1882. F. 100. Donderdag 24 Augustus. 69stc jaargang, Eene afkeurenswaardige beweging tegen een goed doel. Hoogire Burgerschool voor Jongens. Mededeelingen op verschillend gebied. GOES, 23 AUGUSTUS 1882. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond uitgezonderd op feestdagen. Pvijs per kwartaal, 200 binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct. Agent voor het buitenland- A. STEINER, te Hamburg. In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. De prijs der gewone advertentiën i s van 15 regels 50 ct., elke regel rriear 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel Het valt in de tegenwoordige politieke omstandig heden moeielijk te zeggen, wat er van het aanhangige wetsontwerp op den kinderarbeid worden zal, en dit maakt het leveren van beschouwingen daarover nogal bijzonder onvruchtbaar. Wanneer men echter nagaat hetgeen daarover reeds geschreven is en let op de instemming, die er van zoovele zijden met dit ontwerp is betuigd, dan be treurt men destemeer dat door een stagnatie, als nu in onze politieke werkzaamheden plaatsheeft, het totstand brengen van zulk een dringend noodige verbetering weer op de lange baan is geschoven. Dringend noodige stap 7 Onzen Minister van justitie zullen velen het nazeggen Lang genoeg heeft men met de herziening van de wet op den kinderarbeid gewacht om thans, zonder vrees voor tegenspraak, te kunnen beweren, dat aan een nieuwe wettelijke regeling behoefte bestaat. Maar er staan tegenover die velen ook nog anderen, misschien niet minder, zoo niet meer in aantal, die zich niet ontzien zullen dat gevoelen van den Minister tegen te spreken. De eerste stap, op dat gebied gezet door den heer Van Houten, vond ook geen onverdeelde sympathie, verre van dienen toen, na ernstigen tegenstand, die eerste schrede was gezet, bleek maar al te zeer hoe onvolkomen en wankelend zij was. Veldarbeid was geheel buiten de wet gesteld en het gevolg ervan was dat de kinderen, die door de politie uit de werkplaatsen verwijderd worden, nu naar het land gaan om als veehoeders, wieders enz. dienst te doen. Meer nog dan in de nijverheid worden de kin deren bij den landbouw gebezigd, en zoolang dit laatste niet verboden wordt, zal een wet op den kinderarbeid hier te lande geringe resultaten opleveren. Zeer terecht voorzekerwant zelfs de bepaling in onze schoolwet van 1878, die aan gemeentebesturen de bevoegdheid geeft om aan dat bezwaar tegemoet te komen, is zoo onvoldoende, dat men daarvan toch zeker geen heil kan verwachten voor de toekomst. Wij kunnen dus gerust verklaren dat voorziening in dien toestand dringend noodig is, maar wij willen toch even letten op de bezwarendie van anderen kant weer aangevoerd worden om dezen stap zooals som migen dit bij voorkeur noemen tot uitbreiding van staatsalmacht te bestrijden. Van welken aard zijn die bezwaren, en wie zijn hoofdzakelijk zijdie ze aanvoerenom het beginsel der wet aantetasten, en daardoor alle bespreking der details ervan overbodig rnaken 7 Het zijn zij, voor wie staatsalmacht een schrikbeeld is, omdat door die macht hun geestelijke macht wordt verbroken. Der geestelijken heerschappijwelke zich niet te vreden stelt met een bescheiden werkkring in de kerk en de maatschappijwaar het geldt de menschen in hun geloof te versterken en tot een goed leven aan te sporenmaar die over alles regeeren wil en van allen eischt, dat zij zich aan haar onderwerpedie van onder en van boven ook den staat, de gemeen schap van zoovelen verschillend in geloof, wil be- heerschen die heerschappij is het, welke in hare organen en hare vereenigingen hare quasi argumenten aanvoert tegen zoo'n dringend noodigen stap in het algemeen belang. Juist dat standpunt van algemeen welzijn is hun te breed; het welzijn der kerk alleen, het welzijn van het gezag der hoofden van die kerk gaat volgens hen daarboven. Zij verfoeien de macht van den Staat, maar zoo zij van die macht gebruik kunnen maken in hun be lang, zij zullen het niet nalaten en zelfs oude, verroeste wapenen als een Zondagswet gaarne oprapen, om die in handen te geven van de dienaren van den Staat teneinde hen te helpen. Gelukkig, dat de dienaren zich daartoe niet leenen laten. Het ware wellicht wenschelijk, dat zulken drijvers eens de macht gegeven werd het roer van Staat in handen te nemen; er zou dan spoedig genoeg blijken hoe hun haat tegen staatsalmacht in liefde daarvoor zou verkeeren. Dan zou men de schoonste tonen hooren over den plicht van den Staat, om voor het welzijn zijner onderdanen te waken en onder het aanheffen daarvan zou men ons voeren in de armen van hen, die van een juist staatsbegrip geen idee hebben maar van kerkelijken dwang zooveel te meer weten. Laat ieder gelooven wat hij wil; laat hij een, tien of geen kerken bezoeken troost zoeken bij een ka tholiek priester, bij een orthodox of modern predi kant in de herv. kerk, bij een rabbi of bij een evan gelist wij hebben daarmee vrede en eerbiedigen ieders meening. Maar de Staat heeft daarmee zich niet in- telaten. De Staat heeft op ander terrein te waken, en te zorgen voor de belangen van allen, zoo ver schillend in meening, zoo verschillend geloovig of on- geloovig. Het is een geheel oude stelling, die echter telkens wel weer herhaald mag worden tegenover het drijven van zoovelen, die er steeds den mond v.ra vol hebben om den Staat van heerschzucht te beschuldigen, ter wijl zij, met hun aanhang slechts een klein deel van dien Staat vormendealles aanwenden om, ten koste van anderen, dat gezag meester te worden. Wij huldigen het gezag van den Staat en ver dedigen zijn recht om, met erkenning van dat gezag, maatregelen te nemen, die de welvaart van het al gemeen kunnen bevorderen of de verwaarloozing kun nen tegengaan. Een bedelaar zou zich wel kunnen beklagen, dat men en de zijnen, die hetzelfde z. g. ambacht uitoefenen, belemme rt in die uitoefening. En toch het is juist met een quasi teergevoelig be roep op het recht der ouders om hunne kinderen zeiven op te voeden, dat men de tegenstanders der wet in het gelid roept. De overdreven en verre van eerlijke argumenten, die men daarbij aanvoert, getuigen slechts van zucht om te speculeeren op het winstbejag van ouders, die voor oogenblikkelijke voordeelen hun belang in de toekomst over het hoofd zien en daardoor ook in het verschiet den Staat, dat is de gemeenschap van allen, de wrange vruchten laten plukken van hun slechte tactiek. Als een der bestrijders van het bewuste ontwerp heeft zich doen kennen het werkliedenverbond Pa trimonium' te Amsterdam. Hoe eene vereeniging, die beweert de belangen der werklieden te willen behartigen, zich ontrekken durft bij het verleenen van steun aan zulk een ontwerp, is ons een raadselmaar als wij ons herinneren welke woordvoerders die vei eeniging heeft, hoe zij ook alweer onder invloed staat van de heerschappij-voerders, waarop wij hierboven doelden, komen wij van zelf tot de vraag: of er niet wat anders in het spel is dan zui vere belangstelling in het lot der arbeidende klasse, en of ook bij die vereeniging weer niet louter een ander doel den boventoon geeft? Genoeg is het voor ons dat die vereeniging, volgens een open brief, vooralsnog geen instemming kon be tuigen met het adres, dat het Algemeen Nederlandsch Werklieden-verbond aan de Tweede Kamer zond, waarin verzocht werd, dat de kamer het wetsontwerp tot het tegengaan van overmatigen arbeid en verwaar loozing van kinderen" tot wet helpe verheffen. In de argumenten tot verdediging van die onthou ding nu zien wij de getrouwe afspiegeling van het geen door zoovelen wordt verkondigd en wat in onze omgeving ook nog onlangs is geschreven. Patrimonium" ontzegt den Staat de bevoegdheid om den kinderarbeid bij de wet te verbieden en te re gelen. Het wil den ouders bet recht, den plicht en de vrijheid zien gelaten »om voor de gezondheid, de op voeding, de ontwikkeling en het zedelijk als stoffelijk welzijn hunner kinderen te doen of te laten, wat hun geweten, overeenkomstig Gods woord, hun voorschrijft". Hier staan wij weer voor een van die phrases, waarmee men zoo gaarne schermt, terwijl ook de aan haling van Gods Woord niet zal nalaten bij velen in druk te maken. Nu weet ieder dat er ouders genoeg zijn, die door hun werken voldoende toonen een zonderling begrip te hebben omtrent hetgeen Gods Woord leert en den ouders tot plicht stelt, en men zou, wat hunzelven betreft, daarmee vrede kunnen hebben, zoo niet anderer belangen daarbij geschaad werden en het algemeen de Staat zich tegenover de zonderlinge opvattingen van die Go Is-Woord-liefhebbende ouders moet verde digen. Dat schermen met zulke woorden heeft op ons juist een anderen indruk dan zij, die daarmee zich onledig houden, ervan verwachten. Ter bedekking van allerlei zwakheden en ongerech tigheden en schandalen is bijna de halve wereld dade lijk bereid zich te verschuilen achter eene aanhaling uit dat Woord, en zoekt men daarin eene zekere verdediging. Wij kunnen dus hierbij gerust die groote woorden laten rusten als van nul en geener waarde en slechts ons plaatsen op het terrein van het practische leven. En dan halen wij tegenover de bewering van zPa- trimoniumaan, hetgeen het bestuur van het stAlge- meenNederlandschWerkliedenverbond" daartegen aan voerde nl.»dat er ouders zijn, die hunne kinde ren op te jeugdigen leeftijd aan den arbeid, te over spannen en te langdurigen arbeid stellen en verzuimen hun het hoog noodige onderwqs te laten geven, hunne vrijheid misbruiken, bunnen plicht verzaken en hun recht verkrachten. Ondervonden die ouders daar alleen de nadeelen van, dan zou men dit kunnen laten die nen als straf voor de bedrevene zonden. Maar dat juist is hier het kwaad de ouders plukken er de voordeelen van en de nadeelen komen ten laste der kinderen. Het kwaad straft hier niet zijn meester maar diens slachtoffers. Daartegen moet de maat schappij en als hoogste uiting van haar de Staat op treden. Niet in den zin om het recht en de v r ij li e i d der ouders te verkorten, maar om de kinderen, die weerloos zijn, te beschermen. En de Staat is daartoe verplicht, uit het oogpunt van be lang, omdat de kinderen, wier gezondheid door te vroegtijdigen arbeid is ondermijnd, wier krachten uit geput, wier lichaamsdeelen gebroken zijn en wier on derwijs en opvoeding door te vroegen en langdurigen arbeid is verwaarloosd, vrij zeker eenmaal ten zijnen laste en die der maatschappij komen, 't zij als be deelden of gevangenen, of dreigen, met een even be krompen verstand als de ouders, even ongenoegzaam voor het belang hunner kinderen te zullen waken. «Maar er is nog een andere opvatting. Gesteld dat het meerendeel der ouders zich het kwaad, dat zij verrichten, volkomen bewust zijn en dat hun geweten er tegen in verzet komt, hoe dan zullen zij zich zon der de bescherming der wet ervan ontdoen, waar de fabrikant, daartoe meestal door de concurrentie gedrongen, ze dwingt hunne kinderen aan de fabriek over te leveren, op straffe hen te zullen ontsl aan 7 De arbeid van kinderen is in een aantal bedrijven behoefte geworden, niet in het belang der nijverheid als zoodanig, maar omdat zij goedkooper is en om de verdiensten aan te vullen van den vader, die, om dat zijne kinderen de zorgen des gezins helpen ver lichten, met een paar gulden minder per week kan worden afgescheept. De kinderen zijn de concurren ten van den vader. Dit wordt door de ouders nog te weinig beseft. Verbiedt den kinderen te arbeiden en het loon der ouders zal weldra het peil bereiken, als in andere takken van industrie, waar kinderarbeid geen regel is." Dat is een juist standpunt. Zelfs kerkelijke armbe sturen, die hunne belangen goed begrijpen, moesten den Staat in dezen helpen, zij het niet in het belang der betrokken personen dan toch in hun eigen belang. Misschien dat voor het tegenwoordige, wanneer de bijdrage der kleinen niet meer ontvangen wordt, er meer aanvragen om hulp bij hen zouden inkomen maar later, als er minder personen zullen zijn, wier lichaamskracht in de jeugd door overmatigen arbeid is vernietigd of die door slechte ontwikkeling in dien tijd zijn verwaar loosd, hebben zij daarvan voordeel. En terecht wordt verder hierboven gewezen op de concurrentie. Gelooft vrij, dat onder de bestrijders van het ingediende wets-ontwerp zich zullen scharen alle fabrikanten en industriëelen, wier eigen belang door de coneurrentie gedwongen wordt aan het belang van anderen op zedelijk en lichamelijk gebied zich hoegenaamd niets te laten gelegen liggen. Dat is de dringende noodzakelijkheid, waarover men die fabrikanten niet te hard mag vallen, maar waar tegen de Staat met alle macht maatregelen nemen moet, opdat zij niet slechte gevolgen voor hare onder danen mogen hebben. Wij betreuren de bestrijding van het nuttige wets ontwerp zooals die geschiedt op eene wijze, waarvan wij hierboven een staaltje aangaven, te meer omdat men van eene dergelijke zijde, met een verwijzing naar de schoolwet, ook eene beweging tegen de wet op den kinderarbeid wil in het leven roepen. Krachtig openbare zich daarom tegelegener tijd de geest van instemming en medewerking, die velen voor dit ontwerp bezielt. Dan twijfelen wij niet of, wanneer de Minister Modderman aan het roer blijft, zal eenmaal ook dit nuttige ontwerp, met zulk een goed doel, trots de afkeurenswaardige beweging er tegentot wet wor den verheven! BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brer gen in herinneting, dat voor de H^ogere Burger school voor jongens de TOELATINGS-EXAMENS een aauvang zullen nemen op Maandag den 28 Augustus, ne HEREXAMENS zullen plaatsnebben op Dinsdag den 29 Augustus, en de LESSEN zullen beginnen op Donderdag den 31 Augustus aanstaande. Goes, den 23 Augustus 1882. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J G. DE WITT HAMER. De Secretaris, HARTMAN. Bij ons noinmer van Dinsdag a. s. zal als bij voegsel worden verzonden het Rapportuitgebracht door de Jury aan de commissie voor de Zceuwsche tentoonstelling voor nijverheid, kunst toegepast op nijverheid, benevens wedstrijd voor den handwerks man. In de heden in het koffiehuis De Prins van Oranje alhiergehouden vergadering van ingelanden der Breede Watering bewesten Yerseke waren 48 personen tegenwoordig, uitbrengende 91 stemmen. President was de heer mr. B. Verselewel Van der Bilt, dijkgraaf, terwijl de heer G. II. Van der Meer Mohr ontvanger-griffierhet secretariaat waarnam. Na benoeming van eenige commissiën en het doen van eenige mededeelingen werd, op voorstel der com missie benoemd tot het nazien ervande rekening over 188182 goedgekeurd. Uitgeloot werden ten slotte 7 aandeelen ad f 500 in de leening 1852, 34 a f 1000 in die van 1876/7 en 2 a f 1000 in die van 1877/8. Wissekerke. Bij de gehouden verkiezing voor een raadslid heeft niemand de volstrekte meerderheid be komen. Er moet, Maandag 4 Sept., eene herstemming plaats hebben tusschen de lieeren J. L. Ktuijt en AVajj der Maas Ezn. De eerste bekwam 42, de laatste 32 stemmen. Eervol ontslag verleend, op zijn verzoek, aan den len luit. bij het 3e bat. van de rust. schutterij in Zeeland J. Wclleman, en benoemd bij die schutterij bij het 4e bat. tot kapt. E. A. Pafeer, thans le luit., tot len luit. J. J. Pateer, thans 2e luit., tot 2en luit. M. Lucieer, thans schutter. Gedetacheerd bij het 2e reg. vcld-art. de 2e luit. C. J. Pické, van het 3e reg. vest.-art. De miliciens-verlofgangers der lichting van 1878, van het wapen der cavalerie, zijn, te rekenen van 15 Aug.bij de trein-compagnieën der regimenten veld artillerie overgeplaatst. Die van 1879 worden dadelijk na afloop der herhalingsoefeningen bij gemelde trein- compagnieën overgeplaatst. De rijkscommissie voor de examens ter verkrij ging van een diploma als stuurman aan boord van koopvaardijschepen zal, aanvangende den 12n Sept. a. s.zitting houden in het raadhuis te Amsterdam. Nadere bijzonderheden bevat de St.-Ct. De heer Henry Turing, Britsch vice-consul te Rotterdam, is benoemd tot Britsch consul voor Zuid- Holland ZeelandNoord-Brabant en Limburg, met Rotterdam als verblijfplaats. Naar aanleiding van het bericht dat de procu reur-generaal bij het gerechtshof te 's-Gravenhag o geene cassatie beeft aangeteekend tegen de vrijspraak van L. J. Rolandvan de hem te laste gelegde feiten, zegt de M.-Ct., dat dit wel te denken was en herinnert dan tevens aan art. 381 van liet Wetb. van Strafv. «Ingeval de beklaagde of beschuldigde is vrijge sproken, op grond dat deszelfs schuld niet is bewezen, kan de cassatie van het vonnis of arrestdoor den procureur-generaal bij den hoogen raad, alleen ver volgd worden in het belang der wet zonder den vri^- gesprokene te benadeclen."

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1882 | | pagina 1