1881 N°. 8. Dinsdag 18 Januari. 68sle Jaargang.
Watersnood.
Wat wij dachten bij en na de voor
dracht, door den lieer IMerson
over prostitutie gehouden.
courant.
De prijs van gewone adverientiën is van 1—5 regcl9 50 c'., elke regel meer 10
Bij directe opgaat' van driemaal plaatsing derzelfde advertentie woidt de prijs slechte
tweemaal berekend.
Geboorte huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen woiden van 1—8 regels a /,1.berekend..
Dienstaanbiedingen, niet meer dan i regels bedragende en contant betaald, 20 et.
uiig*»» lezer Conrant geschiedt MaiTOiS-, WoïNsDifl- en Vkijdsgivose.
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als bniten Goes, 1.76.
Afzonderlijke n immers 6 et.' niet bijblad 11 et.
Agenten voor het buitenland zijn i A. STEINER en HAASENSTEIN YOGLER, te Hamburg.
In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NTJGH VAN DITMA.R en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren.
as
In de aan ons bureau geplaatste bus
ontvingen wij nog 1,506. wat met onze
vorige opgaaf een bedrag van ƒ12,505
uitmaakt.
Wat is natuurlijker, dan dat wij het eerst onze
gedachten lieten gaan over liet aanwezige pu
bliek? Eu wij vroegen onszelven af of het niet
een eigenaardigen blik ons zou doen slaan in
onze samenleving, waaneer wij eens de drijf-
veeren van eiken hoorder in het bijzonder keuden,
waardoor hij zich gedrongen gevoelde een lezing
bij te wonen over zulk een zeldzaam onderwerp.
Of echter die bekendheid ons wel aangenaam
stemmen zou eu ons de zekerheid geveu, hoe elk
overtuigd is van den ernst van het vraagstuk, dat
zou worden behandeld, durven wij betwijfelen.
Wij zijn lang niet zekerdat er onder da
aanwezigen niet waren voor wie deze gansche
quaestie een lichtzinnig spel is, en die slechts
gedreven werden door nieuwsgierigheid naar
mededeelingen welke niet dikwijls rondweg
worden gedaan.
Nog ineer dan te ver gedreven geheimzinnig
heid, in dezen zoo vaak toegepast, maakt ook
zulk eene ZiV/itzinnigheid verbetering in een efn-
stigen toestand moeielijk.
Maar grooter aantal hoorders kunnen wij, zon
der schroom voor mistasten, brengen onder een
categorie van hen die het vraagstuk, door den
heer Pierson behandeld; rekenen onder de ge-
looft quaestiëu.
Bij het overzien der aanwezige schare kregen
wij de zekerheid, dat er velen niet zouden zijn
opgekomen, wanneer het niet dominee Pierson
geweest ware dezelfde man, die den vorigen
avond in de kerk had gesproke,n over Christelijk
onderwijs
In eenig3zins kleinen kring valt dit gemakke
lijker te overzien en nategaan. Dat geeft aan
de gansche beweging naar ons gevoelen een
bedenkelijken tiut van geloofsijver, die niet het
kalm oordeelen en met kennis van zaken be
spreken van het vraagstuk in de hand werkt.
Eu wij werden daaraan weer herinnerd, toen
aan het slot de heer Pierson sprak over het
christelijk en maatschappelijk karakter der quaes
tie. Dat christelijk karakter, zal velen dan ook
welgevalliger wezen dan het zuiver maatschap
pelijke, juist omdat men niet begrijpt hoe die
afscheiding onnoodig moest wezen en wijl men
ook weer hier christelijk en kerkelijk met elkaar
verwart.
Wanneer men uit liefde voor de slachtoffers
der prostitutie tracht het kwaad te voorkomen,
te bestrijden of te genezen, dan handelt men
in het maatschappelijk belang, maar vervult men
tevens den hoogsten christelijken plichtdien
der liefde.
De heer Pierson had, gelooven wij, dan ook
beter gedaan die afscheiding niet aldus te formu
leeren, omdat dit de quaestie onzuiver maakt. En
als wij dan evenals bij het onderwijs debat
hooren van geloof en wetenschap, hst eerste
verheffen boven de tweede, dan beginnen wij
bevreesd te worden dat hierbij weer te veel
het kerkelijk karakter op den voorgrond treedt
en dit juist het samengaan, wat het maatschap
pelijk karakter betreft, moeielijk maakt voor
zoovelen, die met dat kerkelijk standpunt zich
niet kunnen vereenigen, terwijl de al te kerke'
lijken daardoor blind worden voor de maatschap
pelijke eischen, welke deze quaestie stelt.
Geloof boven wetenschap dat was de grond
toon van 's heeren Pierson s overtuiging en de
heeren der wetenschap werden niet met zacht
heid behandeld.
Toen dachten wij, of in de scherpte van zijn
pleidooi soms het raadsel was gevonden voor
het weinige gehoor, dal hij vindt. Wij vroegen
ons af, of een kalmer toon niet meer toenade
ring zou teweegbrengen van de zijde der we
tenschappelijke mannen; of liet niet in het belang
der goede zaak zou kunnen wezen het orthodox
karakter van de bestrijding te matigen
Maar wij vroegen ous tevens af, of de heer
Pierson verstandig deed door over professor
Fokker te spreken op de wijze, zooals hij deed
tegenover een publiek, als daar aanwezig was.
He! waren de lachers, die hij op zijne zijde
trachtte te verkrijgen, wat dubbel te veroordeelen
was, wijl de aanwezigen ons zeiven erbij
gerekend onbevoegd warm te beoordeelen
in hoever de berekeuingeo van den professor
juister of onjuister waren dan die van den heer
Pierson. De quintessence van den strijd is voor
velen moeielijk om te begrijpen en te beoor
deelen.
Het geldt een geneeskundige quaestie, en
edeler, waardiger zouden wij het gevonden heb
ben als de heer J'ierson op medisch gebied
toch ook een leek zich bepaald had tot een
eenvoudig verzoek aan zijn auditorium om te
lezen, wat prof. Fokker zoowel als hij over .de
quaestie heeft geschreven. Als reden daarvoor
had hij kunnen opgeven, dat zijne eigen waar
digheid hem gebood te zwijgen over een man,
die in Goes een zoo gunstigen uaam als dokter
heeft en aan wien velen nog met ingenomenheid
en liefde denken.
Dat streng kerkelijk-orthodoxe karakter van
hetgeen de lieer Pierson vaak zeide en waarin
hij gevolgd %.erd door velen zijner hoorders,
deed ons denken aan hetgeen prof. Fokker in zijne
brochure; de prostitutie-quaestie in de Tweede
Kamer en voor dé openbare meening schrijft.
Daarin lezen wij o. a
„De kerkelijk-politieke partij echter, die de
invoering van het toezicht niet had kunnen be
letten, gaf den moed nog niet op, maar zocht
thans haar doel Ie hereiken door agiteeren
waarbij zij zich vooral toelegde op het verza
melen van cijfers, die in de oogen van leeken
aan hunne bewering, dat de genomen maatregel
geen resultaat zou geven, eeuigeu schijn van
waarheid konden verleeDen.
„Die toeleg was niet zoo dom.
„Zij, die op utiliteits-gronden het toezicht
hadden ingevoerd, zouden misschien, als geble
ken was, of liever als het den schijn krijgen
koD dat het toezicht toch geen resultaat gat,
ertoe kunnen worden gebracht oin naar die
dogmatische argumenten te luisteren Het gevolg
hiervan was dat vooral in het fanatieke En
geland eene macht van geschriften het licht zag,
zelfs eene enquête in het parlement geprovoceerd
werd en vele personen, vooral vrouwen-en jonge
meisjes, zich als lid van een anti-prostitutiebond
lieten earoleeren, waarvan vooral op het congres
te Genève vermakelijke bijzonderheden zijn uit
gekomen.
„Dat die heeren bij de medici weinig ingang
vonden spreekt vanzelf. De poging om door
statistiek te bewijzen, wat statistisch niet bewe
zen kon worden; het feit dat die poging uitging
van dezelfde kerkelijke partij die de invoering
van het sanitair toezicht op dogmatische grondeu
had bestreden, waren voor den medicus redenen
genoeg om die heele literatuur met schouder
ophalen ter zijde te leggen, te meer, omdat die
geschriften, grootendeels afkomstig van in de
medische wetenschap geheel onbekende groot
heden, zoodanig geschreven zijn, dat er voor
den onbevooroordeelden lezer niet anders uit
blijken kan, dan dat de schrijver een geachar-
neerd tegenstander van het sanitair toezicht is.
„Op een leek mag men nu misschien indruk
maken met het aanhalen van dikke boeken, in
het Engelsch geschreven op den vakman
maakt dat echter weinig indruk."
Dat prof Fokker, zooals ds. Pierson hen)
vooral verweet, van die dikke boeken niets
weet en ze niet leest ook, erkent hij zelf gaarne.
Billijkhei ishalve haten wij voor hen, die den
beschuldiger hoorden, hier aan wat de heer
Fokker iu zijn Open bi i f aan ds. II. Pierson,
tevens laatste woord, schrijft. Wij lezen daar
op bladz. 2 6 .-
„Nogmaals verklaar ik u uitdrukkelijk, dat ik
alle verband tusschen de wetenschap der Hygiëne
en de dikke boeken, die uwe geestverwanten
in het buitenland omtrent het sanitair toezicht
vol schrijven, t rugwijs en er niet aan denk
Uw raad om die te gaan lezen op te volgen.
Het standpunt credo quia absurdum (ik ge'oof
omdat het ongerijmd is) heb ik altijd geëer
biedigd, maar voor- uw demonstro quamqaam
absurdum (ik bewijs het ofschoon het ongerijmd
is) heb ik geen sympathie; evenmin als pogin
gen daartoe, door wie ook gedaan, mij belang
stelling inboezemen.
„Het voorbeeld, door u persoonlijk gegeven,
wekt ook niet tot navolging. Gij zegt, tieu jaren
van uw leven te hebben besteed aan het bestu-
deeren vau dergelijke geschriften, en wat is het
resultaat? Een zeldzaam parti pris en zoo gij
wordt aangevallen twee argumenten. Het eerste
is eendoor u gemaakte ontdekking van een
rekenkuastigen regel, die een leerling van de
Hoogere Burgerschool niet zou kunnen ontdek
ken, om lat hij dien reeds op de lagere school
heeft geleerd, terwijl gij in de vreugde over
uwe daarbij gebleken schranderheid vergeet.dat
die regel slechts bevestigt, wat hij, indien gij
uwen wensch liadt, zou moeten omverwerpen.
Bij het tweede maakt gij u schuldig aan eene
verkeerde voorstelling om geen ander woord
te gebruiken vau feiten, waardoor iu de oogen
van inenschen, die u 'niet narekenen, van een
bewijs voor de resultaten van het sanitair toe
zicht een bewijs daartegen gemaakt wordt."
Wij voegen hierbij echter nog deze opmer
king, dat, al moge prof. Fokker nu juist niet
gelezen hebben wat ds, Pierson wenschle, de
brochures van den hoogleeraar toeh waarlijk
wel genoeg sporen dragen, dat hij veel gelezen
heeft en zich wal degelijk op da hiogte houdt
van de quaestie.
Hiermee over de quaestie Pierson-Fokker
echter genoeg; wavr wij den heer Pierson te
groote scherpte verwijten, daar willen wij een
deel van de «chuld werpen op de miskenning,
die hem te beurt valt, op het stelsel van dood
zwijgen, dat velen op hem toepassen.
Redenen om aan zijne goede bedoeling te twij
felen hebben wij niet.
Het was voorzeker een eenvoudig middel, dat
de heer Pierson aangaf om jonge inenschen
te behoeden voor de gevaren, die uit de pros-
titutie voortkomen. Het wees kuisch munt meer
uit door eenvoud dan door nieuwheid, meer door
idealistische strekking dan door praktischen zio.
Waar die vermaning reeds klouk eeuwen ge
leden, heeft zij niet kunnen beletten dat de pros
titutie blijft bestaan.
Maatschappelijke toestanden, temperamenten
zij allen spelen in dezen een rol.
01 zeker, men kan zich idealen scheppen,
zich een wereld deuken, waarin de uienseh staande
kan blijven; maar wie het oog slaat op behoeften,
op neigingen eu op duizenderlei andere ziken, hij
weet dat dit kwaad niet altijd uit slechtheid, maar
veelal uit andere oorzaken voortkomt. De strijd
om het bestaan dwingt zoo menigeen tot stappen,
waarvoor men eerst gruwde, maar dii later ai
verder en verder doeu voortgaau op het slechte
pad. Die strijd dwingt haar de verleiding in de
arm te nemen, dezelfde ondeugd die eenmaal haar
ten val hielp.
Doch wie kan alle oorzaken beschrijven, die
de prostitutie helpen bevorderen
Welke slechte gevolgen die prostitutie kan
hebben, heeft de heer Pierson ons meegedeeld;
hoe schandelijk zij wordt gesteund en bevor
derd bewezen de treurige voorbeelden van Parijs
en Brussel. En al zweeg hij over Nederland,
wij weten dat waarlijk ook iu ons land voor
beelden te over zijn, om de treurige schilderij
te volmaken.
Maar wij maakten eene andere gevolgtrekking
dan de heer Pierson. Deze haalde de voorheel
den aan als pleidooi tegen het sanitair toezicht,
doch niet éen daarvan kon ons voorstanders
als wij daarvan zijn, mits het worde doorge
voerd tot io de strengste consequentie uit gezond
heidsmaatregel, zooals men waakt tegen besmet
telijke ziekten aan het wankelen brengen
in onze overtuiging.
Als wij hooiden van de exploitatie van jonge
meisjes van 1216 jaar in zekere huizen, dan
dachten wij hoe diep, ellendig diep gezonken
en onzedelijk moeten inenschen wezen, die daarin
de hand hebben.
Als wij vernamen van de slechte uitvoering
der regiementen, van het heulen der politie met
zekere personen en de misbruiken die zij maakte
van die verordeningen, dan dacbten wij hoe
treurig, hoe strafbaar een politie moet wezen,
welke zoo slecht haar plicht volvoert. En
toch, ia ons tan 1 zijn de voorbeelden daarvan
ook niet schaarsch
Toen de heer Pierson ons meedeelde van den
slavenhandel, die met mei-j-'S gedreven wordt
tusschen verschillende landen en de moeite, die
het kost om een slachtoffer daarvan te redden
uit de klauwen harer exploiteurs, vestigde zich
bij ons de overtuiging dat bij al de regelingen
van internationaal recht, die er plaatshebben,
het tijd wordt dat die sclian lelijke zaak eens
beter geregeld worde en de verschillende Staten
strenger eu onbeperkter toezicht houden op de
huizen van ontucht.
Maar geen enkel dier voorbeelden heeft ons
het sanitair toezicht, door den heer Pierson zoo
bestreden, doen leereu kennen als nadeeiig en
schandelijk. Z j stonden geheel buiten die quaes
tie; een enkel bewees misschien, dat het toe
zicht niet goed werd uitgeoefend.
Wij hebben die opmerking Donderdag niet
gemaaktwij hebben met opzet op die bijeen
komst gezwegen. De hoofdquaestie het toe
zicht, ontdaan van al die hijzaken is van
zuiver inedisehen aard, eu moeten heereu ge
neeskundigen uitmaken.
Is het voor de gezondheid nuttig of nopdig
eu wordt de algemeens gezondheid daarmee be
vorderd E dat zijn de groote vragen, waarover
wij leeken gerust kuonen zwijgen. Maar ook
zelfs het spreken daarover door geneeskundigen
hebben wij met genoegen op de bewuste bij
eenkomst gemist, omdat dit bij velen van het
aanwezige publiek door ongeschiktheid tot oor
deelen toeh geen vrucht kou dragen en slechts
aanleiding geven moest tot vaak ongemotiveerde
gevolgtrekkingen.
Maar des te beter achten wij onderzoek van
deskundigen, van hen, die deze quaestie kunnen
beoordeelen aan de eene zijde de voorstanders
van het onderzoek, die beweren, dat slechts uit
dogmatisch conventioneel oogpunt afschaffing van
het sanitair toezicht te verdedigen is," aan den
anderen kant de heer Pierson en zijne aanhangers.
Zoo'n overleg vroeg genoemde heer blijkens
het Januari-nommer van zijn maandblad. Hij
noodigde professor Fan Overbeek de Meijer van
Utrecht een zijner hevigste tegenstanders
uit, een openhaar debat te houden een, tvVee
of drie avonden, zoolang deze verkoos, onder
voorzitterschap van een kalm man, geen medicus
of theoloog Voorts liet hij den heer l)e Meijer
de keus van dat gedeelte vau bet terrein, dat
hij verlangde te betreden hygiëne, moraal of
recht, hetzij alle drie, hetzij een of twee daar
van. Den professor werd het recht gegeven
de stellingen te formuleerenhij kon zelf het
eerst het woord nemen of het den heer Pierson
geven hij kon medebrengeu wien hij wilde enz.
De heer De Meijer sloeg dit aanbod ruw af
eu verklaarde met den rasenden man niets te
maken te willen hebben. Ons dunkt, dat dit
niet de goede weg is om den heer Pierson