1882. N°. 32. Dinsdag 14 Maart. 6öste jaargang. Belasting op de Honden. Zondaghouden cn Schutteren. -C* GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke noramers 5 ct., met bijblad 10 ct. Agent voor het buitenland: A. STEïNER, te Hamburg, ujons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COIMNT. De prijs der gewone advertentiën is van i5 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets. Bij directe .opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechte tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel. Wie zich met 1 April op ons blad abonneert ontvangt do deze maand nog verschijnende nonimers kosteloos. ii. Opmerkelijk is het voorzeker, dat in hetzelfde jaar •1815, in Staatsblad no. 20, dus voorafgaande dat, waarin de bewuste Zondagswet werd opgenomen, voor komt de wet op de schutterijen en dat deze laatste werd gearresteerd een paar dagen vóór eerstgenoemde wet. Beide wetten zijn elkander dus spoedig gevolgd en men schijnt er niet aan gedacht te hebben hoezeer die twee met elkaar in strijd waren. Het is waar, de wet op de schutterijen is na dien tijd gewijzigd, maar. waar het betreft de doelmatige viering van den Zondag, welke de eene beoogt, schijnt men bij de andere daarop niet bedacht geweest te zijn, want ook de schutterijwet van 1815 bepaalde in art. 31 »De dienstdoende schutterijen zijn verplicht tot eene geregelde wapenoefening. De exercitiën zullen echter zoo weinig mogelijkvoor de Ingezetenen moeielijk of voor derzelver bestaan nadeellg worden gemaakt; en worden, met inachtneming daarvan, door de kommandeerende officieren, in overleg met het plaatselijk bestuur voor zooveel betreft den tijd wanneer, en plaats waargeregeld. Uit het woord bestaan kan men met gerustheid de gevolgtrekking maken, dat de bevoegde autoriteiten vooral werden aangemaand bij de regeling dier oefe ningen zoo min mogelijk de ingezetenen te hinderen in hun maatschappelijken werkkring, terwijl er niet éen enkel woord werd gebezigd om hen te waarschu wen tegen het gebruik van den Zondag. Een ieder zal moeten toestemmen, dat om materiëele schade hetzij verzuim van eenige uren loon of nadeel in de zaken door afwezigheid van den eigenaar te voorkomen, de Zondag de beste dag is voor zulke oefeningen, en dat. juist als een gevolg van die hierboven aangehaalde opwekking, niemand de bevoegde autoriteiten zou hard kunnen vallen, wanneer zij de schutters dan lieten exerceeren. Wel mag het ons verwonderen dat de mannen van 1815, die de Zondagswet hebben gemaakt, bij het even te voren samenstellen eener andere wet geheel en al blind weren voor de eischen van dien zelfden Zonda g. Zij toch schenen er een eer in te stellen onze gods dienstige voorvaderen te volgen, maar toonden toch daarmee wel te willen breken, wanneer daardoor iemand's bestaan werd benadeeld. Met de schutterijwet van 1827 is men nog verder gegaan. Deze bevat eene bepaling, die nog erger tegen de Zondagswet indruischt, en men schijnt bij het maken daarvan in het geheel niet meer gedacht te hebben aan hetgeen den len Maart van 1815 was voorgeschreven. Art. 42 van die nieuwe schutterijwet luidt o. a.: «Die oefeningen (van de schutterij) zullen telkens in tijd van vrede, hoogstens twee uren mogen duren, en altijd een half uur voor zonne-ondergang moeten zijn afgeloopen; zij zullen niet spoediger op eikan deren mogen volgen dan van 14 tot 14 dagen en by voorkeur des Z on ia g s, zooveel moge lijk na het afloopen van alle godsdienstoefeningen plaatshebben, doch in geen geval vóór des middags te vijf uren aanvangen. Zoo is de feitelijke toestand op dit oogenblik. Het nieuwe, aanhangige schutterij-ontwerp zal, hopen wij, in deze bepaling geen verandering brengen. Het facultatief-stellen van den Zondag voor schut- terlijke plichten is een welkome gelegenheid voor kom mandanten om zoo min mogelijk de scbutterplichtigen te benadeelen, en evenmin als wij in het schieten met den handboog iets verkeerds zien, evenmin kunnen wij in die schutteroefeningen iets ontheiligends vinden, en vooral niet, waar het de bedoeling is om meetewerken tot bet praktisch resultaat, dat er door veriét geen materiëele schade ontsta. Wij weten toch allen dat, vooral nu de nieuwe wet rustende schutterijen niet meer zal kennen en de oefe ningen voor ieder verplichtend zullen worden, het in landbouwende streken van veel gewicht is om die zoo min mogelijk bezwarend te maken voor de betrokken personen. De ervaring leert toch dat menig boeren arbeider, die in eene groote gemeente woont, soms op verren afstand van zijne woonplaats veldwerk verricht en uren moet verletten om aan zijne plichten te voldoen. En dit geldt nog slechts éen categorie van den werkenden stand, zoodat de schade, die het schutteren in de week veroorzaakt, niet gering te schatten is. Het is nog dezer dagen voldoende gebleken hoe die stelling omtrent den Zondag zeer betwist wordt, vooral door hen die den vdag des Heeren" door zulke oefe ningen ontheiligd achten. Was eertijds Zaandam de eenige gemeente, die een scbuttersquaestie erop nahield, thans heeft ook Mid delburg zulk eene qnaestie opgeleverd. Toch is er eenig verschil tusschen beide op te merken. In Zaandam betrof het de gewone oefeningen, bij de wet voorgeschreven, in Middelburg gold het een parade bij gelegenheid van 's Konings jaardag. Er is van die beide voorvallen vreeselijk veel ophef gemaakt, vooral van den kant der z. g. verongelijkten. Hoe men ook over den Zondag moge denkendit staat toch zeker wel op den voorgrond, dat men op dien dag zoowel als op alle andere zijn plicht moet doen. Ontheiliging van den dag is het in onze oogen een plicht, welken ook, na te laten. Maar vooral op den 19 Februari 11. hadden zij, die beweren gemoeds bezwaren te hebben tegen de vervulling van den schutter lijken plicht, moeten bedenken dat het hierbij tevens gold een eerbewijs zooals dit algemeen gebruikelijk is aan hun Koning, een lid uit het stamhuis van Oranje, waaraan zij steeds beweren zoo gehecht te zijn. Er gaat geen gelegenheid voorbij, of zij prijzen en roemen zichzelven om hun liefde voor het Oranje-' huis, geen vereeniging op kies-gebied vooral of de weidsche titel van God, Nederland en Oranje speelt daarbij in verschillende variaties een rol; maar waar het geldt door een daad die gehechtheid te toonen, is spoedig een gemoedsbezwaar te vinden en te exploi- teeren door hen, die meenen daarmee eene beweging te kunnen levendig houden. Toch eiseht de billijkheid te erkennen dat men, op grond van de stelling: hmen moet God meer dienen dan de menschen", meenen kan recht te hebben zij n nationalen plicht te verzaken. De burgerlijke en militaire autoriteiten kunnen zich natuurlijk op dat standpunt niet plaatsen, op andere dagen kunnen belijders van andere gezindten bezwaren hebben en zij moeten alleen de overtreders straffen volgens de wet. W ie zich dus om die reden aan zijn plicht onttrekt, onderga zijn straf; aan anderen het oordeel overlatende in hoever men die daad beschouwen wil als een uit vloeisel van eene gezonde opvatting of van geestdrijverij. Maar zoo men zich daarop laat voorstaan, verliest die daad het ware kenmerk, dat haar stempelen moest, dat der nederigheid, waaruit de overtuiging spreekt dat men, hoe noode ook, niet anders mocht handelen. En belachelijk, schadelijk voor het beginsel, dat men wil verdedigen, wordt het als anderen hen, die zoo handelden, verheerlijken op eene wijze als nog bij het Middelburgsche geval zich voordeed. Een paar opmerkingen naar aanleiding van dit ge val ten slotte. In de houding van den heer Hering is veel afkeu renswaardigs geweest; vooral zijn onbeleefde handel wijze tegenover den kommandant was te laken. Had hij eenvoudig, op bescheiden toon, zijne over tuiging blootgelegd en gezegd, dat hij het paradeeren niet met zijn godsdienstige meening kon overeenbren- gen, maar zich hoewel noodezou onderwerpen aan de straf, die men hem zou opleggen, omdat de wet daartoe verplicht, de zaak ware zeker zoover niet ge- loopen. Hij was dan niet gedwongen kunnen worden om te doen, wat hij nu heeft moeten doen zijn spijt betuigen over het gebeurde. Daardoor komt het mar telaarschap, dat de Standaard c.' s. zoo fraai wisten te schilderen, in een licht, dat met recht grond geeft tot lachlust of ergernis. Maar wat wij nog afkeuren is dat men den heer Hering heeft willen ontnemen de betrekking van agent van kazerneering, of misschien reeds dit heeft gedaan op grond van het voorgevallene, en wijl er aan die betrekking ook Zondagsdiensten kunnen verbonden zij n Dit vinden wij van den anderen kant eene onge gronde en zeer gezochte reden, die ook kinderachtig genoemd zou kunnen worden, en allen schijn heeft van kleingeestige vitterij. Het was, dunkt ons, tijds genoeg geweest om, als de heer Hering als agent van kazerneering op Zondag diensten weigerde, hem die betrekking óf te ontnemen óf andere maatregelen te nemen om hem voor die weigering te straffen. Maar zulk een onzedelijken dwang keuren wij af, wijl hij niet strekken kan om de tegenpartij te overtuigen van het goed recht der autoriteiten. Elke kleingeestige daad verzwakt dat recht en daarvoor dient men zich te wachten. BURGEMEESTER. cn WETHOUDERS van GOES brengen Ier. openbare kennis, dat hetkohier der BELAS- TlNti OP DE HONlJËN over het volle dienstjaar 1881 dror hen voorloopig is vastgesteld, en ter secretarie voor ieder ter inzage zal liggen van Dinsdag den 14 Maart tot en niet Dinsdag den 28 Maart aanstaande, gedurende welker, tijd ieder op het kohier aangeslagene legen zijnen aanslag bij den Raad bezwaien kan inbrengen op ongezegeld papier. Goes, den 11 Maart 1882. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. DE WITT HAMER. De Secretaris, HARTMAN. UKBZIEMNG DEK KIEZERSLIJSTEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen ter openbare kennis, dat de lijsten der kiezers voor leien van de Tweede Kamer, der Provinciale Staten en van den Oemeenteraad zijn herzien en heden vastgesteld dat bij die herziening zijn geschrapt VAN AL DE LIJSTEN Wegens overlijden. Karei Mulder. I Marinas Cornelia Zandijk. Jacob Scheller. Wegens vertrek uit de gemoonte. Cornelia Dekker. Adriaan Kakebeeke. Adriaan Rijser. Wegens onvoldoenden aanslag. Ingevolge art. 5 der kieswet. Pieter Karei Paul Julias Van Sloten. Van Johannes Benedictus Mar- tein. Dr. Charles Albert Renterghem. Jacobus Van Liere. VAN DE LIJST DER KIEZERS VOOR LEDEN DER TWEEDE KAMER EN VAN DF. PROVINCIALE STATEN. Wegens onvoldoenden aanslag. Anthonie Geensen. Jacob Van Li "re. Dirk Hendrik Coenraad Keinier Scheele, Jansz Ittmann. j Daniël De Pree. VAN DE LIJST DER KIEZERS VOOR LEDEN VAN DEN GEMEENTERAAD. Wegens overlijden. Job Oronkers. I Gustaaf Adolphe De Pieter Schipper. 1 Thouars. Wegens vertrek nit de gemeente. Abraham Mozes Emanuel. Pieter Van Eijkcron Pz. Laurus Minnaard. Johannes Gerardus Van de Ven. Joost Vergouwen. Wegens onvoldoenden aanslag. Johannes Van Aerde. Anthonius Franciscus Pen- Augustinus Hufkens. Marinus Korstanje. Adriaan Nonnekes. Josephus Peeters. mngs. Simon Van der Peijl. Casper Plas. Pieter De Vreugd. Pieter Leendert Verschuur, dat de herziene en vastgestelde k ir ze if lijsten zijn aangeplakt en gedurende VEERTIEN DAGEN ter secre tarie voor een ieder ter inzage liggen, gedurende welken tijd de cventueele bezwaren tegen dio lijsten, door de nuodige bew sst.ukken gestaald, aan den gemeente raad kannen worden ingediend. Ooes, den 11 Maart 1882. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J G. DE WITT HAMER. De Secretaris, HARTMAN. Mededeelingen op verschillend gebied. GOES, 13 MAART 1882. De exprestein no. 51, welke des avonds te 10 ufen te Vlissingen aankomt, zal voortaan te Middel burg stoppen voor het uitlaten van reizigers. Bij wijze van proef en tot nader order wordt den 15 dezer daarmee aangevangen. De reizigers, welke daarvan gebruik willen maken, moeten te Roozendaal hun verlangen daartoe aan den hoofdconducteur van den trein te kennen geven. Gedurende de maand Februari II. hebben 's rijks middelen opgebracht de som van f 6,730,110,65%, tegen f 6,670,072,61 over Februari 1881. De opbrengst over de beide eerste maanden van 1882 bedroeg f13,076,366,30, tegen fl 2,607,202,14% over de twee eerste maanden van 1881. Bij koninklijk besluit zijn de traktementen van de opzichters van den waterstaat der le klasse ge bracht van f 1500 op f 1800, en die van de opzich- ters der 2e klasse van f 1300 of 1500. Voor zes hij voorkeur ongehuwde civiele apothekers, die krachtens de wet binnen het Koninkrijk der Nederlanden bevoegd zijn tot uitoefening der art-_ senijmengkundemits zij den ouderdom van 40 jaar niet hebben overschreden eri physiek geschikt zijn voor den militairen dienst in Nederlandsch-Indiëbestaat gelegenheid zich voor den tijd van vijf jaar te ver binden als apotheker 2de klasse hij het leger in die gewestenop de voorwaarden vermeld in de St.-Ct. no. 59. De vraagof een burgemeesterdie tevens lid van den gemeenteraad isen de betrekking van ambtenaar van den burgerlijken stand bekleedt, door aftreding als burgemeester of als raadslid die betrek king verliest, moet, naar de meening van den Mi nister van binnenlandsche zaken, in ontkennecden zin worden beantwoordomdat de persoon éen der ver- eischten blijft bezitten, in art. 149 der gemeentewet voor de benoembaarheid tot ambtenaar van den bur gelijken stand gesteld. Intusschen acht de Minister het raadzaamom in eene zaak van zooveel gewicht als de geldigheid van akten van den burgerlijken stand, alles te vermijden, wat aanleiding tot twijfel kan geven, en daarom, onder omstandigheden als bovenbedoeld, eene nieuwe benoeming van ambtenaar van den burgerlijken stand te doen plaatshebben. In dien zin zal, op 'sMinisters verzoek, aan de ge meentebesturen eene aanschrijving worden gericht. Volgens een bericht uit Middelburg in de JV. It. Ct. heeft de 2e luit. der dd. sehutterij aldaar mr. C. Lucasse om de onzen lezers bekende redenen niet voor den schuttersraad terecht gestaan, maar is hem eenvoudig door den majoor-kommandantop grond van art. 68 der wet op de schutterijeneene boete opgelegd van f 3, die dadelijk is voldaan. Zaterdag 11. werd te 's-Gravenhage plechtig aan de bekroonden op de tentoonstelling te Melbourne door den Minister van Waterstaat, in tegenwoordig» heid van den Minister van Buitenlandsche Zaken, de leden der Ned. commissie en de inzenders, de toege kende eereblijken uitgereikt. De uitreiking werd voor afgegaan door redevoeringen van den voorzitter der commissie, den heer Delprat, en den Minister van Waterstaat, en gevolgd door dankbetuiging aan de inzenders en de commissie voor het ophouden van den goeden naam der Nederlandsche Nijverheid en- Kunst. De heer J. M. Van der Madete Amsterdam, is door den Koning benoemd tot ridder van den Neder- landschen Leeuw. Naar de N. R. Ct. verneemtzullen de erfge namen van prins Frederik dezer dagen hun mede werking verleenen voor den terugkeer van de goederen der bekende dotatie aan het rijk, en worden die dan, zooals trouwens vanzelf is aangewezen, onder de ad ministratie gebracht der respectieve ontvangers van de registratie en domeinenonder wier ambtskring zij ressorteeren. Volgens door het N. v. d. Dag ingewonnen in lichtingen is dr. Kuijper niet van plan (zie ons vorig no.) om den Franschen zendeling Coillard op diens tocht naar de Zambesi te vergezellen en tegelijk Trans vaal te bezoeken. Dr. K. wilde zich aan geene bepaalde verklaring binden, of hij al ef niet het voornemen heeft laten varen om Zoeloeland alsnog te gaan bezoeken, en als hij het plan ertoe heeft zal hij het wel in zijn orgaan De Standaard zetten. Kerkelijke Zaken en Onderwijs. Ellewoutsdijk. Reeds lang had hier de vaste meening veld gewonnen, dat een herder of leeraar hier nooit meer zou komen, om dagelijks de verdwaalde schapen weder tot éen kudde te leiden. De bestaande predikantswoning was dan ook al reeds voor een burgerwoning verhuurd; daarin is een win kelnering opgericht. Maar nu op eens komt onverwachts een herder uit de lucht gevallen in de gedaante van een jongmensch, zich noemende een evangelie-prediker of zoo iets. De kerkbesturen grijpen deze gelegenheid dadelijk aan en staan hem de consistorie af om daar zijn gaven tentoon te spreiden, en allen hebben zich beijverd om deze onverwachte, gewenschte gelegenheid niet te laten voorbijgaan.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1882 | | pagina 1