Vonnis in zake de. A. W. Van R., Ie Goes. leesbaar zijn en vernieuwd belmoren te worden dat het, al is de ratio anders, inderdaad niets meer of minder is dan eene belasting op den arbeid en dat de oesterindustrie reeds meer dan genoeg wordt gedrukt. Zoo worden slachtoffers gevormd door de vasthou dendheid aan eene meening van een bestuur, dat daarmee de beste bedoelingen heeft, maar dat waar schijnlijk te weinig juristen onder zijne leden telt om te begrijpen, dat, zoolang de wets-interpretatie van ons Hoogste Rechtscollege niet anders is, iedere over treding der bewuste bepaling van het klein-consent tot veroordeeling zal moeten leiden. Ook de Kanton rechter bleef bij zijne vroegere beslissingen. Dit alles mag evenwel niet leiden tot hetgeen wij sub 2 hebben doen uitkomen. De rijksveldwacht te water, daartoe naar het schijnt door haar superieuren aangeschreven, gaat, zooals wij reeds zeiden, van perceel tot perceel en naar ieder vaartuig om onderzoek te doon naar de consenten. En wee dengene natuurlijk, die er in het ge heel geen heeftmaar wee ook dengene, die het niet gauw bij de hand heeft. Kinders en groote menschen, vrouwen en mannen, rijp en groenalles wordt «gepakt". Ter terechtzitting bleek, dat een man eenige passen van zijn boot was verwijderd, waarin zijn consent lag. Hij biedt aan het te halen, 't Baat niet, vriend Gij moet eveneens dienst doen om van den grooten ijver van den veldwachter te doen blijken. Hoe meer, hoe mooier en hoe beter. Weer anderen bevonden zich met hun schipper óm, tegen en bij hun vaartuig; 't hielp niet. De leer is bij den groot-consent-hebber op 't vaartuig, anders «erbij" En al hadt ge uw halve lichaam eruit hangen ge zoudt geverbaliseerd worden, om misschien het on derwerp op te leveren voor een rechtsquaestie, die onze geheele justitie, ons geheele rechtswezen in hewe- ging bracht. Maar den veldwachter kan dit niet schelen. Hij waart rond enz., zoekende, wien hij zal kunnen ver slinden. Daartoe voert verkeerdelijk aangezette ijver. De lieden, die niets doen dat naar visschen gelijkt, of dat valt onder de bepalingen, die het reglement daarvan geeft, worden almede bekeurd, als zij zich op een perceel bevinden zonder klein consent. Het afspoelen en neerzetten van pannen, al of niet met oesterbroed bezet zonder klein consent, is strafbaar, 't Is alles visschen, zegt de rijkspolitie. De Kantonrechter gaat met deze leer niet mee en heeft, zooals is gebleken, ontslagen van alle rechts vervolging de beklaagden, wien geene dan derge lijke feiten werden ten laste gelegd. En dit naar onze meening terecht. Het reglement zelf zegt «Onder visschen wordt verstaan het bemachtigen van visch, het te water brengen en ophalen van netten, korren of andere vischtuigen, alsmede het bezigen van alle andere middelen om visch te vangen of nog niet gevangen visch te dooden." En nu gaat het toch niet aan om het opnemen, afspoelen en neer zetten van pannen, kennelijk zonder eenige bedoeling om te bemachtigen, als visscherij te beschouwen. Men kan evengoed beweren dat vischtde man die netten breidt, de fabriekant die de pannen bakt en de schipper die ze van de fabriek naar de plaats van bestemming vervoert Men zal het dan ook meer voor eene juridische ui moeten houden, als de Ambtenaar van het O. M. in de zitting van verleden week verklaart, dat elke handeling, in het belang van de visscherij gedaan, strafbaar wordt, bij gemis van consent. Het zal ons weinig moeite meer kosten aantetoonen, dat in de derde plaats de waardigheid van ons Kantongerecht door een en ander niet verhoogd wordt. Wat zullen al die eenvoudige menschen, die van de geheele zaak niets begrijpen, die van geen arrest van den Hoogen Raad ooit hebben gehoord, en, al hadden zij dit, er toch geen syllabe van verstaan zelfs rechtsgeleerden zullen bij de eerste lezing van het arrest niet dadelijk nog op de hoogte zijn wat zullen zij gaan denken van bekeuringen, terechtstel lingen en veroordeelingen voor feiten en overtredin gen, die in de oogen van de «grootste lui", die zij kennen, geen overtredingen zijn, geen bekeuring waard zijn! Waartoe dienen die gansche scharen? Wat nut heeft het, of éen of velen veroordeeld worden ter zake van dit verschil van gevoelen? Waarom neemt de Justitie of het Bestuur niet een enkel geval en laat dit door Kantongerecht, Rechtbank en Hoogen Raad berechten? Wat ter wereld mag de Justitie ertoe brengen om al deze arme drommels te vervolgen, waar zij weet, dat het Bestuur anders aan hen leert en zegt? Of, is men overtuigd van het kwellende der bepalingen van het reglement, waarom dit niet ter wijziging voorgedragen? Waarom gaat men aan het Ministerie van Financiën niet uit eigen beweging daartoe over? Wij komen tot deze conclusiën Het is zeer tewenschen, dat het Bestuur der vis- scherijen enz. niet voortga met de verdere versprei ding harer meening. De Justitie ontferrae zich over de oestervisschers en werklieden en zij niet te streng in de toepassing van reglementaire bepalingen, waarover geleerden en hooggeplaatsten twisten en die eenvoudige lieden en kinderen derhalve niet kunnen kennen en begrijpen. Het worde den visschers en werklieden ten zeerste aan het verstand gebracht, dat, zoolang er geene wij ziging komt in het reglement ol in de uitlegging zijner bepalingen, het noodig is een klein consent te nemen. Pachters, opzichters, en allen, die belang hebben bij de oester-industrie, benevens ieder, die er iets toe kan bijdragen, allen helpen te verkrijgen een duidelijk re glement met mildere bepalingen omtrent de consenten en andere obstructies in de oesterindustrie. Ten slotte meenen wij nog aan de veroordeelden den raad te kunneu geven, zich te wenden tot den Koning om gratie te verkrijgen van de opgelegde straf. Op een zegeltje van 21 cent voor ieder vonnis kan dit verzoek geschieden. De autoriteiten, die erop ge hoord moeten worden, kunnen niet anders dan gunstig adviseerenzij zullen met ons van meening zijn, dat de veroordeelden reeds straf genoeg hebben door hun verlet en hun reis naar het Kantongerechtzoo zij al straf verdienen als slachtoffers eener botsing tus- schen de twee machten, die krachtens art. 19 van het Reglement gelijkelijk bevoegd zijn om op de Schelde en Zeeuwsche stroomen haren schepter te zwaaien. Arrondissementsrechtbank te Middelburg. Zaterdag zijn door de rechtbank gewezen de volgende vonnissen tegen: do. Ij. M., 38 j., huurkoetsiersknecht jte Goes, beklaagd van verwonding, vrijgesproken. 2o. L. P., 26 j., sjouwer te Goes, wegens het zich in kennelijken staat van dronkenschap op den openbaren weg bevinden, gepleegd bij 2e herhaling binnen een jaar na de eerste veroordeeling, en van het toebrengen van een slag, veroordeeld tot 15 dagen cell, gev.straf c. e. 3o. J. Van den B., huisvr. van C. H,, koopvrouw, wonende te Goes, wegens beleediging veroordeeld tot twee geldboeten van f3 ieder c. e. 4o. J. J. E. Van B., 12 j., te Heinkenszand, wegens diefstal, veroordeeld tot zes dagen cell, gev.straf c. e, 5o. F. B., 15 j., C. B., 12 j., en J. M., 15 j., allen wonende te Schore, wegens diefstal, veroordeeld de eerste en derde ieder tot 5 dagen, de 2e tot drie dagen cell, gev.straf c. e. 6o. J. Van den B., 15 j., te Sluis, wegens diefstal, veroordeeld tot eene geldboete van f2,50 c. e. 7o. E. G., 27 j., metselaar te Zuiddorpe, wegens verbreking van afsluiting veroordeeld tot eene geldboete van fl c. e. Door de rechtbank werd denzelfden dag het navol gende vonnis gewezen tegen dr. A. W. Van R. arts te Goes, beklaagd van op 30 Mei 1882 als genees heer te Goes, alwaar meer dan éen apotheker gevestigd is, aan personen, die den geneeskundigen raad van hem, beklaagde, hadden ingeroepen, geneesmiddelen te hebben afgeleverd, althans namens hem door zijne dienstbode te hebben doen afleveren. Overwegende dat door de bekentenis van beklaagde, overeenstemmende met voornoemde getuigenverkla ringen, in onderling verband en samenhang wettig en overtuigend is bewezen, dat beklaagde op 30 Mei 1882 als geneesheer te Goes, alwaar meer dan een apotheker is gevestigd, aan P. G. en H. L., die zijnen geneeskun digen raad hadden ingeroepen, geneesmiddelen door zijne dienstbode namens hem heeft doen afleveren. Overwegende dat door en namens beklaagde is beweerd, dat zoodanige aflevering als hier is geschied een beklaagde niet doet vallen onder de stratbepaling der wet, diej den geneesk., gevestigd in plaatsen waar meer dan éen apotheker gevestigd is, verbiedt genees middelen afteleveren, omdat met die strafbaar gestelde aflevering slechts bedoeld kon zijn zoodanige, waarbij de geneesmiddelen door den geneeskundige zei ven worden bereid en aan zijne patiënten verstrekt en met eene bloote terhandstelling door den geneeskundige of namens hem ten zijnen huize van geneesmiddelen door eenen apotheker bereid en door dezen aan patiënten afgele verd door tusschenkomst van den geneeskundige, wiens huis slechts als een bestelhuis zou zijn aantemerken, waar patiënten die geneesmiddelen van den apotheker komen afhalen. Overwegende dienaangaande allereest, dat de feite lijke stelling, waarop deze conclusie berust, in strijd is met hetgeen in deze zaak is gebleken, dat toch wel verre dat de apotheker Adam zou moeten geacht worden de door hem bereide geneesmiddelen te hebben geleverd aan de getuigen P. G. en H. L., integendeel uit zijne verklaring en de daarmede overeenstemmende bekente nis van beklaagde voortvloeit dat de apotheker die geneesmiddelen heeft geleverd aan beklaagde, die ze bestelde, daarvoor bij den apotheker werd gedebiteerd en die ze i a het einde van het jaar aan dezen betaalt dat wel is waar de namen der patiënten op het recept en op de geneesmiddelen zijn vermeld, maar daarvoor geen rechtsband is ontstaan tussehen den apotheker en die patiënten en de geneesmiddelen dus niet kunnen gezegd worden door eerstgenoemde aan laatstgenoemden te zijn afgeleverd, maar dat de levering aan de patiënten geschiedde door den geneesheer, die de door hem gekochte of te koopen geneesmiddelen weder verkocht aan de patiënten, die ze aan beklaagde betaalde alvorens de prijs, door beklaagde aan den apotheker daarvoor ver schuldigd, aan beklaagde bekend was dat hieruit dus volgt dat beklaagde niet bloot, namens den apotheker Adam, de geneesmiddelen ter hand stelde maar ze zelf aan de patiënten vtrkocht en leverde, zij het ook dat hij ze niet zelf bereidde. Overwegende voorts dat uit eene vergelijking van art. 9 en 10 der wet van 1 Juni 1865 (Stbl. no. 60) volgt, dat in het systeem dier wet de verkoop en ver strekking door eenen geneeskundige aan zijne patiën ten van geneesmiddelen, ook wanneer die door eenen apotheker zijn bereid, levering of aflevering wordt genoemd, welke verboden en strafbaar gesteld isdat toch op het algemeen verbod aan geneeskundigen om geneesmiddelen afteleveren, welk woord promiseul met «leveren" wordt gebezigd, twee uitzonderingen worden toegelaten; de eerste ten behoeve van de geneeskun digen, die zich vestigen in plaatsen in welke geene of slechts éene apotheek gevestigd is; de andere ten behoeve voor die geneeskundigen, die niet in dit geval verkeeren, maar aan wie vergund wordt om bij geheime ziekten geneesmiddelen, hun door een apotheker geleverd en verzegeld, aan de zieken te leveren, welke levering van door eenen apotheker bereide geneesmiddelen hier dus slechts bij uitzondering in een bepaald geval en onder een bepaalden waarborg, waarvan in casu geen sprake is, aan den geneeskundige wordt toegestaan. Overwegende dat deze strenge opvatting van de wet in overeenstemming is met het beginsel, dat daaraan ten grondslag ligt, van volkomen afscheiding van het beroep van geneeskundige van dat van apo theker, blijkbaar o. a. ook aan het verbod aan de geneeskundigen, om met den apotheker rechtstreeks of zijdelings eenige overeenkomst aan te gaan voor het leveren van geneesmiddelen aan hunne zieken, dat aan deze laatste bepaling afbreuk zou worden gedaan, indien aan den geneeskundige werd toegestaan op de wijze, als hier geschied is, geneesmiddelen aan zijne patiënten af te leveren. Overwegende dat dus beklaagden door voornoemde als bewezen aangenomen handelingen heeft gehandeld in strijd met de wet en dat deze moeten worden ge- qualificeerd«het als geneeskundige twee malen afle veren van geneesmiddelen zonder daartoe bevoegd te zijn". Overwegende dat hiertegen straf is bedreigd niet bij art. 19 maar bij art 18 der aangehaalde wet dat toch met de daar genoemde straffen wordt ge straft overschrijding van bevoegdheid door genees kundigen dat nu bij de art. 9 en 10 aan genees kundigen in zekere bepaalde gevallen de bevoegdheid is toegekend om geneesmiddelen te leverenwaaruit volgt dat die geneeskundigen, die niet in die gevallen verkeeren en niettemin geneesmiddelen leveren, de hnn als geneeskundigen toegekende bevoegdheden over schrijden. Overwegende echter dat de omstandigheid dat de be klaagde ter goeder trouw kan gemeend hebben zich aan geene wetsovertreding schuldig te maker, en de omstandigheid, dat zich hier de lichtste vorm dezer overtreding voordoet, omdat de door beklaagde af geleverde geneesmiddelen door een apotheker waren bereid, als verzachtende mogen worden aangemerkt, zoodat er aanleiding bestaat tot aanmerkelijke vermin dering der bedreigde straf. En verklaart de rechtbank den beklaagde schuldig aan de hem bij dagvaard ten laste gelegde feiten, gepleegd onder verzachtende omstandigheden, Gezien de aangehaalde wetsartikelen, veroordeelt den beklaagde ter zake voorzegd tot twee geldboeten van vijf gulden iedere boete c. e. De rechtbank te Zierikzee veroordeelde A. De L geboren te Oud-Vosmeer, wegens landlooperij en bede larij, tot een cellulaire gevangenisstraf van drie maanden, met last dat bij na het einde zijner straf zal worden opgezonden naar een der rijks-bedelaarsgestichten. De man krijgt dus zijn zin, doch de drie maanden cellulair zullen hem geen aangename verrassing zijn. Vereeniging van Burgemeesters en Secre tarissen in Zuid- en Noord-Beveland. Buitengewone vergadering op Donderdag den 23 November 1882, des middags te half een uur, in de zaal der Sociëteit «Eensgezindheid" te Goes. (Vervolg en slot.) De heeren J. J. Van "Weel en M. De Kater, raads leden te Wolfaartsdijk, en C. Nijsten, raadslid te Bors- selewerden vervolgens tot leden der vereeniging aangenomen. De Secretaris doet nu voorlezing van een ingekomen schrijven van den heer J. Welleman, burg. van Hoe- dekenskerkewaarin deze eene schets geeft van de bezwaren, die de geneeskundige behandeling ten platten lande ondervindt, nu de geneeskundigen in de plaatsen, waar zij niet gevestigd zijn, geen hulpapotheek mogen hebben en ook niet de meest benoodigde geneesmid delen met zich mogen voeren. Daardoor blijft een zieke dikwijls vier urenja soms een geheelen dag verstoken van geneesmiddelen. Deze omstandigheid heeft den gemeente- en armbesturen van Hoedekens- kerke, Baarland en Oudelande aanleiding gegeven om aan het bestuur der vereeniging te verzoeken aan de vergadering voor te stellen, dat vanwege de vereeni ging aan de Regeering een adres worde gericht tot wijziging der desbetreffende bepalingen in de genees kundige wetten, opdat ieder bevoegd geneesheer in plaatsen, waar geen apotheek is gevestigd, gerechtigd zal zijn een hulpapotheek in te richten, of wel, een collectie van de meest dagelijks benoodigde medica menten gereed te houden. Nadat dit verzoek nader is toegelicht en het voor stel, om de zaak tot de volgende vergadering aan te houden, bestreden was, wordt het bestuur met alge- meene stemmen gemachtigd «de Regeering te wijzen op de bezwaren, die de tegenwoordige regeling heeft, en te verzoeken, dat daarin, zoo mogelijk, verandering en verbetering worde gebracht. De heer jhr. mr. M. J. De Marees van Swin- deren vraagt nu het woord en zegt, dat, zoo het hem immer genoegen heeft gedaan lid van deze vereeniging te zijn, dit in het bijzonder thans het geval is, omdat hij daardoor gelegenheid heeft een enkel woord te spreken over eene zaak, die, heeft zij met het weten schappelijk doel der vereeniging weinig gemeen, toch betrekking heeft op den werkkring van vele leden en de behartiging van allen verdient. Dezer dagen is door het bestuur der weezenverpleging in Zuid-Beve land eene circulaire verspreid, waarin de ondersteuning voor deze zaak wordt ingeroepen, met name om, nu de contributie van f10 op minstens f2,50 per jaar is gesteld, het lidmaatschap der vereeniging te aanvaar den. Wie de stukken van dr. Geill en het rapport van ds. Van Meurs over de weezenverpleging kent, zal niet aarzelen dit aanzoek gunstig te ontvangen. Al de burgemeesters, op éen na, hebben zich bereid verklaard de circulaires in hunne gemeente te ver spreiden en spr. neemt de vrijheid de krachtige onder steuning van allen in te roepen, in het belang van de ongelukkigen, die zooveel moeten missen, en wier toekomst van de verpleging in hunne jeugd zoo vaak afhankelijk is. Dit woord wordt met daverend applaus begroet. In de bus werd eene vraag gevonden, luidende: Moet een tapperwien bereids vergunning is ver leendopnieuw vergunning aanvragen op zegel voor 1 Januari 1883 Namens het bestuur wordt geantwoord, dat de eerst uitgereikte vergunningen loopen van 1 Mei 1882 en dus tot 1 Mei 1883, wanneer geene veranderingen van eigenaar of van bestemming der inrichting plaats heeft, terwijl voorts gewezen wordt op art. 7 der drankwet, luidende«Zij (de vergunning) wordt telkens geacht weder voor een jaar te zijn ingegaan, indien vóór het eindigen van den termijn het verschuldigde vergunningsrecht is betaald, en burg. en weth. geen gebruik hebben gemaakt van de hun bij art. 9 ver leende bevoegdheid", dat is, dat zij de vergunning niet hebben ingetrokken. Het antwoord op de vraag moet dus ontkennend zijn. Dit gevoelen wordt door een paar leden bestreden, die meenen, dat de tapper opnieuw vergunning moet aanvragen, teneinde burg. en weth. de in art. 6 be doelde schatting der huurwaarde van de lokalen zou den kunnen doen. Daartegenover werd aangevoerd, dat, wanneer de tapper niet heeft te kennen gegeven geen gebruik meer te zullen maken van de vergunning, burg. en weth. tegen het einde van den vergunningstermijn de schatting laten verrichten en den belanghebbende ken nisgeven van het te betalen recht. Na nog eenige discussie wordt op voorstel van een der leden goedgevonden overtegaan tot de orde van den dag. De heer J. Risseeuw, burg. van 's-Gravenpolder, geeft te kennen, nog in bespreking te hebben willen brengen de staten no. 61/62, door den ontvanger der registratie aan de burgemeesters gezonden ter verkla ring van de gegoedheid der daarop voorkomenden. Hij vreest echter, bij het vergevorderde uur, dat niet meer de noodige belangstelling aan deze zaak zal ge wijd worden en vraagt daarom vrijheiddat onder werp bij het bestuur te mogen indienen, teneinde een punt van beraadslaging in de vergadering van April te kunnen uitmaken. De Voorzitter zegt, dat het bestuur gaarne een des betreffend vraagpunt ontvangen en op de agenda voor de volgende vergadering plaatsen zal. De Voorzitter sluit, nadat hij den heer J. J. Van Gorsel, burg. van Rilland-Bath, die voor het eerst de vergadering bijwoonde, met zijne betrekking heeft ge- Ink gewenscht, op de gewone wijze de bijeenkomst. Buitenlandscl) Overzicht. De Fransche kamer heeft thans 16 hoofdstukken der begrooting voor oorlog aangenomen. De commissie voor het budget heeft een voorstel verworpen van de heeren Sadi-Carnot en Wilson, waarbij de regeering wordt uitgenoodigd met alle kracht den reeds begonnen aanleg van spoorweglijnen te voltooien, maar dat voor nieuwe werken afzonderlijke voorstellen zullen moeten gedaan worden. Zij nam daarentegen een voorstel aan van den heer Ribot, dat de commissie, hoewel den aanleg van ongeveer zestigduizend kilometer de grenzen der fmanciëele voorzichtigheid achtende te overschrijden en tevens oordeelende, dat nieuwe werken slechts in die verhouding mogen ondernomen worden, dat daarvoor jaarlijks minder wordt besteed, niettemin de voor dit jaar door de regeering aangevraagde som men toestaat. De Fransche reiziger in Afrika De Brazza had met den negerkoning Makoko een verdrag gesloten tot afstand van grondgebied apn Frankrijk. De regeering heeft bij de kamers het voorstel ingediend om dat verdrag goed te keuren, doch thans zegt de bewuste koning niet recht begrepen te hebben wat De Brazza eigenlijk bedoelde. Laatstgenoemde zal nu spoedig op reis gaan om het geheugen van den vorst te hulp te komen. Heden zou Gladstone aan het Britsclie Lagerhuis overleggen de raming der Egyptische oorlogskosten. Met het in orde brengen der Egyptische gendarmerie schijnt het niet hard te vlottenmen dringt boven dien op spoed aan, teneinde weer een deel der troe pen te kunnen doen terugkeeren naar Engetand. Uit Cairo wordt gemeld, dat, behalve de voornaamste hoofden van den Egyptischen opstand, ook nog een groot aantal personen zich in hechtenis bevinden, van wie de schuld van deelneming aan den opstand niet volkomen is te bewijzen. De Khedive zal nu eerstdaags een decreet doen afkondigen, waarin eene commissie wordt benoemd, die zich uitsluitend met de getuigenissen jegens genoemde gevangenen zal bezig houden en daarna de vraag moet overwegen of er onder deze gevangenen ook lieden zijn, die men zonder borgtocht op vrije voeten kan stellen. De Egyptische schuld zal eerstdaags bij de regee ring aldaar ter sprake komen. Het voorstel om de openbare schuld te verlagen is reeds voor eenigen tijd door de Engelsche regeering aanbevolen. In alle Zwitsersche kantons wil men tegenwoordig de doodstraf weer invoeren, en die pogingen gelukken veelal. De Kantonnale Raad van Zurich heeft met groote meerderheid van stemmen besloten tot behoud der gedwongen inenting. Gemengde Beriehten. Een onzer correspondenten schrijft ons Zondagavond langs den straatweg tussehen Kloetinge en den Tol gaande, werd ik bij vrij helderen mane schijn verrast door een regenbui. Ik keek op naar de regenwolk, die ia 't Zuidwesten hing, en zag tot mijne verwondering een regenboog. De kleuren waren fletsch en flauw, nauwelijks van elkaar te onderscheiden, maar de boog was toen in zijn geheel zichtbaar. Nooit had ik dit verschijnsel bij maneschijn gezien; 't was dus voor mij merkwaardig en wellicht, veronderstel ik, voor de lezers van dit blad ook. Het had plaats te ongeveer half negen en duurde een paar minuten. Toen kwam er een donkere wolk voor de maan en de boog ver dween. Yerseke. Voor de vaecante betrekking van brie ven- en telegrambesteller in deze gemeente, op een traktement van 400 gld. en vrije bovenkleeding, heb ben zich niet minder dan 41 sollicitanten aangemeld, waarvan de oudste 35 jaar is, en waaronder zich 15 te Yerseke zelf bevinden. Onder deze 41 waren na tuurlijk verscheidenen «sollestanten" en «stollestan- ten", van wien een bovendien zoo slim was in zijn «mooien" brief zijn naam en adres achterwege te laten. Westelijk Zihd-Beveland. Door de vele regens is de waterstand in deze streken zoo gerezen, dat vele slooten en afwateringsmiddelen buiten hunne oevers zijn getreden, waardoor dej landerijen aan de zoomen zijn geïnundeerd. De wintergranen ondervinden daar door aanmerkelijke nadeelen. Behalve deze vochtige gesteldheid richten ook de slakken groote schade aan. De laag gelegen gedeelten onzer polders ondervinden

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1882 | | pagina 2