BIJVOEGSEL jg GOESCHE COURANT. ZATERDAG SUS 8 JULI 1882. No. 80. Akte va» beschuldiging OPENBARE VERGADERING van den Baad «Ier gemeente Goes, op ZATERDAG den 8 JULI 1882, des namiddags te half 3 uren. Goes, den 6 Juli 1882. De Secretaris, HARTMAN. Punten van behandeling: I. Mededeelingen, ingekomen stukken. II. Verzoek van mej. A. Zubli om eervol ontslag als leerares in de Engelsche taal en letterkunde. III. Voorstel tot wijziging der verordening, bepalende het getal leeraressen enz. aan de Middelbare school voor meisjes. IV. Aanvrage van het bestuur van het Gasthuis om machtiging tot af- en overschrijving op de be- grooting voor 1881. V. Aanvrage van het Burgerlijk Armbestuur om wijziging van de begrooting voor 1882. Rechtzaken. in zake contra P. A. Janssen, geschorst directeur van het huis van arrest te Middelburg. Deze zaak zal Woensdag 26 Juli voor het hof be handeld worden. Zeven getuigen zijn opgeroepen. De Procureur-Generaal bij het gerechtshof te 's-Gra- venhage geeft te kennen, dat bij arrest van terecht stelling van genoemd gerechtshof, in raadkamer ver gaderd, van den 19 Juni 1882, naar 's Hofs openbare terechtzitting is verwezen geworden: P. A. Janssen, 47 jaar oud, laatst van beroep di recteur van het huis van arrest te Middelburg, ge boren te Gent, thans wonende te Oost- en West Sou burg (Abeele). En verklaart de Procureur-Generaaldat uit de instructie dezer zaak het navolgende is gebleken Ten aanzien van het feit, den beschuldigde sub. A ten laste gelegd: Uit zijne bekentenis dat hij, directeur zijnde van het huis van arrest te Middelburg en als zoodanig belast met het geven van ondersteuning aan de ge vangenen, die dat huis verlieten, zoo daartoe termen ■waren, in reispenningen of kleedingstukken, van welke ondersteuning hij dan, tot staving van de daarvoor in te dienen declaratiemoest opmaken een staat van ontslagen gevangenen, welkein het geheel geene of ontoereikende uitgaanskassen hadden, om de plaats hunner bestemming te bereiken, op dien staat, be- hoorende bij de declaratie over het tweede halfjaar van 1880, valschelijk heeft vermeld dat de ontslagen ge vangene Antonia Regenspurg geene uitgaanskas had, terwijl hij wist dat zij wel zulk eene kas had, ten bedrage van f21,46%; dat deze vermelding dienen moest om het mogelijk te maken haar, namens het rijk, f8,45 reisgeld te geven; dat hij vervolgens dien staat, wetende dat de bedoelde, daarin voorko mende vermelding valsch was, in den aanvang van het jaar 1881 heeft gevoegd bij de declaratie over het tweede halfjaar van 1880 en daarmede aan het college van regenten over vermeld huis ter verdere behande ling heeft aangeboden. Welke bekentenis wordt bevestigd: lo. door een uittreksel van een Koninklijk Besluit dd. 8 April 1873, door den heer Secretaris-Generaal bij het Departement van Justitie voor eensluidend uit treksel onderteekend, dat, met ingang van 1 Mei van dat jaar, de beschuldigde is benoemd tot Directeur van het burgerlijk en militair huis van verzekering te Middelburg 2o. door de verklaring van Antonia Regenspurg, huisvrouw Hannes Poortman dat zij in het huis van arrest te Middelburg eene gevangenisstraf heeft ondergaandat zij een paar da gen vóór haar ontslag door den beschuldigde op diens bureau werd geroependat deze haar toen aldaar heeft voorgelezen wat zij te goed haddat dit was een bedrag van omstreeks f 20dat zij daarop voor dat bedrag in een boek heeft geteekenddat de be schuldigde den volgenden dag bij haar in de keuken is gekomen, tot haar zeggende «Toontje, je hebt niet veel reisgeld, ik zal er nog over denken of ik er nog wat bij kan doendat hij kort daarop is teruggeko men, zeggende «Toontje, ga eens mede naar het bureau: dat hij haar daar heeft medegedeeld dat zij er nog f 8 bij kreeg dat zij toen wederom op het boek geteekend heeftdat haar den volgenden mor gen, bij haar vertrek, door den bewaarder Schotsman een bedrag van f28 a f29 is uitbetaald: dat de be schuldigde en diens vrouw haar in de laatste dagen van haar verblijf in de gevangenis hadden gevraagd, of zij, na haar ontslag, bij hen als meid wilde blijven dat zij dit echter geweigerd heeftdat, toen zij reeds ongeveer 8 dagen in hare woning te Deventer was, zij van den beschuldigde een brief heeft ontvangen met het vernieuwde verzoek om bij hem in dienst te komendat zij echter ook toen heeft geweigerd 3o. door het ten processe overgelegd register van verdiende gelden, waarin vermeld staat dat genoemde A. Regenspurg op 9 Augustus 1880 f21,46% heeft ontvangen 4o. door de verklaring van Johanna Brouwer, dat zij is bewaarster in het huis van arrest te Middelburg; dat de beschuldigde haar heeft medegedeeld dat hij aan A. Regenspurg, boven haar uitgaanskas, nog reis geld had gegevendat hij haar dit mededeelde onder geheimhouding, omdat dit nog nooit met iemand an ders was geschieddat de beschuldigde haar als reden voor dit gunstbetoon opgaf, dat hij aan bedoelde vrouw het terugkomen uit Deventer, waar haar man woonde, gemakkelijk wilde maken; 5o. door de verklaring van jhr. mr. Adriaan Willem Snouck Hurgrönje, vice-voorzitter van het College van Regenten van het huis van arrest te Middelburg, dat de beschuldigde hem erover gesproken heeft dat bij A. Regenspurg, na haar ontslag, gaarne als dienst bode wilde hebben; dat getuige hem toen den raad heeft gegeven aan haren echtgenoot te Deventer te schrijven 6o. door de verklaring van denzelfden, dat de de- claratiën van den beschuldigde voor uitbetaalde reis gelden door dezen aan Regenten steeds werden aan geboden, en daarop door getuigeals voorzitteren door den secretaris werden geteekend; 7o. door de verklaring van mr. Eduard Pieter Schorer, secretaris van voornoemd college, dat de staat van ontslagen gevangenen, welke in het geheel geen of ontoereikende uitgaanskassen hebben, en aan wie op dien grond reisgeld wordt verstrektaltijd wordt gevoegd bij de declaratie, door den directeur ingediend om de voorgeschoten reisgelden terug te ontvangen; 8o. door de verklaringen van jhr. mr. Snouck Hur grönje en mr. Schorer voornoemd, dat zij de hand- teekening op de bedoelde declaratie herkennen voor die van den beschuldigde en het ingevulde op den bedoelden staat als eveneens met de hand van dezen geschreven. Ten aanzien der feiten, den beschuldigde sub B ten laste gelegd 1 o. uit de bekentenis van den beschuldigde, dat hij, teneinde declaratiën wegens ten behoeve van het huis van arrest in 1880 en 1881 gedane betalingen tegenover den staat te staven, heeft geschreven en daarna door den winkelier Jan Pieter Ponse te Mid delburg heeft doen onderteekenen: a. omstreeks 30 Juni 1881 een kwijting, tot een bedrag van f 9,80, voor sponsen, waterkruikjes en zeem leder, ten behoeve van voormeld huis in het eerste halfjaar van 1880 geleverd; b. Omstreeks 20 November 1880 eene kwijting tot een bedrag van f 8,80, voor een dergelijke leve ring sedert 1 Juli 1880, namelijk voor sponsen f 4, en voor 4 vellen zeemleder f 4,80. c. Omstreeks 30 Juni 1881 eene kwijting, tot een bedrag van f 9,80, voor eene dergelijke levering, ge durende het le halljaar van 1881, namelijk voor 4 sponsen f 2,80, voor 4 vellen zeemleder f 4 80 en voor glas- en aardewerk f 2,20dat hijin overeenstem ming met deze kwijtingen, in de door hem, als di recteur van voormeld huisopgemaakte declaraticn I wegens voor dat huis gedane betalingenheeft ver meld: a. Op de declaratie over de maand Juni 1880, dat bij toen heeft betaald voor 4 vellen zeemleder f 4,80, voor 4 groote sponsen f 3,20, voor 2 water kruikjes f 1,80, totaal f 9,80; b. op die over de maand November 1880, dat hij toen heeft betaald voor 4 vellen zeemleder f 4 80 en voor 5 sponsen f 4,totaal f 8,80. c. op die over de maand Juni 1881, dat hij toen heeft betaald voor 4 vellen zeemleder f 4,80, voor 4 sponsen f 2,80, voor glazen en aardewerk f2,20, to taal f9,80; dat hij van de hierboven bedoelde decla- ratien heeft gebruikt gemaakt door ze ingevolge de voorschriften te onderteekenen en ter goedkeuring aan te bieden aan het college van regenten over gemeld huis van arrest; dat hij van de bovenvermelde kwij tingen heeft gebruik gemaakt, door ze, ingevolge de voorschriften, te hechten aan voornoemde declaratien en ze met deze bij voornoemd college als bewijsstuk ken in te dienen 2o. Uit eene ir. stukken gescheurde rekening van voormelden winkelier Ponse, van 6 Januari tot 11 Juni 1880, door Cornelis Johannes Hacklij, bewaarder- in het huis van arrest te Middelburg, in de papier mand op het bureau van den beschuldigde gevonden; dat, gedurende dat tijdperk, door dien winkelier slechs voor een bedrag van f 1,50 voor 3 sponsenvan f 3,15 voor 3 zeemen en f 2,70 voor 6 waterkannen, alzoo te zamen voor slechts f 7,35 was geleverd: dat voorts nog onderscheidene andere voorwerpen van hui selijk gebruik kennelijk niet bestemd voor het huis van arrest, als 4 deksels van graniet, 1 sauskom1 waterkaraf, 1 kristallen melkkan, 1 granieten soep terrine met lepel, 12 fijne bierglazen en 12 fijne por seleinen koppen en schotels, in bedoeld tijdperk door

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1882 | | pagina bijlage 1