BIJVOEGSEL GOESCHE COURANT DINSDAG 1 NOVEMBER 1881. No. 129. OPENBARE VERGADERING van den RAAD DER GEMEENTE GOES, op DONDERDAG den 27 OCTOBER 1881, des avonds te 7 uren. (Vervolg en slot.) Bi] art. 8, Begraafplaats, rapporteert de fin. com missie «Bij dit artikel zouden wij niet langer wenschen «opgenomen te zien de beide posten betreffende rij- ïtuighuur en belooning van lijkdragers, aan welke «posten eene plaats zoude kunnen worden aangewezen «onder hoofdstuk IX, bescemd voor uitgaven, niet tot «de voorafgegane hoofdstukken behoorende. Beide D posten staan niet in betrekking tot onderhoud, aan- i>leg of vernieuwing van tot gemeenen dienst voor allen «bestemde plaatsen." Burg. en weth. zeggen daarop Wij kunnen ons niet vereenigen met het gevoelen der commissie. Om in eens een overzicht te hebben van de kosten der begraafplaats en van het begraven vinden wij beter, gelijk tot hiertoe geschiedde, deze twee rubrieken in dit artikel te behouden. Dit komt ook beter overeen met den geest der wet, wier titel is Bepalingen betrekkelijk het begraven van lijken de begraafplaatsen en de begrafenisrechten." De rechten, waaronder ook die voor het gebruik der lijkkoets en der lijkdragers, worden in de ontvang sten ook onder een artikel verantwoord. Het bezwaar dat dit geene uitgaven zijn voor onderhoud, aanleg of vernieuwing, gaat onzes inziens niet op, daai in de eerste afdeeling van Hoofdstuk III de jaarwedden van onderscheidene ambtenaren staan uitgetrokken. De heer mr. De Jonge van Ellemeet geeft te ken nen, dat in de eerste afdeeling van het hoofdstuk al leen de jaarwedden van die ambtenaren voorkomen, van wie de toestand der werken afhangt, zooals de bouwmeester, de sluis- en brugwachters, de kloklui ders en klokkenist enz.; maar onder aanleg, onderhoud en vernieuwing rijtuighuur en loon van de lijkdragers te brengen verstaat hij niet. De heer Ramondt zegt het bezwaar der financiëele commissie te deelen. Naar zijn gevoelen strijdt het met het opschrift van het Hoofdstuk de bedoelde pos ten hier te behouden, wijl het toch zeer oneigenlijk is het «vervoer van lijken" onder «aanleg en vernieu wing" te brengen. De Voorzitter verklaart, dat het eene quaestie is, die burg. en weth. noch koud, noch warm maakt, en dus het voorstel der commissie in omvraag te zullen brengen. Dit wordt aangenomen met 7 tegen 5 stemmen. Tegen de heeren Quist, dr. Callenfels, Van Asperen Vervenne, Ochtman en jhr. De Marees van Swinderen. De Voorzitter verzoekt den heer mr. De Jonge van Ellemeet de redactie van het nieuwe artikel in Hoofd stuk IX te willen formuleeren. De heer mr. De Jonge van Ellemeet geeft opKos ten van vervoer van lijken en lijkdragersdiensten. Bij Afd. III art. 2: Voetpad in de Boudewijn De Witte straat, Memoriewordt gelezen het navolgende adres: «Geven met verschttldigden eerbied te kennen: »de ondergeteekenden, allen bewoners der Boudewijn De Wittestraat; «dat de bouwterreinen in die straat thans alle be bouwd zijn, dat er geene plaats meer voor nieuwe huizen is en dat die straat dus als geacheveerd moet worden beschouwd; «dat de door hen bewoonde panden reeds sedert 3 resp. jaren als zoodanig dienst hebben gedaan en be woond zijn geworden «dat sedert dien tijd de lasten der gemeente door hen zijn gedragen, speciaal die aan eenen lossen zand weg verbonden; dat zij nu echter vermeenen na 4 jaren geduldig wachten, dat zij recht hebben ook op de lusten, aan een buitenverblijf in de stad verbonden, aanspraak te mogen maken; redenen waarom zij zich bij deze tot uwe vergade ring wenden, met het dringende en beleefde verzoek, dat de Boudewijn De Wittestraat, die geheel volge bouwd is, met een behoorlijk trottoir worde voorzien. 't Welk doende enz., (get.) E. L. Van MERVENNÉE. J. H. SWEMER. E. Van den BOSCH. De Voorzitter zegt, dat burg. en weth., daarlatende of men hier aan ernst of kortswijl te denken hebbe, vooralsnog niet de noodzakelijkheid inzienom een voorstel tot inwilliging van het verzoek te doen. Het pad wordt zoo goed in orde gehouden, dat een trot toir, in hun oog, nog niet vereischt wordt. De heer dr. Callenfels is van hetzelfde gevoelen. Hij wandelt nog al veel en heeft nimmer een on- gunstigen toestand waargenomen. De heer Massee wenscht in het midden der straat een klinkerpad van twee meters breedte aangelegd te zien. De weg is wel niet morsig, maar bij regen kan hij toch nat zijn en er is veel verkeer door de reizigers, die van het spoor komen. De heer Ochtman acht de voorstelling van den vorigen spreker niet vrij van overdrijving. Er is nooit, wat men noemt een beslijkt pad en waar nu meer urgente zaken op uitvoering wachtenkan hij niet medewerken tot inwilliging van het denkbeeld. De heer dr. Callenfels bevestigt de woorden van den wethouder. Zonder hoofdelijke stemming wordt afwijzend op het verzoek beschikt en blijft de Memoriepo6t behouden. Bij deze afdeeling vestigt de heer Ramondt de aan dacht op den toestand der Brakke Vesten vraagt of het graven eener sloof langs het beloop der vest niet mogelijk is, teneinde het overige droog te leggen. De heer Ochtman antwoordtdat aan het geop perde plan reeds een begin van uitvoering is gegeven, door onderhandelingen aan te knoopen met het bur gerlijk armbestuur, aan hetwelk de Ooster- en kleine Schansen in erfpacht zijn uitgegeventer afgraving en demping van de Brakke vest, en dat het voorne men bestaat, om zoo spoedig mogelijk die onder handelingen voort te zetten. De heer Den Boer zegt met genoegen gezien te hebben, dat burg. en weth., waar dit mogelijk is, be planting aanbrengen. Daarom vestigt hij de aandacht op den westwal en op den dijk buiten de Bleek- veldsche barrière, bij het touwslagershuisje. De heer Ochtman antwoordt, dat hij juist heden morgen met den bouwmeester aan den westwal is geweest, om een plan tot beplanting te ontwerpen. De heer mr. De Jonge van Ellemeet vraagt of het voor de verwezenlijking van het denkbeeld van den heer Ramondt niet wenschelijk zou zijn een Memorie- post uit te trekken. De Voorzitter acht dit niet noodig, daar de Raad toch over de uitvoering moet beslissen. Bij Hoofdstuk V. Afd. I, art. I, Jaarwedde van den commissaris van politie f 800, wenscht de heer Massee een lans te breken voor dien ambtenaar. De ernst van die betrekking en de drukten, daaraan ver bonden, die nu vermeerderen zullen door het toezicht op het licenserecht, nopen hem voortestellen de jaar wedde te verhoogen. In Zierikzee geniet de commis saris f 1200 in Vlissingen f 1600 in Tiel f 1200 en eene personeele toelage van f 150. Hij vindt de bezoldiging hier te gering en zou daarom willen, dat de Raad zich tot den Koning wendde, teneinde ver hooging te erlangen en die verhooging op de begroo ting uitgetrokken willen zien. De Voorzitter zegt, dat de laatste woorden van den spreker het onmogelijke van de inwilliging van zijn wensch in het daglicht stellen. De Koning bepaalt de jaarweddede gemeente betaalt. En nu is het niet geoorloofd de jaarwedde tot een hoogor bedrag uit te trekken dan bepaald is. De beer Massee voert aan, dat, als onverhoopt de jaarwedde niet verhoogd werd wat dan niet wordt uitgegeven op den post overblijft. De heer Ochtman is van gevoelendat de amb tenaar zelf aan Z. M. om verhooging moet vragen dan zal het adres waarschijnlijk wel bij den Raad behandeld moeten worden. De heer Massee geeft te kennen, dat de commis saris dit gedaan heeft en dat op zijn adres afwijzend is beschikt. Officieus weet hij de reden daarvoor, maar hij zal die niet noemen, doch wenschte voorshands de verhooging op de begrooting uit te trekken. De heer jhr. De Marees van Swinderen zegt, dat hij voor eenigen tijd inlichtingen heeft ingewonnen bij zes of zeven gemeenten naar de bezoldiging van den commissaris van politie en dat toen gebleken is, dat slechts éene gemeente van een gelijk zielental als Goes eene hoogere jaarwedde had, te weten: Harderwijk, waarvan volgens bericht van den burg. de oorzaak ligt in het koloniaal werfdepotdat aldaar gevestigd is. De heer Massee voert aandat dit misschien al lan gen tijd geleden is en dat hij eene jaarwedde van ƒ800 voor een commissaris van politie, die voor de veilig heid der ingezetenen moet zorgen, te gering acht. De Voorzitter zegtBreng uw denkbeeld in den eenen of anderen vorm ter tafeldan kan het behan deld wordenmaar niet bij de begrootingwant de raad is onbevoegd om eene jaarwedde, die door an deren bepaald wordt, daarop met een verhoogd cijfer uittetrekken. De heer Massee wijst op art. 2, waar eene verhoo ging voor de agenten van politie wordt voorgedragen. De Voorzitter antwoordt, dat de beslissing daar van aan den Raad is en vraagt of de heer Massee dan voorstelt de jaarwedde van den commissaris op ƒ1000 uittetrekken. De heer Massee antwoordtof zoo iets. De heer Ramondt zegt, dat de post ook op hem den indruk heeft gemaakt, dat de jaarwedde te gering is, maar dat hij toch den heer Massee in bedenking- geeft, den wenk van den voorzitter te volgen. Bij art. 2, Jaarwedde van de politieagenten, ver hoogd voor ieder met ƒ25, tengevolge van het ver bod om kermis- en nieuwjaarsfooien aan te nemen, heeft eene korte discussie plaats. De heer Kakebeeke gelooft, dat de agenten toch voortgaan met kermis en nieuwjaarwenschen. De Voorzitter verklaart, dit den heer Kakebeeke te liooren zeggen, maar dat het, zoover hij kan na gaan. niet gebeurt. De heer dr. Callenfels zegt, dat geen der agenten sedert verscheidene jaren bij hem geweest is, om ker mis of nieuwjaar te wenschen. De heer Massee deelt mede, dat het bij hem sedert 2 of 3 jaar niet meer gebeurt. De heer mr. De Jonge van Ellemeet zegt vóór de verhooging gestemd te zijn., maar den voorzitter te verzoeken de agenten dan ook te wijzen op art. 17 hunner instructie. De post wordt aangenomen. Bij hoofdstuk V afdeeling I art. 3, Jaarwedde van de keurmeesters f 150, rapporteeren burg. en weth. De groote invoer van Amerikaansch spek en de drukke werkzaamheden, niet alleen daardoor, maai'

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1881 | | pagina bijlage 1