1883. N°. 43. Donderdag 12 April. 70ste jaargang. LEENBANKEN. GOESCH De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, -1,75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct. In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regeL (Slot.) Ir. het eerste gedeelte dezer beschouwing hebben wij gezegd, dat niet vooraf is uittemaken of staats- j tusschenkomst in eene bepaalde zaak al of niet noo- dig is. Wij meenen voldoende te hebben aangetoond, dat tusschenkomst van den staat ten opzichte van leenbanken, waar deze noodig blijken, een eisch en een reebt is, vooral omdat er bescherming van den min deren man tegen afzetting en tegemoetkoming van dezen in tijdelijken nood, mede in verband staan. Indien de leenbanken het tweeledig karakter ver liezen van handelsonderneming en weldadigheidsin stelling tot hetwelk de resolutie van "1578 en het daarop steunende raadsbesluit van 1770, zooals wij in ons vorig nommer zagen, aanleiding gaf wanneer zij inderdaad worden inrichtingen van openbaar nut met een zoo laag mogelijken rentetax, dan zal men moeten erkennen, dat het wenschelijk is, dat de staat ook op deze wijze den hulpbehoevenden steun verleent. Doch al zijn deze algemeene beginselen juist, dit sluit volstrekt niet uit dat rekening met de locale toestanden moet worden gehouden en dat de vraag «eene leenbank of niet?" getoetst moet worden aan de noodzakelijkheid, die niet voor iedere gemeente de zelfde is. En wanneer wij nu die vraag doen ten opzichte van onze gemeente, dan zijn wij ten volle ervan over tuigd, dat de leenbank hier in stand behoort te wor den gehouden, mits zij meer strekke »tot eere" dan «tot profyte dezer stede", zooals onder het beheer onzer voorzaten het geval was. Van deze meening kunnen wij het best rekenschap geven door wederlegging van wat dezer dagen tegen haar behoud wordt aangevoerd. Tegenstanders der bank meenen dat, nu er eene vacature van boekhouder is, er eene gunstige gelegen heid bestaat, om de bank opteheffen en de Raad die niet mag laten voorbijgaan. De argumenten, die zij voor deze meening aanvoe ren, zijn, behalve die van algemeenen aard, de navolgende a. De bank bevordert zorgeloosheid, kweekt slechte huisvaders en dito huismoeders en werkt dus uit een moreel oogpunt ten nadeele van den minderen man. b. Zij werkt, door eene hooge rente te heffen, even zeer financieel nadeelig voor de pandgevers. c. Zij geeft tot misbruiken aanleiding, daar de kooplieden, die zwak staan, hunne nieuw ingeslagen, nog niet aan den leverancier betaalde, waren kunnen inbrengen. d. Zij kost de gemeente, die de rente van een niet onaanzienlijk kapitaal derven en die bovendien eene localiteit voor het houden der bank verstrekken moet, te veel in evenredigheid van het nut dat zij afwerpt. e. Het bestaan der gunstig werkende coöperatieve voorschotvereeniging maakt wellicht de leenbank over bodig, biedt althans de gelegenheid aan, om bij wijze van proef de bank te sluiten, terwijl tijdens de afwik keling der nu nog beleend zijnde panden zou kunnen blijken, of later heropening der bank noodig was. Wij zullen de gegrondheid der door de tegenstan ders aangevoerde redenen achtereenvolgens onderzoeken en trachten te wederleggen. Staan wij in de eerste plaats bij de sub a genoemde stil. Het valt zeker niet te ontkennen, dat voor sommigen de gang naar de leenbank niet heel zwaar valt en dat zorgelooze huisvaders en huismoeders er gemak kelijk toe komen kunnen om in tijden van ruime ver diensten minder de noodige zuinigheid te betrachten, wetende, dat later het achterdeurtje eener leenbank openstaat. Maar moet men, omdat «er zoo zijn", eene gelegen heid sluiten, waardoor ook juist de zorgvuldige huis moeder, de werkelijk tijdelijk in nood verkeerende, zonder haar of zijn goed kwijt te raken, zonder tot een armbestuur de toevlucht te nemen, direct hulp kan vinden Men heeft gezegd: als er geene leenbank was, zou men beter sparen en zich niet van zijne kleeding ont doen om tijdelijk geld te hebben en dit wellicht op kermis en feesttij te verbrassen. Hoe dit op andere plaatsen is, kunnen wij niet be- oordeelenmaar in Goes wordt de bewering door de werkelijkheid totaal weersproken. Immers van de in 18801882 beleende 31117 panden werden er niet minder dan 30572 weder gelost, en inzonderheid zijn de cijfers der lagere categorieën zeer welsprekend. "Van de 3375 panden van/0,50 werden er gelost 3282 3899 0,75 d 3722 5971 1,5792 5500 1,50 5410 5443 2,5375 3208 2,50 3188 3409 3,3365 Uit deze cijfers blijkt daghelderdat men niet be leent om het geld doortebrengen, maar om werkelijk in oogenblikkelijken nood te voorzien en dat inen zich haast zijn goed te lossen, zoodra men kan. Ook is, wat de Goesche leenbank betreft, gelijk we reeds onlangs mededeelden, sinds verscheidene jaren ge bleken, dat met kermis en feestdagen het meest uit de bank wordt gelost! Vooral het feit der lossing is voor ons bet afdoende bewijs van het nut der leenbank. Laat het zijn, dat enkelen wat te gemakkelijk gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid, blijkbaar wil men toch zijn goed terughebben en voor de oningewijden is het niet te zeggen, wat lijdensgeschiedenis er aan menig pand is verbonden. Zoo menig «kerkboek" met zilveren sloten, zoo menige ouderwetsche «beugeltasch", zelfs zoo menig »bed" zou u kunnen verhalen van «strijd, die gestreden is", eer het «stuk" zijn weg vond naar den lombard, maar gemoedelijke opwellingen voegen niet best bij een zoo prozaïsch onderwerp en wij gaan dus over tot bespreking van het sub b genoemde argument. Ontegenzeggelijk is eene rente van 16 pet. zeer hoog, doch men verlieze niet uit het oog, dat zij, over kleine bedragen loopende, minder drukkend is. Niettemin moet er krachtig naar worden gestreefd de rente te verlagen. Wordt de leenbank in Goes bestendigd, dan moet, naar onze meening, de Raad beginnen met wijziging van artikel 1 van het regle ment der leenbank van 22 Maart 1828, waarbij be paald is, dat de inkomsten der bank, na aftrek van sommige kosten van beheer en van het bedrag, dat tot aanvulling van het bedrijfkapitaal noodig is, in de stedelijke kas worden overgestort. Wel is waar heeft sedert 1869, met uitzondering van een enkel jaar, de stad geen winst van de leenbank gehad, doch hierin kan verandering komen en het denkbeeld van winstbejag voor de gemeente behoort bij zulk een in stelling uitgesloten te zijn. Doch wanneer men de hooge rente, door de leenbank gevorderd, als argument tegen haar voortbestaan bezigt, moet men niet uit het oog verliezen dat, zoo men deze inrichting sloot, slechts het sein zou gegeven worden tot het beleenen op pand bij particulieren. Nog onlangs hebben we gezien, hoe o. a. te Leiden in die parti culiere inrichtingen tot 95 pet. interest wordt betaald, en de sleutelstad staat hierin niet alleen. Men zou dus slechts de gelegenheid hebben verplaatst, maar buiten het heilzaam toezicht van gemeentewege. Wij hebben dus hier met een bezwaar te doen, dat bij opheffing van de leenbank zich waarschijnlijk slechts in sterker mate zou doen gevoelen en dat daarentegen bij instandhouding der leenbank en een goede orga nisatie kan worden getemperd. Tegen het sub e bedoelde misbruik, dat door koop lieden van de leenbank gemaakt kan worden, is, onzens bedunkens, te waken. Een voorschrift, in den geest van de artt. 23 en 24 van de Belgische wet op de banken van leening van 1848, zou aan zulke praktijken een einde kunnen maken. Bij deze artikels wordt bepaalddat de lee ningen op nieuwe koopwaren zeker bedrag (1000 francs, maar dit is te veel) niet te boven mogen gaan en dat de biljettendie deze soort van verpanding constateeren, niet mogen verkocht worden of afgestaan. Verschillende formaliteiten zijn bovendien bij derge lijke beleening in Belgie te vervullen, die het plegen van knoeierijen zeer moeielijk maken. Dat de leenbank de gemeente tot financiëele offers noopta. door rentederving van het kapitaal waarmede de bank werkt, b. door aanzuivering van dit laatste tot zeker bedrag, is een der hoofdargumenten, op grond waarvan men opheffing der instelling wenscht. Wij kunnen deze zienswijze niet deelen. Waar zoo veel van gemeentewege bekostigd wordt, waarvan de mindere man niet genieten kan daar zal zeker nie mand het wraken, wanneer de gemeente ook eene in richting, nagenoeg uitsluitend voor den arme, onder steunt en beheert. Bovendien verlieze men niet uit het oogdat de gemeente en zij had daarop volgens de bepalingen recht tot 31 Dec. 1876 niet minder dan ƒ50073,71 uit de bank heeft genoten, en al kunnen wij nu niet geroepen worden te restituëeren wat vroeger door te hoogen rentetax is verkregenzoo zal er thans ook niemand meer zijndie zulk eene winst uit de pen ningen der in noodverkeerenden zou willen halen en zal men er zeker eerder toe overgaan om de tegen woordige iente te verlagen, hetgeen waarschijnlijk geen overwegenden last voor de gemeente zou opleveren. Wat betreft de meeningals zou de leenbank wellicht in de coöperatieve voorschotvereeniging kunnen worden opgelost, wijzen wij er op dat laatst genoemde inrichting de leenbank niet kan vervangen, omdat zij geene voorschotten beneden de tien gulden geeft. Slechts zij, die niet bekend zijn met den meestal geririgen omvang der operatiën aan eene leenbank, kunnen aan eene oplossing van deze in gene denken. Het criterium in dezen ligt in het aantal beleeningen bij de leenbank beneden 40. Welnu, in de jaren 18801882 werden in de Goesche bank beleend 31117 panden, en van dezen waren er slechts 618 boven de ƒ10,Daarentegen waven er onder de 31117 panden, gelijk wij boven zagen, en de daar tusscben liggende beleeningen van/1,25, j 1,75 enz. niet eens medegerekend, reeds nagenoeg 29000 beleeningen van 3,en minder op de 31000 in de 3 jaren. Deze cijfers zijn o i. afdoende. Al ging de coöperatieve voorschot-vereeniging ertoe over om het minimum harer voorschotten te verlagen, dan zou de zaak in de praktijk waarschijnlijk toch nog onuitvoerbaar blijken. Immers nog ge zwegen van de enorme administratie, die er het gevolg van zou zijn moet men bij de «Coöperatieve" voor ied.-r voorschot twee soliede borgen hebben. Is het denkbaar, dat er jaarlijks 10000 beleeningen met 20000 borgstellingen zouden kunnen gesloten worden Bovendien heeft de coöperatieve vereeniging een gansch ander doel. Zij strekt hoofdzakelijk om voor schotten te geven in 't belang van handel en nijver heid. Zij draagt dan ook een coöperatief karakter en men moet zekere stortingen doen om lid der vereeniging te zijn en van hare voorschotten te kunnen genieten, terwijl men dan ook in hare voordeelen deelt. Hoe moeten de beleeners van die 10000 panden tot het lidmaatschap geraken Resumeerende, komen wij tot de slotsom, dat eco nomische redenen zich niet verzetten tegen het voort zetten van de leenbank, indien zij niet strekt om winsten te behalen; dat die voortzetting uit een financiëel oogpunt volkomen gewettigd is, omdat de bank in Goes werkelijk in eene behoefte voorziet, en dat het voor velen eene bron van ellende zou kunnen worden, wan neer men haar ophief en het weldadig toezicht van gemeentewege op de middelen, waardoor de mindere man zich tijdelijk zeiven helpen kan, verviel. GOES, 11 April 1888." Borsele. De begrooting dei- inkomsten en uitgaven van het calamiteuse Waterschap EllewoudsdijkBor sele voor 1883/84 is Maandag in ontvang en uitgaaf op een bedrag van 69504,63* vastgesteld. Onder nadere goedkeuring van heeren Ged. Staten is het dijkgeschot voor het waterschap Ellewoudsdijk op ƒ25075,395, en voor den polder Borsele op 37471,63 geraamd, terwijl de bijdragen der beschermde water schappen en polders te zamen op 6157,61 zijn vast gesteld. Kruininge. Door Burgemeester en Wethouders is voor 1883 tot schatter der localiteiten, waarin sterke drank in het klein wordt verkocht, benoemd M. Glerum, schatter der rijks personeele belasting alhier. Uit betrouwbare bron kunnen wij mededeelen, dat de commissie voor de hernieuwing der scheepvaart verbinding met sommige verlaten haventjes in Zeeland, ook is geslaagd in de onderhandeling met de haventjes Wolfertsdijk, Wemeldinge en Ierseke. (M. Ct.) Uit Walsoorden meldt men aan de N. R. Ct De provinciale steiger alhier wordt zoodanig door den paalworm geteisterd, dat, niettegenstaande hij nog niet ten volle elf jaren bestaat, nu reeds 3 a 4 dm. zware eikenhouten met wormnageling voorziene pa lentotaal afgevreten zijn. Om ongelukken te voor komen, zullen weldra belangrijke herstellingen moeten plaatshebben. Gedurende eenige weken zijn een aantal Zeeuwsche schuitjes weer bezig op de mosselbanken nabij de Tesselsche kust de jonge mosseltjes in te zamelen, ten einde deze op de Zeeuwsche stroomen te planten. Amsterdam. Bij de herstemming voor 2 leden der lie Kamer zijn uitgebracht: lo. Vacature-Dirks, 1639 geldige st. Gekozen de heer DIRKS (Imet 997 st. De heer Van Marle (a.) bekwam er 642. 2o. Vacature-Holtzmann, 1639 geldige st. Gekozen de heer GILDEMEESTER (1.) met 1006 st. De heer Schimmelpenninck Van der Oije (a.) had 633 st. Gisteren werd te Delft het derde eeuwfeest van den geboortedag van Hugo De Groot met bijzondere plechtigheid gevierd. De leden van het hoofdcomité en van de stedelijke comité's voor de oprichting van een standbeeld voor De Grootalsmede een paar nazaten van dezen grooten Nederlander, werden door burgemeester en wethouders van Delft feestelijk ont vangen. Na een hartelijken welkomstgroet, door den burgemeester uitgesprokenbekwamde heer A. A. Vorsterman Van Oijen het woord, die aan de ge meente zijn genealogisch geschrift over het geslacht De Groot aanbood. Daarna begaven de genoodigden zich in optocht naar de Nieuwe Kerk, waar eene tal rijke schare zich reeds vereenigd had. Toen de auto- riteiten zich in een halven cirkel om de tombe van De Groot hadden geschaard, nam de president van het hoofdcomité rar. E. J. J. B. Cremers het woord en schetste in eene sierlijke rede het leven en werken 1 van bet «Delftsch Orakel". De geschiedenis van den grooten Nederlander is, gelooven wij, genoeg bekend, dan dat wij deze redevoering in extenso behoeven weder- tegeven. Ieder weet, dat hij eene gewichtige rol heeft gespeeld in de geschiedenis van zijn tijd en dat hij in 1618 gevangen werd genomen en in het fort Loeve- stein bijna 3 jaren doorbracht Ook zijne ontsnapping met behulp van Elsje Van Houweningen is eene gebeur tenis, die nagenoeg ieder Nederlander kent. Wij bepa len er ons daarom toe te vermelden, dat de heer Cremers het beeld van De Groot schetste in het kader van zijn tijd en hoe hij mededeelde, dat het comité besloten had een prijsvraag uitteschrijven voor een op de Groote Markt te Delft opterichten standbeeld. Bij het einde van zijne indrukwekkende rede legde de spreker een zilveren krans met de nationale kleuren op het grafgesteente neder, terwijl de burgemeester van Delft, namens zijne gemeente, een inmortellenkrans met de Delftsche kleuren daarnevens plaatste. Ten slotte dankte de pastoor Brouwers uit Nieuwer-Amstel al de aanwezigen voor de vereering van den grooten man en drukte de hoop uit dat weldra een standbeeld voor hem zou mogen verrijzen. De eere-voorzitter van het hoofdcomité, de Prins van Oranje, had zich door den luitenant-kolonel Hojel laten vertegenwoordigen. Voor de prijsvragen «Hugo Grotius" (Nieuwer- Amstels-prijsvraag) is voor het beeld van Hugo De Groot de prijs toegekend aan den heer S. Miedema, beeldhouwer te Rotterdam, en voor de groep van Vondel en De Groot aan den heer F. L. Stracké Jr., beeldhouwer te Haarlem. Voor het gedicht ter eere van Neerlands kunst en wetenschap, vertegenwoordigd in de 17e eeuw door Rembrandt, Grotius en Vondel, werd uit 8 antwoor den eenparig door de jury bekroond dat van mej. L. Stratenus. Dit jaar kunnen bij het Koninklijk instituut te Willemsoord worden geplaatst: a. 30 jongelieden als adelborst voor den zeedienst. b. 4 jongelieden als adelborst voor de mariniers. Voor de sub a. bedoelde moet de adspirant zijn Nederlander en op 1 Jan. jl. den ouderdom van 13 jaar reeds en op 1 Sept. a. s. dien van 17 jaar nog niet hebben bereikt. Voor de sub b moet de adspirant zijn Nederlander en op 1 Jan. den ouderdom van 14 jaar reeds en die van 18 jaar nog niet hebben be reikt. Zie voor nadere inlichtingen St. Ct. no. 84. In Augustus a. s. zal een vergelijkend examen plaatshebhen voor jongelieden, dingende naar de be trekking van adspirant-administrateur (vroeger scheeps klerk) bij de K. N. zeemacht, waarvoor zes plaatsen worden opengesteld. De adspirant moet zijn Nederlander, op 1 Septem ber a. s. den ouderdom van zestien jaren hebben be reikt, doch zijn negentiende jaar nog niet zijn inge treden. Zie voor nadere inlichtingen St. Ct. no. 84. Het Dagblad" beweert, dat het gerucht, volgens hetwelk rar. J. Heemskerk Azn. het mandaat tot samenstelling van een kabinet zou hebben nedergelegd, ongegrond is. De miliciens der lichting 1882, die niet voor het blijvende gedeelte zijn aangewezen, zullen den 28sten dezer met onbepaald verlof huiswaarts worden gezonden. Benoemd tot dijkgraaf van den Zonnemairepolder F. Van den Bout Adriaanszooutot plaatsverv. dijk graaf van den Sint Pieterspolder P. Wauters. Naar wij vernemen, bestaat het voornemen om de groote manoeuvres der derde divisie infanterie dit jaar te houden in Noord-Brabant, en wel tusschen Bokstel en Bergenop-Zoom. De Duitsche bankier en geheimraad Schwabach is te 's-Gravenhage. Zijne komst staat in verband met de inschrijving voor de nieuwe leening ten laste van den Staat. De klachten, welke door onze visschers tegen de Engelsche worden geuit, zijn in den laatsten tijd weer menigvuldiger dan ooit. De vorige week nog werden enkelen door een groote vloot, welke zich op korten afstand van de kust ophield, van hun want beroofd. Een en ander schijnt aan de Regeering aanleiding te hebben gegeven om zich het lot der visschers aan te trekken, daar het schroefstoomschip «Bonaire" aan staanden Donderdag of Vrijdag ter bescherming naar de Noordzee zal vertrekken. Bij het Centraal-comité tot inzameling van gel den voor de betrekkingen der bemanning van de Adder is van de sub-commissie te Amsterdam een schrijven ontvangen tot nadere toelichting van haren vroeger geuiten wensch, dat er een blijvend fonds mocht worden gesticht. In dat schrijven wordt gezegd, dat haar oor deel in ieder geval zou zijn, dat de rente van de som die is overgebleven, in de eerste plaats moet dienen ter ondersteuning naar behoefte van de nagelalen be trekkingen der slachtoffers van de Adder, en later om hunne kinderen te helpen, tot b. v. hun 18e jaar»

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1883 | | pagina 1