883. F. 42. Dinsdag 10 April. leenbanken! Bij dit nommer behoort een hijvoegsel. (iOIiSCII De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 4,75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct. In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel. ii. Bij de bespreking van den wettelijken toestand waarin de banken van leening zich thans bevinden, is het van belang tot bet uitgangspunt der wetgeving terug te keeren. Om tweeërlei redenen. De eerste is eene algemeene, namelijk, dat de geschiedenis van bet verleden een juist inzicht geeft in aè bestaande rege ling; de tweede eene meer speciale, namelijk dat wij een der financiëele bezwaren, hetwelk tegen de instand houding derGoesche leenbank wordt aangevoerd, alleen langs historischen weg kunnen ontzenuwen. De eerste wettelijke regeling, die van toepassing is op de Goesche leenbank, werd bij de resolutie van de Staten van Hollanden Zeeland van 17 November 1578 in het leven geroepen. Deze resolutie is van den na volgenden inhoud: »Op 't rapport bij de Staten genomen, aangaande 't houdene van de tafelen van leening van Holland en Zeeland, is bij deselve Staten verklaert ende ge resolveerd, dat in alle de stede der selver lande al sulcke Christebjcke Polityque en Gereformeerde ordre ende middel op 't stuck van deselve leeningen voort aan gesocht, gestelt, ende onderhouden worden als ten meeste gerieve ende minste queste van de Ge meente met eere ende profyt derselver stede zal mogen dienen, daartoe de magistraten van de steden worden geauthoriceerd." De vaste commissie uit onzen gemeenteraad, die in den jare 1877 eene uitvoerige memorie over den eigen dom van het kapitaal, waarmede de leenbank werkt, schreef; stelt de bedoeling dezer resolutie zeer juist in het licht, waar zij ten haren aanzien zegt: Vrijgeviger kon het niet. De resolutie had toch geen andere strekking, dan om, zooals de heer Vee- gens in zijn Academisch proefschrift opmerkt, »»de steden geheel vrij te laten in haar verhouding tot de banken van leening, zoodat zij die konden verpachten, in eigen beheer nemen, of opheffen, juist zooals zij wilden"" en huldigde mitsdien de autonomie der Ge meentebesturen, ter zake van de tafelen van leening" ten volle. Geen regelen, vanwege de heeren Staten gesteld, maar onbeperkte vrijheid aan de Gemeente besturen gelaten, om die besluiten, welke het meest met de «eere" en het profyt'der steden strookten, te nemen, zie daar het beginsel waarop de resolutie van 1578 steunt." Te ontkennen valt het niet, dat door deze vrijzin nige bepaling de gemeenteraden er maar al te dikwijls toegebracht werden, om door een hoogen interest be langrijke kapitalen ten behoeve van de gemeentekas te verzamelen. De behaalde winsten strekten niet om den rentetax te verminderen, of om weldadige in stellingen te steunen, zooals elders geschiedde. In Frankrijk, waar het eerst onder Lodewijk XIII eene eerste, doch kwalijk geslaagde poging gedaan werd tot oprichting van een leenbank, en het leen bankwezen later dan in andere landen tot ontwik keling is gekomen (de Parijsche leenbank dateert van 1777, het eerste jaar van Necker's ministerschap) en waarin de stormachtige dagen der revolutie de ban ken hare operatie moesten staken, in Frankrijk kwam bij de wet van 16 Pluviose, jaar XII, eene regeling van de leenbanken tot stand, waarbij het beginsel aangenomen was, «dat zij slechts ten voordeele van de armen konden worden opgericht." Het voordeel, dat na aftrek van alle onkosten overschoot, wordt, zooals Blaize mededeelt, in de kas der hospitalen gestort. Te betreuren schijnt het dat dit beginsel ook niet in onze wetgeving werd opgenomen, en de leenbank winsten niet ten voordeele der behoeftigen kwamen, zooals dit in Frankrijk geschiedt. Men verlieze echter bij de beoordeeling van de handelingen der toenmalige stedelijke regeeringen in dezen niet uit het oog, dat niet slechts behoeftigen van de banken van leening gebruik maakten, doch ook aanzienlijke kooplieden, vorstelijke personen enz., zoodat de winsten van de banken niet uitsluitend de penningen der armen waren. Terecht zegt Say, dat hetmoeielijk is weldadige han delingen en operatiën, die winst afwerpen, met elkander te vereenigen. Dat het echter niet onmogelijk was bewees Gent, welks leenbank een handelsbank van groote beteekenis was, maar waar den armen gratis geleend werd. Verschillende steden in Holland en Zeeland besloten successievelijk de banken in eigen beheer te nemen, hetgeen de resolutie van 1578 niet alleen toelaat, maar wat zij, zooals door bovengenoemden scherpzin- nigen schrijver van De Banken van Leening in Noord-Nederland tot het einde der achttiende eeuw" wordt opgemerkt, trachtte te bevorderen. Amsterdam, Rotterdam, Hoorn, Gouda, Den Haag, Leiden en Delft en in onze provincie Middelburg en Vlissingen waren er reeds toe overgegaan, om voor rekening van de stad hare leenbank te exploiteeren, toen de Goesche gemeenteraad, gebruik makende van de bevoegdheid om »de ordre ende middel op 't stuck van deselve leeninge te stellen als ter meeste gerieve ende minste queste van de Gemeente met eere ende profyt der stede zal mogen dienen", hiertoe in 1770 het besluit nam, zoodat bijna nog twee eeuwen na de publicatie der resolatie van heeren Staten het stelsel, om het «octroy tot het houden eener tafel van lee ninge" te verpachten, hier gevigeerd heeft. Den 4n Augustus van genoemd jaar werd besloten door heeren stadsdirecteuren een onderzoek te doen instellen, of de batik «niet tot eenig voordeel van de stad door iemand vanwege H. E. A. (der raadsleden) onder 't opzicht van heeren stadsdirecteuren zou kunnen worden gehouden". Acht dagen later brachten stads directeuren onze vaderen konden vlug werken, als zij wilden bij monde van den burgemeester Van de Spiegel rapport uit. De conclusie van dit rapport was, dat »er sedert 10 a 12 jaren een werkelijk voordeel was overgescho ten en dat deze Bank van Leeninge ten bate en schade van de stad zeer gevoegelijk zoude kunnen overgeno men worden", waarop door den gemeenteraad besloten werd «voor het volg geen Octroy aan particuliere Persoonen daarvan te verleenen, maar dezelve geheel over te nemen voor Reheninge van de stad". Voorts bepaalde de Raad, dat de noodige kapitalen door de stad ten behoeve van de leenbank zouden worden opgenomen, en dat aan deze schuld de voor waarde zou worden verbonden, dat de eventueele win sten, die de exploitatie mocht afwerpen, in de eerste plaats zouden strekken tot aflossing van de leening. Binnen een half jaar nadat de raad in beginsel be sloten had zelf de leenbank te exploiteeren, was de overneming van de leenbank voor rekening van de stad een voldongen feit geworden. De stedelijke geld middelen voeren wel bij de exploitatie der leenbank van stadswege; met uitnemend succes voor de stadskas, wellicht minder voor de pandgevers) dreef de bank hare operatiën. Reeds in 1787 was de bank tot de prosperiteit gekomen, dat al de genegotiëerde penningen afgelost konden worden. De raad besloot hiertoe dan ook en bepaalde, dat jaarlijks door heeren stadsdirecteuren aan den stadsrentmeester zulk een «kapitaal zou wor den overgedragen, als zij meenden, dat niet als be drijfskapitaal benoodigd was en om als een provenu in de stads-rekening in een apart capittel te ver antwoorden". Keeren wij thans na deze korte beschouwing der geschiedenis van de Goesche bank naar die van het leenbankwezen in ons Vaderland in het algemeen terug. Reeds in het begin dezer eeuw deed zich de be hoefte aan wettelijke regeling dezer zaak gevoelen. In 1804 werd eene verordening uitgevaardigd, welker bedoeling voornamelijk was de pandjeshuizen, die meer monts d'usure dan monts de piété waren, te keeren en die later in verband werd gebracht met art. 411 van den Code Pénal, dat straf bedreigt tegen «diege nen, die zonder wettige vergunning leenhuizen op pand of zekerheid opgericht of gehouden zullen hebben, of ingeval van wettige vergunning, geen boek gehouden zullen hebben als de reglementen vereischten". Aan koning Willem I komt de eer toe bij het vele, wat hij geregeld en tot stand heeft gebracht, ook eene regeling van de leenbanken in 't leven te hebben geroepen. Hij deed dit bij Koninklijk besluit van 31 October 1826, hetwelk zoowel in België als in Nederland waardeering vond. Het bracht de banken van leening onder toezicht van het hooger bestuur en riep nuttige bepalingen in het leven wat betreft het heffen van rente op beleende, de wijze van verkoop van ongeloste panden, enz. Werd door dit besluit eene schrede in de richting eener goede organisatie gedaan, het valt niet te ont kennen dat het eene fout aankleefde namelijk door aan de gemeentebesturen de beslissing over te laten «ten wiens behoeve de zuivere winsten, door de banken gemaakt, zullen komen", waardoor de gelegenheid openbleef, dat de gemeenten van de penningen der armen konden profiteeren, wat niet sterk genoeg kan worden afgekeurd. Op denzelfden grond is de bepaling, dat de openbare instellingen, die in de bank deel hebben, voor de verstrekte fondsen in plaats van een vasten interest, een dividend ten haren voordeele in verband met de behaalde winst genieten, als nadeelig te beschouwen. De grootste fout echter in het besluit van koning Willem I isdat het niet wettig is, omdat het niet is afgekondigd Dit is meer dan eens door den rechter beslist en werd door de regeering erkend, waar zij in den considerans van een wets ontwerp op de banken van leening de noodzakelijkheid aannam »oi/i wettelijke bepalingen te maken op de banken van leening." In de zitting van de Tweede Kamer van 1855/56 werd door den Minister Van Reenen een wetsontwerp ,ot regeling dezer materie ingediend. De discussiën liepen voornamelijk over deze twee vragen: *lo. Zullen de leenbanken als gemeente-instelling worden gehandhaald 2o. Zullen zij c. q. aan hooger toezicht van het Algemeen bestuur worden onderworpen? «Wat de eerste vraag betrefl, stond dit" schrijft Van Heel «naar het inzicht van achtenswaardige rechtsgeleerden gelijk met een monopolie, dat als zoo danig de vrije industrie belemmerde"en vond het derhalve afkeuring. Dat het beschermen van de zwakken een hooger belang kan zijn dan van de in dustrie scheen men niet intezien. De Kamer was van oordeel, dat het bestaan dei- toen verpachte of voor rekening van particulieren ge houden banken niet langer dan tot 1860 kon geduld worden en amendeerde in dien geest artikel 34 van het ontwerp, dat daarop door de Regeering werd in getrokken. In twaalf volgende jaren had de Regeering geen tijd gevonden, om eene regeling voortedragen omtrent een onderwerp, waarvan de staathuishoudkundige Ackers- dijck eenmaal schreef, dat het «gewichtig is, diep in het volksleven ingrijpt en nauw samenhangt met die kwalen der maatschappij, welke dringend herstel be hoeven" eene opvatting, die niemand den hoog leeraar zal betwisten. De Regeering had geen tijd het gold hier geen Handelsmaatschappij, geen Ne- derlandsche Bankzij zelye verklaarde (Verslag Arm wezen 1861) «dat het bij de menigvuldigheid der wetk- zaamheid van wetgeving aan de gelegenheid ontbrak tot wederopvatting van de vroeger vruchteloos beproefde wettelijke regeling der banken van leening." De heer Heemskerk nam eerst in 1867 opnieuw de zaak ter hand; zijn ontwerp kwam niet in discussie en werd door den heer Fock, die na den heer Heems kerk als Minister van Binnenlandsche Zaken optrad, ingetrokken. De heer Fock heeft twee ontwerpen ingediend, doch de afsnijding van zijn ministeriëelen levens draad was oorzaak, dat deze voorstellen, zoomin als die des heeren Heemskerlin behandeling kwamen. Ware een dezer ontwerpen gingen zij ook van verschillend beginsel uit aangenomen ontegenzeggelijk zou dan eene gewichtige hervorming op het stuk der leenbanken zijn tot stand gekomen. Het besluit van 1821 is thans nog het grondregle- ment, waarop de regeling der leenbanken gebaseerd is. Al heeft het veel goeds, het heeft toch een kapitaal ge brek, nl. dat het niet de gelegenheid afsnijdt, dat winsten van leenbank tot een ander doeleinde dan tot verlaging van den rentetax kunnen gebezigd worden. Doch zonder een bepaald verbod dienaangaande, is het van de ver lichting der gemeentebesturen te wachten, dat zij het beginsel van dat reglement om de «belangen te bevor deren dergenen, die zich genoodzaakt zien hunne toe vlucht tot de leenbank te nemen, zooveel mogelijk in praktijk en de rente op het laagst mogelijk cijfer zullen brengen, en dat zij voorts die hervorming invoeren, die de banken van leening maken tot wat zij moeien zijn inrichtingen van openbaar nut. Dat de Goesche leenbank dit inderdaad is indien zij niet het behalen van winst beoogt zullen wij in een volgend nommer trachten te hetoogen. GOES, 9 April 1883. Wij hebben ontvangen de adviezen, uitgebracht over de vraagpunten, die a. s. Maandag 16 April in de vergadering van de Vereeniging van Burgemeesters en Secretarissen in Zuid- en Noord Beveland aan de orde zijn gesteld. Wij achten het echter voor een goed overzicht geregelder een uittreksel van die ad viezen aanst. Maandag, tegelijk met de daarover gevoerde discussiën, te geven. De étalage van de prijzen voor de door eenige jonge dames alhier ten voordeele van de ongelukkigen te Moddergat, Urk, enz. te houden tombola, zal plaats hebben op Dinsdag 24 en Woensdag 25 dezer in de trouwzaal op het raadhuis, daartoe door het gemeente bestuur afgestaan. Den houders van niet ingewisselde blanco pacht- of formaatzegelswelke met 1 Januari 1883 buiten gebruik zijn gesteld, wordt verzocht daarvan voor 15 dezer opgave te doen aan het zegelkantoor te Goes. Kapelle. Te Biezelinge heerschen sedert 14 dagen onder de jeugd de mazelen; alhoewel zij van een bij zonder goedaardig karakter zijn, breiden zij zich zeer sterk uit. Wij herinneren onzen lezers te Kolijnsplaat aan de verkiezing voor een lid van den gemeenteraad al daar op Woensdag a. s. Te Bath zijn in de maand Maart ingeklaard 60 schepen, metende 4168 ton, en uitgeklaard 7 schepen, metende 450 ton. Tal van personen uit verschillende deelen van ons land waren, onder begunstiging van het fraaie weder, Zaterdag jl. naar Vlissingen getogen, teneinde getuige te zijn van het afloopen der t> Batavia" van de werf der maatschappij «De Schelde". Precies te 3 uren werd een signaal gegeven voor het werkvolk om den arbeid in de loodsen te staken, doch een weinig werd het publiek teleurgesteld, dat daarin het bewijs meende te vinden, dat de plechtige tewaterlating ook op het vastgestelde tijdstip zou plaatshebben. Eerst te ruim kwart over vieren gleed het vaartuig statig voorwaarts en deed onder een luid en herhaald gejuich zijn eerste schrede op het e'ement, dat het bestemd is te bewandelen. Onmiddellijk nadat de nBalaviawas afgeloopen, steeg de vlag voor de vSoerabaijaomhoog, en zeker namen velen der toeschouwers zich toen reeds voor, wanneer dit schip te water zal worden gelaten, daarbij niet te zullen ontbieken. De heer Buteux onthaalde na afloop het werkvolk op wijn en koek. Aan het rapport omtrent het onderzoek naar den toestand van den tram VlissingenMiddelburg ontleenen wij het volgende: De grond is ongeschikt voor het spoorstaven-systeem- Finet van de gebruikte afmetingen in verband met het gewicht der locomotieven. Het stelsel Finet ver- eischt dus vasten grond. De weg werd met weinig zorg gelegd, de bogen werden onzuiver uitgezet en die der wissels niet in juist verband met de hoeken der puntstukken gelegd het rechte spoor heeft zeer vele onzuivere lijnen, ter wijl voor afwatering niet is gezorgd. De locomotieven zijn van uitmuntend materieel, heb ben echter door het gebruik van slecht water veel geleden. De grond moet op 0.50 M. diepte uitgegraven wor den en daarin grof zand of ballast met goede afwa tering gebracht wordende rails eischen een geheelen nic-owen aanleg, daar zij te zwak zijn voor het rollend materiëei. De nieuw aanteleggen waterleiding zal in het gebrek aan zuiver water moeten voorzien. De toestand is dus alles behalve rooskleurig te noemen. De officier van gezondheid 2e klasse dr. H. A. Janssen, van het 4e bat. 7e reg. infanterie, te Helder, wordt op 4 Mei a. s. geplaatst bij het 5e bat. Ie reg. infanterie, dat thans te Hoorn is, doch op ge noemden datum te Helder in garnizoen komt. Zaterdag liep te 's-Hage het gerucht, dat de heer Heemskerk de opdracht tot kabinetsformatie an dermaal heeft neergelegd. De Minister van Financiën heeft thans de voor waarden hekend gemaakt, waarop kan worden inge schreven tot het bekomen van schuldbekentenissen in een geldleening ten laste van den Staat, groot ƒ60,900,000. Daarvoor worden uitgegeven schuldbekentenissen aan toonder, groot 1000, alsmede veelvouden en onder- deelen van schuldbekentenissen, groot/10,000, 500 en ƒ100. De renten dier stukken, ad vier ten honderd in het jaar, zijn op halfjarige coupons verschijnende 1 Mei en 1 November groot ƒ20, ƒ200, 10 en 2, betaalbaar te Amsterdam. Bij elke schuldbekentenis worden gevoegd twintig halfjarige coupons, waarvan de eerste verschijnt 1 Mei 1884, en een bewijs ter bekoming van nieuwe coupons. De loting en aflossing geschieden jaarlijks, voor de eerste maal in 1884. De prijs van uitgifte is 98 pet. Uit Engeland meldt men, dat de bewegingen van Hunne Majesteiten van zoo geheel privaten aard blijven, dat zij geheel ophouden de aandacht te trek ken de bladen melden er niets meer over. Het album, dat de Nederlandsche Vereeniging en de Hollandsche kerk te Londen Hunne Majesteiten zullen aanbieden, zal hoogstwaarschijnlijk niet door eene deputatie maar slechts door een of twee personen namens beide lichamen worden aangeboden. In een te Amsterdam gehouden vergadering der kiesvereeniging «Grondwet" is een voorstel van het be stuur om den heer Dirks bij de herstemming voor de Tweede Kamer te steunen, aangenomen met alle stem men op vier na, welke op den heer Van Marle werden uitgebracht. Met acclamatie weid aangenomen den heer Gilde- meester opnieuw als candidaat te stellen. Wat te Rotterdam nog nooit gebeurde zal er Zondag 15 dezer plaats hebben, n.I. een openlijke bespreking der bevolkingsqnaestie. Door de afd. Rot terdam van het Algem. Nederl. Werkliedenverbond daartoe uitgenoodigd, zal de heer C. V. Gerritsen uit Amersfoort dan in die vereeniging optreden en een voordracht houden over»De beperking van het aan tal kinderen in het gezin als middel ter bestrijding van armoede en lage loonen." De gewone anti-revolutionaire deputaten-ver- gadering zal gehouden worden op 15 Mei aanstaande, in het gebouw voor kunsten en wetenschappen Utrecht.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1883 | | pagina 1