1882. N°. 106. Donderdag 7 September. 69ste jaargang. Oude en nieuwe dingen. Mededeelingen op verschillend gebied. GOES, 6 SEPTEMBER 1882. GOESCH De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct. Agent voor het buitenland- A. STEINER, te Hamburg. In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COIJIUYT. De prijs der gewone advertentiën s van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel. De pret is weer voorbij. De laatste walm van vet, petroleum, gaslicht, Ben- gaalsch- of electrisch licht is al omhoog gestegen en de lucht is daarvan gezuiverd. Sommigen van hen, die met het meeste geld onze gemeente verlaten, zijn reeds vertrokkenhet meeren- deel zal nog slechts korten tijd behoeven om dat voorbeeld te volgen. Onze pleinen worden weer leeg en de vuilnisman zal de laatste sporen wegvegen van hetgeen er op die markten nog overbleef van de jaarlij ksche gast. Met denzelfden spoed, waarmee muzikanten, schreeu wende, om vooral niet te zeggen zingende, mannen en vrouwen, misvormde en goed gevormde personen met kijkkastjes, harmonica's of fluitjes ons hunne op wachting kwamen maken, zullen zij ons den rugtoe- keeren zonder éen woord van dank maar met een zeer goed geheugen omtrent hen, die hun geregeld niets gaven, om elders weer een even akelige vertoo ning te leveren van eene gemakkelijke, bedekte maar tevens ergerlijke wijze van bedelen. Zoo zal heden of morgen geen spoor meer te vin den zijn van de kermis-vermakelijkheden en zal ons niets overblijven dan de herinnering eraan. De herinnering Wij willen hopen dat velen zich vermaakt hebben, al was de gelegenheid ertoe al bijzonder schaarsch. Tocher valt over eens anders genot al even moeielijk te oordeelen als over iemands smaak, en het weinige, dat er was, kan misschien voldoende ge weest zijn, om aan de zucht tot ontspanning te voldoen. Er is nu eenmaal een algemeen streven om uit te gaan. De stroom van bezoekers uit de omliggende plaat sen, vooral Dinsdag verbazend groot, bewees opnieuw dat die kermisdagen een groot bestanddeel vormen in het ontspanningsleven van velen, en te vergeefs zoekt men naar een vasten leiddraad om te kunnen beoordeelen, of er in den smaak van genieten of var. pleizier-maken eenige verandering of verbetering komt. Zoo men soms op het eene oogenblik iets ziet, waar uit de gevolgtrekking te maken zou wezen van eenige beterschap, het duurt niet lang of men staat verbaasd over hetgeen een ander oogenblik ons te aanschouwen wordt gegeven. Typisch oud-kermis was 's avonds het schouwspel, dat het armoedige paardenspelletje ons te aanschou wen gaf. Onwelriekende flambouwen, een primitieve wagen, waarop muzikanten en de kleine rijders, die het brood moesten verdienen. Het was het penseel van een schilder waard, om te doen aanschouwen hoe het vroeger algemeen was. Daarnaast grootsch en schitterend verlicht een tent, geheel in overeenstemming met den weidschen titel van professor, dien de directeur voerde. Gaslicht en electrisch licht voerden buiten en binnen den boventoon. Welke twee contrasten En het oude liet men liggen om het nieuwe te zoeken. Men wilde iets goeds, iets grootsch, men wilde iets dat het oog boeide, iets dat schoon mocht heeten. En toch verdienden misschien die arme stakkers meer waardeering al ware het om die kleinen, welke, zoo zegt men, zoo lief werkten dan hun nu ten deel viel. Dochwaarom waren zij ook zoo arm dat zij niet konden meedoen met den geest des tijdsdie vooral wat meer vertoon van buiten vraagt Gelukkig zijn er nog bij hen geweest uit meelij gelukkig hebben sommigen zich over hen ontfermd. En dat toonde ten minste weer hoe er steeds goede roenschen zijn en hoe zelfs een kermis waarop ve len met verachting neerzien, maar waaraan slechts wei nigen zich onttrekken gelegenheid aanbiedt om iemand van zijne goede zijde te leeren kennen. Overigens was deze kermis wel een bewijs tc meer dat zij in gehalte achteruitgaat, al dient men voor zichtig te wezen met den staf te breken over de wijze, waarop men deze of gene zag genoegen smaken. Als men hier meent reden te hebben om zich te ergeren over het dansen, hossen, schreeuwen van som migen, dan kan men ginds zich misschien verbazen over het genoegen van anderen, die beschaafder genot zoeken in het meer dan eenmaal aanhooren van on verstaanbare, slecht gezongen liederen, waarbij vaak gebaren ten beste worden gegeven, die men in fat soenlijke kringen anders zou weren. Wij dachten aanPailleron Le monde ou Von s'ennuie. In de kringen, waarin hij ops voert, ver veelt men zich uit zucht tot quasi geleerdheid; wij zouden wel eens willen weten hoevelen zich verveeld zullen hebben uit gewoonte om in de kermisdagen toch uit te gaan. Gelukkig, dat er bij die gelegen heden nog andere bijzaken waren om zich te vermaken. Het is alleen de quaestie van de gelegenheid om plei- zier te hebben. Men zoekt wel het beste, maar moet zich tevreden stellen met het mindere, als het betere ontbreekt. De kermis verbeteren het komt ons steeds eene moeilijke zaak voor. Het moet uitgaan van het pu bliek zelf en, trots vele uitzonderingen, is dat nog niet zoo slecht om niet het mooie en goede te zoeken als het er maar is. Maar er kon begonnen worden met veel weg te rui men, wat onnoodig en bepaald akelig is. Wat doen wij toch met die massa ongelukkigen met muziekinstrumenten, waai op zij niet spelen kunnen, met die tentjes van kaffers, waarzeggerijen, die met hun bedrog tevens allerlei onhebbelijkheden meevoeren t Op dat punt kon toch wel eenige zifting plaats hebben; de kermis zou erdoor verbeteren, en aan de maatschappij zou een weldaad bewezen worden. Voor de betrokken personen, die te lui zijn om te werken en het gemakkelijker vinden voor Kaffer of waarzegster te spelen, of die zulke kermis-vuiligheden te kijk aanbieden, zou het eene weldaad wezen wan neer zij door een verbod gedwongen werden werk te verrichten. Ongelukkigen worden door dat verbod teruggezonden naar de gemeente, waaruit zij afkomstig zijn, en eene goede armenverzorging wordt daardoor in de hand gewerkt. Iedere gemeente heeft op dat punt genoeg te doen. Wil men een goed orgel, een goed muziekkorps in de stad laten spelen, het zij zoomaar zoo'n samen raapsel van onharmonische geluiden en walgelijke ver tooningen als dit jaar te Goes zijn toegelaten, zagen wij in lang niet. Daarop zij de aandacht gevestigd van ons dagelijksch bestuur. Dat toch heeft het recht om uit onze gemeente bij die gelegenheid te weren wat het niet geschikt acht, wat al te vuil of al te veel op bedrog geba seerd is. Hierin verandering te brengen zal wel niet zoo moeielijk wezen, en in ieder geval gemakkelijker dan dit te doen in de gewoonte van het gros der men- schen, die maar steeds geven aan elk, die bij kermis- gelegenheden aanklopt en daardoor de toeneming van bedekte bedelarij in die dagen in de hand werken. Gewoonten te veranderen, het gaat zoo moeielijk; de een volgt den ander, en het is aangenaam wan neer er eenige variatie op sommige punten plaats heeft. Wij hebben in den laatsten tijd nog al vaak in onze omgeving over het installeeren van nieuwe burgemees ters gelezen, zoo vaak dat wij het eene verademing vonden, toen de laatste aan de beurt was geweest. Alles geleek nog grootendeels op hetgeen Van Zeg gelen in zijn vers »De nieuwe Heer" schreef: Een dorp, de naam doet weinig tot de zaak, Een dorp, waarheen ik soms een tochtje maak, Is 't oord, waar 'k uw verbeelding heen wil leiden, Niet groot, niet klein, maar ietwat tusschenbeiden Is de omtrek, die een honderdtal of wat Van zielen grof en fijn te zamenvat. Een kastelein, een kroeg, een kerk met toren, Een kolfbaan, school, een schout en assessoren, Een arts voor mensch en dier, een ambachtsheer, Een vroedvrouw., smid, een groote pomp en meer Gerieflijkheen zijn hier in volle werking Mijn teekenstift, ik voel het, eischt beperking Wat zegt het of ik haarfijn u beschreef Wat Jan bezit, wat Piet zoo al bedreef. Of enklen voor 't herzien der Grondwet waren, De ontvanger veel oninbaar moet verklaren. Of 't Handelsblad er daaglijks circuleert, Of men er druk den stoomgeest refuteert Genoeg, een dorp is 't als vele andre dorpen, 't Bevat veel goeds veel kwaads mocht wel verworpen: 't Heeft huis en hut, naar eisch van rang en staat, I Geboomte in 't rond en keien op de straat 't Heeft boeren, dik van buik en grof van leden 't Heeft meisjes, vol van zoete aanminnigheden, Ja, 'k kweet niet wat het biedt en niet al biedt, Of de Omtrek productief is ofte niet. 't Heeft wijzen, maar niet vrij van dwaze grillen, En dwazen, die graag wijzen schijnen willen 't Geeft zoet en zuur; nog eens, 't heeft goeden kwaad, Maar wat het heeft 't heeft koppen in den raad, Ja, kon de zaal van 't oude rechthuis klappen, Wat wijsheid kwam aan 't lichtWat eigenschappen Van geest en denkkracht spraken ajj3 de dag Van 't corpus nobilé van 't dorpsgezag. Bezorgd voor 't heil van tal gemeentenaren, Begreep de raad, dat ze allen kindren waren, Waarover 't vaderschap hun was verleend, En aan wier borst de kudde lacht en weent. Wrat kenden ze op een prik hun dierbre schapen 1 Hoe laat een elk er opstond eji ging slapen Wat Piet al in de melk te brokken had Hoe duchtig Hein er in de pekel zat Wat gouden troost aan J a p i k stond te wachten Wat velen over Klaassens dochter dachten Waarom Jeroen de kroeg niet meer bezocht Voor hoeveel Kees zijn roodbont had verkocht; Hoe S a a r na d' echt heel anders was geworden Hoe duchtig K r e 1 i s' erfgenamen morden Waartoe Jan-Piet zoo dikwijls reed naar stee; Wat Maarten vaak zoo deerlijk zuchten dee; Hoe Lammert aan dien krabbel was gekomen Wat G e e r t e van haar vrijer had vernomen Waar S ij men heel zijn boeltje had verkwist; Hoe K 1 a a r t j e met haar buurvrouw had getwist In 't kortniets bleef den achtbren raad verholen Van 't dorperstal, hun zorgen aanbevolen. Eén zaak nochtans gaf stof tot veel gepraat En eischte heel de wijsheid van den raad Een nieuwe heer was in het dorp te wachten Geen wonder dat ze op juiste middlen dachten, Om 's mans ontvangst voor zulk een groot festijn Vol luister en vol jubel te doen zijn. Een eereboog werd vluchtig opgeslagen En vlag en groen en luchters bijgedragen Eene eerewacht werd samengetrompet Zes flinke boerenzoons te paard gezet Een twaalftal meisjes moest met groen hem strooien Men zou een zwijn op 't nadrend feest «vergooien In 't kort't was drukte en draven overal. Verrukt door 't heil van 't onverwacht geval, Dat aller blik het heerschap zou ontmoeten, Die, onbekend, de dorpers kwam begroeten, Was ieder vol van 't geen gebeuren zou, En groot en klein vol ijver in het touw. En het slot van de drukte was steeds een eere wacht, waarvan, wij willen het aannemen, de lengte een zinnebeeld was van de sympathie der ingezetenen voor hun nieuw hoofd; eenige volksspelen aan de eene zijde en aan den anderen kant tracteeren van school kinderen, armen en deelnemers aan zoo'n eerewacht. In dezelfde volgorde keerde een en ander terug. En de sympathie voor het nieuwe hoofd wordt bij velen, bij het begin, afgemeten naar de wijze waarop hij juist aan die laatste verplichtingen voldoet. Een royaal burgemeester wordt dan al spoedig een goed burgemeester genoemd. Wij kunnen ons voorstellen dat men, waar een in gezetene, dien men jaren kent en die veel voor eene gemeente deed, hoofd der gemeente wordt, zijne vreugde te kennen geeftmaar zooals ook is geschied, een vreemdeling zulke ovaties te brengen, geeft ons louter aanleiding tot de meening, dat het niets anders is dan eene gelegenheid aangrijpen voor vermaak. Een flinke stap is het dan ook, wanneer een nieuwe, onbekende titularis voor zoo'n ovatie bedankt en liever wenscht dat men afwacht wat hij doetom later daarnaar te beoordeelen of er reden is tot feestvreugde. Ook hierbij zouden wij wenschen, dat er meer naar waarheid werd gestreefd. Wil men bij zulke gelegenheden eene uitspanning, welnu, niemand zal dat euvel duiden, men heeft daar aan nu en dan behoefte; maar beide partijen toonen toch tevens, dat zij elkander goed begrijpen. Men overdrijve aan geen van beide zijden, en streve meer naar hartelijkheid dan naar omvang van dc ovatie, die men op touw zet. In de hedenmorgen gehouden vergaderingen is benoemd tot dijkgraaf van den Mairepolder en tot afgevaardigde voor het waterschap de Valkenissegeul de heer C. Blok. Geplaatst als no. 1 op de voor dracht voor dijkgraaf van den Oostpolder de heer J. Van Liere en voor voorzitter van het waterschap de Valkenissegeul de heer C. C. Welleman. Wissekerke. Aan de Maandag gehouden herstem ming voor een raadslid namen van de 169 kiezers er 105 deel. Een briefje was blanco. Gekozen werd de heer J. L. Iiluyt met 62 stemmen. Op den heer Ad. Van der Maas waren 42 stemmen uitgebracht. Sint-Maartënsdijk. De gemeentebegrooting voor 1883 beloopt in ontvangst en uitgave f 17786,41%. Voor onderwijs is uitgetrokken f5675, voor aflossing van kapitalen f 1500 en voor rentevergoeding f 1010. De hoofdelijke omslag is geraamd op f2800, wat voor eene bevolking van 2700 zielen zeker weinig te noe men is. De begrooting voor het algemeen armbestuur be draagt f 8736,04voor te ontvangen pachten wordt geraamd f4872,88 en voor renten van inschrijvingen op het Grootboek 1' 1288,50; voor verpleging is uit getrokken f 1800, voor wekelijksche bedeeling even eens f 1800 en voor kleeding f 550. Vrijdag werd alhier de jaarlijksche vergadering der vereeniging van Burgemeesters en Secretarissen op het eiland Tholen gehouden. De aftredende bestuurs leden, de lieeren De Vulder van Noorden, voorzitter, en Hanssens, secretaris, werden herkozen. Als nieuwe leden traden toe de heerenbaron Van Heemstra burgemeester van Scherpenisse, en L. Groenewege Lz., wethouder alhier. Door den heer N. Poldermanburgemeester alhier, werd daarop de inlijving en aanvulling van het actieve gedeelte der rustende schutterij behandeldterwijl daarna het onderwerp: «armenverpleging" tot uitvoe rige gedachtenwisseling aanleiding gaf. De opemngstocht op de tramlijn Bergen-op- Zootn—Tholen is bepaald op Woensdag 13 dezer, ter wijl de geregelde dienst daags daarna zal aanvangen. D»or den gemeenteraad van Bergen-op-Zooui is f 100,000 beschikbaar gesteld voor de verbetering en verbreeding van het riviertje de Zoom, terwijl f91,100 is uitgetrokken voor verbetering der havenwerken. -Het Vaderland schrijft: «De onjuiste opheldering in het Dagblad ten aanzien van de verhooging van tractement als ambassadeur, door den tegenwoordigen Minister van buitenlandsche zaken aan zichzelven toegekend over de eerste maanden van 1881, dwingt ons op deze onaangename geschie denis terug te komen. Wel is bij een organiek besluit van 28 Augustus 1881, door den Minister Van Lynden, toenmaals aan het hoofd der buitenlandsche aangelegenheden, in het leven geroepen, de positie der diplomatieke ambte naren nader geregeld; doch daar het betrekkelijk be sluit eerst op 2 September daaraanvolgende in het Staatsblad werd opgenomen, zonder dat er in werd bepaald, dat het vroeger zou ingaantrad het over eenkomstig de wet van 1852 eerst in werking op den 23n der laatstgenoemde maand. De tegenwoordige Minister van buitenlandsche zaken was echter reeds den IGn September dier maand als zoodanig opgetre den, zoodat de gunstige bepalingen van het besluit van Augustus, dat alleen voor de toekomst mocht gelden, niet op hem konden worden toegepast, omdat hij als gezant was afgetreden. Maar ook al ware het besluit eenige weken vroeger genomen, dan zou toch nog geen enkele bepaling ran dat besluit 's Konings vertegenwoordiger te Berlijn aanspraak op tractementsverhooging hebben gege ven. Voor 1882 is dan ook weer evenals voor 1881 niet meer dan f 28,000 voor den gezant te Berlijn uitgetrokken. Voor den gezant te Parijs is eveneens slechts f 28,000 uitgetrokken, maar in 1881 heeft ook deze gezant aanzienlijk meer genotenofschoon de Tweede Kamer bij de behandeling van de begrooting voor 1881 met bijna algemeene stemmen een amen dement had aangenomen om dien gezant geen tracte mentsverhooging te geven. Daar de gehevle verdediging van het Dagblad op het besluit van Augustus berust, zouden wij 't hierbij willen laten, ware 'tniet, dat ons tér ooren kwam de intrekking van de in Januari 11. verleende verhoo ging bij een nailer koninklijk besluit, dat dezer dagen genomen werd. De Minister zelf schijnt dus n'en déplaise het Dagblad het minder voegzame zijner handeling te erkennen".

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1882 | | pagina 1