1882. N°. 118.
Donderdag 5 October.
69stc jaargang.
goesc
Ütó uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75.
Afzonderlijke nummers 5 ct., met bijblad 10 ct.
Agent voor bet buitenland- A. STEINER, te Hamburg.
In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH Sc VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs sli
ets.
prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel.
Parlementaire Beschouwingen.
«Ik zal u niet latig meer ophouden, mijne heeren."
«Slechts twee woorden, mijnheer de voorzitter."
»Toch geloof ik, dat het wenschelijk en noodig is
mijne stem met een enkel zeer kort woord toe te
lichten.
«Na hetgeen reeds ter verdediging van ons amen
dement in het midden gebr acht is, kan ik betrekkelijk
kort zijn en zal ik slechts een.: enkele opmerking
maken naar aanleiding van hetgeen thans in het debat
is gebracht."
Dit is eene kleine bloemlezing uit het officieel ver
slag der 1'weede-Kamer-zittir.g van Donderdag 28
September. De cursief gedrukte woorden moeten ge
tuigen van den wil om niet veel tijd te verpraten en
de slotsom was, dat het verslag dier zitting 19 pag.
druks van de Handelingen der Staten-Generaal be
slaat.
Het waren de heeren De Savornin Lohman en Ver
meulen, die hunne liefde voor kortheid op eene zon
derlinge wijze openbaarden door na de betuiging ervan
nog zoo wat respectievelijk een 175- en een SOtal
regels druks uit te spreken.
En dat alles geschiedde naar aanleiding der para
graaf van het adres van antwoord op de troonrede
waarbij gemeld werd, dat de Kamer »gaarne het ont
werp tot wijziging van de wet op het middelbaar
onderwijs, dat in gereedheid gebracht wordt, in over
weging zal nemen."
Daarop stelden de heeren De Savornin Lohman en
Keuchenius eene toevoeging voorwelkelater ge
amendeerd, luidde
«Bij de steeds toenemende ontevredenheid over den
toestand van het lager onderwijs schijnt ook herzie
ning der wetgeving omtrent dien tak van het onder
wijs allereerst noodzakelijk."
Dit amendement werd natuurlijk krachtig bestreden,
maar van alle bestrijders komt wel de eer toe aan den
heer Van Houten voor zijn krachtig en flink pleidooi.
Toch verdienen ook deze woorden van den heer
Van der Kaay opmerkzaamheid:
«De strijd, dien men voert, is niet gericht tegen de
school, zooals die volgens de wet moet zijn en in wer
kelijkheid is, maar tegen dat deel van de school dat
men langzamerhand is geslaagd zich te doen vormen
in de door het langdurig bespelen van het klavier der
volksconscientie ontstelde verbeelding van de natie.
«Dat is éen der grootste bezwaren. Wanneer men
te velde trok tegen de neutrale school, en het openbaar
werd, dat de meerderheid van het volk niet van die
school gediend wilde zijn, zouden wij reeds een stap
nader zijn gekomen; wij zouden kunnen onderzoeken.
Maar het bezwaar bestaat hierin, dat van die school
een valsch beeld is gevormd. De scheldnaam, dien
men aan de school gegeven heeft van moderne secte-
school, heeft den strijd bedorven. Wie het woord uit
gevonden heeft laat ik daar, maar een feit is het, en
naar mijn vaste overtuiging bestaan de grieven van
duizenden en tienduizenden in den lande niet tegen
de neutrale school, maar tegen dat valsche beeld dat
men ervan heeft gevormd tegen de moderne secte-
school."
Zoo is de toestand zuiver geteekend.
Men maakt eerst eene groote lichtgeloovige menigte
wijs, dat er zooveel verkeerds is in die schoolmen
begint met veel met den Bijbel en Gods woord te
schermen, praat dan voor recht voor allen en als men
de goé gemeente zoodanig verward heeft, dat zij niets
meer onderscheiden en hegrijpen kan, is zij rijp om
in te stemmen met een anathema tegen eene school,
die het «recht voor allen" juist beoogt, omdat zij den
grooten twistappel, die zooveel strijd in de wereld
brengt: het geloof enden zoogenaamden godsdienst,
buitensluit.
De chefs der tegenpartij hebben natuurlijk belang
bij het levendig houden der agitatie. Men kan erop
rekenenwijl die agitatie de levenwekkende en leven-
houdende kracht is der partij, zal men jaar in jaar
uit hetzelfde lied hooien zingen.
Waar zou het heen met een Augustus-collecte, of
de hterschappij der gansche aristocratisch-kerkelijke
partij, als men geen beweging maakteHet groote
publiek zou gaan denken dat er geen grieven meer
waren, dat de heeren niet meer bezorgd waren over
zijn heil, en niet zoo gewillig meer luisteren en offeren.
Men rekene er dus op, dat de redevoeringen in onze
Kamerhoe kort zij ook worden aangekondigd in
lengte zullen winnen telken jarezoolang de leidei s
dat noodig vinden. Dat verder de organen der partij
die redevoeringen in extenso zullen meedeelen, vooral
wanneer er eene verkiezing voor de deur staat en de
kiezers moeten weten hoe fraai hun afgevaardigde
praten kan, en hoe hij een lans breekt voor het geloof.
«Recht voor allen" vragen die heeren op dringenden
toon, alsof zij voorbeelden waren die dat recht altijd
verschaffen.
De tooneelen bij de verschillende kerkgenootschappen
kunnen zeker wel anders getuigen.
Scherp geeselde de heer Van Houten de drijvers
dier partij, toen hij, o. a. den heer Scliaepman, die
gezegd had dat de liberale paf tij ziek was en zij aan
de veelheid der professoren laboreerthet volgende
antwoordde
«Maar na het stadium der ziekte, waarin de pro
fessor erbij gehaald wordt, is er nog een later sta
dium dat is de komst van den geestelijke. In dat
stadium verkeert de overzijde. Dat is inderdaad het
gebrek, dat de overzijde als politieke partij altijd aan
kleeft, dat zij, waar men haar ziet optreden, altijd
den geestelijke bij zich heeft staan.
De geestelijke vertegenwoordigt een historisch gezag,
eene geheele historische periode, waarop eerst in deze
eeuw eene andere periode is gevolgd. Tot het begin
dezer eeuw zuchtte de menschheid over het algemeen
onder het geestelijk gezag; in deze eeuw begint hare
vrijmaking van dat gezag door den staat. De staat
veroverde in den aanvang dezer eeuw op de geestelijk
heid het terrein van de school en het terrein van het
huwelijk. Is nu die bezetting vau het terrein van
school en huwelijk het laatste woord in de ontwikke
ling der menschheid? Ik geloof het niet. Ik geloof:
zij moet eene periode van overgang zijn tot de heer
schappij der individueele vrijheid. Maar ik ontzeg aan
eene politieke richting, die ik nog steeds den bijstand
van den geestelijke zie aannemen, het recht, om in
naam der vrijheid tegen de tegenwoordige regeling
van de school op te komen.
«Als die zijde de overwinning behaalt, zouden wij
dan komen in de periode van individueele vrijheid of
terugvallen in die van geestelijk gezag? Ongetwijfeld
het laatste.
«Men strijdt nu aan die zijde, naar men zegt, voor
het recht van allen. Mijne heeren, toont door uwe
daden dat u het recht van allen ter harte gaat, want
wanneer gij opkomt met eene vlag, waaronder voor
allen eene plaats moet zijn, waarom hebt gij dan
medegewerkt om een staatsburger buiten de gelegen
heid te stellen tot uitoefening van het mandaat, hem
door het vertrouwen zijner medeburgers opgedragen?
«Recht voor allen in den mond van hen, die het
geestelijk gezag vertegenwoordigen! Waarin bestond
aller recht, toen zij het recht konden maken Wel-
licht in het recht op zielezorg, ook op de wijze waarop
gij zorgdet voor het zieleheii der ketters in den tijd
en op de plaatsen, waar gij het overwicht had! Juist
omdat gij vertegenwoordigers zijt van de partij, die
in het verledene de rechten van -het individu heeft
vertrapt en genegeerd, daarom zijt gij machteloos en
onbevoegd om voor de rechten van het individu op
te komen. Recht voor allen is in uwen mond eene
onware leus. Het recht voor allen, ook voor de ketters,
kan geen waarheid zijn iu den mond van den ge-
achten afgevaardigde uit Breda.
«Voor ons, roept de heer Lohman mij toe, geldt
dit niet.
«Wat vertegenwoordigt gij, anti-revolutionaire partij,
op schoolgebied Welke waren uwe wenschen, toen
de wet van 1857 tot stand kwam? De Staatsschool
met den Bijbel, met den Protestantschen Bijbel. Was
dit neutraal tegenover iedereen Door den invloed
der liberale partij lieht gij de vrijheid aan uwe kin
deren eene school met den Bijbel te bezorgenmaar
gij dacht niet aan gelijkheid van het recht van allen
toen gij vorderdetdat de Staatsschool eene school
met den Protestantschen Bijbel zou zijn. En welk
praktisch program hebt gij sedert dien tijd op school
gebied geleverd Gij zegtwij strijden niet voor de
i financiën maar voor het geloof. Toch heb ik hier
nooit een anderen praktischen eisch van u gehoord
dan ondersteuning uit de staatskas van uwe school
met den Bijbel. Is het geven van geld nit de staats
kas voor uwe scholen in overeenstemming met de op
vatting van het recht van allenuit welke gij uwe
grieven tegen de neutrale school ontleent
En daarna beschuldigt de heer Van Houten de anti
revolutionaire partij terecht van beginselloosheid en
inconsequentie.
Zij toch heeft altijd den mond vol van het volk ach
ter de kiezers, het wezenlijke volk, zooals zij dat noemt.
In plaats van nu de hand te reiken aan de ka
merleden, die kiesrechthervorming willen bevorderen en
daardoor eene hetere uitspraak van het volk en eene
betere roWssvertegenwoordiging te kunnen verkrijgen,
schermt men Weer met de altijddurende schoolquaestie
tegenover eene volksvertegenwoordiging, die volgens
haar onbillijk is samengesteld, en dus geen volks
vertegenwoordiging is.
Veel eerlijker en consequenter zou het immers we
zen, als zij nu zweeg en aan de bewuste hervorming
meewerkte Dan kon zij met de nieuwe Kamer wel
licht beter opschieten.
Maar neen, dat wil die partij niet. Er mocht im
mers eens te meer blijken, zelfs bij uitbreiding van liet
kiesrecht, dat nog steeds de liefde voor de openbare
school toenam. Er zou die partij dan van zelve eene
agitatie-middel uit de hand geslagen zijn en beter is
het daarom de overige zaken te helpen tegenhouden,
alleen om dat middel te behouden.
De zinspeling van den heer Van Houten op de
eeds-quaestie gaf den heer Schaepman aanleiding om
te verklaren, dat van den kant zijner partij ook juist
voor vrijheid op dat gebied is gestreden.
Het is mogelijk dat de heer Schaepman gelijk
heeft, maar de organen, zoowel van zijne als van de
anti-revolutionaire partij, hebben voortdurend het tegen
deel te hooren gegeven.
Aan groote woorden heeft het ook bij dat debat
niet ontbroken.
De heer Schaepman, die staatsinmenging natuur
lijk en dus ook leerplicht bestrijdt, had van den heer
Van Houten het volgende antwoord bekomen
«Aan iemand, die zelf nimmer de verantwoordelijk
heid gevoeld lieeft van de opvoeding van kinderen,
is het te vergeven dat hij zegt dat leerplicht de groot
ste tirannie is. Voor mij is leerplicht de handhaving
van het recht van het minderjarig individu. Wil de
geachte afgevaardigde wel toelaten, dat de staat het
beheer des vaders over zijn goed controleert ik laat
in het midden of de controle van den staat altijd
goed werkt maar het kind niet beschermen daar,
waar do vader zou meenen dat het wel zonder onder
wijs kou opgroeien Ik ontken het recht van den
vader om het kind zonder onderwijs te laten, en de
ontkenning van dat recht is de aanneming van den
leerplicht. Daardoor wordt den vader geen plicht
opgelegd, maar daarin ligt slechts eene beperking van
het gezag dat het burgerlijk recht den vader over
het kind geeft, in dien zin dat hij dat gezag niet
mag gebruiken om het kind de gelegenheid tot onder
wijs te doen verzuimen, en het geestelijk ten gronde
te richten."
En wat antwoordde de heer Schaepman daarop
Hij hield zich overtuigd dat ons volk nog Calvi
nistisch en gereformeerd genoeg gevormd is om,
«evenals de Engelsche burger zegt: my house is my
castle, te zeggen mijn kind is mijn kind en daarmede
hebt gij niets te maken; dat zal ik opvoeden zooals
ik wilgij moogt mij niet in de beurs tasten omdat
ik het met u niet eens ben."
Wat zegt men van zulk een redeneering
Men zou kunnen vragen, of de kerk ook dien stel
regel huldigt? Het antwoord daarop zal zeker wel ont
kennend zijn.
En de staat, de gemeenschap, zou niet het recht
hebben zijn macht te gebruiken ter voorkoming van
onwetendheid en ellende, waarvan de nadeelige vruch
ten van zelf weer komen ten laste van die maat
schappij Geen preventieve maatregelen zou zij mogen
nemen volgens den heer Schaepman Welnu, zijne stel
ling zou den staat ontslaan van het netnen van al zulke
maatregelen, die het peil van het algemeen verlioogen
want men zal steeds stuiten op het eigen bezit, op
het individu.
Wie eigenlijk premier van dit ministerie is, is door
de laatste debatten een weinig twijfelachtig geworden.
De Minister van binnenlandsche zaken sprak van
den heer Van Lijnden als de tijdelijke voorzitter, en
hij gaf op zijn beurt telkens verklaringen buiten den
tegenwoordigen premier om.
Uit alles bleek ons dat de harmonie onder de leden
van het kabinet niet vau de aangenaamste is, en dat
de oplossing der ministeriëele crisis, zooals zij nu plaats
had, meer gedwongen dan oprecht was. Of de heer
Pijnacker Hordijk de ware man is, bewijfelen wij.
Van uitbreiding van staatszorg wil hij niet weten en
hij acht het als een ideaal, hetwelk door iederen li
beraal voor de toekomst behoort te worden nagejaagd,
een toestand waarin de openbare scholen zullen hebben
plaats gemaakt voor het bijzonder onderwijs.
Ergo, geheele verdwijning van art. 194 der Grondwet.
Wij zouden, om een antwoord aan den heer Lief-
tinck te geven, die vroeg of de heer Hordijk soms
liberaal in beginsel en anti-revolutionair in de prak
tijk was, kunnen zeggen: wij zijn nog niet veel wijzer
geworden.
Wij zullen ons nog maar niet verdiepen in een ide
aal, dat het onze niet is, vóór wij iets meer weten
van de wijze, waarop dat verwezenlijkt zou moeten
woi'den.
Als men bij de aanhangige wet op den kinder
arbeid in aanmerking neemt, dat de heer Hordijk,
wat de quaestie van staatszorg betreft, ook met zijn
ambtgenoot Modderman niet homogeen isdan zien
wij in dit kabinet de sjjoren van een kortstondig leven,
en gevoelen wij ons teleurgesteld in onze verwachting
omtrent den nieuwen Minister van binnenlandsche zaken.
Zijne verklaringen geven reden tot eene afwachtende
houding.
Mededeelingen op verschillend gebied.
GOES, 4 OCTOBER 1882.
De kiezers te Borssele herinneren wij aan de
verkiezing voor een raadslid, die Vrijdag a. s. moet
plaatshebben.
De stembus is tot vier uren geopend.
IIansweert. Gedurende September werden aan het
telegraafkantoor alhier behandeld 540 telegrammen
en wel: verzonden 253, ontvangen 187.
Tegen 1 Nov. a. s. iswegens lichaamsgebreken,
eervol uit 's-Rijks dienst ontslagen de commies der 2e
klasse J. A. Peters alhier, met aanspraak op pensioen.
Wissekerke. De uitslag der Maandag plaats gehad
hebbende stemming voor een lid van den gemeente
raad alhier, ter voorziening vacature C. De Smit, die
de gemeente heeft verlaten, is als volgt: Aantal kie
zers i 09 waarvan er opkwamen 92. Het getal gel
dige stemmen was 90.
Van dit getal zijn uitgebracht op de heeren: Adr.
Van Damrne 41 Adr. Van der Maas 38L. Van
Oeoeren Jr. 8 stemmen en op A. BooneM. Hooze
en A. Van der Maas ieder 1 stem. Er moet dus eene
herstemming tusselien Adr. Van Damme en Adr. Van
der Maas Ez. plaatshebbenwelke is bepaald op
Maandag 16 October.
De overplaatsing van den ijker dr. F. Van IVa-
getiingen te Zwolle als ijker, chef van dienst, te Mid
delburg, is op zijn verzoek ingetrokken.
Aan liet schriftelijk examen voor officier heeft
van het 3e reg. inf. o. a. voldaan de sergeant Eich-
hollz voor de administratie.
De 2e luit. H. O. Moll, van het 3e bat. 3e reg.
inf., is overgeplaatst bij de 3 comp. van het Ie bat.
van dat regiment te Bergen-op-Zoom.
De neer C. Brieve, lijn-inspecteur bij de R'jks-
telegraaf en directeur van het kantoor Roosendaal, is
Zaterdag aldaar overleden. Hij was een der oudste
ambtenaren bij dien tak van dienst.
Dinsdag had op plechtige wijze de begrafenis plaats.
Daarbij was het hoofdbestuur van de telegraaf vertegen
woordigd en o. a. ook de kantoren Goes, Mid lelburg
en Vlissingen.
Belangrijk bericht aan de scheepvaart. De ha
venmeester van Antwerpen brengt ter kennis aan de
schippers, dat het uitdrukkelijk verboden is de monden
der oude dokken inet hunne schepen te naderen, zoo
lang des daags de roode vlag niet is geplant en des
nachts het roode licht niet is gehesehen.
Lloyd Anversois