1881. N°. 83. Zaterdag 16 Juli. 68stc jaargang. VERSLAG Bij dit nommer behoort een bijvoegsel. G. VAN DER HOEK, J. J. RAMONDT, L. M. VAN CAMPEN en dr. C. A. VAN RENTERGHEM. GOES, 15 JUL! 1881. Buitenlandsch Overzicht. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f "1,75. Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad -10 ct. Agent voor bet buitenland: A. STEINER, te Hamburg. In ons land vervoege men zich: voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau -van NIJGH VAN D1TMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van i5 regels 50 ct., elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel. Voor de verkiezing op Dinsdag 19 Juli a. s. van vier leden voor den ge meenteraad te Goes bevelen wij den kiezers ten dringendste aan de heeren De heeren M. SterkM. De Jonge Jz. en C. Oranje Lz. hebben namens het bestuur van de christelijk voorbereidende en handwerkschool der Christelijk Gereformeerde gemeente te Goes op hooghartigen toon, weinig passende bij de christelijke nederigheid, een aanval gericht tot burgemeester en wethouders van Goes, naar aanleiding van hunne publicatie betreffende het onderwijs in de nuttige handwerken, bij de nieuwe wet opgenomen onder de verplichte leervakken. Vol gens art. 2 dier wet bevat nu het leerplan voor het lager onderwijs de litt. a tot en met k. De daarbij opgegeven vakken maken dus een geheel uit. Vóór wij verder gaan zouden wij genoemden heeren willen vragen, of zij den weg naar het stadhuis niet weten, of zij aan het dagelijksch bestuur hunne be zwaren tegen de bewuste publicatie hebben kenbaar gemaakt en of' zij soms onheusch toen bejegend zijn Wij betwijfelen dit, of liever wij weten zeker, dat zij voor het eerst in het bewuste stuk van hun onge noegen blijk gaven. En dan komt het ons onvoegzaam en onbetamelijk voor, dat zij op zulk eene manier hunne grieven bloot- Zoo zij burgemeester en wethouders, zooals het be taamt, mondeling hunne bezwaren hadden meegedeeld en hun was dan geen behoorlijk bescheid gedaan, dan hadden zij recht gehad om zoo te schrijven. Maar indien zij dat gedaan hadden weten wij zeker, dat zij geen reden gehad zouden hebben om aldus aan hun gevoelen lucht te geven. Wij protesteeren met' kracht tegen hunne wijze van optreden. Zoo handelt men niet tegenover een respectabel college. En wat nu de quaestie zelve betreftbij grondig onderzoek zou hun gebleken zijn, dat met den geno men maatregel niets anders wordt beoogd dan het consequent en eerlijk toepassen der wet van 1878. Daartoe is elk dagelijksch bestuur verplicht,'zelfs al bestond het uit de meest anti-revolutionaire leden. Het vaste leerplan bevat, zooals wij reeds zeiden, de lett. a tot k. Bij het lager onderwijs kent men niet, zooals hij het middelbaar, hoorders voor bijzondere vakken. De leerlingen der lagere scholen moeten dus alle vakken, die de wet voorschrijft, bijwonen. Wat zou er van de orde in een school -worden als de eene leerling niet eens verlangde te rekenen, een ander ver koos heen te gaan als het schrijven aan de beurt was? Dat juist was volgens het Dagelijksch bestuur de reden, waarom het niet aanging, dat sommige meisjes wegbleven als het bij de wet voorgeschreven leervak nuttige handwerkenvoor de inrichting waarvan de gemeente zich vele onkosten heeft moeten getroosten, aan de beurt was. De heeren Sterk, De Jonge en Oranje hadden hij een eigen onderzoek wel degelijk kunnen vernemen, dat van den toestand en de werkzaamheden van het Departement Goes der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en van den toestand en de verrichtingen van de aan dat Departe ment verbonden instellingen van X Juli 1880 tot SO Juni 1881. Mijne Heeren Art. 10 van het reglement van ons Departement, vastgesteld den 9 Februari 1880, legt aan het be stuur de verplichting op om jaarlijks verslag uitte- brengen van den toestand en de werkzaamheden van het Departement, waarin worden opgenomen de ver slagen van den toestand en de verrichtingen van de a^n het Departement verbonden instellingen. Rai 'voorschrift jg iets nieuws en, want anders zoudt gij het niet in uw reglement helden opgenomen, iets goeds. Wel verzwaart het eenigszins de taak van het bestuur, doch juist omdat het iets goeds gebiedt wil dit zich daarover niet beklagen, maar gaat er zich al aanstonds bij monde van zijnen voorzitter met de meeste blijmoedigheid van kwijten. geenszins ingenomenheid met de nieuwe bepaling in de wet van 1881 noch veel minder het streven om het bijzonder onderwijs op dat punt te dooden, het Da gelijksch bestuur noopten te doen zooals het deed, maar wel een eerlijk streven om de wet toetepassen. Zoo genoemde heeren zich wendden tot de regee- ring en de Tweede Kamer, zouden zij waarschijnlijk tot antwoord hekomen, dat B. en W. van Goes niets meer deden dan hun plicht. Elke wet ondervindt bij hare uitvoering moeielijk- heden en dat ondervinden vooral zij, die haar eerlijk willen toepassen. Daartoe behoort zeker wel, met het oog op de les uren en de inrichting der scholen, de bepaling der schoolwet omtrent die nuttige handwerken, waarmee zoovele gemeenten sukkelen. Burgemeester en wethouders hebben naar ons ge voelen goed gedaan door in dezen geene halve maat regelen te nemen. De heeren der handwerksschool schrijven veel over de wet, maar niet over de verordeningen op het lager onderwijs in Goes. Volgens eene daarvan hebben B. en W. volko men het recht om een kind, dat de orde verstoort, te verwijderen. En nu is het wel degelijk orde verstoren als het bij enkele vakken zich wil verwijderen, ja meer nog dan dat, want ieder, die eenig begrip heeft van het geven van klassikaal onderwijs, zal levendig begrijpen dat dit onmogelijk wordt, wanneer het ongeregeld wordt bijgewoond. Het gansche stuk der heeren draagt sporen van opgewondenheid en de kenmerken van te willen spe- culeeren op de hartstochten. In ieder geval voegt het allerminst hun die den mond altijd vol hebben van God, die de overheid stelde, de burgerij aan te sporen zich tegen de wet en de overheid te verzetten. Men kan tegen eene bepaling van B. en W. hij hoogere macht protesteeren, maar te zeggen dat men zich daaraan niet storen mag is revolutie prediken. Ons land is Goddankzoo liberaal, dat men zich steeds hooger op kan beklagen, maar, zoolang wetten of voorschriften niet teniet gedaan zijn, moet men daar aan zich onderwerpen. vEenige kiezers" en Vele kiezersbevelen weer eandidaten aan. Wie weet, of men nog niet zoo bru taal zal worden om te onderteekenen Alle kiezers. Vele kiezersnu bevelen eigenaardig ook de hee ren Quist en Donner aan benevens de heeren Bosdijk en Wiecking. Zij doen dit op drie gronden en wel: 1°. om een zuinig beheer te verkrijgen2°. om een rechtvaardigen hoofdelijken omslag te bekomen en 3°. om te waken tegen het gedurig opdrijven der uitgaven en tegen vermeerdering van lasten. Die yivele kiezers" schijnen hun mede-kiezers al voor bijzonder onnoozel te houden. Wij vragen aan alle kiezers: wat heeft de heer Quist gedurende zijn lidmaatschap van den Raad ge daan, om aan die drie eischen te voldoen? Wij zouden daarom vragen: wat doet hij dan in dat gezelschap? Maar nog meerwat deden zijne geestverwanten in den Raad om in die richting te werken? Niets, niets, niets. Beloven doet men of liever doen zij, die hen aan bevelen, veel, maar hij elke begrooting wijzen zij geene enkele bezuiniging aan. Zij laten dit omdat zij niet kunnen. Dat is recht, en hun niet kwalijk te nemen. Het aantal leden van ons Departement bedroeg in het afgeloopen jaar negen en dertig en is dus met zes vermeerderd. Dit neemt intusschen niet weg, dat wij het gaarne grooter zouden zien, vooral ook omdat wij meenen, dat het licht grooter zou kunnen zijn. Er zijn toch in deze gemeente nog zoovele jeugdige krachten, die zich aan den dienst van het Nut van 't Algemeen zouden kunnen wijden, en wij vertrouwen dan ook, dat, wanneer wij elk in onzen kring maar eens goed rondkeken en hier en daar eens aanklopten of aanklampten, deze en gene niet moeilijk zou te bewegen zijn, om zich hij ons aantesluiten. Doch wat vooral, althans mijne verwondering wekt, is, dat tot dusver geene enkele dame zich als lid of donatrice onder de vanen van het Nut geschaard heeft. De zooge naamde zwakkere helft van ons geslacht is, evenals de sterkere, hier in Goes nog al geavanceerd. Zij wil gaarne geëmancipeerd zijn, en daar is niets tegen, maar ik zou dan wel wenschen, dat zij zich ook in die richting wat meer emancipeerdewat meer op Óen lijn met de heeren plaatstedat zij wel als leden of donatrices medewerkte aan de bevordering van het vele goede, dat de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en ook ons Departement zich ten doel stelt. Moge die wensch weldra uit het rijk der pia Maar men gebruike dan niet zulke onuitvoerbare leuzen, om de heeren op het kussen te brengen. Het is een onwaarheid als men spreekt van op drijving der lasten. Wie van nabij weethoe er gewikt en gewogen wordt bij het opmaken der begrootinghoe menige noodzakelijke post wordt achterwege gelaten, zal zulk een beweren met gerustheid en overtuiging tegen spreken. Door dat overleg juist komt het, dat er zoo weinig te bezuinigen valt. Wat ons het meeste drukt is de oude schuld, die de eerlijkheid ons gebiedt te voldoen. En daarop valt niets te bezuinigen. Ja, op éen punt weet de heer Quist wel te bezui nigen, doch dat mag wel verkeerde zuinigheid heeten; want dat geldt de inkomsten van een groot deel der ingezetenen. Hij is n.l. voor afschaffing der kermis. Dat is van zijn standpunt juistzooals het moet wezen. De Standaard stelt anti-kermis-gezindheid wel degelijk als voorwaarde voor hen, die de redactie lid van den Raad wil doen worden. De heer Donner zal ook dat gevoelen deelen. Waarom stelt men niet eerlijkheidshalve de leuze vóór of tegen de kermis, juist zooals de Standaard aangeeft Die leuze kan men getrouw blijven, maar niet eene van bezuiniging, waartoe de heer Quist en de zijnen steeds hunne onmacht toonden. Dan stond men op zuiver terrein. Iemanddie tegen de kermis iszegge dit eerlijk. Hij is er ons niets minder om, mits hij rond voor zijn gevoelen uitkome. Wij hebben meer dan eenmaal ons gevoelen over het behoud dier jaarlijksche gast, en de plannen tot wij ziging, op, naar onze meening, goede gronden aan gegeven, en bevelen juist op dien grond onze eandi daten des te meer aan. Het is met die bezuinigings-manie al eveneens als met het geroep over onze middelbare scholen. Men praat er veel over, doch zonder bewijzen en zonder grond. En wat heeft men daarbij bovendien? Dat men voor zijne kinderen de vruchten plukt van datzelfde onderwijs. Legt dan toch, kiezers, ook het belang van die kinderen en hun toekomst vooral in de weegschaal, waar gij het vóór en tegen van die inrichtingen over weegt en wij zijn zeker dat gij hen steunen zult, die deze inrichtingen, zonder de onkosten op te drijven, zullen toonen te waardeeren en te willen behouden. Onze hoofdelijke omslag is onrechtvaardig. Dat is eene grove onwaarheid. Mannen van naam en deskundigen prijzen juist onzen hoofdelijken om slag aan als model. En waarop grondt zich voornamelijk dat ongunstig oordeel Op de vrijstelling welke zij, die met werken hun brood verdienen, voor 'A van hun inkomen hebben, terwijl renteniers voor het gansche inkomen moeten betalen. Nu vragen wij aan elk, die gezond denkt en ver standig redeneert, of dat onbillijk is Van zeer geachte zijde wordt ons, naar aanlei ding van ons schrijven in ons vorig nommer over de eeds-quaestie van den heer P. Regout, lid der Eerste Kamer, de opmerking gemaakt, dat de Eerste Kamer geen verwijt verdiende. Het viel toch moeielijk voor vota verdwijnen Onze financiën verkeeren in een gunstigen toe stand. Onze penningmeester, die, evenals alle penning meesters, gaarne met groote batige saldo's pronken, is dat misschien wel niet zoo geheel met mij eens, maar wij hebben een batig saldo en dat is mij genoeg en stemt mij tot erkentelijkheid, vooral wanneer ik bedenk, dat wij in den loop van dit jaar veel voor ons jongste kind hebben moeten doen. Wie kinderen heeft weet het bij ervaring wat voor uitgaven de komst van eiken nieuwen wereldburger na zich sleept, en zoo heeft dan ook onze schoolspaarbank eene be langrijke bres in onze beurs geschoten, maar zij heeft dien aanval flink doorgestaan en kan zelfs het vol gende, nu reeds ingetreden jaar eene tamelijk belang rijke som beschikbaar stellen voor hare uitbreiding. Maar dat zij dat kan doen hebben wij voor een groot deel te danken aan onzen penningmeester, die, en hij handelt hierin als een goed huisvader, de koorden van de beurs niet gemakkelijk losmaakt. Hem zij daar voor, benevens voor de werkzaamheden, door hem op ons geldelijk gebied verricht, ons aller dank gebracht. Er werden dit jaar slechts twee lezingen gehouden, de eene door den heer Frowein, de andere door den heer lleijsc. De reden, waarom dit geen driemalen haar om den heer Regout aftewijzen omdat hij reeds beledigd was of hem te noodzaken nog eens de eeden afteleggen. Dit stemmen wij gaarne toe en die weg was zeker niet de aangewezene. Van afwijzen van den heer Regout kon geen sprake wezen. Hij toch heeft niets misdrevenzijne stukken waren in orde, en tegen hem konden geene bezwaren worden ingebracht omdat hij gedaan had zooals hem zeker was gezegd dat hij doen moest. Dit is hem te minder tot een verwijt te maken wijl er van dezelfde zijde ons de opmerking gemaakt wordt dat steeds aldus wordt gehandeld en ook de Tweede Kamer bij de toelating van periodiek aftre dende maar herkozen of gekozen leden hetzelfde doet. Dit alles bewijst alleen dat dit misbruik, wij willen niet beoordeelen om welke redenen -langza merhand burgerrecht verkreeg. Dit doet echter niets af ten opzichte van het door ons geopperde bezwaar of het wel geschikt is om den eerbied voor dien eed te verhoogen. Welk een zonderlinge toestand kan daaruit voortkomen als eens een lid, dat reeds beëedigd is, om de eene of andere reden niet toegelaten kan worden Met het oog op het prestige en de waardigheid der Eerste Kamer, die, waar zij door dit mis bruik toetelaten, uit gewoonte misdreef. zouden wij wel wenschen dat zij dan eens bewees het zon derlinge van dien toestand intezien, niet door een lid daarom te weigeren, maar door erop aan te dringen dat dergelijke eigenaardige toepassing der grondwet niet meer plaats had. Van hoogerhand vooral beginne men met te streven de wet zoo zuiver mogelijk toe te passen en vooral om alles te vermijden wat die wet in miskrediet bren gen kan. En men denke tevens aan het Fransche spreekwoord: le ridicule tue. De storm is over het hoofd van het Belgisch mi nisterie heengegaan. Na de krachtige rede van den minister Frère Orban heeft de radicale afgevaardigde Janson zich ruiterlijk aan de zijde der Regeering ge schaard en de quaestie der kieswet-hervorming voor- loopig van de agenda afgenomen tot eep later en beter tijdstip. Natuurlijk vereenigde zich de kamer nu nog te meer, met 72 tegen 58 stemmen, met het voorstel om de amendementen betreffende de kieswet hervorming aan de centrale sectie te verzenden. Frankrijk heeft Donderdag zijn Nationaal feest met luister gevierd. Natuurlijk is Parijs op dat punt Frankrijk. Daarop alleen doelt het als men op zulk een dag spreekt van luister en pracht. Het heerlijkste wéér begunstigde de feestviering overal heerschte groots opgewondenheid. De verlich ting was schitterend. Het Engelsclie Lagerhuis is tot aan art. 25 der Ier'sche landwet gevorderd. Dit betreft het aanmoe digen van landverhuizing uit Ierland. Parnell en de zijnen zijn bezig om door lange redeneeringen de be handeling daarvan tegen te gaan. Geen zonderlinger despoot is er dan vorst Alexander van Bulgarije.' Bij de verkiezingen schold hij op alle liberalen; hunne leiders liet hij gevangen nemen; de kiezers moesten op kommando der soldaten mannen stemmen, die den vorst welgevallig waren. Toen een aldus samengestelde kamer bijeenkwam werden natuurlijk al zijne voorstellen zonder stemming bij acclamatie aangenomen, en dat ging gepaard met hoera's en het lossen van saluutschoten. Hierna vaar digde hij eene proclamatie uit aan zijn volk, koos hij plaats had, zooals art. 9 van ons reglement wensche- lijk acht, is eenvoudig, dat er geen meerdere sprekers dan voor grof geld te bekomen waren. Uw bestuur meende, en het hoopt dat gij die meening deelen zult, dat wij ons geld beter kunnen gebruiken, ook al om dat het toch meer en meer blijkt, dat de vroeger zoo gezochte en ook zoo bezochte lezingen uit den smaak geraken. Het was dan ook die overtuiging, welke u noopte, aan uwe bestuurders op te dragen, om naar middelen om te zien, waardoor op andere wijzen den leden een of meer nuttige en aangename avonden kunnen bereid worden. Wij hebben van die opdracht ons gekweten en hopen u vóór het aanstaande win terseizoen daaromtrent de verlangde voorstellen te doen. Behalve de voormelde lezingen, organiseerde het bestuur nog eene voordracht over huisnijverheid, met eene tentoonstelling van daartoe betrekkelijke voor werpen, van den ljeer Sanders uit Middelburg. Waar schijnlijk mede tengevolge daarvan zal in den volgen den winter aande weeskinderen de gelegenheid wor den aangeboden, om zich in die soort van nijverheid te oefenen en zal het bestuur van het weeshuis zich den lof verwerven van aan zijne verpleegden nuttige en tevens aangename avonden te verschaffen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1881 | | pagina 1