ren worden. Hij drinzt er dus op aan dat de raad
het voorstel verwerpe.
De heer dr. CallenfeU herneemt, dat er geen hui
zen van ontucht zijn en das geen heelkundige voor
het onderzoek van publieke vrouwen eoodig is.
De heer Quist vraagt, wat er gedaan moet worden,
als er eene aanvraag komt om een huis van ontucht
opteriehten en of de Burg. het recht heeft dit te
weigeren.
De Voorzitter wijst op art. 2 der gemelde ver
ordening, dat geen huizen van ontucht mogen worden
opgericht dan met totsteinming van B. en W.
De heer Pilaar zegt wel eenigs7,iu9 mede te gaan
met het gesprokene door de geneeskundige leden van
den raad. Daarom vraagt hij, of er niet een abon
nement met den heelkundige der gemeente zou te
sluiten zijn zoodanigdat deze voor ieder onderzoek
eene vaste som zou ontvangen.
De heer dr. Van Benterg/iem is van oordeel, dat
het gemeentebestuur aan den heelkundige het onder
zoek kan gelasten, en hem dan kan honoreeren voor
iederen dienst, dien hij bewijst.
De Voorzitter wijst er op, dat by het vaststellen
der verordening op de buizen van ontucht de jaar
wedde van den heelkundige, met het onderzoek der
publieke vrouwen belast, is vastgesteld, en dat het
nu toch zijne eigenaardige bezwaren heeft, om de
jaarwedde intetrekken, dewijl zijne diensten in de
laatste maanden niet gevorderd werden.
De heer dr. Van Benterghem vraagt, waarom de
heelkundige moet beloond worden voor eeo beroep,
dat hij niet uitoefent.
Het voorstel van dr. CallenfeU, om den post van
100, voor het onderzoek der publieke vrouwen,
uittetrekken voor Memorie, wordt io omvraag gebracht
en verworpen met 6 stemmen.
Voor de heeren Kakeheeke, dr. Van Renterghem,
V. d. Hoek, Pilaar en dr. Callenfels tegen de hee
ren Quist, Massee, Den Boer, Oehtman, jhr. De
Marees van Swinderen en mr. De Jonge van El-
lemeet.
Bjj art, 6 derzelfde afdeeling, jaarwedde van den
klokkenist, heeft eene discussie plaats.
De heer mr. De Jonge van Ellemeet herinnert aan
het advies der fin. comm. op het adres van den heer
Ahrensmann om eervol ontslag als klokkenist en toe
kenning eener gratificatiehoe zij om den boogen
leeftijd van den titularis het betreurde niet voor in
williging van het laatste verzoek te kunnen zyn.
De titularis zal uu aftreden, en nu komt het Spr. een
geschikt tijdstip voor, om de jaarwedde te verminde
ren, of geheel te schrappen en eene andere regeling
iu het leven te roepen. Welke zijn de werkzaam
heden van den klokkenist? Ket carillon wordt twee
maal 's weeks bespeeld, en eens per jaar wordt het
spel verstoken. Het komt Spr. voor, dat eene be
looning van 100 daarvoor voldoende mag heeten.
Hij heeft information genomen en het is hem geble
ken dat er wel degelijk eeu liefhebber zou te vinden
zijn, die de werkzaamheden voor 100 wil verrichten.
Dit behoeft toch geen wetenschappelijk oDtwikkeid
rnensch te zijn, maar een man van de praetijk. Nu
de titularis met 1 Januari a. s. zal aftreden, stelt
hij voor, de jaarwedde met ƒ100 te verminderen.
De Voorzitter zegt, dat burg. en weth. ook over de
zaak nagedacht en haar tot een punt van overweging
gemaakt hebben. Over de vraag, of de ingezetenen er
prijs op stellen om het bespelen van het Carillon te be
houden, waren de stemmen verdeeld, maar allen wa
ren het eens daarover, dat als het spel met heel-, half-
en kwartuur ophoudt, de gemeente zou gaan gelijken
op Kattendijke of andere dorpen. Burg. en weth.
hebben nog geen vast plan gemaakt omtrent de wijze,
waarop het klokkenspel voortaan zal worden bediend en
stellen daarom voor den post aantenemen, maar dien te
beschouwen ais kredietpost.
De heer dr. CallenfeU verklaart het eens te zijn
met de fin. comm. Hg vindt, dat de uitgetrokken
belooning te hoog is voor de werkzaamheden, die
ervoor gevorderd worden. Als er nog eens een ge
heel uur moest gespeeld worden, maar het is du en
dan maar een gevalletje. Daarom zal hij voor de
vermindering van het bedrag zijn.
De Voorzitter vraagt of de leden zich kunnen ver
eenigen met het denkbeeld van burg. eu weth, om
dezen post te beschouwen als kredietpost, en een
nader voo'stel in te wachten omtrent de wgze van
het bespelen van het carillon.
Die vraag wordt toestemmend beantwoord en de
post onverantwoord goedgekeurd.
Bg art. 10, Jaarwedden der onderwijzers voor het
lager onderwijs, komen verschillende onderwerpen in
behandeling.
lo. Een voorstel vaD burg. en weth., luidende
a. de hulponderwijzers A. M. Hartman beeft bg
de najaarsexamens de akte van hoofdonderwijzeres
verkregen. Volgens de vigeerenda verordening ver
hoogt hare jaarwedde dientengevolge met ƒ50;
b. voorts zal voor het onderwijs in de handwer
ken aan de leerlingen der scholen B, C en D hoogst
waarschijnlijk eenige uitbreiding van het onderwijzend
personeel aan de naai- en breischool benoodigd zijn.
In afwachting van de regeling daarvan in overleg
met den distriets-schoolopziener achten wij het gera
den daarvoor voorloopig een post uittetrekken van
ISO.
'2o. Adressen van de onderwijzers en hoofdeu der
scholen om verhooging hunner jaarwedden, waarom
trent gelezen wordt het rapport der plaatselijke school
commissie.
Dit rapport behelst hoofdzakelijk het volgende
„Nog slechtB enkele jaren geleden werd de jaar
wedde der hoofdonderwijzers van 1000 op ƒ1100
gebracht, terwijl in de bezoldiging van 700 de on
derwijzers eene waardeering vinden voor de omstan
digheid, dat zij, met de bevoegdheid om dezen te
vervangen, het naast in rang volgen op de hoofd
onderwijzers.
„Bovendien moet niet uit het oog worden verlo
ren, dat zoowel de hoofdonderwijzers als de onder
wijzers steeds door de welwillende beschikking der
bevoegde macht in de gelegenheid gesteld worden
om, voor zoover dit geschieden kan zonder de be
langen van het openbaar lager onderwijs te schaden,
door privaatlessen, iu het geven van onderwijs aan
verschillende instellingen, als daar zijn rijks-nor
maallessen, cursus tot opleiding van hulp- tot hoofd
onderwijzers en burgeravondschool hunne inkom
sten niet onbelangrijk te verbeteren.
„Eene verhooging van de jaarwedden der hoofd
onderwijzers, of der onderwijzers, öf wel van beiden
zou, dunkt ons, de bestaande billijke verhouding ver
breken, en deze zou slechts te herstellen zijn door
eene algemeene verhooging der jaarwedden van het
ganBche onderwijzerspersoneel, een maatregel, waar
tegen ongetwijfeld groote bezwaren zouden bestaan."
De commissie concludeert dus tot afw ijzing van
de beide verzoeken.
Omtrent den post der begrooting, in verhand met
de adressen der ouderwijzers, rapporteert de fin. comm.
dat zij geen bezwaar heeft tegen de goedkeuring van
het bedrag, bjj de onzekerheid die nog bestaat om
trent de wijze, waarop ten onzent uitvoering zal wor
den gegeven aan de nieuwe wet op het lager onder
wijs. En daarop iaat zij volgen
Eveuwel willen wij de opmerking niet achterwege
laten, dat de toelagen aan de „kweekelingen" (bg de
nieuwe wet niet bekend) zullen moeten vervallen,
zoodra de nieuwe wet hare uilvoering erlangt door
de aanvulling van het onderwgzend personeel in den
zin dier wet. De personeD, die alsdan nog in functie
zullen blgven als helpsters bij de bewaarklasse van
de school A, zouden wij nu en ook dan iiever dien
titel willen gegeven hebben.
Wat eindelijk aangaat hst verzoek der vier onder
wijzers aan onze openbare lagere scholen, iu onze
handen gesteld, om tegelgkertgd met de begrootiDg
te worden behandeld, hebben wij de eer te berichten,
dat de meerderheid onzer commissie adviseert om
het traktement vau de hulponderwijzers met den rang
van onderwijzer te verhoogen met een bedrag van
100 voor ieder. Bedoelde meerderheid was met de
adressanten van oordeel, dat er werkeljjk eene wan
verhouding bestaat tusschen de som der inkomsten
van den hoofdonderwijzer en de jaarwedde van den
onderwijzer, en meent en vertrouwt, dat de bedoelde
verhooging als aanmoediging voor den onderwijzer
aan het onderwijs zelf ten goede zal komen.
De Voorzitter zegt, dat B. enW. zich ten aanzien
van de adressen om verhooging van jaarwedden ver
eenigen met de conclusie van het rapport der school
commissie en wat de opmerking der financiëele com
missie omtrent de kweekelingen betreft, moeten aan
voeren, dat volgens de nieuwe wet de kweekelingen
nog als werkkracht in de school gebezigd kunnen
worden tot 1 Januari 1886, terwjjl ook na dien ter-
mgn het aanstellen van kweekelingen, overeenkomstig
art. 8 der wet, wordt toegelaten.
(Wordt vervolgd.)
Goes. Snelpersdruk van F. Kleeuwens Zoon(