BIJVOEGSEL
GOESCHE COURANT.
Haven van Goes.
ZATERDAG
5 JUNI 1882.
No, 65.
Ingezonden Stukken.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen ter kennis van belenghebbenden, dat voorde
gewone herstellingen der havenboorden het water be
neden het peil zal zijn afgelaten als volgt:
van Zondag 18 Juni tot Zondag 25 Juni 0,75 Meter
van Maandag 26 tot Donderdag 29 Juni ZOO LAAG
MOGELIJK
Trijdag 30 Juni 1 Meteren
Zaterdag 1 Juli 0,60 Meter,
terwijl tegen Maandag 3 Juli e. k. het water weer
op het havenpeil woidt gebracht.
Goes, 2 Juni 1882.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. G. DE WITT HAMER.
De Seeretaris,
HARTMAN.
Mijnheer de Redacteur
Geen Zeeuwsch orgaan zal zeker verzuimd hebben
een verslaggever de lezing bij te doen wonen, die de
heer Meng uit Rotterdam Donderdag 18 Mei in het
stedeke Goes hield. Een viertal locale bladen, dat mij
in handen kwam, heb ik met aandacht nagegaan, toen
het verslag van bedoelde lezing in het Jicht verscheen.
Gunstige verslagen trof ik niet aan, maar ook on
gunstige moesten tot de onmogelijkheden behoord heb
ben, om de doodeenvoudige reden dat een verslag op
houdt het gesprokene getrouw weer te geven, indien
de redactie er hier en daar aar.- of opmerkingen aan
toevoegtzoo iemand, dan moet een verslaggever neu
traal zijn. Enkele bladen hebben dit laatste niet, de
Goesche Courant wél in het oog gehouden.
Laatstgenoemd blad echter gaf onder het verslag
nog een beoordeelingdie naar ik meen niet geheel
onbesproken mag blijven door hen, die verreweg het
meerendeel van 's heeren Mengs beschouwingen onder
schrijven.
Meng is der redactie tegengevallen. Me dunkt, dat
dit niet meer dan natuurlijk is voor een redactie, die
zelf de vrijheid van het denken voorstaat. Voor wie
Multntuli leest en daarna hoort, valt de groote denker
dezer eeuw gewis tegen. Wie der bewoners van het
platteland heeft niet eens van electrisch licht gehoord
Wee hem, zoo hij 't aanschouwt. Sla een oog op den
Nieuwen Waterweg en de werken aan den Hoek van
Holland en hij de gedachte aan de millioenen, die ze
gekost hebben, wordt men zeer teleurgesteld. Moest
de heer Meng aan voorstanders der vrije gedachte
niet noodzakelijk tegenvallen, waarom zou hij de eenige
zijn die een uitzondering maakte?
»Een leidende gedachte ontbrak aan zijn voordracht."
De te uwent gehouden lezing heb ik niet bijgewoond,
derhalve is het mij niet mogelijk de redactie op dit
punt geheel tegen te spreken; alleen constateer ik hier
Ie dat in het verslag van uw reporter die «leidende
gedachte" niet zoo geheel ontbreekt; 2e dat de le
zingen, die de heer Meng te Rotterdam houdt, steeds
een geheel vormen, al kan hij, door gebrek aan tijd,
ieder onderdeel zijner rede niet uitwerken, zooals dit
voor vele minder ontwikkelden wenschelijk zou zijn.
«Alles doet ons denken aan een poging om Multa-
tuli na te volgen." Dit is in Rotterdam nog door
niemand opgemerkt, schoon Multntuli in de Maasstad
niet zoo heel onbekend is.
»'s Heeren Mengs taal en stijl zijn met die van Mul-
tatuli niet te vergelijken." Indien men het geen mug
genzifterij noemde, zou ik hier bijvoegen dat ieders
taal en stijl met die van Multatuli te vergelijken zijn,
maar dat ieders taal en stijl, dus ook die vau den
heer Meng, moeten onderdoen voor hetgeen Multatuli
schrijft. (Multatuli is meer als schrijver dan als
spreker bekend.)
«Nieuws" hoorde de redactie niet, »wel veel alge
meenheden." Strikt genom«n is er geen nieuws (nil
sub sole novumIn dien zin heeft de redactie het
waarschijnlijk niet bedoeld, maar dan verheugt het
mij dat zij zoo volkomen met het gebied der vrije
gedachte hekend is. Zij bedenke echter, dat het mee
rendeel der hoorders van den heer Meng tot do kerke
lijke partij behoorde, en dat er dus voor hen allen
wèl nieuws gegeven werd.
In Rotterdam spreekt de heer Meng voortdurend
voor een volle zaal, waaronder ook aanzienlijke dames;
wel een bewijs dunkt mij dat de heer Meng zich niet
tot «algemeenheden" bepaalt. Vóór de Rotterdamsche
stoutigheden", waarover dr. Van Vloten in de Huma
nist schreef, plaatsvonden, was de zaal, waarin de heer
Meng sprak, niet zelden te klein om al de opgeko-
menen te bevatten.
Godsdienstigen heeft hij in zijn woonplaats nooit
«caricaturen" genoemd. Volgens U zou hij «een stoo-
tende qualificatie van God" hebben gegeven. Ik weet
niet welke «qualificatie" hij in de concertzaal gaf,
maar dit weet ik dat elke «qualificatie" van God
stootend moet zijn voor anderen, daar zich de een God
geheel anders voorstelt dan de ander: zooveel men-
schen, zooveel goden. Is het voor den Christen niet
stuitend als dr. Kuyper schrijft dat Satan en Jezus
broeders waren, d. i. elkander in volmaaktheid tame
lijk wel evenaarden?
«De heer Meng zou vrijdenker met atheïst vereen
zelvigd hebben, dus aan beide woorden de beteekenis
gegeven hebben van «loochenaars van een persoonlijk
God." Wie een weinigje nadenkt zal m. i. den heer Meng
hier niet tegen kunnen spreken. Een vrijdenker, die
aan eenig persoonlijk Opperwezen eenig geloof hecht,
kan geen vrijdenker zijn; hij is in zake het hoofdpunt
van den godsdienst nog gebonden en niet vrij, m. a. w.
hij is een geloovige. Vrijdenker en atheïst zijn m. i.
woorden van éen beteekenis.
U zal mij ten goede houden, geachte heer Redac
teur, dat ik voorshands met het bovenstaande meen
t* kunnen volstaan.
U mijn dank betuigende voor de welwillend ver
leende plaatruimte, heb ik de eer te zijn,
EEN VRIJDENKER.
P.S. Ik geef u, M. d. R., volkomen vrijheid mijn
naam mede te deelen aan hen, die zulks verlangen.
De schrijver^zal zeker wel moeten bekennen, dat
zijne verdediging van den heer Meng zeer verzwakt
wordt door zijne verzekering, dat hij de door ge
noemden heer te Goes gehouden Jezing niet heeft bij
gewoond.
Dat is jammer, want hoezeer wij zijn ijver voor den
heer Meng waardeeren, het is thans hoogst moeielijk
om in dezen eene polemiek te voeren.
Al spreekt de heer Meng in Rotterdam nog zo O
goed, nog zoo beschaafdal leest hij daar voor eene
volle zaal, waaronder ook aanzienlijke dames, dit
alles bewijst niets voor of tegen de door hem te Goes
gehouden voordracht.
Even curieus is de verdediging ten opzichte van onze
bewering, dat alles ons deed denken aan eene poging
om Multatuli na te volgen. «Dat zegt de schrijver
is in Rotterdam nog door niemand opgemerkt
Is dat een bewijs tegen onze meeningiaat staan
dat de schrijver zoo goed bekend is met het gevoelen van
alle Rotterdammei s omtrent de lezingen van den heer
Meng
Dat er in het verslag eene leidende gedachte is ge
weest die de lezing van den heer Meng misteis
alleen een gevolg daarvan dat wij die zeiven het
verslag leverden, om onze lezers nog eenig begrip van
den inhoud ervan te doen verkrijgen, die leidende ge
dachte erin legden.
En toch durven wij nog niet eens meegaan met het
gevoelen van den schrijver, want toevallig werd ons
van andere zijde de opmerking gemaakt, dat het ver
slag ook geen leidende gedachte bevatte, juist omdat
de voordracht die miste.
Als de schrijver het verslag goed leest zal hij verder
zien, dat de heer Meng de christenen geen caricaturen
noemde, maar dat wij zeiven, in navolging van een
anderen hoorder, beweerden, dat hij in zijne voordracht
sommige christenen als caricaturen teekende.
Dat is een groot onderscheid.
Als de heer Meng nu aan de aanhangers der ker
kelijke partij die overdreven figuren als nieuws kwam
verkondigen dan was dit volgens ons onnoodig en
onpractisch. Hij had hen beter nieuws kunnen leveren
door, zonder daardoor hun geloof in een dwaas licht
te stellen, duidelijk uiteentezetten wat hem zeiven deed
besluiten geen God te erkennenen hoe alles nu
volgens zijn idee in de natuur werkt.
Wat nu de quaestie van vrijdenker en atheïst be
treft wij beschouwer, een vrijdenker als iemand die
vrijheid van gedachten voorstaat voor zich en voor
anderen.
Menig twijfelaar behoort tot die vrijdenkers, terwijl
een atheïst op een ander standpunt staat. Red.
Mijnheer de Redacteur!
In uw geacht blad van Zaterdag 27 Mei ji. komt
een artikel voor, getiteld«Wèl-doen of kwaad-doen",
en handelende over een persoon, die met blauwe hoekjes
rondgaat, en dat die persoon soms grof in zijne uit
drukkingen is. Dat die persoon dat somtijds is, kan
ik volstrekt niet prijzen, doch somtijds is men daartoe
wel genoodzaakt., wanneer men door een dienstmeid
als een hond van de deur wordt gejaagd. U zult
toch wel weten M. d. R.dat papier, drukken, het
verzenden van Rotterdam naar hier altemaal geld kost.
Die persoon kan geen ambachtis als matroos der
Ned. Marine gcpaspoiteerd en afgekeurd wegens ge
brek aan zijn oogen zonder een cent pensioen. Daarbij
heeft die man vrouw en kinderen in Rotterdam, waar
hij ook voor zorgen moet.