1881. N°. 122.
Zaterdag o ctober.
68ste jaargang.
Enkele grepen uit een belangrijk debat.
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
Agent voor het buitenland: A. STEINER, te Hamburg.
In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van N1JGH VAN D1TMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,— berekend.
Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel.
Wij willen ons tegenover onze lezers, die wellicht
over die wervelende eedsquaestie" al genoeg gehoord
hebben, niet beroepen op onze belofte, reeds in ons
noramer van 6 October gedaan, dat wij op het in de
Tweede Kamer voorgevallene nog eens zouden terug
komen.
Een verontschuldiging, dat ook ons de moed ont
breekt om hun daarmee lastig te vallen, zou in hunne
oogen, dunkt ons, al voldoende wezen om ons van
die verplichting te ontslaan. Maar, wanneer straks op
een gegeven oogenblik die strijd door den heer Van
Houten opnieuw wordt geopend, kan het, dunkt ons,
nuttig wezen dat men ten minste eenigszins den stand
der quaestie kent. Want belangrijk is het debat op
zichzelf geweest, al liet de slotsom van alles ons on
bevredigd.
Wat voor aanleiding toch bestond er, om niet op
eens den knoop door te hakken en te beproeven tot
een zuiveren toestand te geraken?
De heer Van Houten wilde liever eerst van de
Regeering eens beslissing afwachten in een geval
waarbij de eed in het spel wasdaarna die regee-
ringsdaad aan een critiek onderwerpen en de Kamer
dan uitspraak laten doen.
Maar zou het niet gemakkelijker geweest zijn om
in eens aan de Regeering te doen blijken de richting,
die men gaarne gevolgd zou zien? Nu blijft men
dobberen tusschen twee meeningen en loopt het be
ginsel uitgesproken bij de wet op de beëedigde ver
talers, gevaar telkens verkracht te worden. Dat be
ginsel nu had tegenover de meening der Regeering
kunnen gesteld worden, en deze had dan kunnen ver
klaren daarnaar te willen handelen of doen wat in
haar oogen plicht was, teneinde niet gevaar te loopen
iets te moeten uitvoeren wat tegen haar gevoel strijdt.
Dat wij eenigen tijd hebben moeten wachten vóór
wij op die Kamerzitting nog eens konden terugkomen
heeft dit vóór, dat wij nu meer op de hoogte zijn
gekomen van de verschillende gevoelens over de hou
ding der Regeering en der meerderheid in ons parlement.
En wij hebben ons ten hoogste verbaasd hoe ook
bij deze quaestie zich de mannen, die vóór het behoud
van den eed pleiten, zich doen kennen door dezelfde
arrogance, die in zoovele andere zaken aan het licht
komt.
Terwijl de partij der vrijzinnigen zoo bescheiden is,
omdat er waarlijk niets anders door haar wordt ver
langd, om eed en belofte te willen behouden en ieder
daarin vrij te laten, en dus ook de eischen van hen,
die den eed willen afleggen, toonen te eerbiedigen,
is er aan de zijde dier eedbewonderaars schaduw noch
teeken optemerken waaruit blijkt, dat zij anderer ge
voelen willen eerbiedigen.
Wellicht, dat zij hunne houding juist aanmerken
als de ware vrijzinnige.
Het opmerkelijkst van het geval is, dat zelfs onder
hunne partijgenooten bezwaren zich doen kennen, die
van zelf later wijziging zullen noodig maken. Want
tot nutoe is de Doopsgezinde kerk de eenige bevoor
rechte op dat punt.
Nu heeft de Minister van Justitie in zijne redevoe-
voering bijzonder de atheïsten bestreden, alsof dit de
eenige mannen waren, die tegen den eed bezwaren
hadden. De heer Fan Houten merkte terecht op, dat
voor hen wel allerminst bezwaar behoeft te bestaan
om de eedsformule op te zeggen. Wanneer iemand,
die nl. niet aan God gelooft, een eedsformule wordt
voorgelegd, dan kan hij die gerust uitspreken zonder
het bewustzijn te hebben van overtreding van Gods
bevelen.
Onze Minister van Justitie heeft zich in zijne rede
nog al eens gewaagd aan bespiegelingen op godsdien
stig wetenschappelijk terrein, een gevaarlijk gebied,
en zeer gepast was de raad van den heer De Meijier
aan Zijne Excellentie om van dat terrein maar af te
blijven, en zoo hij dit toch wilde betreden dit elders
te doen, niet als Minister van Justitie en niet in het
parlement.
Een van de philosophische beschouwingen van den
heer Modderman was deze
•Eene volslagen atheïstische maatschappij zou ook
missen alle geestdrift en alle zelfverloochening. En ik
zon wel eens willen weten of er in de vijf wereld-
deelen een materialist te vinden ware, bereid om zijn
ijskoud stelsel te bezegelen met den dood van den
martelaar".
Wij kunnen ons begrijpen hoe veel effect zoo'n
tirade, met oratorisch talent voorgedragen, heeft ge
maakt, maar bij kalm lezen wij raden een ieder
de lezing van het ofliciëele verslag over deze quaestie
zeer aan zal men toch wel moeten besluiten om
den Minister te beschuldigen van overdrijving.
Als slechts een stelsel dan beproefd mag heeten
als men den marteldood ervoor wil ondergaan, dan
gelooven wij op dit oogenblik dat slechts weinige be
proefd Runnen genoemd worden. Ook onder de aan
hangers van den Christelijken godsdienst betwijfelen
wij of er vele liefhebbers te vinden zijn, bereid om
zulk een zegel te drukken op hun geloof. En wij achten
het een zegen, dat zulke proeven niet meer noodig zijn
in onze oogen is het beter voor zijn beginsel te leven
en te werken dan ervoor te sterven.
Op dat deel van 's ministers rede is vooral wel van
toepassing hetgeen de heer Oldenhuis Gratama met
het oog op het geheel aanhaalde: een gezegde van
den Minister Thorbecke, van achter de groene tafel
geuit tegen een zijner felste tegenstanders, die gedu
rende anderhalf uur eene rede hield. Hij antwoordde
alleen: «Uwerede heeft zeer zeker het bewijs geleverd,
dat er veel woorden en veel overbodige geleerdheid
noodig zijn om een greintje gezond verstand in een
beetje maar groote waarheden te verdrinken."
De heer Gratama sprak toen nog deze woorden,
belangrijk en ernstig genoeg om ze hier overtenemen:
•Men moet niemand plaatsen tusschen God en zijn
geweten, dat wil zeggen tusschen zijn God zooals hij
meent, zooals hij zich God voorstelt, zooals hij denkt
dat dat onbegrijpelijke groote Wezen is en zijn geweten.
Wie kent God Wie onzer kent den onbekenden God'?
Iedereen maakt zich van die groote, nimmer eindigende,
bij ons menschen onbegrijpelijke kracht andere gedach
ten. Zooals wij hier met ons 86 bijeenzitten, zou ieder
onzer over dat groote Wezen eene andere meening te
voorschijn brengen. Zijn er twee meeningen bijna
gelijk, morgen zullen zij wellicht weder verschillen.
»Hoe kunt gij dan, o kortzichtige raensch, uwe mede-
kortzichtigen willen dwingen, de gevoelens aan te
nemen, die gij over die groote kracht zelf koestert?
Hoe kunt gij anderen willen noodzaken te zweren bij
iets, dat zij niet erkennen of dat zij zich niet aldus
voorstellen? Met welk doel? En wat wint gij erdoor?
Reeds Divus Pius, de Romeinsche Keizer, zeide vóór
ongeveer 2000 jaren»Wanneer men niet zweert bij
datgene wat ons heilig is, beteekent de eed niets.""
•Hoe kunt gij dus den mensch plaatsen tusschen
zijn God en zijn geweten? Hoe is het mogelijk, dat
een ernstig man zegtdat men den mensch moet
dwingen den eed te doen en alzoo op die wijze te
gelooven
De geheele leer der samenleving, de onpartijdige
wetenschap komen als om strijd op tegen de verbrei
ding dezer verderfelijke dwaalleer, die, hoe ook uit
gedacht met de bedoeling om den godsdienst te bevor
deren waaraan ik geen oogenblik twijfel gewis
daarop zal uitloopen, dat de ware vrijheid van gods
dienst en gedachte wordt gezet buiten onze landpalen,
die vroeger voor die vrijheid zoo herbergzaam waren."
Ook de heer De Meijier heeft den Minister op
waardige wijze weerlegd. De heer Modderman had
den eed vergeleken bij een ouden eik, die moeielijk
uitterukken is, omdat dan de geheele grond zou mee
gaan.
Daarop antwoordde de heer De Meijierdat, als
een oude eik verkeerd groeit, hij moet worden be
snoeid, of, zoo hij den groei belemmert van de hoo
rnen en bloemen die rondom hem staan, men hem
moet uitroeien en hij voor anderen moet plaats maken.
Zoo gaat het in de natuur en zoo zal het blijven.
Vervolgens is de Minister zoo zeide genoemde
afgevaardigde bevreesd voor de consequentiën
want zegt hijiemand zou bijv. kunnen weigeren om een
eed te doen, omdat hij bezwaar heeft tegen het op
steken van de twee voorste vingers der rechterhand,
maar wel zijn been wil opheffen. Ik geloof dat dit
wat ver gezocht is, en wie te veel wil bewijzen, be
wijst niets. Wij denken, dunkt me, aan ernstige
menschen, en niemand hunner denkt eraan gemoeds
bezwaren voor te wenden tegen het opsteken van de
vingers en niet van een heen. Ik vind dit argument
dan ook volstrekt niet gelukkig gekozen.
»In de derde plaats heeft de Minister bezwaar, omdat
een burgemeesterdie zelf geen eed aflegdegeen
eed zou kunnen afnemen. Ik vraagop welken grond
rust dit bezwaar Zijn er dan geen Menniste burge
meesters Moet nu een burgemeester, die een eed af
neemt zich altijd stellen op het standpunt van den
persoon, dien hij wil beëedigen Moet de burgemeester
bij de beëediging van een Israëliet den Joden een Jood
worden en bijv. zijn hoofddeksel opzetten
•Moet dan voortaan onderzocht worden of de bur
gemeester erkent in een God te gelooven
Hoogst ernstig was hetgeen de heer Gleichman
zeide, en dat ook van toepassing mocht heeten op het
geen de heer Keuchenius sprak, die ronduit verklaarde
dat brave menschen geen atheïsten kunnen zijn, want
let op het argument: »Het is alleen de dwaasdie
in zijn hart zegt ver is geen God"!
De Amsterdamsche afgevaardigde dan sprak: »De
Minister herinnerde aan het einde zijner rede aan de
spreuk op het wapen van ons vorstenhuis (Je Main-
tiendraide spreuk, ook geplaatst in den gevel van
het nieuwe gebouw voor zijn Ministerie. Het was
niet de eerste maal dat ik, deze redevoering van den
Minister hoorende, onwillekeurig dacht aan de soort
van pracht en praal, waarop het nieuwe Departement
van Justitie kan bogen. Maar heeft de Minister zich
wel herinnerd, hoe de spreuk in haar geheel luidt,
en wat er volgt op die woordenJe Maintiendrai
Daarop volgt: piété et justice. Piété: godsvrucht,
vroomheid, wars van parade en van groote woorden,
nederig en stil. Die soort van vroomheid nu wordt
door eene rede, gelijk wij van den Minister gehoord
hebben, niet gebaat en niet gesteund. Justicerecht
voor allen, recht óok voor dat handjevol, dat de Minister
met smaad heeft bejegendvoor dat handjevol waartoe
ik evenmin als de Minister ooit hoop te behooren,
maar welks overtuiging recht van bestaan heeft even
als iedere andere meening in ons land."
Wij bepalen ons tot die enkele grepen.
In het gansche debat heeft men ook hierbij weer
de zaak verkeerd voorgestelder wordt niet gevraagd
om afschaffing van den eed. Men vraagt vrijheid om
te doen, wat men naar zijne overtuiging niet kan
nalaten.
Welnu, zegt de Minister, gij kunt dit gedaan krijgen,
mits uwe overtuiging blijke uit een bewijsbaar feit
n.l. het toetreden tot eene godsdienstige vereeniging.
Zoo komt men langs een omweg wêer tot het
onvrijheidlievend beginselwaarvan een koninklijk
besluit ons eens verloste, dat iemand verplichtte van
zijne geboorte af tot een kerkgenootschap te behooren.
Het spijt ons dat de heer Modderman die stelling
heeft verkondigd, maar wij hebben volle vertrouwen
dat de heer Van Houten een goed oog in het zeil zal
houden en de meerderheid der Kamer hem zal helpen
om ons voor goed voor dergelijke inquisitoire maat
regelen te vrijwaren.
GOES, 14 OCTOBER 1881.
Mededeelingen op verschillend gebied.
Binnenkort wacht Goes ook eene voorstelling van
den zoo gunstig bekenden heer Maju van Amsterdam,
die een blik zal doen slaan op den sterrenhemel, den
loop der zon. der maan, der aarde en de overige pla
neten door het heelal, de omwenteling der aarde om
haar asebbe en vloed, springtijden, sterrenbeelden
enz. enz. in ongeveer 30 tableaux, in reusachtige af
metingen en door electrische lichtbeelden.
Tevens zal hij een groote phonograaf doen hooren
en een beweegbaar panorama laten zien.
De voorstelling, te geven door het Rotterdam-
sche tooneelgezelschap, is verzekerd. Toch blijft de
gelegenheid om te garandeeren nog geopend tot Dins
dag a. s. Men kent het voorrecht dat de garanten
hebben, wat betreft het bespreken van plaatsenter
wijl, hoe grooter de garantiesom is, hoe minder elk
garant behoeft te betalen en hoe meer kans er be
staat, dat men met het restant nog andere voorstel
lingen van hetzelfde gezelschap kan doen plaatshebben.
In het belang van hh. garanten is het daarom ook,
dat zij van hun recht van plaatsenbespreken slechts
gebruik maken voor zoover het hun zeiven en hunne
huisgenoolen betreft.
Breiden zij dit uit tot kennissen, wat wel niet mag
maar moeielijk te controleeren valt, dan benadeelen
zij zijdelings zichzelven, wijl die kennissen dan geen
reden hebben om te helpen het garantiefonds te stij ven.
Laten zij dus in hun belang en dat der goede zaak
zulk een voorrecht in waarde houden 1
In eene vergadering der afdeeling Rotterdam
van het Nederlandsch Tooneelverbond werd bij monde
van den secretaris van het Afdeelingsbestuur verslag
uitgebracht omtrent den toestand der Afdeeling in het
afgeloopen jaar.
Sprekende over het betreurenswaardige feit der scheu
ring, die in de directie en het personeel der voor
malige Rotterdamsche Schouwburg-vereeniging ont
staan is, zegt het verslag o. a.
Toch erkennen wij gaarne, dat wij de moedige
pogingen van den directeur W. Van Zuijlen, die in
den Kleinen Schouwburg middelerwijl een zelfstandig
gezelschap vestigde, met warme belangstelling gade
slaan wij verblijden ons in zijn aanvankelijk succes
en hopen met hem, dat de wedstrijd tusschen de
beide gezelschappen (het Nederlandsch tooneel en het
zijne), waarvan hij veel verwacht, der kunst ten goede
mogen komen. t
Tot wederopzeggens is aan den heer F. V. De
Groof te Hansweert vergunning verleend tot den aan
leg en het gebruik eener electrische geleiding tusschen
Hansweert en Wemeldinge.
Biervliet. Spoediger dan iemand verwachten kon,
kan het verzet der Biervlietenaren eindigenalthans de
tegenstand is reeds gebroken, de eerste stoot is 'gegeven.
De heer C. J. Cornelis, het jongste raadslid, heeft
zijn geloofsbrieven ingezonden.
Het vergunningsrecht tot uitoefening van den
kleinhandel in sterkedrank is bepaaldte Oostbnrg
op f 10, te Cadzand op f 20, te Zuidzande op f 10
en te Nieuwvliet op f 15 van elke f 100 huurwaarde
of gedeelte daarvan.
Door den raad der gemeente Rosendaal is aan
den heer P. A. G. Van Gilse aldaar vergunning ver
leend tot het leggen van ijzeren sporen op enkele
wegen in die gemeente, en tot het over die sporen
berijden dier wegen met wagens en .rijtuigen, door
stoom in beweging gebracht.
De opbrengst van 's Rijks middelen over Sep
tember bedroeg f 10,537,910,95, tegen f10,359,458,33
over September van het vorig jaar. De raming was
f 8,336,999,93.
Gedurende de 9 afgeloopen maanden brachten de
middelen op f76,707,861,43 tegen f73,753,131,35
over hetzelfde tijdvak van 1880. De raming over de
9 maanden van 1881 was f75,033,000.
De afdeelingen der Tweede Kamer hebben be
noemd tot rapporteurs
voor hoofdstuk III der Staatsbegrooting voor 1882
(Departement Buitenlandsche Zaken) de heeren De
BeaufortPatijn, Viruly Verbrugge, Cremers en
Schimmelpenninck Van der Oge
voor hoofdstuk IV derzelfde begrooting (Departement
van Justitie) en voor de begrooting wegens den arbeid
der gevangenen voor 1882, de heeren Heydenrijck
MackayDe Savornin Lohman, Oldenhuis Gratama
en Wintgens
voor hoofdstuk V (Departement van Binnenlandsche
Zaken) de heeren De Vos van Steenwijk, Van der
Hoop van Slochteren, Dijckmeester, Sickesz en Van
der Linden.
De Staatscourant meldt dat, volgens de laatste
van den Gouverneur-Generaal ontvangen berichten,
de cholera te Soerabaija verminderde, te Samarang
stationair bleef en te Batavia toenam.
Z. M. heeft aan generaal Van der Heyden me
degedeeld, dat hij er prijs op stelt te mogen zorgen
voor de opvoeding van twee zoons van den generaal,
die de militaire loopbaan zullen kiezen en opgeleid
worden voor de Militaire Academie.
De groote rouwloge, door de Vrijmetselaren te
houden om de nagedachtenis van Prins Frederik te
huldigen, zal op 2 November in het gebouw voor kun
sten en wetenschappen te '-sGravenhage plaatshebben.
Het feest van het Metalen Kruis, uitgesteld
wegens het overlijden van Prins Frederikzal nu,
ingevolge Zr. Ms. besluit, plaatshebben op den 24sten
en 25sten dezer maand.
De heer mr. J. C. De Koning, te Amsterdam,
heeft, zooals zijn plan was, voor de candidatuur, hem
door Grondwet aangeboden, bedankt.
Bij de herstemming van een lid der Provinciale
Staten in het hoofdkiesdistrict Rotterdam is gekozen
de heer A. Van Hoboken van Cortgene met 630
stemmen. Op den heer E. L. Jacobson Lzn. waren
457 stemmen uitgebracht.
Met de waarneming van het vacante kantoor
van den arrondissements-betaalmeester te Sas van Gent
is belast de heer fl. L. De Balbian van Doorn, sur
numerair bij 's Rijks schatkist te Utrecht.
Tot adjunct-directeur van de Landbouwkolonie
Nederlandsch Mettray op Rijsselt is benoemd de heer
L. Van Dam, gepensionneerd I ste luitenant der infan
terie, te 's-Gravenhage.
Kerkelijke Zaken en Onderwijs.
Beroepen te Vlissingen ds. W. Briêt, pred. te
Voorthuizen.
Onze eerste berichtgever uit Kruiningen meldt
onsNaar aanleiding van het in uwe courant van
Woensdag voorkomende bericht, dat het ontslag aan
den onderwijzer E. Mulder eervol zou zijn verleend,
voel ik mij gedrongen u medetedeelen dat uw nadere
berichtgever niet op de hoogte scheen te zijn, daar
ik, die de openbare raadsvergadering heb bijgewoond,
met zekerheid kan verklaren dat eenvoudig ontslag
op verzoek is verleend en wel integaan I December
en niet, zooals was aangevraagd, eervol met i Januari.
De redenen, waarom het ontslag is aangevraagd, zullen
den heer Mulder zelf het best bekend zijn en ik ben
verzekerd, dat uw nadere berichtgever hem geen dienst
bewezen heeft door deze zaak nogeens te bespreken.
Dat de heer Mulder tracht in den Oranje-Vrijstaat
eene plaatsing te krijgen is mij bekend, of hij daarin
reeds geslaagd is weet ik niet.
Wolfaartsdijk. De gemeenteraad heeft aan den
heer K. Van der Slikke, sinds ruim 3 jaar als on
derwijzer aan de openb. school op het dorp alhier
werkzaam geweest zijnde, wegens zijn vertrek naar Goes
op zijn verzoek een eervol ontslag verleend. Tevens is
aan den heer J. J. Blankert, sedert 16 Mei mede als
onderwijzer op deze school in functie, eene verhooging