1882. N°. 37.
Zaterdag 25 Maart.
69s,e jaargang.
GOESCHË
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
Agent voor het buitenland: A. STEINEIt, te Hamburg,
ujons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van N1JGH Sc VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone ad verten tien is van i5 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,- berekend.
Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel.
Wie zich met 1 April op ons blad abonneert,
ontvangt do deze utaand nog verschijnende nommers
kosteloos.
Een uitstapje op liefliebberij-
kuustgebicd.
Een stuk van dr. E. D. Pijzei, te Deventer, in het
jongste nummer van de Gids geeft ons aanleiding eens
te wijzen op sommige toestandendie zich op lief
hebberij-kunst-gebied voordoen, en die nadeelig werken
op het verkrijgen van een goed geheel.
Dr. Pijzei behandelt het muzikale leven in onze
provincie-stedenmaar de schilder ing van enkele toe
standen is zoo zuiver en zoo geheel van toepassing
ook op ander gebied van kunst dan juist het muzikale
en op andere gemeenten dan de woonplaats van den
dr. P., dat wij enkele wenken in den loop van dit
artikel zullen overnemen. Wij zullen echter den zetter
bevel geven die aanhalingen duidelijk vaan te halen",
want het is een even zeker als treurig verschijnsel,
dat men in kleinen kring, waar men den moed heeft
te zeggen wat men meent dat waarheid is, gevaar
loopt beschuldigd te worden van personen op het oog
te hebben, al kan men heilig verklaren dat men aan
geen persoon dicht.
Het is daarom voor ons voorzichtiger nu en dan
een doctor uit Deventer aan het woord te laten, dan
zeiven oaze tneening te zeggen, al is die volkomen
gelijk aan de zijne.
Er zijn er, die met zeker air de dédain alles
afkeuren wat op muzikaal, hetzij instrumentaal of
vocaal, of meer nog op tooneelgebied door lief hebbers
wordt verricht.
Dat tgeliefhebber" is hun een doorn in de oogen,
en waar zij dweepen met groote oratoria, prachtige
opera's in Parijs of Rotterdam, met groote tooneeluit-
voeringen van onze eerste artisten als: Bouwmeester,
Haspels, mevr. Kleine en Beersmans, behandelen zij
het overige met de grootste minachting.
Nu is het cene bepaalde waarheid, dat bijna ieder zich
wel bij voorkeur zou willen laven aan de grootste
en zuiverste bronnen, maarhet verhand dat er
bestaat tusschen het bereiken van die bronnen en de
financiëele krachten van onsstervelingenstellen
daartoe slephts weinigen in de gelegenheid.
En bovendien een Croesus moge in de gelegenheid
wezen steeds geregeld van die grootsche uit- en op
voeringen gebruik te maken, boven het meerendeel dat
staat boven hen, die ze niet kunnen hijwonen, is er
toch ook nog eene breede schaar van personen, voor
wie zulk een bezoek tot de zeldzaamheden behoort.
Zoo is voor onze groote en kleine provinciesteden
thans nu uitstekende krachten op velerlei gebied
vooral op dat van tooneel, muziek en zang, zich con-
centreeren tot groote gemeenten en tot hoofdplaatsen,
en nu aan het doen optreden van kunstenaars en
kunstenaressen elders te liooge eischen worden gesteld
dat z. g. liefhebberen een machtige factor, dien wij
niet gering mogen schatten noch met minachting be
jegenen.
En toch geschiedt ditzooals we zeidenmaar al
te zeer.
Of kan de kunst, die ons opheft, die ons op velerlei
manieren tot edele gevoelens stemt, die alshetware
een deel van ons innerlijk leven vormt, als zij ons
indrukken ten goede schenkt, in smart troost en op
beurt, in vreugde ons den juisten toon kan doen aan
slaan, als zij ons leert goed en kwaad te onderscheiden,
kan die kunst slechts gediend worden door meesters
Waar kwamen die meesters dan vandaan Zijn
die ook geen leerlingen geweest?
En toch is hij of zij te veroordeelen, die zich wijdt
aan de schilderkunst, en geen meesterstukken schept?
Is het niet goed dat men viool speeltomdat men
geen meester isis het af te keuren, dat men zingt,
zonder een solo-partij te kunnen vervullen, en mag men
niet op een tooneel verschijnen zonder hoofdrollen te
kunnen spelen
Hier staan wij even stil.
Het laatste is wel het teerste punt.
Het tooneel vooral sukkelt nog het meest met voor-
oordeelen. Als dames,, die zich beschaafd noemen,
zich niet ontzien om op den meest verachtelijken toon
te spreken van een fatsoenlijk meisje, dat eens mee
deed in een liefhebberij-gezelschap, als van «rfie ko
mediante" hoevele uitroepingsteekens die dames daar
achter wenschen, als middel om lmnne verachting te
bepalen, weten wij niet dan is dit wel een bewijs
voor het vooroordeel, dat er bestaat, ook bij de z. g.
fatsoenlijken tegen ditniet het minst machtige
tot ontwikkeling en volksbeschaving, deel van het
gebied, waarover de kunst hare vleugelen uitspreidt.
Zou het niet te wenschen wezen dat in kleine
gemeentenevenals in Rotterdamwaar men dit
toch waarlijk niet behoeft te doen uit gebrek aan
gelegenheid om tooneelvoorstellingen bijtewonen, en zoo
als in menige garnizoensplaats onder de luitenants en
hunne dames, meer personen van hoogere maatschappe
lijke positie zich eens vercenigden om zooveel moge
lijk de beste producten op letterkundig tooneelgebied
te aanschouwen te geven aan hunne plaatsgenooten
Maar ook uitvoeringen op muzikaal gebied hebben
met vooroordeelen te kampen.
Waarom toch worden kerkgebouwen voor zulke
uitvoeringen gesloten waarom moeten orgelconcerten
tot de onmogelijkheden gaan belmoren
Zijn dat niet bewijzen hoe men tegenwerkt uit
vooioordeel en bekrompenheid?
Dat de kunst anti-godsdienstig zou wezen weten
wij beter. Dat zij haar veredelenden invloed kan doen
gevoelen leert de katholieke kerk, leert zoo menig
priester, leert Luther, die zelf een voorstander van
het tooneel was.
Maar daarom bestaat er temeer reden voor alle
voorstanders, om door aaneensluiting die vooroordee
len te bestrijden en te toohen dat men er zich niet
aan stoort.
En waar wij van buitenaf zoo weinig kunnen krij
gen, daar vooral zoeken wij in eigen kring en moe
digen wij hen aan, behandelen wij hen met ingeno
menheid, die zich aan de kunst willen wijden, zeker
ook tot eigen genoegen maar toch tevens tot dat
van anderen.
Want Droogstoppels en akelige prozaïsten, die slechts
hun genot en ontspanning zoeken in koffiehuizen, so
ciëteiten en bij kaartspel, mogen anderen veroordee
len omdat deze hun tijd met muziek of komedie door
brengen, zij letten liever op den tijd, dien zij zeiven
zoek maken en laten ons de meening dat eene ge
paste ontspanning op dat terrein, zonder nadeel voor
de bezigheden, beter is dan hunne wijze van ont
spanning, al noemen wij die volstrekt daarom niet
kwaad, zoolang zij niet overdreven wordt.
Maar zij, die zich, hoe ook, aan de kunst wijden,
dienen zich dan vooral te laten leiden door liefde voor
de kunst. Die geest van warme belangstelling beziele
hen en wekke hen op om, zij het dan ook uit liefheb
berij dat zij het doen, met al hunne krachten te streven
naar samenwerking, om zooveel mogelijk een goed ge
heel te verkrijgen. En hier laten wij even den Deventer
doctor aan het woord
«Gaan wij de muzikale inrichtingen na van onze
steden van den tweeden en derden rang, voor zoover,
zij zich niet in het bezit van een eigen orkest ver
heugen, dan vinden wij meestal in de eerste plaats
eene zangvereeniging voor gemengd koor."
»Is de stad niet al te klein, dan bestaat er onge
twijfeld naast eene vereeniging van «heeren en dames""
eene andere, die den bescheiden naam van «Volks
zangkoor" (of een dergelijken) draagt, waarvoor echter
niet hetgeen men gewoonlijk »»het volk"" noemt,
maar de zoogenaamde kleine burgerij het groote con
tingent levert. Maatschappelijke verhoudingen maken
helaas! die splitsing noodzakelijk. Dit is dubbel te
betreuren, want niet slechts is het gansche in eene
kleinere stad aanwezige personeel van zangers en zan
geressen ternauwernood voldoende om de voor massa's
gedachte en geschreven koren uit Oratoria enz. uit
te voeren, maar ook zou ««het volk"" vande»»hee-
ren en dames"wat beschaving en nuanceering in
voordracht kunnen overnemen, en daarentegen de
heeren en dames vooral de eersten 1 van het volk
kunnen leeren, dat het onregelmatig bezoek d er oefe
ningen, het gebrek aan kunstzin en kunstliefde, dat
de bijeenkomsten tot gezellige praatavondjes verlaagt,
en het gemis aan vertrouwen in den dirigen t eene
vruchtbaar en eene welgeslaagde uitvoering ten eenen-
male onmogelijk maken."
Dat schrijft de doctor en het ithelaas!" acliter die
maatschappelijke verhoudingen", het is zoo waar
en' zoo treurig.
Is de kunst aristocratisch of democratisch?
Och komzij houdt zich daarmee niet op. Zij is
gemeen goed en al zingt een man uit het volk met
een dame een duo, de godin der kunst zal erin jui
chen als zij maar goed wordt gediend.
Zou de maatschappij tot bevordering van toonkunst
niet kunnen meewerken om 's doctors idee ingang te
doen vinden?
De f 5,contributie voor lid der zangvereeniging
is voor meuig burger te duur. Men kan niet toe
treden en z'edaar weer een reden temeer tot verbrok
keling van krachten. En juist aan een goed geheel
heeft men in kleine gemeenten te meer behoefte.
Nog een praktische wenk geeft de doctor als
hij ten slotte schrijft«Men boude liefhebbers" op
elk gebied der kunst, dit voegen wij er bij
voor, dat hij, die lasten en verplichtingen ongevraagd
op zich neemt, daarmede niet het recht koopt om
nalatig te zijn, anderen een slecht voorbeeld te geven,
tijdverlies te veroorzaken en wellicht het welslagen
eener geheele uitvoering in de waagsctiaal te stellen."
Bij die woorden hebben wij niets te voegen.
De doctor schrijft, «ooals wij in het begin zeiden,
hoofdzakelijk over orkesten in kleinere plaatsen.
Of de door hem aangegeven middelen ter verkrij
ging van goede muziekgezelschappen, o. a. welgeordend,
veelzijdig, alle muzikale kachtcn concentreerend mu-
ziekonderwijs, uitvoerbaar zijn, betwijfelen wij.
Ze zullen te kostbaar wezen.
Maar wij dachten bij het lezen ervan wel weer aan
het gebrek, dat Goes lijdt door geen muziekgezelschap
te bezitten.
Als men daaraan de handen weer eens wil slaan,
leze men de beschouwing van dr. Pijzei en beproeve
men vooral de financiëele belangen der leden van zulk
een harmonie zooveel mogelijk te betrekken hij het
gezelschap zelf.
Dat is een goede prikkel.
En dan verlieze men niet uit het oog wat de doctor
schreef over de vertegenwoordigers van «het volk" en
de «heeren."
De dames blijven hierbij natuurlijk buiten spel.
Ook in onze omgeving zijn thans oproepingen
verspreid om medewerking te vragen tot een hulde
blijk aan Multatuli.
Een aantal mannen van naam, uit verschillende
deelen van ons land, hebben onderstaande woorden
gericht tot hunne landgenooten
«Het is ruim vijf en twintig jaar geleden dat de
Assistent-resident van LebakE. Douwes Dekker
zijn ontslag nam uit 's lands dienst, om de belangen
der verdrukte bevolking van Insulinde te kunnen voor
staan.
Eene goede maatschappelijke betrekking, het voor
uitzicht op eene schitterende loopbaan, bracht hij ten
offer aan zijn gevoel voor recht.
Zonder fortuin, zonder steun ging hij eene onzekere
toekomst tegemoet. Door medewerking, noch berus
ting wilde hij medeplichtig zijn aan wanbestuur.
En, dat er wanbestuur bestond, de tegenwoordige
toestand van Lebak, ontvolkt door hongersnood en
koortsepidemie, bewijst het opnieuw.
Gij weet hoe de ontslagen Assistent-resident nadat
zijne pogingen om zonder openbaarheid verbetering
te verkrijgen vruchteloos waren gebleken, als Multa
tuli een beroep deed op de natie, hoe zijn «Max
Havelaar" vóór 22 jaar een rilling deed gaan door
den lande.
Wie vóór hem had zóo gesproken, zoo krachtig en
overtuigend de belangen bepleit van de 30 millioen
bewoners der Nederlandsche koloniën aan den evenaar
Reeds door dat boek zou de schrijver zich aanspraak
hebben verworven op de dankbaarheid van ons volk.
Maar hij, wiens ziel niet lijdzaam is onder onwaar
heid en onrecht, kan niet volstaan met éen protest.
Onvermoeid is «Multatuli" opgetreden waar zijn plicht
hem riep. Met open vizier bestreed hij vooroordeel
en bekrompenheid, waar hij die meende te ontmoeten.
Keer op keer beproefde hij in zijne vertoogen over
«Vrijen Arbeid" den goeden weg te wijzen aan de
bestuurders van Nederlandsch Indië. Met vlijmende
scherpte stelde hij de slechte elementen van ons volk
in Droogstoppel, Kappelman en de Kopperlith's ten
toon. Bezieling trachtte hij te geven, en nieuw leven
te wekken door het zaad zijner «Ideën" te zaaien.
Met hoe menige fijngevoelde schets, hoe menig ver
heven dichtwerk, heeft hij onze letterkunde verrijkt.
Krachtig was dan ook de invloed, in verschillende
richting door hem uitgeoefend. Overal drong zijne
stem door. Maar toch, in zijnen strijd stond hij
veelal alleen. Te weinig openlijke blijken van erken
ning en waardeering vielen hem tegenover veel mis
kenning ten deel.
Laat dat van nu af anders zijn. Laat eene daad
van nationale dankbaarheid den levensavond van «Mul
tatuli" verhelderen. Tot dat doel komen wij uwe
medewerking vragen. Allen, die achting gevoelen voor
Havelaar's pogen, die, «Multatuli" huldigen als den
voorstander van geestesvrijheid, of dankbaar den dich
ter gedenken, noodigen wij uit daarvar. blijk te geven.
Wij meenen, dat dit geschieden moet metterdaad
door het bijeenbrengen van een kapitaal. Hem, die
door zijn ontslag geldelijke middelen prijs gaf, willen
wij althans die opoffering, zooveel nog mogelijk is,
vergoeden. Wij willen hem in staat stellen tot het
einde toe zonder geldelijke zorgen zijnen levensstrijd
te strijdenhem bewaren voor de gedachte, hen die
hij. lief heeft, onverzorgd achter te laten.
Omtrent den daartoe te kiezen vorm behouden wij
ons eene nadere beslissing voor, zoodra het bedrag
der bijeengebrachte gelden ons hekend zal zijn.
Elk van ons is bereid uwe bijdragen in ontvangst
te nemeu.
Uwe namen zullen in een, den heer Douwes Dekker
aantebieden album, vereenigd worden."
Ons ontbreekt de plaatsruimte om de namen der
onderteekenaars daarbij te voegen, maar ons dunkt:
een daad, als liet daarbij geldt, moet niet geschiede»
ter wille van anderen ter wille van deze of gene
die de oproeping doet, maar alleen uit een gevoel
van rechtvaardigheidvan vereering voor den edelen
strijder voor Indie's recht, voor den genialen denker,
voor den grooten dichter.
Hij heeft zich getn schatten vergaard maarten
koste van zichzelven en niet om zichzelven, een rijken
schat van edele gedachten aan ons geschonken en
een voorbeeld gegeven van harden strijd tusschen plicht
en eigen bestaanwaarop het heden een stempel van
treurige waarheid drukt, daar waar zijne voorspelling,
in «Max Havelaar" gedaan, zoo geheel is bewaarheid.
De heer Perelaer, die lang in Indië als officier werk
zaam was, heeft onlangs in krachtige woorden herin
nerd aan het onrecht, dat men den voormaligen as
sistent-resident van Lebak heeft gedaan, maar meer
nog aan het land, dat men, trots diens waarschuwing,
heeft gelaten zooals het is totdat het nu bijna geheel
is verwoest.
Zullen velen meewerken om Multatuli het bewijs te
geven dat men rechtvaardig wil zijnzelfs tegenover
iemand, die, door bitterheid en droeve ervaring daartoe
geleid, niet altijd even rechtvaardig in zijn oordeel is
geweest, maar van wien men toch niet zal kunnen
zeggen dat hij geen rechtvaardigheid eischte door
woord en daad voor eene verongelijkte bevolking, wiens
belangen te behartigen zijn plicht was?
Zullen velen hulde willen bewijzen aan den man,
die onze letterkunde verrijkte in den waren zin van
het woord?
Wij willen het hopenal gelooven wij tevens dat
er zullen wezendie om bijzaken de hoofdzaak uit
het oog zullen verliezen en daarom liefst zich zullen
onthouden.
Laat daarom vooral allen, die voor een rechtvaar
dige zaak iets overhebben, te meer de handen ineen
slaan
S» A T E A T E i\.
De BURGEMEESTER van GOES brengt bij deze ter
kennis van de ingezetenen dezer gemeente, dat de
Patenten over het tweede en derde kwartaal van het
dienstjaar 1881/2 ingevuld gereed liggen en tot afgifte
ter secretarie zal gevaceerd worden vau Zaterdag den
25 MAART TOT EN MET ZATERDAG DEN 8 APRIL
AANSTAANDE, uitgenomen des Zondags, dagelijks van
des voormiddag9 9 tot des namiddags 2 uren.
Wordende de belanghebbenden vermaand, om die
afhal ng in persoon te verrichten, en zich den bepaalden
tijd ten nutte te maken, teneinde van alle kosten be
vrijd te blijven, vermits volgen6art. 2 van Z. M. besluit
van den 17 October 1820 de onafgehaalde patenten
of de afschriften daarvan door eenen deurwaarder der
directe belastingen onverwijld aan de Patentplichtigen
moeten worden uitgereikt tegen betaling van tien ceuts,
waartoe dan ook den 11 April 1882 en volgende dagen
zal worden overgegaan.
Goes, den 28 Maart 18-2.
De Burgemeester voornoemd,
j. o. de witt hamer.