1881. N°. 139. Donderdag 24 November. 68ste j. gang. Onthullingen. GOES, 23 NOVEMBER 1881. Mededeelingen op verschillend gebied. Staten-Generaal. Kerkelijke Zaken en Onderwijs. Landbouw en Veeteelt. Afloop Aanbestedingen en Verkoopingen. Uit onze Koloniën. G0ËSCHË De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 4,75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 40 ct. Agent voor het buitenland: A. STEINER, te Hamburg. In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel. worden aangebracht. Bij de onderafdeeling verpachte middelen heeft de heer Van Dedem zijn amendement tot het uittrekken van een memoriepost tot het instellen van een onder zoek naar de gevolgen van opiumverbruik en de mid delen tot het tegengaan daarvan in 't breede verdedigd, daarbij die nadeelige gevolgen levendig schetsende. De heer Schaepman, evenzeer tegen het opiumge bruik gekant, verwachtte van een onderzoek niets, omdat alleen een algeheel verbod iets ten goede kon uitrichten, doch de politiek van het gouden kalf zou zich daartegen verzetten, zoodat het resultaat van het onderzoek als altoos zou zijn: de zaak laten zooals ze was. Het amendement-Van Dedem werd, na door den Minister bestreden te zijn, aangenomen met 43 tegen 26 stemmen. Bij de afdeeling binnenlandsch bestuur werd door den heer Keuchenius een amendement voorgesteld tot weglating der som van ruim éen millioen, met het doel om van de inlandsche bevolking geen nieuwe belasting te heffen voor de afschaffing der pantjehs- en andere persoonlijke diensten, welke afschaffing door I hem werd bestreden. De Minister bestreed dit amen dement, dat verworpen werd met 54 tegen 15 stem men, waarna met 44 tegen 24 stemmen werd aange nomen het artikel houdende afschaffing der pantjens- en andere persoonlijke diensten. De Atjeh-quaestie is thans een periode ingetreden, die voor de beoordeeling der feiten allergewichtigst is. Die treurige geschiedenis, treurig wijl zij ons zoo veel menschenlevens en geld heeft gekost, wijl zij bij de roemrijke daden van zoo menig krijgsman ook donkere stippen heeft leeren kennen, is thans ont sluierd wat betreft haar aanleiding en ontstaan. En welk noodlot drukt er op die bladzijde onzer koloniale geschiedenis, om zelfs tegelijkertijd op den roem van den voornaamsten held van dit drama een groote schaduw te komen werpen Geschiedenis schrijven is een zeer moeielijke zaak, en geen enkel geschiedschrijver zal er wezen die op on partijdige wijze, zij het zelfs onschuldig, dit doen kan. Wat is waarheid, is de groote vraag, die zich vooral bij de laatste treurige onthullingen in onze Tweede Kamer voordoet. En zoolang de betrokken persoon zelf ni :t eerlijk en rondweg gesproken heeft, zijn fout er kend, waar die is gepleegd, of met bewijzen aangetoond dat hij onschuldig is, zoolang ontbreekt ons de moed een oordeel uit te spreken over deze netelige quaestie. Den beschuldigde zelf dient eerst het woord gegeven, vóór men daarover verder oordeelt. Historische waarheid 7 De Atjehsche geschiedenis is daar om ons weer, evenals zoovele andere voorvallen uit de groote wereld geschiedenis, te herinneren aan het gebeurde met den Engelschen admiraal Sir Walter Raleighdie het manuscript van het tweede deel zijner wereldgeschie denis in het vuur wierp. Terwijl hij in de gevangenis zat onder verdenking van samenzwering tegen Jacobus I, zag hij onder zijn venster op het binnenplein der gevangenis, dat een man een ander, naar zijne kleeding te oordeelen een officier, met zijn stok sloeg; dat de officier zijn degen trok en zijn aanvaller doorstak; dat de zwaar ver wonde echter nog kracht genoeg bezat, om, neêrzij - gend, den officier zulk een zwaren slag met zijn stok toe te brengen, dat hij ook ter aarde viel; en dat beiden eindelijk door de omstanders en manschappen van de wacht weggebracht werden. Den anderen morgen bracht een vriend, een geloof waardig man, Raleigh een bezoeken het gesprek kwam op het voorgevallene. Tot zijn verwondering verklaarde zijn vriend, dat hij ook het gebeurde van begin af aan had bijgewoond, maar dat de voorstelling van Raleigh geheel verkeerd was, ja zelfs dat hij op alle punten totaal mis was. Dit bracht Raleigh tot ernstig nadenken en bewoog hem tot het verbranden van zijn manuscript. Hij overwoog bij zichzelven dal, als hij het reeds z'oo totaal mis kon hebben, wanneer hij iets beschreef dat hij voor zijne eigen oogen zag, hij niet kon hopen naar waarheid te beschrijven wat eeuwen geleden ge beurd is. Zoo zal het ook eenmaal gaan met de feiten den Atjeh-oorlog betreffendemaar des te meer rust de verplichting op het tegenwoordig geslacht om met strikte onpartijdigheid en niet voorbarig te oordeelen. Wenschen wij dus op dien grond vooral ons oor deel over de jongste onthulling betreffende generaal Van der Heijden op te schortenwij doen dit ook wijl wij slechts noode iets zouden willen afdingen op den roem en de eer van dien krijgsman, maar even min door dat alles ons zouden laten verblinden en leiden tot een te partijdig gunstig oordeel. Maar op een ander punt is oordeelen voor ons thans gemakkelijker. De stukkenop het begin van den oorlog betrekking hebbende, zijn verschenen en geven ons recht ons gevoelen te zeggen omtrent de aanlei ding en de handelwijze der daarbij betrokken personen. Jaren lang reeds, van f832 af, hadden de Atjehsche roovers met onbeschaamdheid hun rooverijen gepleegd. De sultan van Atjeh had zich niet het minst gestoord aan onze vertoogen, en beschermde de roovers. Voor overtuiging scheen de sultan niet vatbaar wel beloofde hij steeds meé te helpen om aan de rooverijen een einde te maken, doch stappen in dien geest deed hij niet. Ook Engelschen en Franschen hadden last van die rooverijen, en met het oog op het tractaat van 1824 wees men ons op onze verplichting om daartegen te waken. Wij wisten niets beters te doen dan den sultan een brevet van machteloosheid tot het tegengaan der rooverijen te schenken, en zeiven de roovers te gaan tuchtigen. Zoo geschiedde het, maar op zekeren dag bleek, dat men de bemanning van een onzer schepen, de Haainog wel gekomen om den sultan te compli menteeren, wilde vergiftigen met medeweten van den vriendschappelijken sultan zeiven. Diens gezindheid bleek dan ook in later jaren steeds vijandiger te wor den. De sultan hield ons bepaald voor den gek, en in 1864 dreigde men hem van onzen kant met oorlog, doch een jaar verliep voor men tot daden overging. In het geheel is door ons eene buitengewone lank moedigheid aan den dag gelegd, maar geen wonder was het voorzeker dat onze rejeering tegenover dien sultan de grootst mogelijke bedachtzaamheid in acht nam, en hem, met het oog op de ervaring, niet het minst vertrouwde. Dat wantrouwen juist heeft bij de gebeurtenissen voor den jongsten oorlog een groote rol gespeeld. Dat wantrouwen noopte onzen consul-generaal Read te Singapore om den gouverneur-generaal den 15 Feb. 1873 direct bericht te zenden, toen hij iets ontdekte van intriges van Atjehsche envoyés met de Ameri- kaansche en Italiaansche consuls. Wat was natuurlijker dan dat men van zulk een trouweloos man als de sultan alles verwachtte en dat tegenover hem waakzaamheid en spoedig hande len dringend plicht waren 7 Bij Amerika en Italië werd tegen ons hulp gezocht. Italië zou zich, volgens nadere inlichtingen, onthou den. Van Amerika was men minder zeker, maar toch bleek dat de consul geen volmacht had. En wie nu de gepubliceerde telegrammen, tusschen onze regeering en den gouverneur-generaal gewisseld, heeft gelezen, zal daaruit duidelijk zien hoe er steeds alles is gedaan om moeielijkheden te voorkomen en zelfs om den Sultan te ontzien. Die geest beheerschte de gansche onderhandeling. Het eerste telegram, tnet voorkennis van Ministerraad en Koning verzonden, bevatte reeds wenken in dien geest, en nu gaat het niet aan om, zooals van zekeren kant geschiedt, nu nog na de openbaarmaking van die stukken, stel dat onze regeering dwaalde, de schuld van den oorlog alleen op het hoofd van den toenmalige n Minister van koloniën Fransen Van de Putte te doen neerdalen. Is er gezondigd, dan is het door de gansche toenmalige regeering geschied. Maar er is van haar kant met de meest mogelijke omzichtigheid gehandeld. Tot op het laatste toe is aangedrongen op rechtvaardigheid en bedachtzaamheid. Tegenover een man als de Sultan kon men niet an ders handelen, en er ligt niets onbillijks in het uitgangs punt, van den beginne af aangegeven, om nl. ophelde ring, rekenschap en voldoening voor hetgeen geschied was te vragen en waarborgen bij tractaat tegen her haling en voor duurzame regelmatige betrekkingen. Of de Gouverneur-Generaal zich niet door te groote vrees heeft laten leiden zullen wij niet beoordeelen maar waar mannen als de heeren Godefroi en Cre- mersvolgens het nu eveneens openbaar gemaakte verslag der in comité-generaal gevoerde discussiën 16 tot 20 April 1874de rechtmatigheid van den oorlog krachtig verdedigden; waar zelfs een lid als de heer Van Nispen tot Sevenaer die rechtmatigheid in zekere mate toestemde en de tegenwoordige premier Van Lijnden de vraag van noodzakelijkheid niet be sprak maar slechts wees op de lichtvaardigheid waarmee zij was begonnen, met het oog op den toe stand onzer marine wat buiten de quaestie der nood zakelijkheid valt en die bijna algemeen werd afge keurd, daar achten wij voldoende bewaarheid, wat wij steeds hebben gezegddat de houding van den heer Fransen Van de Putte gerechtvaardigd is, en dat hij, zooals hij steeds deed, met gerustheid die openbaar making kon tegemoet zien. Zonder eenig besluit te nemen is de Kamer, in comité-generaal vereenigd, destijds weer uiteengega an. Een motie van den heer Kuyper van den volgenden inhoud»De Kamer, van oordeel dat uit de over gelegde stukken de onontwijkbaarheid van het aan At jell op 22 Maart gestelde ultimatum niet gebleke n is, gaat over tot de orde van den dag," kwam niet in stemming. Dat zijn de onthullingen, waarop lang gewacht is, maar die toch eindelijk plaats hadden. Zij hebben zeker in veler meening, zoo min als in de onze, eenige wijziging gebrachtmaar in ieder geval den wensch verlevendigd, dat er spoedig een einde aan dien krijg kome, en dat wij bewaard mo gen blijven voor verdere onthullingen, zooals de Mi nister van koloniën ons onlangs heeft gedaan. 's-Gravenpolder. Maandag vertoefde de Commis saris des Konings ruim een uur in onze gemeente. De heer Van Karnebeek had de beleefdheid een bezoek aan de kerk te willen brengen, doch werd daarin ver hinderd door de hermetisch gesloten deuren, die eerst door nalatigheid en later door den slechten toestand der sloten niet open konden. Tegenover de beleefdheid van 's Konings vertegenwoordiger dus eene stuitende onattentie van het kerkbestuur. In de school werd de Commissaris door de jeugd met het »Wien Neerlandsch bloed" verwelkomd en door het hoofd der school met een woord van aan beveling. 's Konings vertegenwoordiger nam alles flink op en stelde zich met den heer Pollman Kru- seman, commies ter provinciale griffie, van vele zaken goed op de hoogte. Na bij den burgemeester een eenvoudig twaalf-uur gebruikt te hebben, ging hij naar Nisse. De vlaggen wapperden ter eere van den hoogen bezoeker. Yerseke. De benoeming van den heer L. Laban alhier tot schatter is niet, zooals het bericht van Vrijdag 11. meldde, geschied door den gemeenteraad, maar door burgemeester en wethouders. Te Middelburg heerschen de mazelen epidemisch. In eene Zondag te Oostburg gehouden verga dering der vereeniging »Volksonderwijs" werd de heer H. J. Bool, te Leiden, met algemeene stemmen can- didaat gesteld voor lid der Tweede Kamer. De missive van Gedep. Staten van Noord-Bra bant in zake de concessie vaneen stoomtram tusschen Bergen-op-Zoom en Tholen is in handen gesteld van de commissie tot onderzoek en bericht. Het gewes telijk bestuur bepaalt daarin o. a., dat »door" de stad slechts met drie aaneengeschaakte rijtuigen mag worden gereden, zoo ook dat elk rijtuig van een rem- toestel moet voorzien zijn. Tot candidaat-raadslid te Zierikzee is door de Liberale Kiesvereeniging aldaar gekozen de heer M. C. De Krane. Slechts door 39 gemeentebesturen is totnutoe gebruik gemaakt van de bevoegdheid, gegeven bij art. 82 der wet op het lager onderwijs, om verbodsbe palingen vast te stellen omtrent het arbeiden van kin deren beneden de twaalf jaren. Hierin ziet de Mi nister van Justitie een bewijs voor de urgentie van een wetsontwerp tot vervanging der wet van 1874 betreffende den kinderarbeid. Dit ontwerp, in over leg met een bevoegde specialiteit verbeterd, was reeds tijdens de vorige zitting in gereedheid het zal thans spoedig worden ingediend. De surnum. der posterijen G. J. Scholten is met 1 Dec. a. s. benoemd tot comm. 4e kl. De zuster onzer Koningin, prinses Helena van Waldeck, is verloofd met prins Leopold van Engeland. De eerste is 20, de laatste 28 jaar oud. O.-Indie. Overgeplaatst van Z. M. wachtschip te Batavia op Z. M. stoomschip Watergeus de uit Neder land verwacht wordende adelborst le kl. C. A. Do- minicus. TWEEDE KAMER. In de Dinsdag gehouden zitting heeft de Min. van Koloniën de toegezegde stukken nopens de zaak Kauf- mann en de behandeling der kettinggangers op Atjeh overgelegd. Vervolgens is discussie gevoerd over de onderdeelen der Indische begrooting voor 1882. De heer Keuchenius behandelde onderscheidene punten als: de belastingen, de wijze van samenstelling der begrooting, de wisseltrekking op 6 maanden dato enz. Hij meende vooral dat door de patentwet de Europee- sche maatschappij in Indië zooal niet vervreemd is van Nederland, deze toch daarvan een slechten indruk moest bekomen. De Minister van Koloniën, die niet meer op de afgedane zaken der belastingen terugkwam, had intusschen betere verwachting en meer vertrouwen in de gezindheid der indo-Europeesche maatschappij. Overigens zouden in de patent-belasting en de wijze van heffing ingrijpende wijzigingen en verbeteringen Yerseke. Ds. J. H. Beekman, te Chaam, heeft voor het beroep naar de Ned. herv. gem. alhier bedankt. -Beroepen bij de chr. geref. gem. te Baarland ds. AL Ochtman, te Dinteloord. De heer A. S. Mink, leeraar aan de H. B. S. te Goes, is geslaagd in het examen midd. onderwijs aard rijkskunde. Benoemd tot ln onderwijzer aan de burgerschool te Brielle de heer Fopma, te Kapelle. Zaamslag. De gemeenteraad alhier heeft Dinsdag uit het voorgedragen drietal tot hoofd der nieuwe school op het gehucht Othene, onder deze gemeente, benoemd den heer A. Kok, onderwijzer ta Wemeldinge. In een Maandag te Middelburg gehouden ver gadering der aid. Walcheren van de Zeeuwsche land- bouwmaatschappij werd medegedeeld, dat door luit hoofdbestuur de begrooting voor 1882 is vastgesteld met een vermoedelijk goed saldo van f 2800, en dat de aanstaande algemeene vergadering in de laatste helft van Juni 1882 in de afd. Noord-Beveland, te Cortgene, zal worden gehouden, bij welke gelegenheid vanwege die afdeeling eene tentoonstelling van vee zal plaatshebben. Met het oog op het bij de besturen der Gelder- sche en Hollandsche landbouwmaatschappijen bestaande plan om in een niet te ver verwijderd tijdstip eene internationale tentoonstelling van landbouwwerktuigen en vee te houden, wekte de secretaris der afdeeling, de heer Snijders, de leden op om zich tijdig daarop voor te bereiden en door flinke inzendingen den naam der Zeeuwen te handhaven. Een voostel van het bestuur om, in verband met de ongunstige omstandigheden, den uitgeschreven ploeg- wedstrijd tot een volgend jaar uittestellen, werd, na langdurige discussie, met 50 tegen 10 stemmen ver worpen. De wedstrijd zal dus doorgaan. De leden van het afdeelingsbestuur .1. Hen Boer, W. Maas Lz., M. Volkrijk Liebert, E. J. Voorbeij- tel en J. H. Snijdersdie aan de beurt van aftre ding waren, werden allen herkozen. (AL Cl.) Nisse. Het woonhuis en erf van G. Van Sluijs c. s. alhier is in publieke veiling toegewezen aan den heêr II. Minnaard, te 's-Heer Arendskerke, voor f 500. Bij gouvern. besluit is de haven van Oleh-leh (Atjeh) voor den algemeen handel opengesteld. Uit Atjeh wordt van 3 dezer aan de Locoinolie f gemeld: In den nacht van 30 September op 1 October is de benting Tjot Basetocl beschoten. Een drietal lichtkogelster illuminatie van de aanvallers uit de benting geworpen, zijn op verscheiden posten gezien, terwijl ook een granaatschot op hen gelost moet we zen. Van 12% tot 1% uur hield het hevig geweer vuur aan. Aan onze zijde is een dwangarbeider °-e- wondeen onzer paarden werd doodgeschoten Wat de Atjehers, wier sterkte tusschen de drie en vijf honderd man wordt geschat, van plan waren, is niet duidelijk. Op de buiten debenteng staande Clfineesohe

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1881 | | pagina 1