Vonnis in zake de. A. W. Van R., Ie Goes.
leesbaar zijn en vernieuwd belmoren te worden
dat het, al is de ratio anders, inderdaad niets meer
of minder is dan eene belasting op den arbeid en dat de
oesterindustrie reeds meer dan genoeg wordt gedrukt.
Zoo worden slachtoffers gevormd door de vasthou
dendheid aan eene meening van een bestuur, dat
daarmee de beste bedoelingen heeft, maar dat waar
schijnlijk te weinig juristen onder zijne leden telt om
te begrijpen, dat, zoolang de wets-interpretatie van
ons Hoogste Rechtscollege niet anders is, iedere over
treding der bewuste bepaling van het klein-consent
tot veroordeeling zal moeten leiden. Ook de Kanton
rechter bleef bij zijne vroegere beslissingen.
Dit alles mag evenwel niet leiden tot hetgeen wij
sub 2 hebben doen uitkomen.
De rijksveldwacht te water, daartoe naar het
schijnt door haar superieuren aangeschreven, gaat,
zooals wij reeds zeiden, van perceel tot perceel en
naar ieder vaartuig om onderzoek te doon naar de
consenten. En wee dengene natuurlijk, die er in het ge
heel geen heeftmaar wee ook dengene, die het niet
gauw bij de hand heeft. Kinders en groote menschen,
vrouwen en mannen, rijp en groenalles wordt
«gepakt".
Ter terechtzitting bleek, dat een man eenige passen
van zijn boot was verwijderd, waarin zijn consent
lag. Hij biedt aan het te halen, 't Baat niet, vriend
Gij moet eveneens dienst doen om van den grooten
ijver van den veldwachter te doen blijken. Hoe meer,
hoe mooier en hoe beter.
Weer anderen bevonden zich met hun schipper óm,
tegen en bij hun vaartuig; 't hielp niet. De leer is bij
den groot-consent-hebber op 't vaartuig, anders «erbij"
En al hadt ge uw halve lichaam eruit hangen
ge zoudt geverbaliseerd worden, om misschien het on
derwerp op te leveren voor een rechtsquaestie, die
onze geheele justitie, ons geheele rechtswezen in hewe-
ging bracht.
Maar den veldwachter kan dit niet schelen. Hij
waart rond enz., zoekende, wien hij zal kunnen ver
slinden. Daartoe voert verkeerdelijk aangezette ijver.
De lieden, die niets doen dat naar visschen gelijkt,
of dat valt onder de bepalingen, die het reglement
daarvan geeft, worden almede bekeurd, als zij zich
op een perceel bevinden zonder klein consent. Het
afspoelen en neerzetten van pannen, al of niet met
oesterbroed bezet zonder klein consent, is strafbaar,
't Is alles visschen, zegt de rijkspolitie.
De Kantonrechter gaat met deze leer niet mee en
heeft, zooals is gebleken, ontslagen van alle rechts
vervolging de beklaagden, wien geene dan derge
lijke feiten werden ten laste gelegd.
En dit naar onze meening terecht. Het reglement
zelf zegt
«Onder visschen wordt verstaan het bemachtigen
van visch, het te water brengen en ophalen van
netten, korren of andere vischtuigen, alsmede het
bezigen van alle andere middelen om visch te vangen
of nog niet gevangen visch te dooden." En nu gaat
het toch niet aan om het opnemen, afspoelen en neer
zetten van pannen, kennelijk zonder eenige bedoeling
om te bemachtigen, als visscherij te beschouwen.
Men kan evengoed beweren dat vischtde man die
netten breidt, de fabriekant die de pannen bakt en
de schipper die ze van de fabriek naar de plaats
van bestemming vervoert
Men zal het dan ook meer voor eene juridische ui
moeten houden, als de Ambtenaar van het O. M.
in de zitting van verleden week verklaart, dat elke
handeling, in het belang van de visscherij gedaan,
strafbaar wordt, bij gemis van consent.
Het zal ons weinig moeite meer kosten aantetoonen,
dat in de derde plaats de waardigheid van ons
Kantongerecht door een en ander niet verhoogd wordt.
Wat zullen al die eenvoudige menschen, die van
de geheele zaak niets begrijpen, die van geen arrest
van den Hoogen Raad ooit hebben gehoord, en, al
hadden zij dit, er toch geen syllabe van verstaan
zelfs rechtsgeleerden zullen bij de eerste lezing van
het arrest niet dadelijk nog op de hoogte zijn wat
zullen zij gaan denken van bekeuringen, terechtstel
lingen en veroordeelingen voor feiten en overtredin
gen, die in de oogen van de «grootste lui", die
zij kennen, geen overtredingen zijn, geen bekeuring
waard zijn!
Waartoe dienen die gansche scharen? Wat nut
heeft het, of éen of velen veroordeeld worden ter
zake van dit verschil van gevoelen? Waarom neemt
de Justitie of het Bestuur niet een enkel geval en laat
dit door Kantongerecht, Rechtbank en Hoogen Raad
berechten? Wat ter wereld mag de Justitie ertoe
brengen om al deze arme drommels te vervolgen,
waar zij weet, dat het Bestuur anders aan hen leert
en zegt? Of, is men overtuigd van het kwellende der
bepalingen van het reglement, waarom dit niet ter
wijziging voorgedragen? Waarom gaat men aan het
Ministerie van Financiën niet uit eigen beweging
daartoe over?
Wij komen tot deze conclusiën
Het is zeer tewenschen, dat het Bestuur der vis-
scherijen enz. niet voortga met de verdere versprei
ding harer meening.
De Justitie ontferrae zich over de oestervisschers
en werklieden en zij niet te streng in de toepassing
van reglementaire bepalingen, waarover geleerden en
hooggeplaatsten twisten en die eenvoudige lieden en
kinderen derhalve niet kunnen kennen en begrijpen.
Het worde den visschers en werklieden ten zeerste
aan het verstand gebracht, dat, zoolang er geene wij
ziging komt in het reglement ol in de uitlegging
zijner bepalingen, het noodig is een klein consent te
nemen.
Pachters, opzichters, en allen, die belang hebben
bij de oester-industrie, benevens ieder, die er iets toe kan
bijdragen, allen helpen te verkrijgen een duidelijk re
glement met mildere bepalingen omtrent de consenten
en andere obstructies in de oesterindustrie.
Ten slotte meenen wij nog aan de veroordeelden
den raad te kunneu geven, zich te wenden tot den
Koning om gratie te verkrijgen van de opgelegde straf.
Op een zegeltje van 21 cent voor ieder vonnis kan
dit verzoek geschieden. De autoriteiten, die erop ge
hoord moeten worden, kunnen niet anders dan gunstig
adviseerenzij zullen met ons van meening zijn, dat
de veroordeelden reeds straf genoeg hebben door hun
verlet en hun reis naar het Kantongerechtzoo zij
al straf verdienen als slachtoffers eener botsing tus-
schen de twee machten, die krachtens art. 19 van
het Reglement gelijkelijk bevoegd zijn om op de
Schelde en Zeeuwsche stroomen haren schepter te
zwaaien.
Arrondissementsrechtbank te Middelburg.
Zaterdag zijn door de rechtbank gewezen de volgende
vonnissen tegen:
do. Ij. M., 38 j., huurkoetsiersknecht jte Goes,
beklaagd van verwonding, vrijgesproken.
2o. L. P., 26 j., sjouwer te Goes, wegens het zich
in kennelijken staat van dronkenschap op den openbaren
weg bevinden, gepleegd bij 2e herhaling binnen een
jaar na de eerste veroordeeling, en van het toebrengen
van een slag, veroordeeld tot 15 dagen cell, gev.straf c. e.
3o. J. Van den B., huisvr. van C. H,, koopvrouw,
wonende te Goes, wegens beleediging veroordeeld tot
twee geldboeten van f3 ieder c. e.
4o. J. J. E. Van B., 12 j., te Heinkenszand, wegens
diefstal, veroordeeld tot zes dagen cell, gev.straf c. e,
5o. F. B., 15 j., C. B., 12 j., en J. M., 15 j.,
allen wonende te Schore, wegens diefstal, veroordeeld
de eerste en derde ieder tot 5 dagen, de 2e tot drie
dagen cell, gev.straf c. e.
6o. J. Van den B., 15 j., te Sluis, wegens diefstal,
veroordeeld tot eene geldboete van f2,50 c. e.
7o. E. G., 27 j., metselaar te Zuiddorpe, wegens
verbreking van afsluiting veroordeeld tot eene geldboete
van fl c. e.
Door de rechtbank werd denzelfden dag het navol
gende vonnis gewezen tegen dr. A. W. Van R.
arts te Goes, beklaagd van op 30 Mei 1882 als genees
heer te Goes, alwaar meer dan éen apotheker gevestigd
is, aan personen, die den geneeskundigen raad van hem,
beklaagde, hadden ingeroepen, geneesmiddelen te hebben
afgeleverd, althans namens hem door zijne dienstbode
te hebben doen afleveren.
Overwegende dat door de bekentenis van beklaagde,
overeenstemmende met voornoemde getuigenverkla
ringen, in onderling verband en samenhang wettig en
overtuigend is bewezen, dat beklaagde op 30 Mei 1882
als geneesheer te Goes, alwaar meer dan een apotheker
is gevestigd, aan P. G. en H. L., die zijnen geneeskun
digen raad hadden ingeroepen, geneesmiddelen door
zijne dienstbode namens hem heeft doen afleveren.
Overwegende dat door en namens beklaagde is
beweerd, dat zoodanige aflevering als hier is geschied
een beklaagde niet doet vallen onder de stratbepaling
der wet, diej den geneesk., gevestigd in plaatsen waar
meer dan éen apotheker gevestigd is, verbiedt genees
middelen afteleveren, omdat met die strafbaar gestelde
aflevering slechts bedoeld kon zijn zoodanige, waarbij
de geneesmiddelen door den geneeskundige zei ven worden
bereid en aan zijne patiënten verstrekt en met eene
bloote terhandstelling door den geneeskundige of namens
hem ten zijnen huize van geneesmiddelen door eenen
apotheker bereid en door dezen aan patiënten afgele
verd door tusschenkomst van den geneeskundige, wiens
huis slechts als een bestelhuis zou zijn aantemerken,
waar patiënten die geneesmiddelen van den apotheker
komen afhalen.
Overwegende dienaangaande allereest, dat de feite
lijke stelling, waarop deze conclusie berust, in strijd
is met hetgeen in deze zaak is gebleken, dat toch wel
verre dat de apotheker Adam zou moeten geacht worden
de door hem bereide geneesmiddelen te hebben geleverd
aan de getuigen P. G. en H. L., integendeel uit zijne
verklaring en de daarmede overeenstemmende bekente
nis van beklaagde voortvloeit dat de apotheker die
geneesmiddelen heeft geleverd aan beklaagde, die ze
bestelde, daarvoor bij den apotheker werd gedebiteerd
en die ze i a het einde van het jaar aan dezen betaalt
dat wel is waar de namen der patiënten op het recept
en op de geneesmiddelen zijn vermeld, maar daarvoor
geen rechtsband is ontstaan tussehen den apotheker
en die patiënten en de geneesmiddelen dus niet kunnen
gezegd worden door eerstgenoemde aan laatstgenoemden
te zijn afgeleverd, maar dat de levering aan de patiënten
geschiedde door den geneesheer, die de door hem gekochte
of te koopen geneesmiddelen weder verkocht aan de
patiënten, die ze aan beklaagde betaalde alvorens de
prijs, door beklaagde aan den apotheker daarvoor ver
schuldigd, aan beklaagde bekend was dat hieruit dus
volgt dat beklaagde niet bloot, namens den apotheker
Adam, de geneesmiddelen ter hand stelde maar ze zelf
aan de patiënten vtrkocht en leverde, zij het ook dat
hij ze niet zelf bereidde.
Overwegende voorts dat uit eene vergelijking van
art. 9 en 10 der wet van 1 Juni 1865 (Stbl. no. 60)
volgt, dat in het systeem dier wet de verkoop en ver
strekking door eenen geneeskundige aan zijne patiën
ten van geneesmiddelen, ook wanneer die door eenen
apotheker zijn bereid, levering of aflevering wordt
genoemd, welke verboden en strafbaar gesteld isdat
toch op het algemeen verbod aan geneeskundigen om
geneesmiddelen afteleveren, welk woord promiseul met
«leveren" wordt gebezigd, twee uitzonderingen worden
toegelaten; de eerste ten behoeve van de geneeskun
digen, die zich vestigen in plaatsen in welke geene of
slechts éene apotheek gevestigd is; de andere ten
behoeve voor die geneeskundigen, die niet in dit geval
verkeeren, maar aan wie vergund wordt om bij geheime
ziekten geneesmiddelen, hun door een apotheker geleverd
en verzegeld, aan de zieken te leveren, welke levering
van door eenen apotheker bereide geneesmiddelen hier
dus slechts bij uitzondering in een bepaald geval en
onder een bepaalden waarborg, waarvan in casu geen
sprake is, aan den geneeskundige wordt toegestaan.
Overwegende dat deze strenge opvatting van de
wet in overeenstemming is met het beginsel, dat
daaraan ten grondslag ligt, van volkomen afscheiding
van het beroep van geneeskundige van dat van apo
theker, blijkbaar o. a. ook aan het verbod aan de
geneeskundigen, om met den apotheker rechtstreeks
of zijdelings eenige overeenkomst aan te gaan voor
het leveren van geneesmiddelen aan hunne zieken,
dat aan deze laatste bepaling afbreuk zou worden
gedaan, indien aan den geneeskundige werd toegestaan
op de wijze, als hier geschied is, geneesmiddelen aan
zijne patiënten af te leveren.
Overwegende dat dus beklaagden door voornoemde
als bewezen aangenomen handelingen heeft gehandeld
in strijd met de wet en dat deze moeten worden ge-
qualificeerd«het als geneeskundige twee malen afle
veren van geneesmiddelen zonder daartoe bevoegd te
zijn".
Overwegende dat hiertegen straf is bedreigd niet
bij art. 19 maar bij art 18 der aangehaalde wet
dat toch met de daar genoemde straffen wordt ge
straft overschrijding van bevoegdheid door genees
kundigen dat nu bij de art. 9 en 10 aan genees
kundigen in zekere bepaalde gevallen de bevoegdheid
is toegekend om geneesmiddelen te leverenwaaruit
volgt dat die geneeskundigen, die niet in die gevallen
verkeeren en niettemin geneesmiddelen leveren, de hnn
als geneeskundigen toegekende bevoegdheden over
schrijden.
Overwegende echter dat de omstandigheid dat de be
klaagde ter goeder trouw kan gemeend hebben zich
aan geene wetsovertreding schuldig te maker, en de
omstandigheid, dat zich hier de lichtste vorm dezer
overtreding voordoet, omdat de door beklaagde af
geleverde geneesmiddelen door een apotheker waren
bereid, als verzachtende mogen worden aangemerkt,
zoodat er aanleiding bestaat tot aanmerkelijke vermin
dering der bedreigde straf.
En verklaart de rechtbank den beklaagde schuldig aan
de hem bij dagvaard ten laste gelegde feiten, gepleegd
onder verzachtende omstandigheden,
Gezien de aangehaalde wetsartikelen, veroordeelt
den beklaagde ter zake voorzegd tot twee geldboeten
van vijf gulden iedere boete c. e.
De rechtbank te Zierikzee veroordeelde A. De L
geboren te Oud-Vosmeer, wegens landlooperij en bede
larij, tot een cellulaire gevangenisstraf van drie maanden,
met last dat bij na het einde zijner straf zal worden
opgezonden naar een der rijks-bedelaarsgestichten.
De man krijgt dus zijn zin, doch de drie maanden
cellulair zullen hem geen aangename verrassing zijn.
Vereeniging van Burgemeesters en Secre
tarissen in Zuid- en Noord-Beveland.
Buitengewone vergadering op Donderdag den 23
November 1882, des middags te half een uur, in de
zaal der Sociëteit «Eensgezindheid" te Goes.
(Vervolg en slot.)
De heeren J. J. Van "Weel en M. De Kater, raads
leden te Wolfaartsdijk, en C. Nijsten, raadslid te Bors-
selewerden vervolgens tot leden der vereeniging
aangenomen.
De Secretaris doet nu voorlezing van een ingekomen
schrijven van den heer J. Welleman, burg. van Hoe-
dekenskerkewaarin deze eene schets geeft van de
bezwaren, die de geneeskundige behandeling ten platten
lande ondervindt, nu de geneeskundigen in de plaatsen,
waar zij niet gevestigd zijn, geen hulpapotheek mogen
hebben en ook niet de meest benoodigde geneesmid
delen met zich mogen voeren. Daardoor blijft een
zieke dikwijls vier urenja soms een geheelen dag
verstoken van geneesmiddelen. Deze omstandigheid
heeft den gemeente- en armbesturen van Hoedekens-
kerke, Baarland en Oudelande aanleiding gegeven om
aan het bestuur der vereeniging te verzoeken aan de
vergadering voor te stellen, dat vanwege de vereeni
ging aan de Regeering een adres worde gericht tot
wijziging der desbetreffende bepalingen in de genees
kundige wetten, opdat ieder bevoegd geneesheer in
plaatsen, waar geen apotheek is gevestigd, gerechtigd
zal zijn een hulpapotheek in te richten, of wel, een
collectie van de meest dagelijks benoodigde medica
menten gereed te houden.
Nadat dit verzoek nader is toegelicht en het voor
stel, om de zaak tot de volgende vergadering aan te
houden, bestreden was, wordt het bestuur met alge-
meene stemmen gemachtigd «de Regeering te wijzen
op de bezwaren, die de tegenwoordige regeling heeft,
en te verzoeken, dat daarin, zoo mogelijk, verandering
en verbetering worde gebracht.
De heer jhr. mr. M. J. De Marees van Swin-
deren vraagt nu het woord en zegt, dat, zoo het hem
immer genoegen heeft gedaan lid van deze vereeniging
te zijn, dit in het bijzonder thans het geval is, omdat
hij daardoor gelegenheid heeft een enkel woord te
spreken over eene zaak, die, heeft zij met het weten
schappelijk doel der vereeniging weinig gemeen, toch
betrekking heeft op den werkkring van vele leden en
de behartiging van allen verdient. Dezer dagen is
door het bestuur der weezenverpleging in Zuid-Beve
land eene circulaire verspreid, waarin de ondersteuning
voor deze zaak wordt ingeroepen, met name om, nu
de contributie van f10 op minstens f2,50 per jaar is
gesteld, het lidmaatschap der vereeniging te aanvaar
den. Wie de stukken van dr. Geill en het rapport
van ds. Van Meurs over de weezenverpleging kent,
zal niet aarzelen dit aanzoek gunstig te ontvangen.
Al de burgemeesters, op éen na, hebben zich bereid
verklaard de circulaires in hunne gemeente te ver
spreiden en spr. neemt de vrijheid de krachtige onder
steuning van allen in te roepen, in het belang van
de ongelukkigen, die zooveel moeten missen, en wier
toekomst van de verpleging in hunne jeugd zoo vaak
afhankelijk is.
Dit woord wordt met daverend applaus begroet.
In de bus werd eene vraag gevonden, luidende:
Moet een tapperwien bereids vergunning is ver
leendopnieuw vergunning aanvragen op zegel voor
1 Januari 1883
Namens het bestuur wordt geantwoord, dat de eerst
uitgereikte vergunningen loopen van 1 Mei 1882 en
dus tot 1 Mei 1883, wanneer geene veranderingen
van eigenaar of van bestemming der inrichting plaats
heeft, terwijl voorts gewezen wordt op art. 7 der
drankwet, luidende«Zij (de vergunning) wordt telkens
geacht weder voor een jaar te zijn ingegaan, indien
vóór het eindigen van den termijn het verschuldigde
vergunningsrecht is betaald, en burg. en weth. geen
gebruik hebben gemaakt van de hun bij art. 9 ver
leende bevoegdheid", dat is, dat zij de vergunning niet
hebben ingetrokken. Het antwoord op de vraag moet
dus ontkennend zijn.
Dit gevoelen wordt door een paar leden bestreden,
die meenen, dat de tapper opnieuw vergunning moet
aanvragen, teneinde burg. en weth. de in art. 6 be
doelde schatting der huurwaarde van de lokalen zou
den kunnen doen.
Daartegenover werd aangevoerd, dat, wanneer de
tapper niet heeft te kennen gegeven geen gebruik
meer te zullen maken van de vergunning, burg. en
weth. tegen het einde van den vergunningstermijn de
schatting laten verrichten en den belanghebbende ken
nisgeven van het te betalen recht.
Na nog eenige discussie wordt op voorstel van een
der leden goedgevonden overtegaan tot de orde van
den dag.
De heer J. Risseeuw, burg. van 's-Gravenpolder,
geeft te kennen, nog in bespreking te hebben willen
brengen de staten no. 61/62, door den ontvanger der
registratie aan de burgemeesters gezonden ter verkla
ring van de gegoedheid der daarop voorkomenden.
Hij vreest echter, bij het vergevorderde uur, dat niet
meer de noodige belangstelling aan deze zaak zal ge
wijd worden en vraagt daarom vrijheiddat onder
werp bij het bestuur te mogen indienen, teneinde een
punt van beraadslaging in de vergadering van April
te kunnen uitmaken.
De Voorzitter zegt, dat het bestuur gaarne een des
betreffend vraagpunt ontvangen en op de agenda voor
de volgende vergadering plaatsen zal.
De Voorzitter sluit, nadat hij den heer J. J. Van
Gorsel, burg. van Rilland-Bath, die voor het eerst de
vergadering bijwoonde, met zijne betrekking heeft ge-
Ink gewenscht, op de gewone wijze de bijeenkomst.
Buitenlandscl) Overzicht.
De Fransche kamer heeft thans 16 hoofdstukken
der begrooting voor oorlog aangenomen.
De commissie voor het budget heeft een voorstel
verworpen van de heeren Sadi-Carnot en Wilson, waarbij
de regeering wordt uitgenoodigd met alle kracht den
reeds begonnen aanleg van spoorweglijnen te voltooien,
maar dat voor nieuwe werken afzonderlijke voorstellen
zullen moeten gedaan worden. Zij nam daarentegen
een voorstel aan van den heer Ribot, dat de commissie,
hoewel den aanleg van ongeveer zestigduizend kilometer
de grenzen der fmanciëele voorzichtigheid achtende te
overschrijden en tevens oordeelende, dat nieuwe werken
slechts in die verhouding mogen ondernomen worden,
dat daarvoor jaarlijks minder wordt besteed, niettemin
de voor dit jaar door de regeering aangevraagde som
men toestaat.
De Fransche reiziger in Afrika De Brazza had met
den negerkoning Makoko een verdrag gesloten tot
afstand van grondgebied apn Frankrijk. De regeering
heeft bij de kamers het voorstel ingediend om dat
verdrag goed te keuren, doch thans zegt de bewuste
koning niet recht begrepen te hebben wat De Brazza
eigenlijk bedoelde. Laatstgenoemde zal nu spoedig
op reis gaan om het geheugen van den vorst te hulp
te komen.
Heden zou Gladstone aan het Britsclie Lagerhuis
overleggen de raming der Egyptische oorlogskosten.
Met het in orde brengen der Egyptische gendarmerie
schijnt het niet hard te vlottenmen dringt boven
dien op spoed aan, teneinde weer een deel der troe
pen te kunnen doen terugkeeren naar Engetand.
Uit Cairo wordt gemeld, dat, behalve de voornaamste
hoofden van den Egyptischen opstand, ook nog een
groot aantal personen zich in hechtenis bevinden,
van wie de schuld van deelneming aan den opstand
niet volkomen is te bewijzen. De Khedive zal nu
eerstdaags een decreet doen afkondigen, waarin eene
commissie wordt benoemd, die zich uitsluitend met de
getuigenissen jegens genoemde gevangenen zal bezig
houden en daarna de vraag moet overwegen of er
onder deze gevangenen ook lieden zijn, die men zonder
borgtocht op vrije voeten kan stellen.
De Egyptische schuld zal eerstdaags bij de regee
ring aldaar ter sprake komen. Het voorstel om de
openbare schuld te verlagen is reeds voor eenigen tijd
door de Engelsche regeering aanbevolen.
In alle Zwitsersche kantons wil men tegenwoordig
de doodstraf weer invoeren, en die pogingen gelukken
veelal.
De Kantonnale Raad van Zurich heeft met groote
meerderheid van stemmen besloten tot behoud der
gedwongen inenting.
Gemengde Beriehten.
Een onzer correspondenten schrijft ons
Zondagavond langs den straatweg tussehen Kloetinge
en den Tol gaande, werd ik bij vrij helderen mane
schijn verrast door een regenbui. Ik keek op naar de
regenwolk, die ia 't Zuidwesten hing, en zag tot mijne
verwondering een regenboog. De kleuren waren fletsch
en flauw, nauwelijks van elkaar te onderscheiden,
maar de boog was toen in zijn geheel zichtbaar. Nooit
had ik dit verschijnsel bij maneschijn gezien; 't was dus
voor mij merkwaardig en wellicht, veronderstel ik, voor
de lezers van dit blad ook. Het had plaats te ongeveer
half negen en duurde een paar minuten. Toen kwam
er een donkere wolk voor de maan en de boog ver
dween.
Yerseke. Voor de vaecante betrekking van brie
ven- en telegrambesteller in deze gemeente, op een
traktement van 400 gld. en vrije bovenkleeding, heb
ben zich niet minder dan 41 sollicitanten aangemeld,
waarvan de oudste 35 jaar is, en waaronder zich
15 te Yerseke zelf bevinden. Onder deze 41 waren na
tuurlijk verscheidenen «sollestanten" en «stollestan-
ten", van wien een bovendien zoo slim was in zijn
«mooien" brief zijn naam en adres achterwege te
laten.
Westelijk Zihd-Beveland. Door de vele regens is
de waterstand in deze streken zoo gerezen, dat vele
slooten en afwateringsmiddelen buiten hunne oevers
zijn getreden, waardoor dej landerijen aan de zoomen
zijn geïnundeerd. De wintergranen ondervinden daar
door aanmerkelijke nadeelen. Behalve deze vochtige
gesteldheid richten ook de slakken groote schade aan.
De laag gelegen gedeelten onzer polders ondervinden