Rechtzaken. Akte van beschuldiging zake contra L. J. J. R., geboren te Yeere, den 5en gustus 1858, banketbakkersbediendethans gede- eerd in het huis van verzekering te 's-Gravenhage. (Slot.) Door zekere vrouw Somers, herbergierster in »'t ereltje", wordt nog de bijzonderheid medegedeeld, op 25 October de besch. in haar herberg kwam t een matroos, voor wien hij twee groote borrels .aaide, hem vragende, of hij hem niet op een schip bezorgen om naar Amerika te gaan, hetgeen de troos toezegde maar niet nakwam. Vruchteloos s besch. daarop drie dagen lang naar dien matroos men vragen. Op 17 November deelde de koopman Duijts aan besch. mede, dat in het dagblad »De ophandel" een verhaal van den Veerschen moord jrkwam, waarbij zekere R. als verdacht werd voor- teld, hetwelk groote ontsteltenis had teweegge- »cht bij de moeder en de zuster des beschuldigden welke mededeeling getuige de zenuwen in 't gelaat besch. zag samentrekken en, volgens de wed. ancken en haar dochter, van zoodanigen invloed op m is geweest, dat hij 's avonds, in half beschonken stand ten harent komende, als een waanzinnige te rk ging, zich bij de haren trekkende en uitroepende hij te jong was om te sterven, maar toch moest rven; dat zijn moeder en zuster ook wel zouden rven van verdriet enz. Gelijke vertooning had ook ats in de herberg van Somers, waar hij nog een zoek aankondigde tegen den volgenden Zondag, zeg- nde: »Ik kom dan afscheid nemen; ik zal dan nog ns goed tracteeren en dan ziet ge me nooit meer, int ik ga dan vijf kwartier uurs van hier en laat ij uitdrogen als een stok." Op 19 Nov. echter werd de beschuldigde door de ïtwerpsclxe politie gearresteerd. De besch. heeft zijn nvankelijk beweren, dat hij op den avond van den oord van Vlissingen kwam, niet kunnen volhouden heeft daarna opgegeven, dat hij inderdaad van Veere ■am, maar die plaats reeds den vorigen dag had rlaten en, onderweg dronken geworden, in de open >cht had liggen slapen en vervolgens in een hooischelf Iis verbleven, totdat hij te Middelburg was verschenen zich onder die bedrijven bij gelegenheid van het ijden van een stokje te hebben verwond. Ook dit weren is echter blijkbaar uit de lucht gegrepen, daar hooischelf geen gelegenheid aanbood om zich neder leggen. R. schijnt echter gezorgd te hebben dat zijn ver- ek uit Veere op Zaterdag I Oct. kon worden be- ezen, want behalve dat dit vertrek aan familie i vreemden was medegedeeld, gelijk blijkt uit de rklaringen der moeder en zuster en van de dienst- )de, die zegt dat de besch. te 3 uur met zijn kof- rtje heenging om met den trein van 5% uur uit iddelburg te vertrekken, had besch. ook met den nbtenaar der gemeentebelasting Geldof staan praten hem gezegd op weg te zijn naar Bergen-op-Zoom, I waar hij 's avonds te 8 uur dacht te zijn. De acte van beschuldiging noemt echter al de opgaven van R. even zoovele onwaarheden. Nauwelijks 10 minuten buiten Veere is de besch. op zijn koffer zittende aangetroffen door J. Romeijn, die omstreeks 4 uur van Veere was vertrokken om naar Middelburg te gaan en toen deze getuige, na een oogenblik in »het huis halverwege" te hebben ver toefd, die herberg verliet, op het oogenblik dat de besch. er binnen kwam, heeft hij geen koffertje bij hem waargenomen. Dit wordt nog met meer zekerheid bevestigd door J. Geijp, die den besch. op den weg ontmoette, kort nadat hij Romeijn was voorbijgegaan. Beide getuigen verklaren dat het kreupelhout en hoog gras bezijden dien weg ruimschoots gelegenheid bieden om een koffertje als dat van R. te verbergen. Het beweren van besch. dat hij gewond zou zijn geraakt, terwijl hij met zijn koffertje langs den weg liep en struikelde over een stokje, waaraan hij ge sneden had, is onaannemelijk omdat, indien de won den zoozeer hadden gebloed, dat zelfs de onderklee deren stijf van 't bloed waren, het koffertje niet zon der eenigen smet zou zijn gebleven. Trouwens dr. Bolle, als deskundige gehoord, is van oordeel dat de wonden van besch., naar de litteekens te oordeelen, slechts oppervlakkig zijn geweest en niet sterk zullen hebben gebloedvoorts dat de wonden moeten zijn ontstaan óf door naar zich toe te snijden, óf door dien een ander hem 't zulks in de vingers heeft ge slagen. Het eerste is onaannemelijk, wijl het mes dan met de linkerhand zou moeten zijn gehanteerd en de besch. niet »linksch" is. Meer aannemelijk is het dus, dat de besch zijn koffertje op een bedekte plaats heeft neergezet om het den volgenden dag weer op te vatten als de misdaad volbracht zou zijn. Midde lerwijl moest hij het geschikte oogenhlik afwachten om naar Veere terug te keeren daartoe heeft hij een geruimen tijd vertoefd in de herberg »Halverwege", waarvan de houdster verklaart dat besch. den ten Oct. tegen den schemeravond omstreeks half zes of zes uur is binnengekomen en verscheidene zij meent 7 glaasjes brandewijn en 1 glas melk heeft gebruikt, terwijl hij voor een ander bezoeker, die na hem kwam en vóór hem wegging, een borrel betaalde. Te ongeveer 7 uur zou de besch. heengegaan zijn, die zoo weinig dronken was, dat hij nog mededeelde, dat hij van Middelburg nog met den avondtrein moest vertrekken, hetgeen getuige echter niet wel mogelijk achtte, omdat de laatste trein reeds te half acht uit Middelburg vertrekt. Hij had noch bij het binnen komen van den besch., noch bij het heengaan een kof fertje in zijn handen gezien en weet niet, of hij bij het verlaten harer herberg de richting naar Middel burg, dan wel die naar Veere heeft gevolgd. Waar en hoe de besch. zijn tijd verder doorbracht is niet geblekengenoeg dat hij op den noodlottigen Zondag 2 October weder te Veere aanwezig was. Bijna ongelooflijk schijnt het, dat hij des morgens te half 10 uren de godsdienstoefening in de R. Katli. kerk bijwoonde, te meer daar die een kwartier of half uur langer duurde dan gewoonlijk. Deze omstan digheid echter is juist geschikt, om sommige getuigen te beter den dag der ontmoeting (2 October) te doen bepalen. De hoogst oneerbiedige houding, die al deze getuigen bij den besch. hebben opgemerkt, toonde trouwens wel aan, dat andere drijfveeren dan gods dienstzin hem ter kerke hadden gedreven 'en zeker zou zijn wegblijven niet in zijn voordeel zij» uitgelegd. De besch. is in den namiddag van dien Zondag door verschillende personen gezien, door den huisknecht Ballast omstreeks te 3 ui en op het klinkerpad, in de richting van den straatweg naar Middelburg, 10 mi nuten van het huis van den verslagene; door vrouw De Jong, toen hij haastig van die richting terugkeerde, door den pontwachter A. Buijs op den Veerschen straatweg omstreeks te 7 unr of half achtdie getuige vroeg den besch. of hij iemand van Veere ontmoet had, waarop besch. met vreesachtige stem antwoordde, dat pen weinig verder een boerenman stond, hetgeen onwaar bleek. De besch., die beweert den verslagene slechts van aanzien gekend te hebben, en nimmer bij hem in huis te zijn geweest, wordt daarin gelogenstraft door Jacoba Hekelbeeke, die van besch. vernomen heeft dat hij wel eens bij den verslagene aan huis kwam en een glas bier dronk; Johann Emans, die met besch. samen bij Van der Made heeft gewoond en van hem had verno men dat Snijders veel geld en een buitengewoon fraai ouderwetsch horloge bezat en dat hij hem wel om zijn geld had willen verzuipen, maar liever had, dat deze 't hem verzocht, daar hij toch wel eens had te kennen gegeven dat hij genoeg van 't leven had; door Wisse Schout, die den besch. in April 1881 eenige malen het huis van den verslagene had zien voorbij gaan, zoodra hij bemerkte dat hij gezien was en daar na er binnengegaan toen getuige zich achter een boom had geplaatst-, door A. J. De Bleu, die besch. wel eens met den verslagene op de stoep van diens wo ning heeft zien pratendoor C. J. De Bruijne, die besch. kort voor den moord bij Snijders het huis heeft zien ingaan, terwijl Elisabeth Groenewegen den besch. drie dagen vóór den moord herhaaldelijk aan de voor- en achterzijde van de woning des verslagen heeft zien voorbijgaan. Bij de aanhouding van den besch. werd in zijn bezit gevonden een met bloed bevlekte handdoek, die, van oogjesgoed vervaardigd, groote overeenkomst had met die, welke in de woning van den verslagene zijn gevonden; alleen was de doek van besch. smaller en blijkbaar aigescheurd en weder omgezoomd, deskun digen hebben een en ander geconstateerd ea o. a. de overeenkomst aangetoond van het garen der nieuw gemaakte zoomen met dat hetwelk bij besch. werd gevonden. Besch. beweert dien handdoek reeds een paar jaren te hebben gehad en te hebben gebezigd tot omwinden van zijn hand, die hij met het aangrijpen van een gebroken flesch had verwond, wat Van der Made be twijfelt, daar hij steeds nauwlettend toezag op de rein heid der handen van zijn knechts. In de woning van den verslagene is het horloge sleuteltje gevonden, dat op het horloge van besch. paste en blijkbaar jaren lang voor 't opwinden daarvan gebeztgd. In de opkamer der -woning van den verslagene is verder een ledige petroleumkruik, naast het bed van Snijders, gevonden. Op 4 Februari is in het huis van arrest te Middelburg een brief van besch. aan zijn moeder onderschept, waarin hij vroeg hem mee te deelen hoe laat de mis daad te Veere gepleegd en hoe laat de brand bij Snijders uitgebarsten was en zulks, terwijl de rechter commissaris beweert dat over zoodanigen brand op dat tijdstip nimmer in tegenwoordigheid van besch. met een der getuigen was gesproken. De besch. is vroeger tot celstraf van 15 dagen en twee boeten van f 8 veroordeeld. Hij blijft halsstarrig alle schuld, ondanks het bezit van een gouden horloge en gouden bril, te Antwerpen ontkennen. Niettemin wordt Louis Joseph Jacobus Roland door den procureur-generaal beschuldigd 'lo van Cornelis Hendrik Snijders te Veere moed willig met een mes verschillende wonden aan den hals en elders te hebben toegebracht, die den dood hebben tengevolge gehad en zulks met voorbedachten rade, om zoodoende het plegen van na te melden' diefstal mogelijk te maken, immers en althans, terwijl de doodslag gevolgd, vergezeld of voorafgegaan is geweest door twee andere misdrijven 2o. ten diens nadeele arglistig te hebben wegge nomen en zich toegeëigend o. aeen gouden horloge en een gouden bril 3o. in diens woning, grenzende aan andere bewoonde huizen, waardoor alzoo gevaar voor menschenslevens te voorzien was, opzettelijk een begin van brand te hebben doen ontstaan door het gekleede lijk en den houten vloer van een der kamers met petroleum te begieten en die vervolgens te doen ontvlammen, ten gevolge waarvan de kleederen, het lijk zelf en een op den vloer zich bevindend breiwerk gedeeltelijk zijn verbrand en brandvlekken op den vloer zijn veroor zaakt, en alzoo van manslag met voorbedachten rade althans vergezeld van twee andere misdrijven, die respectievelijk gediend hebben om het plegen van den diefstal gemakkelijk te maken en de ontdekking van den diefstal en manslag te voorkomen; diefstal met behulp van geweldoefening, die sporen van kwetsing heeft achtergelaten; brandstichting in een gebouw waarbij te voorzien was, dat mensclienlevens in gevaar konden worden gebracht. Het Openbaar Ministerie zal bij de berechting dezer zaak worden waargenomen door den procureur-gene raal mr. Van den Bergh, terwijl de beschuldigde zal worden verdedigd door den advokaat mr. C. W. Volgraff. 63 getuigen zullen in deze zaak worden gehoord. Goes. Snelpersdruk van F. Kleeuwens Zoon.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1882 | | pagina bijlage 2