1880. N°. 130. Dinsdag 2 November 67sle Jaargang. De Fiuanciëele verhouding lussclien moederland en koloniën. Herhalingsschool. VEEMARKTEN. ÖFFICIEELË MEDEDEELDIGË.V. GOES, 1 November 1880. GOEStM Ot uitgave dezer Courant geschiedt Maisdag-, Wosmbdxg- en VwroaaavoSD uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten does, 1.76. Afzonderlijke sommen 6 ct. met bijblad 10 et. COURANT. Gewone advcrtentiëu worden a 10 ct. per regel geplaatst. Geboorte huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen ran 18 regels a ƒ,1. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 ct. By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend. Agenten voor het buitenland zijn: A. STEINER en HAASENSTEIN VOGLER, te Hamburg. In ons land vervoege men zich voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau van NIJGH VAN DITMAR en verder bij alle boekverkoopers en postdirecteuren. Slot. Dat ook voor Nederland het baden in de Indische revenuen zijne schaduwzijde had, blijkt nu die baten in de laatste jaren, tengevolge van den Aljeh-oorlog, hebben opgehouden. Thans wordt ten volle bewezen de juistheid der waar schuwing van de liberalen, sinds jaren gedaan, dat Nederland te veel steunde op die baten en te eeniger tijd in ongelegenheid zon geraken als zij, om welke redenen dan ook ophielden te vloeien. Die toestand is thans daar. Er is eene groote gaping lusschen de gewone inkomsten en uitgaven ontstaan, die niet door Indische overschotten kan gedekt worden; en wat ziet men nu gebeuren Dat de Nederlandsche wetgever huiverig schijnt om het volk nieuwenoodzakelijke lasten op te leggen. Eu de natie is zoo gewend geraakt zich in de Indische weelde te baden, dat, nu het werkelijk noodig is tot dekking der onvermijdelijke uit- gaven nieuwe belastingen in 'l leven te roepen, men nog meer geneigd schijnt de verwarring te doen voortduren, dan den Minister van finan ciën op den goeden weg bij te staan. Wel was men nog al heel spoedig te vinden om, tegelijk met de successiewet, een nieuwen last te leggen op de Indische maatschappij, die toch reeds zoo onder allerlei vormen bezwaard was. En toen men van daaruit adressen en betoogen zond tegen deze belasting, die reeds om haren aard en ha-e onvoorbereide invoering overwe gende bezwaren aaobood, toen werd in een of ficieel stuk (het koloniaal verslag vau 1879) in het bijzonder melding gemaakt vaD het be treurenswaardig verschijnsel, dat een deel der „Europeesche maatschappij zijne ontevredenheid „had aan den dag gelegd" en werd er geklaagd over „den min voegzamen toon van sommige „adressen." Alsof daarmêe het rechtvaardige der belasting werd bewezen Wij willen volstrekt niet alle toen door de Indische maatschappij gepleegde handelingen in bescherming nemenmaar dat er redenen tot ontevredenheid waren zal niemand kunnen ont kennen. Immers bij eene getrouwe voortzetting van de eenheid der financiën van moederland en koloniën had wel eens de vraag mogen rijzen of, nadat Indië zooveel aan 't moederland had geofferd, datze'fde moederland in een excepti- onneel tijdperk van nood niet verplicht ware geweest Indië bij te springen Dit zou vooral gepast hebben in het conser vatieve stelsel, hetwelk oordeelt, dat volgens het juiste beginsel van staatsrecht de schatkist van Nederland en Indië éeD zijn, en die dat stelsel het eenige ware noemt, waarvan Nederland niet straffeloos zal afwijken 1 Maar, werpen wij een sluier over 't verledene. Op restitutie vau Nederland aan Indië te hopen zou eene dwaasheid zijn Laten wij daarom het verleden als eene afgedane zaak beschouwen en het oog vestigen op het tegenwoordige. Men heeft reeds eenige malen voorgesteld om jaarlijks op de begrooting te brengen eene vaste bijdrage van Indië aan Nederland als vergoeding voor de sommen, die b. v. onder die uitgaven op de begrooting van marine, oorlog en koloniën voorkomen en ten behoeve van Indië geschieden. Het valt niet te ontkennendat er in een aantal posten der Staatsbegrooting uitgaven schuilen, waarbij het belang onzer Indische be zittingen betrokken, is, die door eene bijdrage uit Indië behooren te worden opgewogen. Wij kun nen daarom met zulk een maatregel vrede hebben, omdat wij er in de eerste plaats in meenen te zien eene aanleiding tot een ordelijk beheer en wij zouden wenschen, dat in dien geest eene regeling totstandkwam waardoor althans de grondslag tot eene vaste financiëele verhouding was gelegd. Wel mag het niet onopgemerkt blijven, dat de quaestie eener vaste bijdrage meer voor namelijk op den voorgrond is getreden, nu de baten hebben opgehouden, maar er zal wel weder een tijd komen, dat de Indische financiën in beteren staat verkeeren en dan zal zoo daar toe de ernstige wil bestaat en de bijdrage ge regeld is omtrent Indië veel kunnen worden goedgemaakt. De hoegrootheid der bijdrage kan verschil van gevoeleu opleveren. Reeds werden cijfers van acht, zes en vier millioen voorgesteld en weder ingetrokken. De tegen woordige Minister van koloniën heeft voorgesteld eene vaste bijdrage van twee millioen en eene wisselvallige tot een maximum van zes millioen. Dit voorstel komt ons, in strijd met i ele andere bladen, niet onaannemelijk voor; en als de bijdrage behandeld wordt zonder oogenblikkelijke indruk ken van nood aan dtze zijde, dan vertrouwen we, dat zij zoodanig zal worden vastgesteld, dat de Indische financien haar kunnen dragen, zonder voor andere behoeften dan van geheel buitenge wonen aard de toevlucht tot leening te moeten nemen. De verhouding tusschen Indië en Nederland wordt er althans door geregeld en noch zelfregeering van Indië, noch overbren ging van het begrootingsrecht naar ludië waar mede wij vooralsnog niet zouden ingenomen zijn is er het gevolg van. Wij weten het, dat we ten opzichte van de nu voorgestelde bijdrage in gevoelen verschillen met andere organen van ónze richting. Maar het is uit ons betoog genoeg gebleken, dat wij Indië niet meer willen bezwaren dan noodig is. En of nu al wordt gezegd; „er is geen. stelsel „in 't voorstel van den Minister; er zal zijn een „halve bijdrage en een half batig slotons dunkt, dat wanneer men niet quand même tegen eene bijdrage isde quaestie niet beheerscht wordt door den vorm, maar door het maximum, wat men vraagt. Is het voorgestelde maximum te hoog, de Kamer verlage hetmits er eene regeling kome. Een voordeel van het nieuwe voorstel is ongetwijfeld, dat het maximum niet behoeft uitgekeerd te wordeD, als cr geen daartoe voldoend overschot is, wat bij eene vas'e bij drage in eens wel het geval zou moeten zijn. Natuurlijk hangt echter, zóodra eene vaste bijdrage is aangenomen, alles af van de wijze waarop de begrooting voor Indië wordt inge richt en dë eventuëele overschotten, boven de vaste en wisselvallige bijdrage verkregen, zullen worden aangewend. Wij onderstellen, dat de overschotten dan onder de „middelen" op de Indische begrooting zullen komen en deze dus daarmede ten voordeele van Indië zal gebaat worden dat dan in alle Indische behoeften ruimschoots zal voorzien worden, in verband tot de dringende eischen des tijds en tot wel vaart en ontwikkeling van land en volk. Want behalve wat wij reeds in ons vorig no. hebben aangevoerd, ligt een lange lijst van voorzie ningen op afdoening te wachten. Immers ook niet alle bronnen van inkomst zijn zuiver. De gouvernements-koffiecultuur, op welker behoud wij prijs stellen omdat zij, in tegenoverstelling met de suikercultuur, gedreven wordt op gronden, die niet aan inlanders be hooren of buiten de verdeeling bij het commu naal grondbezit vallen, kan, zelfs met de be paling van art. 5 6 van het regeeringsreglement behouden blijven, mits, zoodra de middelen het toelaten, de koopprijs aan de inlanders bij de levering in de pakhuizen worde verhoogd, zoo danig dat die cultuur beter beloond worde dan nu. Wart, al behooren wij niet tot hen, die deze cultuur aan de vrije industrie zouden willen overlaten, ook omdat het ons voorkomt, dat de nu genoten inkomsten uit de koffie te dringend noodig zijn om in de behoeften van Indië zelf te voorzien, zoo zouden wij niettemin wenschen deze belasting in arbeiddeze heffing op de werkkracht van den inlander niet zoo hoog te houden als zij thans is. Als men den arbeid berekent, dien de inlander, met eigen ploegvee en eigen materieel, van de ontginning van den grond al tot op het tijdstip, waarop de koffie tuin ophoudt vrucht te geven,, verrichten moet, dan zou het niet moeielijk val'eu te bewijzen, dat hem die cultuur, welke hem s mis dagen achtereen van zijn dorp verwijderd houdt, slechts ongeveer 10 cent per icsr&dag oplevert. En als men weet, dat het gemiddeld dagloon van een inlander elders 40 cents bedraagt, dan mag zeker eene heffing van 30 cents op eiken dag werk, aan de koffie besteed, exorbitant hoog heeten. Omtrent, heerendiensten aan de hoo/den zijn wij niet zoo vijandig gestemd als anderen, mits eene behoorlijke verdeeling ervan plaats hebbe. Die diensten komen met het volkskarakter en met den adat zoodanig overeen, dat zij voor den inlander niet zulk een bezwaar opleveren, als sommigen meenen, terwijl het prestige der hoofden er zeer door verhoogd wordt. Boven dien zijn ook wij de meening toegedaan, dat bij afschaffing der diensten aan de hoofden, tegen een equivalent van hoogere bezoldiging voor dezen, het doel niet zou worden bereikt. Vooral in 't binneuland, waar 't Europeesch toezicht zeer gering is, zouden de hoofden, zoo zij die diensten al niet bleven eischen, zich deze zeer wel laten aanleunen. Maar bepaaldelijk keuren wij af het maken in onbetaalden heeren lienst van openbare werkenzooals nu nog vaak ge beurt, zelfs al geschieden die werken onder 't beheer van den Waterstaat. Niet zelden gebeurt het, dat daarvoor dagen achtereen de manne lijke bevolking eener dessa op verren afstand geprest wordt, en gedurende dien tijd niet alleen geene bezoldiging ontvangt, maar zelfs in eigen onderhoud moet voorzieu en onder eenig zeer primitief afdak bij hoopen bivouacqueeren moet. Hiervoor dieut in de eerste plaats geldelijke vergoeding gegeven te worden. Eindelijk ook behoort aau zuivering gedacht te worden, waar het geldt de inkomsten uit de verderfelijke opium genotendie den inlander verarmt en tot fanatismediefstal en moord aanzet. Wij zouden nog heel wat hierbij kuunen voe gen, maar wij zullen 't voovloopig bij deze be schouwingen laten. Men ziet heter is heel wat te doen, cr is veel goed te maken, wat te lang verzuimd is. Zoowel voor deu inlander als voor de Iudo-europeesche maatschappij is het noodig de handen aan het werk te slaan. Nu door de phase, waarin de oorlog met Atj di is getreden, de overschotten weder aan den horizon verschij nen, zal vermoedelijk de gelegenheid aanbreken om de vroegere tekortkomingen te herstellen. Moge meer en meer bij het Nederlandsche volk zoowel als bij den Nederlaudschen wetgever het bewustzijn ontwaken, dat er geen Indische nabob bestaat om de Nederlandsche maagd te onder houden, maar dat Nederland om het goed recht zijner overheersching van een onmondig volk te bewijzen, verplicht is, dat volk en het land, waarin het leeft op te heffen uit hun achterlijken toestand, ook om daardoor zekerder te zijn van de voordeden, die dat land opleveren kan. Het is 50jarengeleden.dat het kultuurstelsel werd ingevoerd en de inkomsten begonnen te vloeien. Moge niet weder na 50 jaren een tijd perk worden gesloten, waarvan de geschiedschrij ver van cfien tijd zou kunnen zeggen: en Nederland genoot nogmaals 600 millioen uit Indië zonder de belangen van dat land behoorlijk te hebben behartigd R. o BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen ter openbare kennis, dat de avondschool der School 3e klasse een aanvang zal nemen met 15 Nov. aanstaande, dagelijks,met uitzondering van den Zaterdag en den Zondag, van 5 tot 7 uren, en bestemd is voor volwassenen, althans voor dezulken, die minstens den leeftijd van 14 jaren hebben bereikt; alsmede dat in een der lokalen van het raadhuis op WOENSDAG 10 NOVEMBER a. s., DES MIDDAGS TE 12 UREN, tot het aannemen van leerlingen voor gemelde school zitting zal gehouden worden. Goes, 30 November 1880. Burgemeester en Wethouders voornoemd J. G. DE WITT HAMER. De Secretaris, HARTMAN BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES maken bij deze bekend, dat lederen Dinsdag behalve den eersten) in de maand JNo- vember aanstaandezijnde den 9, 16, 23 en 30 dier maand, binnen deze gemeente de gewone V EB- MARKT zal gehouden worden. Goes, den 30 October 1880. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. G. DE WITT HAMER. De Secretaris, HARTMAN. Bij Zr, Ms. besluit is de luit. ter zee 2e kl. L. G. Kakebeeke, op zijn daartoe gedaan verzoek, met den laat&ten October, eervol uit den zeedienst ontslagen Benoemdin het bestuur van den Kleinen Mo lenpolder tot dijkgraaf J. Sturm en tot plaatsverv. dijkgr. J Leunis Cz.tot lid van het bestuur der waterkeering van het calamiteus waterschap Nieuw- Bommenede F. C. Köhler; tot plaatsverv. dijkgr. van den Catspolder A. Markusse tot lid van het bestuur der waterkeering van het calamiteuse waterschap Waarde C. Dijl tot voorzitter van het waterschap Walcheren D. A. Dronkers; tot heemraad van het waterschap Schouwen J. Schalkwijk; tot lid van het bestuur der waterkeering van de calamiteuse Margaretha-, Kleine Huissens- en Eendragtspolders J. De Putter Lz.tot lid van het bestuur der waterkeering van het cala miteuse waterschap Stavenisse C. Steen-lijk Jr.tot ge zworen van het waterschap Groot en Klein Baarzande c. a. A. De Milliano; tot gezworen van het Moggora- hilpolder J. Van Putte; tot gezworen van het water schap Sint Annaland P. Kodde; tot lid van het bestuur der waterkeering van het calamiteuse waterschap Tien honderd en Zwarte J. De Hullu. Heden, 1 November, treedt de nieuwe wet op het lager ouderwijs in werking. Al behooren wjj lang niet tot hare vurige bewonderaars, wij verheugen ons toch erover dat zij heerschappij gaat voeren. Die heerschappij worde ten zegen van ons land De wet voldoe aan de verwachtingen van hen, die haar het aanzjjn schonken en verzoene door haar zegenrijke vruchten met zich de nu nog onverzoenlijken Te beginnen heden, Maandag den 1 No vember 1880, zal trein 35 op de Zeeuwsche lijn te Kruiningen stoppen voor het in- en uitlaten van reizigers. De trein vertrekt van Kruiningen te 11.35 voormiddags. (A'bl. v. B. o. Z) - De gemeenteraad van Middelburg heeft besloten op het verzoek van den heer D. De Leeuw, te Heemstede, om concessie voor eene duinwaterleiding, den adressant te kennen te geven, dat de raad niet genegen is tot het ver- leenen eenar voorloopige concessie, doch nader de voorwaarden wenscht te ontvangen, waarop door hem eene definitieve concessie wordt ver langd. Voorts is ingewilligd het verzoek van den heer J. L. Grüber, concessionaris 7an den stoomtramweg Middelburg—Vlissiugen, om ver lenging van den termijn van aanvang tot 1 April a. s. Alvorens te beslissen op zjjn ver zoek om cincessie vooreen stoomtram op Dom burg zal de adressant de voorwaarden moeten kenbaar maken, waarop hij die concessie wenscht te bekomen. Nog is besloten zich te wenden tot den Mi nister van Oorlog, met verzoek om terug te willen komen op zijne voordracht om Middel burg als garnizoensplaats op te heffen. Voorts zal door de gemeente eene geldleening worden gesloten van f 400,000 tegen eene rente van 4 pCt. De gemeentebegroting voor 1881 is vast gesteld in ontvang en uitgaaf op ƒ560,128,06V Naar het Vaderland verneemt, zal weldra onder nadere goedkeuring der wetgevende macht een uien w contract tusschen de regeering en

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1880 | | pagina 1