m BIJVOEGSEL I I I GOESOHE COURANT. Levend begraven. I ZATERDAG 17 FEBRUARI 1883. No 21. 3) MENGEL WEKK. I De voordracht van ds. PIERSON te Kloetinge op 12 Februari I8S3. Richard Wagner. ■■mal fu -i i ■i (Vervolg en slot.) In dergelijke omstandigheden kon de wet van 1806 niet blijven bestaan en door die van 1857 werd een nieuwe regeling tot stand gebracht, die oogenschijnlijk de openbare school liet wat zij tot dusverre was ge weest, maar inderdaad haar karakter veranderde. Thans bevordert zij ongeloof; de onderwijzers, vooral de jongeren onder hen, zijn beslist ongeloovig. Flink zou het zijn, indien de liberalen er voor uitkwamen, wat de toeleg van het openbaar onderwijs is, maar zij vervalschen den toestand. Wel is waar gaat genoemde partij bij de aankwee king van ongeloof zachtjesaan te werk, daar men de menschen niet dadelijk al te wijs moet maken. Zij plooien, schikken en knoeien, teneinde den strijd tegen de bijzondere school destebeter te kunnen volhouden, het christelijk onderwijs meer te kunnen belemmeren. Te Amsterdam bestond tot vóór eenige jaren spreker weet niet of dit nog zoo is de gewoonte om op de openbare school te biddenin Rotterdam daaren tegen werd het niet gedaan. Hier kon men God dus wel missen, te Amsterdam moest Hij tot bestrijding der christelijke school dienst doen. Wil men meerdere voorbeelden In Noord-Brabant wordt bij den aanvang van de lessen een kruis geslagen en het «Ave Maria" aange heven. De geschiedenis van het kruisbeeld in een Lim- burgsche gemeente is bekend. Op de Veluwe wordt aan kinderen der openbare school de Heidelbergsche Catechismus onderwezen en dit wordt toegelaten. Men durft het niet verbieden. Deze wetsverkrachting nu heeft plaats om het chris telijk onderwijs tegen te werken. Een ander middel tot bestrijding der christelijke school is de voorstelling, dat een orthodoxe per se bekrompen moet zijn, ja dat hij onoprecht is. In weerwil van dit alles heeft de Christelijke school aan kracht gewonnen. Alom in den lande verrijzen scholende Unie is een machtig lichaam geworden tal van redenaars gaan, evenals spreker zelf, het land door om deze beginselen der partij ingang te doen vinden. Wie had dit vóór vijfentwintig jaren kunnen verwachten, toen dhr. Groen Van Prinsterer, bij de behandeling der wet in de Kamer, op de tafel des Voorzitters de verklaring deponeerde, dat hij, zich met die wet niet kunnende vereenigen, ophield lid der Kamer te zijn Men noemde Groen toen een gene raal zonder soldaten, thans heeft men recht van een leger te spreken. Getuigen de 300000 personen, die het petitionnement onderschreven. Men had slechts op 6 a 7000 handteekeningen gerekend en kreeg er 300000. Nu kan men wel zeggen »ja het is gemakkelijk genoeg om handteekeningen te krijgen", maar het verschil tusschen 6000 en 300000 is dan toch nogal groot. Opmerkelijk is het ook, dat, wanneer een voorstan der van de Christelijke school eene voordracht houdt, het publiek veel grooter is, dan wanneer een liberaal zal spreken dan komt er geen schepsel. Meer en meer gaan het volk de oogen open, het gaat nadenken. Op dit laatste komt het aan. Spreker herinnert zich een gesprek, dat een christelijk dienstmeisje met een ongeloovigen dokter hield. Deze laatste beweerde dat degene, die voor de Christelijke school was, niet tot het denkend deel van het volk behoorde, waarop het geloovige meisje had geantwoord, dat zij liever tot het nadenkend deel wilde behooren. Juist gezegd op nadenken komt het aan en zij die dit doen willen zeggen met spreker: «zooals het nu is, kan het niet blijven het gaat zoo niet langer". Heeft spreker hiermede in het licht gesteld, dat de openbare school niet in overeenstemming is met den toestand van het volk, hij zal thans aantoonen dat zij niet voldoet aan de eischen van het onderwijs. Spreker vraagtWat is goed onderwijs En hij meent hierop niet anders te kunnen antwoorden, dan on derwijs dat van een bezielend beginsel uitgaat. Bij vakken als rekenen doet het er niet toe welk be ginsel de onderwijzer is toegedaan. Als de school er Eene ware gebeurtenis. (Naar het Duitsch). «Voorwaarts, mijne trawantenriep Bilkowsky, bin nentredende, laat ons afdalen in de onderaardsche gewelven! Het is een uitgezochte nacht voor ons waagstuk De elementen komen ons te hulp en razen dat het een lust is. De duivel zelfs zou het niet wagen in zulk een nacht zijn neus buiten de deur tp steken." Bij deze woorden opende hij het venster, waardoor een hevige windvlaag en een stortregen ons in het gezicht woei. De wind huilde en schudde de boomen alsof hij ze wilde neervellen, de donder rolde onophou delijk en in zware slagen. Niets verlichtte dezen stikdonkeren nacht dan af en toe een helle bliksem straal. »Wat dunkt u", vervolgde Bilkowsky, zou het niet raadzaam zijn een hartsterking te nemen, om onzen moed wat te doen aanwakkeren Dit voorstel vond algemeenen bijval en ik haalde een flesch cognac uit de kast. Bilkowsky pakte haar op, trok er de kurk af, en schonk voor ons ieder een glas boordevol. »Op het eerste heldenfeit van ons dapper wezeltje!" riep hij, en de glazen werden op mijn welslagen ge ledigd. De cognac was goed en voor het oogenblik althans was om te lecren, dat tweemaal twee vier, of drie maal twee zes is, dan zou er geen strijd bestaan. Maar met andere vakken is het niet zoo gesteld. Men denke b.v. aan lezen. Er moet voor dit vak een boek gekozen worden en nu zal spreker wellicht een boek afkeuren, dat een ongeloovige zeer goed en ge schikt acht en omgekeerd zal deze een boek verwer pelijk achten, wat spreker onmisbaar acht. Met dit laatste bedoelt hij den bijbel, een voortreffelijk boek, niet alleen met liet oog op de hoogere belangen, maar ook als middel tot verstandsontwikkeling. Treffende voorbeelden heeft hij van dit laatste gezien onder de -140 meisjes, die in Talita Kumi zijn opgenomen en met den bijbel zijn opgei oed. Ook de Banyans Christen- reize r.aar de eeuwigheid vindt spreker, mits verkort, een uitnemend schoolboek hij zelf las het meer dan 20 maal, evenals de reis der Christinne. De ongeloovigen keuren die boeken af en elk an der, waarin iets van God staat, of de naam van Jesus genoemd wordt. Zonder geven en nemen kunnen zij er echter toch niet komen. De meeste boeken op de openbare school zijn daarom laf, on beduidend en flauw een enkel goed treft men aan, b.v. een van een hoofdonderwijzer te Harlingen, dat eene beschrijving van de brug over den Moerdijk, van het station te Utrecht enz. behelst. Wat echter op hooger belangen betrekking heeft moet vermeden wor den. Spreker herinnert zich. dat een liulponderwijze- res aan eene neutrale (bijzondere) school te Amster dam, toen zij voorlas «Een dag zonder gebed is een dag zonder zegen", door een der meisjes de les gelezen werd met de opmerking: «Bij ons wordt nooitgebeden en het gaat Pa toch heel goed en u zou zoo iets niet tegen Pa moeten zeggen". De onderwijzeres meende, dat indien zij geen vrijheid had over de kracht van het gebed te spreken, zij geen onderwijs naar hare beginselen kon geven, waarop zij sprekers raad had ingewonnen, die haar betoogd had, dat zij niet ge schikt was voor neutraal onderwijs en zich daaraan niet meer moest wijden. Vaderlandsche geschiedenis kan in het geheel niet onderwezen worden zooals het behoort. Stelt u voor, dat men met de kinderen het beleg van Leiden be spreekt, zonder erop te wijzen dat de vaderen door hun geloof aan God en door de kracht, die zij van Hem ontvingen, den sterken vijand weerstand ver mochten te bieden. Hoe kan men Willem de Zwijger naar waarde schetsen, als verzwegen moet worden, dat hij zijn kracht ontleende aan zijn diep vertrouwen op God? Toen den grooten Zwijger gevraagd werd, met welke potentaten hij een verbond gesloten had, teneinde het machtige Spanje te kunnen bestrijden, zeide hij, dat hij met God den Heer een verbond had aangegaan en dus sterker was dan wanneer hij den steun der machtigste mogendheden had. Inderdaad met God moet men een verbond sluiten, maar hiervan mag niets geleerd worden op de open bare school en er wordt dus aan de geschiedenis te kort gedaan. Toen hierop vóór eenige jaren gewezen werd, ried het Handelsblad aan, dat men dan de vader landsche geschiedenis op de catechisatie moest geven, evenals de bijbelsche. 't Is heel gemakkelijk lezen, geschiedenis, alles naar de catechisatie te verwijzen. Men moet dan het 2X2 4 ook maar op de catechisatie leeren, dan is er geen school meer noodig. Heeft het Handelsblad door deze opmerking niet de onbruikbaarheid der open bare school in het licht gesteld Met het onderwijs van de kennis der Natuur is het nog erger gesteld dan met dat in de geschiedenis hierover uitteweiden zou spreker te ver leiden want hij heeft nog aantetoonen, dat de openbare school niet voldoet aan de plichten der opvoeding. Opvoeding in huis en school moet elkander aanvullenhoe is dit mogelijk wanneer de ouders wel van den bijbel gebruik maken maar de onderwijzer niet Men zegge niet dat deze geen goed gebruik zal maken van dit boek; hij kan dit dikwijls beter dan een predikant. De denkbeelden omtrent opvoeding op de openbare school acht spreker verwerpelijk. De openbare onder wijzers zweren bij het werkje van Spencer over de opvoeding, door Leopold in onze taal overgebracht. had ik al mijn angst daarin verdronken. Ik gevoelde mij tot alles in staat wat moed en kracht vereischte. «Voorwaarts!" klonk het weder, en zonder verder te talmen, staken wij een lantaarn aan, wierpen onze mantels om, voorzagen ons van schop en spade en begaven ons, door Bilkowsky geleid, op weg. Na een half uur stevig doorgeloopen te hebben, be reikten wij zonder wederwaardigheden de plaats onzer bestemming en stonden wij voor den muur van het kerkhof. Gelukkig was hij niet hoog en wij waren er dus spoedig allen overheen geklauterd. Toen be gonnen wij naar het graf te zoeken, dat wij op het oog hadden. Dat ging natuurlijk niet gemakkelijk door de duisternis, die er heerschte en door de tal rijke kruis- en dwarswegen, die den doodenakker door sneden. Het ergste van alles was echter, dat door de frissche lucht en de stevige wandeling mijn roes en daarmee al mijn moed verdwenen was. Ik moet bekennen, dat ik mij angstiger en gejaagder ge voelde dan ooit te voren en ik was beklagenswaardig om aantezien. Eerst na lang heen- en weêrloopen vonden wij een verseh graf. «Hier zijn wij waar wij wezen moeten, wezeltje!" zeide Bilkowsky zacht; «nu komt het er op aan met uwe spade aan het werk te tijgen." Ik maakte mij zwijgend tot het werk gereed, maar bij de eerste schop aarde, die ik op zijde geworpen had, zonk ik met een kreet van angst ter neder. Mijne tochtgenooten hielpen mij weer overeind, maar ik was meer dood dan levend en ik moest op mijne spade leunen, om niet weder neêr te vallen. De angstkreet, die ik geslaakt had, zou ons zonder twijfel verraden En weet gij wat Spencer zegt, wat het begin van alle kpnnis is, wat het eerste op de lijst moet staan? Het is de kennis van het menschelijk lichaam ter bevordering van de gezondheid. Is dat waar Spreker zegt neen, in de eerste plaats moet staankennis van God en onr integaan in het Koninkrijk der Hemelen. Wat men verder op de lijst wil zetten, gezonlheid of iets anders komt er minder op aan, maar kennis van God moet nommer éen zijn. Spencer heeft z'jne denkbeelden over straffen ont wikkeld en verklaart zich voor natuurlijke straffen, dat wil -zeggen, dat het kind de gevolgen drage van een daad van onwil of ongehoorzaamheid. Spreker zou als directeur van Talita Kumi niet gaarne die natuurlijke straffen toepassen; hij meent dat zijne methode beter is. Hij deelt mede hoe hij de meisjes, die het een nieuw aangekomen juffrouw lastig maakten, gestraft had door gedurende vier we ken een wekelijksche bijeenkomst, gewijd aan vertellen en zingen en die door den spreker zeiven geleid werd, te staken. Voor hem zei ven lag hierin een offer, maar voor de meisjes was het eene boete, doeltreffender dan eene straf volgens Speneer's systeem. Maar bij opvoe ding komt het er vooral op aan, de kinderen te lee ren niet wat zij moeten doen, dat weten zij gewoon lijk zelf welmaar waarom zij het moeten doen. Nu zijn er vijf redenen, die een prikkel kunnen zijn, om iets te doen, of natelaten, namelijk a vrees voor straf, b hoop op loon, c eerzuchtd liefde voor den mensch, ede eere Gods. Over de eerste vier drijfveeren zullen openbare zoowel als christelijke onderwijzers het eens zijn, dat zij in meerder of minder mate het goede kunnen bevorderen, doch de laatste, de voornaamste is op de openbare school onbruikbaar. En toch moe ten onze handelingen steeds getuigen dat zij ter eere Gods plaatshebben. De openbare school voldoet dus geenszins aan de plichten van de opvoeding. Spieker wekte zijne hoorders ten slotte op om de zaak te onderzoeken. De schoolquestie kan uit den weg geruimd wor den. Laat ieder zijn eigen school betalen, laat het voor de behoeftigen uit de armenkas geschieden. Dan is het ook gedaan met den misstand, dat rijke ouders hunne kinderen onderwijs kunnen laten ge nieten dat door de kleine burgers wordt bekostigd. Het is de plicht der ouders hunne kinderen op te voedenzij mogen dit niet aan den staat overlaten. In plaats van op de staatskas te steunen moeten zij op het Evangelie en op God steunen. De heer Beenhakker dankte den redenaar voor het gesprokene en verzocht den hoorders het «dat 's Heeren zegen op u dale" voor den heer Pierson aanteheffen. Nadat deze heilzang geëindigd wasscheidde de bijeenkomst. Nadat de treurmare van Wagner's dood tot ons is gekomen, achten wij het niet overbodig hier nog enkele regelen aan zijne nagedachtenis te wijden. Hij werd den 22en Mei 1813 te Leipzig geboren endoor zijn stiefvader, den kunstschilder Ludwig Geijer, aan vankelijk voor de beoefening der schilderkunst bestemd. Toen deze echter was overleden, wijdde hij zich ach tereenvolgens aan de muziek en aan de dichtkunst, waarna hij weder tot de muziek terugkeerde. Toch duurde het ook toen nog verscheidene jaren, al vorens hij zich een helder denkbeeld had gevormd, welke richting hij op dat gebied als de zijne moest kiezen. Nadat hij eerst te Maagdenburg als orkest directeur aan het tooneel was opgetreden, verwisselde hij deze plaats met Koningsbergen, vanwaar hij naar Riga trok. Hier werkte hij aan zijn Rienzi, die hij te Parijs wilde doen opvoeren. Daartoe scheepte hij zich dan ook naar Frankrijk in, doch leed schip breuk, (welk feit hem wellicht op de gedachte bracht om zijne Fliegende Hollander te scheppen). Eindelijk kwam hij toch in Frankrjk maar zonder geld. Zijne Rienzi werd evenwel aldaar niet opgevoerd en eerst in 1842 te Dresden ten tooneele gebracht. Het succes was groot, vooral ook door de gelukkige vertolking van Mevrouw Schröder-Devrient. Nog in Frankrijk hebben, wanneer het rollen van den donder haar niet overstemd had. «Ezel!" riep Bilkowsky, terwijl hij mij heftig bij den arm greep, «wanneer gij nog eens schreeuwt, zijt gij zelf een lijk. Schaamt gij u niet, als een zenuwachtig meisje te verschrikken van een beetje phosphorisch licht? Weet gij dan niet, domkop, dat zoo iets op een kerkhof herhaaldelijk voorkomt Deze verklaring van het licht, dat ik voor mij op den grond had zien heen en weer dansen, en dat mij als iets bovennatuurlijks was voorgekomen, stelde mij, niettegenstaande de onzachte woorden, waarmede zij gepaard ging, eenigérmate gerust, maar mijne kracht was toch gebroken en ik was niet in staat den ar beid te hervatten. De anderen zetten zich daarom aan het werk en weldra was de kist zichtbaar. Het deksel open wringen, het lijk eruit nemen en over den muur tillen was het werk van enkele minuten. «Hierheen, bange lummel", riep Bilkowsky op verachtelijken toon, «nu begint uw werk. Gij weet wat ik beloofd heb, indien gij de u gedane op dracht ten uitvoer brengt. Wanneer gij echter uw buit verliest of op de eene of andere wijze eenen dom- men streek begaat, raad ik je, je hier nimmer weder te vertoonen Begrepen »Ja," stotterde ik. «Neemt gij het aan 7" »Ja." Mijn mantel werd afgedaan, men plaatste het lijk achter mij en legde de armen ervan om mijn hals. «Houdt de polsen vast", zeide Bilkowsky, «trek je was zijn Vaisseau fanlóme gecomponeerd en toen dit in 1843 als Fliegende Hollander in het Duitsch werd uitgevoerd, werd zijn roem niet weinig verhoogd. Yan dat oogenblik scheen het, dat Wagner een gulden toekomst tegemoet ging en werkelijk vond ook zijn Tannhauser later, ook weder te Dresden, veel bijval. Zijn Lohengrin werd toen niet opgevoerd, omdat de gebeurtenissen van 1848 hem noodzaakten zijn Va derland voor Zwitserland te verwisselen. Hier com poneerde hij zijn Nibelungen-trilogie, die hij later om werkte tot de tetralogie, die onlangs ook bij ons te lande is ten tooneele gevoerd. Daarna verscheen nog zijn Tristan und Isolde, dat echter zoowel te Wee- nen als te Dresden weinig succes had. Dit ontmoe digde Wagner en misschien was hij op het punt de kunst vaarwel te zeggen, toen de koning van Beieren hem in 1864 tot zijn eersten kapelmeester benoemde en hem geheel als vriend behandelde en zelfs kamers voor hem in zijn paleis deed inrichten. Na andermaal om politieke redenen een korten tijd in ballingschapl te zijn geweest, kwam hij aan het Beiersche hof terug] en ondervond tot het laatste toe de aehting en vriend-1 schap van Koning Lodewijk II. Nimmer heeft zeker een componist zooveel strijd verwekt als Wagner; strijd over het groote vraagpunt of zijne «kunstproducten" werkelijk dien naam ver dienen. Zijne aanhangers en zijne tegenstanders, zij stonden en staan nog steeds als kampioenen tegenover elkander en iedere partij telt in hare gelederen mannen, wier namen op muzikaal gebied groot, ja sommige zelfs onsterfelijk zijn. Wij willen daarom dan ook in deze enkele regelen ons geen oordeel aanmatigen over de meerdere of mindere kunstwaarde van Wagner's compositiën. Doch wanneer wij aannemendat hij een genie was, dan was hij ook een groot genie, een genie waarvan eerst in de toekomst de volle omvang kan worden begrepen. Zijne ideeën omtrent het stand punt, dat de muziek ten opzichte der andere kunsten dient intenemen, zijn geheel verschillend van de be grippen, die vóór hem daaromtrent werden gehuldigd. Was vóór Wagner de muziek steeds beschouwd als eene op zichzelf staande kunst, hij betoogde, dat zij hand aan hand ging, ja somtijds zelfs ondergeschikt moest zijn aan andere kunsten, en met die opinie toe gerust is hij opgetreden als de baanbreker voor zijne theoriën. De partijen staan in dezen dus scherp tegen over elkander, en het «wie niet voor mij is, is tegen mij" had Wagner's zinspreuk kunnen zijn. Hij zeide: «de muziek is eene vrouw, zij moet be minnen en zich overgeven aan de uitverkorene van haar hart"en als die vuitverkorene beschouwde hij de dichtkunst. Om deze stelling ingang te doen vinden schreef hij een reeks van muzikale drama's, waarvan hij, om de bedoelde overeenstemming tusschen dicht kunst en muziek te verkrijgen, zoowel den tekst als de muziek schreef. En zoo begroeten wij in Wagner nog op andere wijze een kunstenaar, nl. als dichter. Mogen zijne aanhangers zijne compositiën in verband met den tekst bewonderen, die tekst zelve mag aan geen beoefenaar der nieuwere Duitsche literatuur onbekend blijven. Was hij misschien een meester op muzikaal gebied, als dichter wordt hij zeker door slechts wei nigen op zijde gestreefd. Toch heeft Wagner, hoe doordrongen hij ook was van de geldigheid zijner ideeën en hoe hij er naar hunkerde om die te bewijzen, tijden van moedeloos heid gekend, die hem bijna van de verwezenlijking zijner grootsche plannen hebben doen afzien. Dit vond gedeeltelijk zijn oorzaak in de beroeringen van 1848, toen hij, zooals boven gezegd is, zich als vurig repu blikein genoodzaakt zag naar Zurich in ballingschap te gaan; meer echter nog in de weinige sympathie, welke zijne stukken in Duitschland, behalve te Dresden, verwierven. Gelukkig traden er achtereenvolgens twee mannen op, die Wagner steun verschaften op het oogenblik, dat hij dreigde neder te zinken. Die twee mannen waren de beroemde Liszt en later de Beiersche koning. De eerste verschafte «Lohengrin" een toen zeldzaam succes bij gelegenheid van de onthulling van Herder's standbeeld, toen Liszt zelf het orkest dirigeerde. De laatste, reeds lang een groot bewonderaar van Wagner, vrachtje naar je toe en laat het niet los, als je leven je lief is. Ik volgde werktuigelijk de gegeven bevelen op. Hoe ik daarbij te moede was, behoef ik wel te zeggen Nadat ik eindelijk het lijk zoo had aangevat, dat ik het zonder groot bezwaar dragen kon, wierp Bilkowsky mij mijn mantel weder om en maakte dien met een band om mijn hals vast. «Zou je nu alleen den weg naar je huis kunnen vinden, wezel"? vroeg hij? «Ik weet niet" antwoordde ik. «Wanneer je dit voetpad volgt, kom je van zelf tehuis. Wij zijn voor meerdere veiligheid langs een omweg hierheen gegaan; thans is echter spoed een eerste vereischte. Je kunt je niet vergissen. Houdt maar moedVoorwaarts." Ik stelde mij in beweging; maar ik had een gevoel alsof de aarde zich voor mijn voeten zou openen en mij met den schat, dien ik haar had ontroofd, zou verslinden. Ik bracht slechts met moeite den eenen voet voor den anderen en met iedere schrede steeg mijn angst. Maar, hoe wonderlijk het ook schijne, mijne kracht nam in gelijke mate toe, ik liep steeds harder en harder, en ten slotte vloog ik alsof de duivel mij op de hielen zat. Het onweder, in plaats van te bedaren, nam in verdubbelde kracht toe, de regen viel in stroomen neder, de wind gierde om mij heen en het ijskoude lichaam kleefde als een afschu welijke vampyr aan mijn rug. Het was een akelige, een waanzinnige vlucht, (Slot volgt.) - ■■■■HM tmm

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1883 | | pagina 5