaar kwaadaardige koort sen en besmettelijke ziekten voordoen. Nog komt hierbij dat de rechtzinnige bevolking, door sommige predi kanten gesteund, gemoedsbezwaren heeft tegen de vac cinatie en de pokken er velen in het graf slepen. De heer dr. A. J. Thomas, onlangs gepromoveerd aan de Utrechtsche Hoogeschool op ee.i proefschrift over de vaccinatie quaestie, schrijft daarin omtrent die zoogenaamde gemoedsbezwaren, naar ons voorkomt terecht, het volgende «Hoe dwaas is het, er eene dei-gelijke overtuiging «op na te houden. Mag ik niet even goed mij laten «vaccineeren als voorbehoedmiddel tegen de pokken, «als bij koud weder mij wanner kleeden tegen long sontsteking, rheumatismus enz? Dat doen de tegen «standers toch ook. Mag ik mijn huis des nachts niet «sluiten om mijn goed zoo mogelijk voor dieven te «bewaren Hiervoor geldt toch hetzelfde argument «als God niet wil, dat wij pokken, longontsteking, rheu- smatismus krijgen, dat wij bestolen worden enz., dan «geschiedt zulks niet. Neen, ieder is verplicht voor zijne «eigene gezondheid en voor die der zijnen te zoigen «en niemand mag zich roekeloos nan ziekten en ge- varen blootstellen. De lieden, die «den Heer niet «verzoeken" willen, moeten geen leuningen aan brug- «gen, geen btandspiR in de stad, geen bakker in de «straat en geen cent in hun zak dulden het zou hun «immers toch niet baten, voorzorgen te nemen, als «hun dood besloten ware." Velen hebben reeds vóór den heer Thomas op het dwaze van dergelijke overtuigingen gewezen, maar, zooals dagelijks blijkt, zonder gunstig gevolg. De wereld wil bedrogen worden En ergerlijk is het, wanneer een lid van de Tweede kamer der Staten- Generaal, dus, naar men zou meenen, een ontwikkeld man, zich, niet op wetenschappelijke gronden, maar om eene onverdedigbare godsdienstige opinie tegen de vaccinatie verklaart en daardoor aan orthodoxe pre dikanten en drijvers als 't ware een vrijbrief geeft om het volk tegen de vaccinatie, de wetenschap en den staat op te zetten. Voorzeker zijn zij, die zich aan de inblazingen van dergelijke lieden storen, meer te be klagen dan te veroordeelen. Ten slotte wenschen wij de aandacht van burgers en autoriteiten nogmaals te vestigen op de wapenen door ons genoemd als de beste voorbehoedmiddelen tegen besmettelijke ziekten, o. a. cholera, typhus en pokken, en, nu de laatste zich in vele gemeenten beginnen te vertoonen en reeds hier en daar epi demisch verklaard zijn, op het nut- van vaccinatie en hervaccinatie. Thans is het tijd voorzorgen te nemen, éen dag uitstel kan wellicht doodelijk zijn. Zoowel als ieder man, op het bericht dat de vijand in het land is, naar de wapens grijpt, zoo ruste zich thans ieder ten strijde tegen de ziekten, die het leven en het welzijn van hem en de zijnen belagen, opdat niemand zich later iets hebbe te verwijten en met een rustig geweten kunne zeggen: «Ik heb gedaan wat ik ver mocht". Te laat! is een vreeselijk woord. F. GOES, 20 Juli 1883. - De heer B. Quist is in het Nieuws- en Adver tentieblad als openbaar inquisiteur zijner pai tijgenooten opgetreden. H>j, vraagt of de heeren Den Boer, J. Oranje, ds. Post en andere belijders van het woord Gods het kunnen verdedigen,, dat zij hunne kinderen naar de Hoogere Burgerschool zenden Die heeren zullen zeker wel zichzelven kunnen ver dedigen, zoo zij dit noodig achten. Vau onze zijde slechts een paar vragen aan den heer Quist lo. Waarom neemt hij slechts deze drie heeren a faire, terwijl er toch nog wel meer te noemen zijn? 2o. Waarom heeft de heer Q. juist gewacht tot na de verkiezing, om o. a. ook den heer Den Boer, dien hij vóór de verkiezing aanbeval, op deze wijze bij zijne eigene partij min of meer verdacht te maken Inderdaad, als men ziet welken weg de heer Qaist omtrent de vrijheid der personen op wil, dan zal het geene zaak zijn de door hem aanbevolen candidaten bij de herstemming te kiezen. In de gisteravond alhier gehouden vergadering van het departement «Goes" der maatschappij «tot ziende: «Ha, wat is dat?" Eene roode vuurzuil ver toonde zich aan den nachtelijken hemel. «Het is het slot Sombreuil" sprak Martinet, «dat in lichte laaie staat." «Onvoorzichtige", riep Hector, «hebt gij het aange stoken vóór gij het verlaten hebt? Dat zal de aan dacht trekken." «Neen, wij niet", antwoordden de vluchtelingen te gelijk. «Dan is het Froissard met de Sansculottes" riep Bertrand. O, heer graaf, ik heb u gewaarschuwd «Stil", riep Martinet, en hij ging met zijn oor op den grond liggen «zij snellen van het slot hierheen, er zijn er meer dan honderd, een paard galoppeert vooruit." «Vlucht", riep Ilector, vóór liet te laat is, wij zullen u in den rug besehermen." «Wee u, Frankrijk", riep Alphonse somber, terwijl hij zijn gewonden arm verhief, «wee u, wanneer wij wederkeeren." «Vaarwel, Vendée, wij komen terug", riep Martinet. «Dank, Hector, dank!" riep Hortense, die op Oriel wegsnelde. «Vaarwel Hortense, wij zien elkander nimmer weder!" Ilector en Bertrand stelcen zich naast elkander, zoodat zij de geheele breedte van het smalle pad ver sperden. «Bertrand, thans komt het erop aan!" riep Ilector en legde de hand op het hart: daar droog hij de witte strik. »'t Is wel, mijnheer", antwoordde Bertrand, leve de witte valk van Chatillon." Daar werden fakkels zichtbaar van achter den heu vel, Froissard stormde vooruit, de Sansculottes volgden hem en allen liepen door den stroom en ijlden naai den straatweg. «Halt!" donderde Ilector hen tege moet «dit is mijn post, wat wilt gij hier?" «Daar zijn zij, de verraders!" brulde de troep en eenige slecht gerichte schoten vielen. Toen reed Froissard dicht op hen aan met zijr. pis tool in de hand. «Terug, wal zoekt gij 7" riep Ilector. «Wij zoeken de Chouans, mijnheer dj burggraaf' schreeuwde Froissard «het nest hebben wij verbrand, maar de vogels waren gevlogen het versche spoor in het natte gras loopt echter hierheen, weet gij, waar zij zijn 7" «Ja, ik lioop in veiligheid!" «Lever ze uit, laat ons door, gij hebt geen order om ze te beschermen." «En gij geene, om ze te dooden." «Verdoemde aristocraat!" schreeuwde Froissard en schootIlector wankelde en stortte neder. Maar ook Bertrand's geweer knalde en Froissard stortte dood van zijn paardin hetzelfde oogenblik vielen een tiental schoten en Bertrand viel stervende over zijn meester heen. Met woest geschreeuw stormden de Sansculottes voort om de vluchtelingen te vervolgen; doch eens klaps hoorden zij tromgeroffel in de nabijheid, weder vertoonden zich fakkels op den lieuvel en onmiddellijk daarop spror.g de overste Gracchus te midden der bende en riep «Houdt op, houdt op, de Chouans van Sombreuil zijn vrij, generaal Iloche laat hen vrijmaar wat zie ik, Froissard en gij Hector, gij sterft!" Ilector richtte zich opzijn linkerarm op en sprak: «Zij zijn vrij, zegt gij, vrij «Ja, generaal Hoche weid den dag vóór dien, waarop ik mij bij hem voegde, dcor Cadoudal en Charette, die zich vereenigd hadden, overvallen en verslagen. Ilij zelf werd gevangen genomen en Cadoudal laat hem slechts vrij, wanneer de Chouans van Sjmbreuil veilig den Engelschen bodem hebben bereikt. Niemand wage het dus, ze te vervolgen! Maar gij, Ilector, gij sterft, en wel voor het koningschap!" «Stil", sprak Ilector, «stil, ziet gij niet hoe inijre ziel ten hemel vaart? De witte valk op het blauwe veld I Hortense Hij was dood en de overste Gracchus weenie bij zijn hjk. EINDE.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1883 | | pagina 1