1883. N°. 2. Donderdag 4 Januari. Met ingang van 15 dezer treedt de heer M. J. De Marees van Swinderen voor- loopig als redacteur van dit blad op en wordt daaraan de heer Pb. Van der Man- dere als vast medewerker verbonden, welke betrekking ook de heer B. G. Van Driel blijft bekleeden. 1832. Mededeelingen op verschillend gebied. GOES, 3 JANUARI 1883. Wolfaartsdijk. In de Zaterdag gehouden raads vergadering, waarin alle leden tegenwoordig waren, werd eerst ter tafel gebracht een brief van Ged. Staten, om enkele wijzigingen in de begrooting van 1883 te brengen, welke na eenige discussie werden goedgekeurd. Daarna kwam aan de orde de instructie van de on derwijzers, die nog al aanleiding gaf tot discussie. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct. In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel. De Uitgevers. i. Sylvester heeft de laatste oogenblikken, die hij nog te leven had, doorgebracht aan het sterfbed van een groot man. Hetzelfde jaar, waarin de roem van Gambetta aan het tanen is geraakt; waarin hij door verschillende omstandigheden een deerlijk fiasco maakte, datzelfde jaar gunde den warmen vaderlander, den grooten redenaar den tijd niet meer om zijne fouten te her stellen, om weer het hooge standpunt in te nemen, waarop hij eenmaal zoo schitterde. Het was, of 1882 jaloersch was op zijne opvolgers, hun het voorrecht niet wilde gunnen van Gambetta's wedergeboorte en hem daarom op het laatste oogen- blik nog met zich voerde. 1882 is voor Gambetta in alle deelen noodlottig geweest. Maar beide gestorvenen hebben dit gemeen, dat zij achterlaten de kiemen voor een ernstige uitbarsting, die vroeg of laat zal plaatshebben. Gambetta, de man, die in 1870 den oorlog tegen Duitschland heftig bestreed, was later een even heftig bestrijder van het Duitsclie rijk. Steeds heeft hij die vijandschap geopenbaard, en nu moge eene gematigde politiek in Frankrijk op dit oogenblik aan alle avon tuurlijke ondernemingen tegenover den vijand van 187071 paal en perk stellen, wij betwijfelen of de Franschen voortdurend tevreden zullen zijn met de lijdelijke rol, die hun thans wordt opgelegd. Het idee van la grande nation te zijn heeft in 1882 een grooten knak gekregen. De toekomst alleen kan leeren of de gedachte aan revanche, waarvan Gambetta steeds zwanger ging, niet ruimschoots wortel heeft ge schoten om ook na zijn dood te blijven voortleven en aanleiding te geven tot ernstige feiten. Maar ook de Egyptische quaestie de hoofdge beurtenis van 1882, dat overigens niet rijk was aan groote gebeurtenissen heeft Frankrijk's naijver ge prikkeld. Engeland speelde daarin de eenige rol stoorde zich hoegenaamd niet aan zijn bondgenoot, en handelde geheel willekeurig. Deze gebeurtenissen in Egypte, de opstand van Arabi, die zulk een treurig licht heeft geworpen op de in triges aan het hof van den Sultan en van diens vasal in het land der Farao's, liggen nog versch in het ge heugen. Alexandrië, de schoone stad, heeft het zwaarst geboet voor al die ongerechtigheden. En Engeland juichte over de behaalde zegepralen te Tel-el-Kebir, liet zijne troepen Cairo zegevierend doortrekken en koningin Victoria zelve achtte het zich een plicht de generaals Wolseley en Seymour te lauweren. Maar nu het werk der overwinning is volbracht, een werk, waarop natuurlijk velen durven afdingen, nu begint men eindelijk in te zien dat de quaestie der belangeloosheid, door Gladstone voorgesteld, lang niet meer zoo op den voorgrond treedt als bij het begin. Engeland zal als beschermer van den Khedive zich meer en meer mengen in de Egyptische zaken, zooals het nu reeds begonnen is met aan het hoofd van het Egyptische leger generaal Wood te stellen, en juist die invloed in het Oosten zal voortdurend den naijver blijven opwekken van de mogendheden, die thans schijnbaar onverschillig de gebeurtenissen van het afgeloopen jaar aanschouwden. Toch is er in John Bright éen man geweest, die de zaak der rechtvaardigheid bepleitte. Hij trad uit het kabinet Gladstone, omdat hij rechtvaardig wilde wezen en in zijn medeleden niet kon goedkeuren, wat hij in een tegenstander als Beaconsfield afkeurde. De toestand van Ierland bleef treurig. Trouwens, daarin verandering te brengen behoort zeker tot de moeielijkste zaken, en jaren zullen nog moeten ver- loopen vóór het gelukken zal in dat eiland orde en rust te herstellen. Oude en gewortelde veeten, die haar oorsprong hebben in aloude onderdrukkingen der ka tholieke bevolking, waaruit ellende en ontevredenheid is ontstaan, zijn te diep geworteld om ze te doen verdwijnen. De moord, op Bourke en Cavendish ge pleegd, mag onder de vele wandaden, die bedreven werden, wel de ernstigste genoemd worden. De aanslag, op het leven van koningin Victoria ge pleegd door zekeren Mac Leon, was niet van veel belang. Dat Engeland aan het einde van het jaar zich groot moedig toonde tegenover den Zulu-koning Cetawavo is nog geen reden om reeds te juichen, dat het groot moedig zal blijven. De laatste berichten toch doen ons vermoeden, dat het spoedig genoeg blijken zal of de gevangen koning, die eerst de rijkdommen van Albion heeft mogen aanschouwen, nog niet ongelukki ger zal wezen in zijne vrijheid dan in zijne gevangen schap, en of ook die schijnbare grootmoedigheid En geland nog niet klein maakt in de oogen van alle weidenkenden. De parlementaire geschiedenis van het vereenigd koninkrijk kenmerkte zich door het totstandkomen van een wet, die paal en perk stelt aan het streven, vooral der lersche leden, om de discussiën tegen te houden. Frankrijk schonk ons in het afgeloopen jaar het beeld van een land, waarover men nooit verbaasd behoeft te wezen zoo men plotseling van gewichtige veran deringen hoort. De treurige Tunis-geschiedenis met al hare bemoein- gen heeft Frankrijk's prestige niet verhoogd, doch, nog naijverig op Engeland's invloed in Afrika, tracht het ook daar zich gezag te verwerven door medewerking van den reiziger De Brazza, die met den Congo-vorst eene overeenkomst sloot, aan welke laatstgenoemde ten slotte met kracht van wapenen zal moeten herinnerd worden. Een ministerie-De Freycinet maakte plaats voor een kabinet Duclercdat nog geen enkel gewichtig feit totstand bracht. Of de republiek in 1882 aan kracht heeft gewonnen De geschiedenis van Gambetta is daar om te be wijzen hoe men, oogenschijnlijk op de hoogste sport staande, plotseling kan dalen tot de laagste. Zoo ook kan het, en wij vreezen zal het, gaan met de republiek. Zoolang een man als Jules Grevy met kalmte en overleg aan het hoofd blijft, zal het gevaar voor ondergang niet groot wezen; maar de vijanden der republiek toonden ook in 1882 dat zij geen mid delen ontzien om haar in miscrediet te brengen, om haar bestaan te ondermijnen. Anarchistische bewe gingen, aangewakkerd wellicht juist van eene zijde, waar men het niet zoeken zoukunnen niet anders dan het gevaar vergrooten. Wij eindigen ditmaal daar, waarmee wij begonnen, met Gambetta's overlijden. Op dit oogenblik moge zijn dood niet dien schok hebben teweeggebracht, zooals dit eenige jaren vroeger het geval geweest zou zijn, later zal men eerst, dunkt ons, het groote verlies gaan beseffen, dat Frankrijk heeft geleden. Zijn gezag zou hij door zijn machtig redenaarstalent, door zijne vaderlandsliefde hebben herwonnen; zijne fouten zouden wel vergeten zijn, zij het dan ook niet door de onverzoenlijkenen rond hem zouden zich allen weer geschaard hebben, die de republiek lief hadden. Dit is niet zoo mogen gebeuren en voor Frankrijk vooral is 1882 geen gelukkig jaar geweest. Vijf en dertig belangstellenden hadden zich gisteravond in »de Prins van Oranje" vereenigd om voor de aanstaande verkiezing van een lid van den gemeenteraad een candidaat te stellen. Achtereenvol gend werden genoemd en besproken de heeren D. Hildernisse, J. H. Hannink en H. J. Baning. Een vierde persoon, hoewel voorgesteld, werd niet besproken, omdat de voorsteller die candidatuur introk. Levendige, soms warme debatten werden gevoerd. Aangezien de heer Baning te kennen gaf. dat hij geene candidatuur wensehte, bepaalde de strijd zich tot de heeren Hildernisse en Hannink. Terwijl de voorstan ders van den eerste met ijver diens vele goede hoe danigheden in het licht stelden en ten zeerste de verdiensten van den heer Hildernisse op het gebied van onderwijs en armenzorg roemden, meenden anderen dat deze candidatuur niet populair genoeg was en dat men tegenover de aaneensluiting der antirevolu tionaire partij ook op de kans van slagen moest letten. Zij achtten die kans met den heer Hannink grooter, die bovendien een specialiteit op het gebied der bouw kunst was, welk element na het vertrek van den heer Busing in den raad gemist werd. Van de andere zijde werd aangevoerd, dat de heer Hildernisse een dei- beste burgers onzer gemeente was en dat het zeer te betreuren zou zijn, wanneer de burgers hunnen ver dienstelijken medeburger niet stemden. Na een langdurig debat verkregen bij de stemming de heer Hannink 17, de heer Hildernisse 13, en de heer Baning 2 stemmen, terwijl 2 van de 34 briefjes in blanco waren. De heer Hannink behaalde alzoo de meerderheid. Aangezien het zeer twijfelachtig was, of de heer Hannink eene eventueele benoeming zou aannamen, werd staande de vergadering eene commissie naar dien heer afgevaardigd om van hem eene beslissing over deze candidatuur te vragen. De commissie kwam on- verrichterzake terug, wijl de heer Hannink afwezig was. Toen werd besloten, dat het comité met een der afgevaardigden zich heden andermaal naar den heer Hannink zou begeven en, naar gelang van den uitslag, of die candidatuur proclameeren of zoodra mogelijk eene nieuwe bijeenkomst uitschrijven zou. Daar de heer Hannink voor de candidatuur bedankt heeft, is tegen morgen (Donderdag)avond eene nieuwe bijeenkomst uitgeschreven. Mogen er nu vooral velen tegenwoordig zijn om een flink besluit te nemen, wat in de tegenwoordige omstandigheden moeielijk is. Zooals men zich uit de discussie over de be grooting voor 1883 zal herinneren, heeft de raad te Goes besloten om de uitgaven, vereischt om de school gebouwen in overeenstemming te brengen met het kon. besluit van 1 Mei 1882, slechts gedeeltelijk te doen drukken op de begrooting voor 1883, terwijl in 1884 de alsdan nog te maken veranderingen zullen worden aangebracht. Naar wij vernemen hebben Ge deputeerde Staten, zich grondende op de bepaling, dat alle veranderingen die volgens het aangehaalde besluit vereischt worden, vóór 1 Januari 1884 moeten gereed zijn, hunne goedkeuring onthouden aan de begrooting voor 1883, dewijl daarop slechts een ge deelte der kosten uitgetrokken is, doch moet inmiddels de machtiging, bedoeld bij art. 211 der Gemeentewet, verleend zijn. Het bestuur der vereeniging tot weezenverple- ging voor Zuid- en Noord-Beveland heelt opnieuw eene uitnoodiging tot de verschillende instellingen van weldadigheid gerichtom haar in de vervulling van hare taak te steunen. Het bestuur wijst erop, dat, terwijl vroeger bij de vereeniging het denkbeeld van stichting van een eigen weeshuis voorzat, thans dat van verpleging van de kinderen bij ter goeder naam en faam bekend staande liedendie tot dezelfde gods dienstige gezindte als de ouders der verweesde kin deren behooren op den voorgrond is getreden. Er zal dus in dezelfde richtingen als door de armbe sturen gearbeid worden. Het bestuur doet uitkomen hoe door samenwerking tusschen de verschillende in stellingen en de vereeniging de zaak der weezen ver pleging het best zal gediend worden. Moge zijn stem niet die eens roepende in de woestijn zijn. Door ver lagen der contributie ziet de vereeniging wel is waar hare jaarlijksche inkomsten met f 400 verhoogd doch de bijdragen zullen nog ruimer moeten vloeien zal de vereeniging het verplegingswerk naar wensch kun nen verricht -n. In de maand December van het vorig jaar zijn aan het telegraafkantoor te Goes behandeld 1499 telegrammen, en welverzonden 678, ontvangen 673 en overgenomen en verder geseind 134, terwijl er 14 diensttelegrammen waren. IIansweert. Gedurende de maand December wer den door het rijkstelegraafkantoor alhier verzonden 367, ontvangen 225 en overgenomen 3 telegrammen. In het geheel dus behandeld 595 telegrammen. IJerseke. Het Rijkstelegraaf- en hulppjstkantoor verzond en ontving in 1882 het volgend aantal tele grammen, brieven enz.4266 telegrammen, ruim 32000 gewone brieven, ruim 30000 drukwerken, 554 aan- geteekende brieven, 1043 postwissels, 287 quitantiën, 40 uitbetalingen en 326 inlagen in de postspaarbank, de laatste tot een gezamenlijk bedrag van f1787,13. Behalve 3 gezelschappen voor psalmgezang bestaat hier sedert 16 Oct. des vorigen jaars ook eene ver eeniging tot het zingen van figuraalmuziek onder lei ding en het bestuur der onderwijzers De Korte, Bou- wens en Van Weele. Deze vereeniging, «Schoonheid en Genoegen" genaamd, heeft getoond levensvatbaar heid te bezitten. De leden, thans 26 in getal, geven voortdurend blijk van lust en ijver en maken goede vorderingen in dezen tak van zang, die den meesten hunner bijna geheel vreemd was. 't Is te hopen, dat de vereeniging dezelfde veerkracht blijve behouden, dan is haar bestaan voor geruimen tijd verzekerd. De voorzitter verzocht n.I. den secretaris die instructie voor te lezen, doch daar de heer De Kater verklaarde dit niet noodig te achten, wijl aan al de leden van den raad een exemplaar ervan is ter hand gesteld, bleef de voor lezing achterwege. De heer De Jager verzocht echter om voor te lezen het request van de beide hoofdon derwijzers, bevattende bezwaren tegen de instructie, welk request dagteekent van 18 Maart 1882 en nog niet is behandeld. Na die voorlezing deed de heer Van Weel, op grond dat het request zooveel bezwaren bevatwelke hem allen zeer gegrond voorkomen, doch die men allen bij een enkele voorlezing onmogelijk grondig kan beoor- deelen, het voorstel, om een afschrift ervan aan al de raadsleden te doen geworden, teneinde dezen op hun gemak het zouden kunnen nagaan, terwijl het dan in de eerstvolgende vergadering zal kunnen worden be handeld. De heer Noteboom meende dat dit dan spoedig dient te gebeuren wat de heer Van Weel niet toestemde, llet request toch dagteekent reeds van 18 Maart, is dus negen maanden oud en er is nog niets op ge antwoord hij meent dus dat het op acht dagen lan ger niet aan komen zal. De heer Noteboom verklaarde, dat de wethouders er al verscheidene keeren op aangedrongen hebben, om het te beantwoorden, doch dat het altijd om de eene of andere uitvlucht werd ter zijde gelegd, en wijl de heer Van Weel voorstelde, het in de eerstvolgende vergade ring te behandelen, zou het kunnen gebeuren dat de raadsleden onverwachts ter vergadering werden opge roepen en zij nog niet gereed waren. Hij meende, dat daarom de verzending spoedig dient te gebeuren, wat algemeen werd beaamd. Na eene opheldering van den secretaris verklaarde de heer Van Weel, dat hij drie maanden geleden, toen hij lid van den raad is geworden ook o. a. om de verordening op het onderwijs heeft gevraagd; dat hij dit verzoek na dien tijd een keer of wat heeft her haald, doch dat hij tot op heden nog niets heeft ont vangen. Hij wil daarom nog eens uitdrukkelijk zijn verzoek herhalen en vraagde den burgemeester, om den secretaris te gelastenze hem spoedig ter hand te stellen De secretaris antwoordde, dat hij aan het verlangen van den lieer Van Weel wel voldaan zou hebben, doch hij verkeerde in de meening dat een gedrukt exem plaar der verordening werd bedoeld. Hoewel reeds eenigen tijd ter drukkerij bezorgd, heeft hij die nog niet ontvangendenkelijk wegens de nieuwjaarsdrukte. Het is dus niet zijn schuld, maar hij zal nu op spoed aandringen. De heer Van Weel zou het drukken van die veror dening zeer verkeerd vinden, ten eerste omdat hij in de instructie zelf veel verkeerds heeft ontdekt, en ten andere, wijl de beide hoofdonderwijzers er ook zeer veel grondige bezwaren tegen hebben ingebracht. Hij stelt dus voor, ter voorkoming van noodelooze kosten, eerst de verordening op het onderwijs te herzien, en die dan te laten drukken. Hij verklaarde verder, dat het hem volstrekt niet te doen is om het den secretaris moeielijk te maken, doch de toestand der gemeente-zaken is op vele punten niet zooals hij wezen moest. Hij hoopt zooveel moge lijk daarin verandering te brengen en stelde dus nu voor, om slechts éen afschrift van de verordening te laten maken en dit met de instructie voor de onder wijzers en het request te zamen bij de leden van den raad te doen rondgaan. Dan kan ieder lid, met de instructie in de hand, voor zich zelf opmerkingen maken en in de eerstvolgende vergadering behandelen. Dit werd met algemeene stemmen aangenomen. Vervolgens werd voorgelezen een missive van den heer Schilham te 'slleer Arendskerke, die tijdelijk was aangenomen als gemeentegeneesheer, in plaats van wijlen den heer J. Persant Snoep. In dien brief gaf de heer Schilham te kennen, dat hij tengevolge van zijne drukke praktijk met 1 Jan. a. s. zijn ont slag neemt. De voorzitter geeft te kennen, dat het hoog noodig is, om zoo spoedig mogelijk een ander in zijn plaats te benoemen, doch hij zelf zal zich daarmede niet bemoeien. De heer De Jager vro-g

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1883 | | pagina 1